[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

eindtekst

Vaststelling van overgangsrecht en wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de wet van 
 tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van de geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (Invoeringswet geluidproductieplafonds)

Eindtekst

Nummer: 2011D38673, datum: 2011-07-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z02268:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

30 juni 2011



Vaststelling van overgangsrecht en wijziging van diverse wetten ten
behoeve van de invoering van de wet van 
 tot wijziging van de Wet
milieubeheer in verband met de invoering van de geluidproductieplafonds
en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet
milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidbeleid,
geluidproductieplafonds) (Invoeringswet geluidproductieplafonds)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is, met het oog
op de invoering van een herzien hoofdstuk 11 in de Wet milieubeheer, de
Wet geluidhinder en enige andere wetten te wijzigen en te voorzien in
overgangsrecht;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet geluidhinder wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de alfabetische rangschikking worden de volgende
begripsomschrijvingen ingevoegd:

	geluidplafondkaart: kaart met daarop aangegeven de wegen en spoorwegen,
alsmede de geprojecteerde wegen en spoorwegen, waarop titel 11.3 van de
Wet milieubeheer en de daarop berustende bepalingen van toepassing zijn;

	hoofdweg: een weg waarvoor een verbinding is aangegeven op een kaart
van indicatieve en limitatieve hoofdwegverbindingen, die behoort tot een
structuurvisie als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet ruimtelijke
ordening;

	tracébesluit: tracébesluit als bedoeld in de Tracéwet;.

	2. De begripsomschrijving van “andere geluidsgevoelige gebouwen”
wordt vervangen door: ander geluidsgevoelig gebouw: bij algemene
maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw dat vanwege de
bestemming of het gebruik daarvan bijzondere bescherming tegen geluid
behoeft, niet zijnde een woning;.

	3. De begripsomschrijving van «geluidsgevoelige terreinen» wordt
vervangen door: geluidsgevoelig terrein: bij algemene maatregel van
bestuur als zodanig aangewezen terrein dat vanwege de bestemming of het
gebruik daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft;.

	4. De omschrijving van het begrip “spoorweg” wordt vervangen door:
spoorweg als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet;.

	5. De omschrijving van het begrip “weg” wordt vervangen door: voor
het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg of openstaand pad,
met inbegrip van de daarin liggende bruggen of duikers, alsmede een
spoorweg die niet is aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 106, of
de geluidplafondkaart;.

	6. Het begrip “wijziging van een spoorweg” en de omschrijving
daarvan vervallen.

	7. Het begrip “woonwagenstandplaats” en de omschrijving daarvan
vervallen.

B

	Artikel 1a vervalt.

C

	Artikel 1b wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. In afwijking van artikel 1 kan bij algemene maatregel van bestuur
worden bepaald dat bij de bepaling van de geluidsbelasting vanwege een
industrieterrein, vanwege een weg of vanwege een spoorweg, van de gevel
van bij de maatregel aangegeven categorieën van andere geluidsgevoelige
gebouwen, de waarde van de geluidsbelasting over de periode
19.00–23.00 uur (avond) of de periode 23.00–07.00 uur (nacht) buiten
beschouwing wordt gelaten voor zover genoemde gebouwen in de betrokken
periode niet overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen is de
geluidsbelasting Lnight vanwege een industrieterrein, vanwege een weg en
vanwege een spoorweg, niet van toepassing ten aanzien van de gevel van
bij algemene  maatregel van bestuur aangegeven categorieën van andere
geluidsgevoelige gebouwen, voor zover genoemde gebouwen in de betrokken
periode niet overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt.

	3. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde tot en met
zevende lid tot het vierde tot en met zesde lid.

	4. In het zesde lid (nieuw) wordt “zesde lid, onder c” vervangen
door: vijfde lid, onder c.

	5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	7. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat daarbij
aangegeven categorieën van gebouwen niet worden aangemerkt als woning
in de zin van deze wet.

Ca

	Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Artikel 67, derde lid, vervalt.

	2. Na het tweede lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

	3. Een geluidreductieplan wordt voorbereid met overeenkomstige
toepassing van de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
geregelde procedure, met dien verstande dat in afwijking van artikel
3:15 van de Algemene wet bestuursrecht, een ieder zienswijzen naar voren
kan brengen.

	4. Burgemeester en wethouders stellen een geluidreductieplan niet vast
dan nadat de gemeenteraad een ontwerp van het geluidreductieplan is
toegezonden en deze in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en
zienswijze ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.

D

	Het opschrift van afdeling 1 van hoofdstuk VI komt te luiden: Afdeling
1. Algemeen.

