[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31571 Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met het invoeren van een verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten

Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met het invoeren van een verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten

Eindtekst

Nummer: 2011D36906, datum: 2011-06-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2008Z01504:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer. Zij heeft het

lid Thieme opgedragen het voorstel 

in die Kamer te verdedigen.

De Voorzitter,

28 juni 2011



Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren in verband met het invoeren van een verplichte
voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten PRIVATE  



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een
verplichte voorafgaande bedwelming bij het ritueel slachten in de wet op
te nemen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt als volgt gewijzigd:

	1. Artikel 44, derde lid, komt te luiden:

	3. Het slachten van dieren volgens de israëlitische of de islamitische
ritus is slechts toegestaan, indien de slachtdieren voorafgaand zijn
bedwelmd. Onze Minister verleent, op grond van bij algemene maatregel
van bestuur te stellen regels, op aanvraag, en voor een periode van niet
meer dan vijf jaar, ontheffing van het bepaalde in de vorige volzin,
mits op basis van onafhankelijk vastgesteld bewijs is aangetoond dat het
welzijn van de slachtdieren bij de slacht volgens één van de in de
vorige volzin genoemde ritussen niet in grotere mate wordt benadeeld dan
de mate van benadeling waarvan sprake is bij het slachten volgens het
bepaalde bij of krachtens het eerste en tweede lid.

	2. In artikel 44, achtste lid, wordt de zinsnede “zonder voorafgaande
bedwelming” vervangen door: , bedoeld in het derde lid,.

	3. Artikel 44, negende lid, komt te luiden:

	9. Bij algemene maatregel van bestuur worden in het belang van de
bescherming van het slachtdier, telkens voor een periode van vijf jaar,
regels gesteld omtrent het slachten volgens de israëlitische of de
islamitische ritus. Deze regels bevatten in elk geval voorschriften met
betrekking tot:

	a. de bij het slachten te volgen handelswijze;

     b. de wijze van bedwelming; 

	c. de procedure die wordt gevolgd voor de verlening van de ontheffing,
en

	d. de wijze waarop de aanvrager voldoet aan de in het derde lid
bedoelde bewijsplicht.

	4. Aan artikel 44 wordt na het tiende lid, een lid toegevoegd,
luidende:

	11. De voordracht voor een krachtens het derde of negende lid vast te
stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het
ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de
gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de
bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie te brengen.
Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers
der Staten-Generaal overgelegd.

	5. In artikel 110, eerste lid, wordt “44, eerste en negende lid”
vervangen door: 44, eerste lid.

ARTIKEL IA

		A. Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2008 ingediende
voorstel van wet houdende een integraal kader voor regels over gehouden
dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren) (Kamerstukken
II, 2008/09, 31 389) tot wet is of wordt verheven, en artikel 2.10 van
die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk
op dezelfde datum in werking treedt als, artikel I van deze wet, wordt
die wet met ingang van de datum waarop deze wet in werking treedt als
volgt te gewijzigd: 

		1. In artikel 2.10, vierde lid, komt de eerste volzin te luiden: Het
doden van dieren volgens de israëlitische of islamitische ritus is
slechts toegestaan, indien de slachtdieren voorafgaand zijn bedwelmd. 

		2. In artikel 2.10 wordt, onder vernummering van het vijfde lid tot
zesde lid, na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

		5. Onze Minister verleent, op grond van bij algemene maatregel van
bestuur te stellen regels, op aanvraag, en voor een periode van niet
meer dan vijf jaar, ontheffing van het bepaalde in het vierde lid, mits
op basis van onafhankelijk vastgesteld bewijs is aangetoond dat het
welzijn van het dier bij het doden volgens één van de in dat lid
genoemde ritussen niet in grotere mate wordt benadeeld dan de mate van
benadeling waarvan sprake is bij het doden volgens het bepaalde bij of
krachtens het eerste tot en met het derde lid. De algemene maatregel van
bestuur, bedoeld in de vorige volzin, wordt telkens voor een periode van
ten hoogste vijf jaar vastgesteld, en bevat in elk geval regels ten
aanzien van:

	a. de bij het slachten te volgens handelswijze; 

     b. de wijze van bedwelming; 

	c. de procedure die wordt gevolgd voor de verlening van de ontheffing,
en

	d. de wijze waarop de aanvrager voldoet aan de bewijsplicht.

	3. Aan artikel 2.10 wordt na het zesde lid (nieuw), een lid toegevoegd,
luidende:

	7. De voordracht voor een krachtens het vierde of vijfde lid vast te
stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het
ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de
gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de
bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie te brengen.
Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers
der Staten-Generaal overgelegd.

	4. In artikel 8.6, eerste lid, wordt “2.10, tweede, derde en vierde
lid,” vervangen door: 2.10, tweede, derde, vierde, en vijfde lid,.

	5. In artikel 10.10, wordt “2.10, eerste, derde en vierde lid,”
vervangen door: 2.10, eerste en derde lid,.

	B. Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2008 ingediende
voorstel van wet houdende een integraal kader voor regels over gehouden
dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren) (Kamerstukken
II, 2008/09, 31 389) tot wet is of wordt verheven, en artikel 2.10 van
die wet later in werking treedt dan artikel I van deze wet, wordt die
wet met ingang van de datum waarop die wet in werking treedt als volgt
gewijzigd: 

	1. In artikel 2.10, vierde lid, komt de eerste volzin te luiden: Het
doden van dieren volgens de israëlitische of islamitische ritus is
slechts toegestaan, indien de slachtdieren voorafgaand zijn bedwelmd. 

		

	2. In artikel 2.10 wordt, onder vernummering van het vijfde lid tot
zesde lid, na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

	5. Onze Minister verleent, op grond van bij algemene maatregel van
bestuur te stellen regels, op aanvraag, en voor een periode van niet
meer dan vijf jaar, ontheffing van het bepaalde in het vierde lid, mits
op basis van onafhankelijk vastgesteld bewijs is aangetoond dat het
welzijn van het dier bij het doden volgens één van de in dat lid
genoemde ritussen niet in grotere mate wordt benadeeld dan de mate van
benadeling waarvan sprake is bij het doden volgens het bepaalde bij of
krachtens het eerste tot en met het derde lid. De algemene maatregel van
bestuur, bedoeld in de vorige volzin, wordt telkens voor een periode van
ten hoogste vijf jaar vastgesteld, en bevat in elk geval regels ten
aanzien van:

	a. de bij het slachten te volgens handelswijze; 

     b. de wijze van bedwelming; 

	c. de procedure die wordt gevolgd voor de verlening van de ontheffing,
en

	d. de wijze waarop de aanvrager voldoet aan de bewijsplicht.

	3. Aan artikel 2.10 wordt na het zesde lid (nieuw), een lid toegevoegd,
luidende:

	7. De voordracht voor een krachtens het vierde of vijfde lid vast te
stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het
ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de
gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de
bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie te brengen.
Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers
der Staten-Generaal overgelegd.

	4. In artikel 8.6, eerste lid, wordt “2.10, tweede, derde en vierde
lid,” vervangen door: 2.10, tweede, derde, vierde, en vijfde lid,.

	5. In artikel 10.10, wordt “2.10, eerste, derde en vierde lid,”
vervangen door: 2.10, eerste en derde lid,.

ARTIKEL II

	

	Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de twaalfde
kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij
wordt geplaatst.

 

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, 

 PAGE    

 PAGE   4