[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Bijgewerkt t/m nr. 29 (TweedeNvW 8 november 2011)

Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2011D36783, datum: 2011-11-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z02926:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 29 (TweedeNvW d.d. 8 november 2011)



32 640	Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in
verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op de
onderwijskwaliteit wenselijk is de regeling voor de onderwijstijd in het
voortgezet onderwijs te herzien, de regelingen voor de vaststelling van
vakanties in het primair onderwijs en in het voortgezet  onderwijs
eveneens te herzien en deze laatste tevens onderling te harmoniseren;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

	Artikel 15, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs komt te
luiden:

	2. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld
omtrent vakanties. Daarbij kunnen begin en eind van vakanties worden
vastgesteld die niet voor alle scholen gelijk behoeven te zijn.

ARTIKEL II. WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA

	Artikel 26, tweede lid, eerste volzin, van de Wet op de expertisecentra
wordt vervangen door: Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften
worden vastgesteld omtrent vakanties. Daarbij kunnen begin en eind van
vakanties worden vastgesteld die niet voor alle scholen gelijk behoeven
te zijn.

ARTIKEL III. WIJZIGING WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

	De Wet op het voortgezet onderwijs wordt gewijzigd als volgt:

A

	Na artikel 6e wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 6f. Onderwijstijd

	1. Een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma als
bedoeld in de artikelen 10, tweede lid, 10b, tweede lid, 10d, tweede
lid, 11c, eerste lid, en 12, vijfde lid, tweede volzin, omvat voor
iedere leerling in elk leerjaar ten minste 1000 uren, met dien verstande
dat het programma in het laatste leerjaar ten minste 700 uren omvat.

	2. Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens met betrekking
tot de toepassing van het eerste lid.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
voorschriften worden gegeven over de gegevens omtrent de invulling van
de uren en de in een onderwijsprogramma verzorgde activiteiten.

	4. Ten behoeve van het verrichten van andere taken dan het verzorgen
van onderwijs stelt het bevoegd gezag jaarlijks de data vast van ten
hoogste negen werkdagen waarop geen onderwijs behoeft te worden
verzorgd, waarvan ten hoogste zes werkdagen onmiddellijk aansluitend en
ten hoogste vijf werkdagen niet onmiddellijk aansluitend voor of na de
voor de school op grond van artikel 22, tweede lid, vastgestelde
zomervakantie.

B

	In de artikelen 10, 10b, en 10d vervalt in het tweede lid de tweede
volzin.

C

	In artikel 10f, lid 3a, wordt “In afwijking van artikel 11c, eerste
lid, onder b,” vervangen door “In afwijking van artikel 6f, eerste
lid,” en wordt “schooljaar” vervangen door: leerjaar.

D

	In artikel 11c, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

	1. Aan het slot van onderdeel a wordt toegevoegd: en.

	2. Onderdeel b vervalt.

	3. Onderdeel c wordt verletterd tot onderdeel b.

E

	In artikel 11f, onderdeel b, wordt: “ onderdelen a en c” vervangen
door: tweede volzin.

F

	In artikel 12, vijfde lid, wordt de tweede volzin vervangen door: Het
bevoegd gezag richt daarbij een in schooltijd verzorgd samenhangend
onderwijsprogramma in.

G

	Artikel 22, tweede lid, komt te luiden:

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften
worden vastgesteld omtrent vakanties en andere dagen waarop geen
onderwijs behoeft te worden  verzorgd. Bij ministeriële regeling kunnen
begin en eind van vakanties worden vastgesteld die niet voor alle
scholen gelijk behoeven te zijn.

H

	In artikel 24a, eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door:

	c.1˚. de wijze waarop een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel
6f, eerste lid, kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld, de vakanties
en andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd, alsmede wat het
beleid is ten aanzien van lesuitval,

	2˚. de inrichting van het onderwijsprogramma voor de eerste twee
leerjaren waarbij wordt aangegeven of sprake is van vakoverstijgende
programmaonderdelen en de inzet van het personeel daarbij,.

I

	In artikel 25 wordt “van de artikelen 7 tot en met 11f, 12 tot en met
15,” vervangen door:

van de artikelen 6f, 7 tot en met 11f, 12 tot en met 15,.

J

	In artikel 58, eerste lid, wordt “gegeven bij of krachtens de
artikelen 10,” vervangen door: gegeven bij of krachtens de artikelen
6f, 10,.

ARTIKEL IV. WIJZIGING WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN

	De Wet medezeggenschap op scholen wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 8, tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

	1. De punt aan het slot van onderdeel h wordt vervangen door een
puntkomma.

	2. Na onderdeel h wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:

	i. jaarlijks na afloop van het schooljaar doch uiterlijk 1 oktober
daaropvolgend gegevens over het aantal daadwerkelijk verzorgde uren van
een op de school verzorgd onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 6f
van de Wet op het voortgezet onderwijs.