E

	Voor artikel 74 wordt in hoofdstuk VI een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 73

	Dit hoofdstuk is van toepassing op:

	a. de aanleg en reconstructie van wegen die niet zijn aangegeven op de
geluidplafondkaart;

	b. de sanering van de op grond van artikel 88, eerste lid, zoals dat
luidde voor 1 januari 2007, aan Onze Minister gemelde aanwezige
woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige
terreinen, voor zover die niet zijn gemeld vanwege de ondervonden
geluidsbelasting van wegen die zijn aangegeven op de geluidplafondkaart;

	c. de projectie van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en
geluidsgevoelige terreinen binnen de zones van wegen, bedoeld in artikel
74.

F

	Artikel 74 komt te luiden:

Artikel 74

	1. Een weg heeft een zone die zich uitstrekt vanaf de as van de weg tot
de volgende breedte aan weerszijden van de weg:

	a. in stedelijk gebied:

	1°. voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken of een of twee
sporen: 200 meter;

	2°. voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken of drie of
meer sporen: 350 meter;

	b. in buitenstedelijk gebied:

	1°. voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken of een of twee
sporen: 250 meter;

	2°. voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken of drie of
meer sporen: 400 meter;

	3°. voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter.

	2. Het eerste lid geldt niet met betrekking tot een weg:

	a. die gelegen is binnen een als woonerf aangeduid gebied, of

	b. waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

	3. Voor de toepassing van artikel 76 wordt, indien het een nog aan te
leggen weg als bedoeld in het eerste of derde lid van dat artikel
betreft, de daarbij behorende zone geacht aanwezig te zijn, zodra die
weg in een ontwerp-bestemmingsplan is opgenomen.

	4. De ruimte boven en onder de weg behoort tot de zone.

G

	In artikel 75, eerste lid, wordt na “buitenste rijstrook”
ingevoegd: of het buitenste spoor.

H

	In hoofdstuk VI vervalt afdeling 2A.

I

	In artikel 87j komt het tweede lid te luiden:

	2. Op de voorbereiding van een saneringsprogramma is  HYPERLINK
"http://www.google.com/url?q=http%3A%2F%2Fplaza.daxis.nl%2Fscripts%2Fcgi
1frnt.exe%3FCmdL%3D%26Drel%3D0%26Ut%3D10042%26Frm%3Db%26Dbname%3D*U%26Se
s%3D45996%26Dbname%3D*U%26Tref%3D01E8A9B6E9E567649B%23start&sa=D&sntz=1&
usg=AFQjCNHk5cKmrzTEa1hmBuMpdQrXhopvpg" afdeling  HYPERLINK
"http://www.google.com/url?q=http%3A%2F%2Fplaza.daxis.nl%2Fscripts%2Fcgi
1frnt.exe%3FCmdL%3D%26Drel%3D0%26Ut%3D10042%26Frm%3Db%26Dbname%3D*U%26Se
s%3D45996%26Dbname%3D*U%26Tref%3D01E8A9B6E9E567649B%23start&sa=D&sntz=1&
usg=AFQjCNHk5cKmrzTEa1hmBuMpdQrXhopvpg"  3.4  van de Algemene wet
bestuursrecht van toepassing.

J

	Artikel 89 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “krachtens het derde lid” vervangen
door: krachtens het tweede lid.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Met betrekking tot gevallen als bedoeld in het eerste lid worden bij
of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gegeven omtrent de
aard van de maatregelen die in aanmerking komen, en de omstandigheden
waaronder dit het geval is, alsmede omtrent de opzet en het tijdstip van
vaststelling van een programma.

K

	Artikel 98 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding “1.”
geplaatst.

	2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	2. In afwijking van het eerste lid, indien toepassing wordt gegeven aan
artikel 104a, eerste lid:

	a. zijn de artikelen 89 en 90, eerste lid, niet van toepassing, en

	b. worden in afwijking van artikel 90, tweede en vijfde lid, de in die
leden bedoelde maatregelen en ten hoogste toelaatbare waarden
vastgesteld als onderdeel van een tracébesluit, en blijft in het tweede
lid de zinsnede “na ontvangst van zodanig programma” buiten
toepassing.

	3. In afwijking van het eerste lid, indien toepassing wordt gegeven aan
artikel 104a, tweede of derde lid:

	a. zijn de artikelen 89 en 90, eerste lid, niet van toepassing, en

	b. worden in afwijking van artikel 90, tweede en vijfde lid, de in die
leden bedoelde maatregelen en ten hoogste toelaatbare waarden
vastgesteld als onderdeel van een wegaanpassingsbesluit als bedoeld in
artikel 5 van de Spoedwet wegverbreding, of geluidplan als bedoeld in
artikel 6, vijfde lid, van de Spoedwet wegverbreding, en blijft in het
tweede lid de zinsnede “na ontvangst van zodanig programma” buiten
toepassing.

L

	In hoofdstuk VI wordt na afdeling 6 een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 7. DE AANLEG OF WIJZIGING VAN EEN HOOFDWEG MET TOEPASSING VAN
DE TRACÉWET.

M

	Na artikel 104 wordt in afdeling 7 (nieuw) een artikel ingevoegd,
luidende:

Artikel 104a

	1. Indien de aanleg of wijziging van een hoofdweg waarop de Tracéwet
van toepassing is, leidt tot aanleg, reconstructie of wijziging van een
weg of spoorweg, en daartoe binnen het betrokken tracé een hogere
waarde vereist is voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting
vanwege die weg of spoorweg, zijn de artikelen 79 en 99, eerste lid,
niet van toepassing en wordt door Onze Minister:

	a. die hogere waarde, in afwijking van artikel 110a, eerste, tweede en
zevende lid, vastgesteld als onderdeel van het tracébesluit, en

	b. het akoestisch onderzoek, bedoeld in artikel 77, dan wel als
voorgeschreven op grond van artikel 107, ingesteld.

	2. Indien de uitvoering van een in de bijlage bij de Spoedwet
wegverbreding, onder A, opgenomen wegaanpassingsproject, leidt tot
aanleg, reconstructie of wijziging van een weg of spoorweg, en daartoe
binnen de grens van het gebied dat is begrepen in een
wegaanpassingsbesluit een hogere waarde vereist is voor de ten hoogste
toelaatbare geluidsbelasting vanwege die weg of spoorweg, zijn de
artikelen 79 en 99, eerste lid, niet van toepassing en wordt door Onze
Minister:

	a. die hogere waarde, in afwijking van artikel 110a, eerste, tweede en
zevende lid, vastgesteld als onderdeel van het wegaanpassingsbesluit, en

	b. het akoestisch onderzoek, bedoeld in artikel 77, dan wel als
voorgeschreven op grond van artikel 107, ingesteld.

	3. Indien een in de bijlage bij de Spoedwet wegverbreding, onder B,
opgenomen wegaanpassingsproject, leidt tot aanleg, reconstructie of
wijziging van een weg of spoorweg, en daartoe binnen de grens van het
gebied dat is begrepen in een geluidplan een hogere waarde vereist is
voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege die weg of
spoorweg, zijn de artikelen 79 en 99, eerste lid, niet van toepassing en
wordt door Onze Minister:

	a. die hogere waarde, in afwijking van artikel 110a, eerste, tweede en
zevende lid, vastgesteld als onderdeel van het geluidplan, en

	b. het akoestisch onderzoek, bedoeld in artikel 77, dan wel als
voorgeschreven op grond van artikel 107, ingesteld.

	4. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, wordt:

	a. in artikel 83, eerste lid, voor "53 dB" gelezen: 58 dB;

	b. in artikel 110a, zesde lid, in plaats van “geven burgemeester en
wethouders” gelezen “geeft Onze Minister” en wordt in plaats van
“naar hun oordeel” gelezen “naar zijn oordeel”;

	c. in artikel 110b, eerste lid, in plaats van “kunnen burgemeester en
wethouders” gelezen “kan Onze Minister”;

	d. in artikel 110b, tweede lid, in plaats van “kunnen gedeputeerde
staten” gelezen “kan Onze Minister”, en

	e. in artikel 111b in plaats van “treffen burgemeester en
wethouders” gelezen “treft de beheerder”.

	5. Bij de toepassing van het eerste tot en met derde lid neemt het
bevoegd gezag een maatregel gericht op het terugbrengen van de verwachte
geluidsbelasting van de gevel van woningen of andere geluidsgevoelige
gebouwen, niet in aanmerking, indien het treffen daarvan:

	a. financieel niet doelmatig is met betrekking tot het beperken van de
geluidsbelasting, dan wel

	b. stuit op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige,
verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard.

	Onze Minister stelt regels voor de toepassing van het criterium,
bedoeld onder a.

N

	Artikel 105 komt te luiden:

Artikel 105

	In het belang van het voorkomen of beperken van geluid- of
trillinghinder, veroorzaakt door het gebruik van een spoorweg, kunnen
bij of krachtens algemene maatregel van bestuur eisen worden gesteld met
betrekking tot aard, samenstelling, wijze van aanleg of gebruik van de
spoorweginfrastructuur.

O

	In hoofdstuk VII vervalt afdeling 2.

P

	Voor artikel 107 wordt in afdeling 3 van hoofdstuk VII een artikel
ingevoegd, luidende:

Artikel 106

	1. Deze afdeling is van toepassing op:

	a. de aanleg en wijziging van spoorwegen die daartoe zijn aangegeven op
een kaart;

	b. de sanering van bij algemene maatregel van bestuur aangegeven
woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen
vanwege de ondervonden geluidsbelasting van spoorwegen die zijn
aangegeven op de kaart;

	c. de projectie van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en
geluidsgevoelige terreinen binnen de zones van spoorwegen die zijn
aangegeven op de kaart, bedoeld in het eerste lid, of op de
geluidplafondkaart.