B

	In artikel 10 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

	1. De punt aan het slot van onderdeel h wordt vervangen door een
puntkomma.

	2. Na onderdeel h wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:

	i. vaststelling of wijziging van de data, bedoeld in artikel 17 van het
Inrichtingsbesluit W.V.O en artikel 6f, vierde lid, van de Wet op het
voortgezet onderwijs..

C

	In artikel 12, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

	1. De punt aan het slot van onderdeel q wordt vervangen door een
puntkomma.

	2. Na onderdeel q wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:

	r. vaststelling of wijziging van de wijze waarop invulling wordt
gegeven aan de dagen, bedoeld in artikel 10, onderdeel i.

D

	Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na “onderwijstijd”
ingevoegd: indien het een bevoegd gezag betreft van een school voor
voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de
expertisecentra.

	2. Toegevoegd wordt een lid, luidend:

	4. Het bevoegd gezag van een school als bedoeld in de Wet op het
voortgezet onderwijs behoeft voorafgaand aan instemming met betrekking
tot de vaststelling van de gehele schoolgids als bedoeld in het eerste
lid, onderdeel a, afzonderlijk instemming van het deel van de
medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders en de leerlingen is
gekozen voor het in die schoolgids opgenomen onderdeel met betrekking
tot de jaarlijkse vaststelling van de kwantitatieve en kwalitatieve
invulling van een onderwijsprogramma alsmede voor het onderdeel met
betrekking tot het beleid ten aanzien van lesuitval als bedoeld in
artikel 24a, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, van de Wet op het
voortgezet onderwijs.

ARTIKEL IVA. WIJZIGING WET PRIMAIR ONDERWIJS BES

Artikel 20, tweede lid, van de Wet primair onderwijs BES komt te luiden:

2. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld
omtrent vakanties. Daarbij kunnen begin en eind van vakanties worden
vastgesteld die niet voor alle scholen gelijk behoeven te zijn.

ARTIKEL IVB. WIJZIGING WET VOORTGEZET ONDERWIJS BES

De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 12 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 12a. Onderwijstijd

1. Een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma als
bedoeld in de artikelen 16, tweede lid, 18, tweede lid, 29, tweede lid,
35, eerste lid, en 38, vijfde lid, tweede volzin, omvat voor iedere
leerling in elk leerjaar ten minste 1000 uren, met dien verstande dat
het programma in het laatste leerjaar ten minste 700 uren omvat.

2. Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens met betrekking tot
de toepassing van het eerste lid. 

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
voorschriften worden gegeven over de gegevens omtrent de invulling van
de uren en de in een onderwijsprogramma verzorgde activiteiten. 

4. Ten behoeve van het verrichten van andere taken dan het verzorgen van
onderwijs stelt het bevoegd gezag jaarlijks de data vast van ten hoogste
negen werkdagen waarop geen onderwijs behoeft te worden verzorgd,
waarvan ten hoogste zes werkdagen onmiddellijk aansluitend en ten
hoogste vijf werkdagen niet onmiddellijk aansluitend voor of na de voor
de school op grond van artikel 45, tweede lid, vastgestelde grote
vakantie.

B

In de artikelen 16, 18, en 29 vervalt in het tweede lid de tweede
volzin.

C

In artikel 31, vierde lid, wordt "In afwijking van artikel 35, eerste
lid, onder b," vervangen door "In afwijking van artikel 12a, eerste
lid," en wordt "schooljaar" vervangen door: leerjaar.

D

Artikel 35, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel a wordt toegevoegd: en.

2. Onderdeel b vervalt.

3. Onderdeel c wordt verletterd tot onderdeel b.

E

In artikel 37, onderdeel b, wordt "onderdelen a en c" vervangen door:
tweede volzin.

F

In artikel 38, vijfde lid, wordt de tweede volzin vervangen door: Het
bevoegd gezag richt daarbij een in schooltijd verzorgd samenhangend
onderwijsprogramma in. 

G

Artikel 45, tweede lid, komt te luiden:

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften
worden vastgesteld omtrent vakanties en andere dagen waarop geen
onderwijs behoeft te worden verzorgd. Bij ministeriële regeling kunnen
begin en eind van vakanties worden vastgesteld die niet voor alle
scholen gelijk behoeven te zijn.

 

H

In artikel 46 vervalt, onder het vervallen van de aanduiding  “1.”
voor het eerste lid, het tweede lid.

I

In artikel 51, eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door:

c. 1˚. de wijze waarop een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel
12a, eerste lid, kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld, de
vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd, alsmede
wat het beleid is ten aanzien van lesuitval, 

2˚. de inrichting van het onderwijsprogramma voor de eerste twee
leerjaren waarbij wordt aangegeven of sprake is van vakoverstijgende
programmaonderdelen en de inzet van het personeel daarbij,.

J

In artikel 61 wordt “van de artikelen 8 en 13 tot en met 41,”
vervangen door:

van de artikelen 8 en 12a tot en met 41,.

K

In artikel 114, eerste lid, wordt "gegeven bij of krachtens de artikelen
16," vervangen door: gegeven bij of krachtens de artikelen 12a, 16,.

ARTIKEL IVC. EERDERE INWERKINGTREDING MAATSCHAPPELIJKE STAGE

Indien het bij koninklijke boodschap van 9 oktober 2010 ingediende
voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet
onderwijs en de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van een
maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs (Kamerstukken II
2010/11, 32 531, nr. 2), tot wet is of wordt verheven, en artikel I van
die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk
op dezelfde datum in werking treedt als, de artikelen III en IV van deze
wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel III, onderdeel A, wordt in de aanhef “artikel 6e”
vervangen door: artikel 6f.

B

In artikel III, onderdelen A, C, I en J, en artikel IV, onderdelen A en
B, wordt “6f” telkens vervangen door: 6g.

C

Artikel III, onderdeel H, komt te luiden:

H

In artikel 24a, eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door:

c.1˚. de wijze waarop een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 6g,
eerste lid, kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld, de vakanties en
andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd, alsmede wat het
beleid is ten aanzien van lesuitval, 

2˚. de inrichting van het onderwijsprogramma voor de eerste twee
leerjaren waarbij wordt aangegeven of sprake is van vakoverstijgende
programmaonderdelen en de inzet van het personeel daarbij,

3˚. de invulling van de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6f.

ARTIKEL IVD. LATERE INWERKINGTREDING MAATSCHAPPELIJKE STAGE

Indien het bij koninklijke boodschap van 9 oktober 2010 ingediende
voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet
onderwijs en de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van een
maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs (Kamerstukken II
2010/11, 32 531, nr. 2), tot wet is of wordt verheven, en artikel I van
die wet later in werking treedt dan de artikelen III en IV van deze wet,
wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel B, wordt in de aanhef “artikel 6e” vervangen
door: artikel 6f.

B

In artikel I, onderdelen B, C, D en F, en artikel II, wordt “6f”
telkens vervangen door: 6g.

C

Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:

E

In artikel 24a, eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door:

c.1˚. de wijze waarop een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 6f,
eerste lid, kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld, de vakanties en
andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd, alsmede wat het
beleid is ten aanzien van lesuitval, 

2˚. de inrichting van het onderwijsprogramma voor de eerste twee
leerjaren waarbij wordt aangegeven of sprake is van vakoverstijgende
programmaonderdelen en de inzet van het personeel daarbij,

3˚. de invulling van de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6g.

ARTIKEL IVE. EERDERE INWERKINGTREDING VERSTERKING POSITIE LERAREN

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 mei 2010 ingediende voorstel
van wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet
op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet
educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek en de Wet medezeggenschap op scholen in
verband met de versterking van de positie van personeel dat is belast
met het geven van onderwijs (Kamerstukken II 2010/11, 32 396, nr. 2),
tot wet is of wordt verheven, en artikel VI van die wet eerder in
werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum
in werking treedt als, artikel IV, onderdeel C, van deze wet, komt
artikel IV, onderdeel C, van deze wet te luiden: 

C

Artikel 12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De punt aan het slot van onderdeel r wordt vervangen door een
puntkomma.

2. Na onderdeel r wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:

s. vaststelling of wijziging van de wijze waarop invulling wordt gegeven
aan de dagen, bedoeld in artikel 10, onderdeel i.

ARTIKEL IVF. LATERE INWERKINGTREDING VERSTERKING POSITIE LERAREN

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 mei 2010 ingediende voorstel
van wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet
op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet
educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek en de Wet medezeggenschap op scholen in
verband met de versterking van de positie van personeel dat is belast
met het geven van onderwijs (Kamerstukken II 2010/11, 32 396, nr. 2),
tot wet is of wordt verheven, en artikel VI van die wet later in werking
treedt dan artikel IV, onderdeel C, van deze wet, komt artikel VI van
die wet te luiden:

ARTIKEL VI

Artikel 12, eerste lid, van de Wet medezeggenschap op scholen wordt als
volgt gewijzigd:

1. De punt aan het slot van onderdeel r wordt vervangen door een
puntkomma. 

2. Na onderdeel r wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:

s. vaststelling of wijziging van een regeling voor het werkoverleg als
bedoeld in artikel 29a, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs,
artikel 29a, derde lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel
32b2, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL V. EVALUATIE

	Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt in
overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de
Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van
deze wet in de praktijk.

ARTIKEL VI. INWERKINGTREDING

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1