	2. De kaart, bedoeld in het eerste lid, wordt door Onze Minister
vastgesteld.

Q

	In artikel 107 vervalt de zinsnede: “voor gevallen waarin geen
toepassing wordt gegeven aan hoofdstuk VI, afdeling 2A, of hoofdstuk
VII, afdeling 2,”.

R

	Artikel 110d wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Het eerste lid is niet van toepassing met betrekking tot de
vaststelling van de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg die is
aangegeven op de geluidplafondkaart.

S

	Artikel 110f, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel b komt te luiden:

	b. Afdeling 2, 3 en 4 van hoofdstuk VI,.

	2. De zinsnede “geluidszones als bedoeld in de artikelen 40, 52, 74,
106b en 108” wordt vervangen door: geluidszones als bedoeld in de
artikelen 40, 52, 74 en 108.

T

	In hoofdstuk VIIIb wordt onder vernummering van artikel 111 tot artikel
111b een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 111

	Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de binnenwaarden van aanwezige
of in aanbouw zijnde woningen en gebouwen in zones van wegen of
spoorwegen die zijn aangegeven op de geluidplafondkaart, voor zover het
betreft de geluidsbelasting vanwege die wegen of spoorwegen.

U

	Artikel 111a vervalt.

V

	Hoofdstuk IX vervalt.

W

	Artikel 127a vervalt.

ARTIKEL II

	Indien het bij koninklijke boodschap van 7 december 2009 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de
invoering van geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk
IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering
instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (Kamerstukken II
2009/2010, 32 252, nr. 2) tot wet wordt verheven, worden in artikel I
van die wet de volgende wijzigingen aangebracht:

A

	Artikel 11.1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. De begripsomschrijvingen van de begrippen “Onze Ministers” en
“projectbesluit” vervallen.

	b. In de alfabetische rangschikking worden de volgende
begripsomschrijvingen ingevoegd:

	beheersverordening: verordening als bedoeld in artikel 3.38, eerste
lid, van de Wet ruimtelijke ordening;

	geluidplan: plan als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van de Spoedwet
wegverbreding;

	saneringsmaatregel: geluidbeperkende maatregel dan wel een andere als
zodanig aangewezen maatregel;

	saneringsobject: object als bedoeld in artikel 11.57;

	woonwagenstandplaats: standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onder e, van de Huisvestingswet.

	c. De begripsomschrijving van “geprojecteerde weg of spoorweg” komt
te luiden:

	geprojecteerde weg of spoorweg: nog niet aangelegde weg of spoorweg, in
de aanleg waarvan wordt voorzien door een geldend bestemmingsplan, of
tracébesluit, dan wel een omgevingsvergunning waarbij met toepassing
van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken;.

	d. De begripsomschrijving van “tracĂ©besluit” komt te luiden:

	tracébesluit: tracébesluit als bedoeld in de Tracéwet.

	e. De punt aan het slot van de begripsomschrijving van “weg” wordt
vervangen door een puntkomma.

	2. Het tweede lid, onder b, komt te luiden:

	b. geluidsgevoelig object: nog niet aanwezig geluidsgevoelig object
waarvoor een geldend bestemmingsplan verlening van een
omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1,
eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
toelaat, ongeacht of deze vergunning reeds is afgegeven, dan wel
waarvoor een zodanige omgevingsvergunning met afwijking van het
bestemmingsplan is afgegeven;.

B

	In artikel 11.3, derde lid, wordt “Onze Ministers evalueren”
vervangen door: Onze Minister evalueert.

C

	In artikel 11.6, eerste lid, wordt “Onze Minister van Verkeer en
Waterstaat” vervangen door: Onze Minister.

D

	Artikel 11.7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “Onze Minister van Verkeer en
Waterstaat” vervangen door: Onze Minister.

	2. In het tweede lid wordt “Onze Minister, Onze Minister van Verkeer
en Waterstaat” vervangen door: Onze Minister.

E

	In artikel 11.8, tweede lid, wordt “Onze Minister in overeenstemming
met Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Defensie”
vervangen door: Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van
Defensie.

F

	Artikel 11.9 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “Onze Minister van Verkeer en
Waterstaat,” vervangen door: Onze Minister,.

	2. In het derde lid vervalt “Onze Minister van Verkeer en
Waterstaat,”.

G

	Artikel 11.11 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “Onze Ministers stellen” vervangen door:
Onze Minister stelt.

	2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het vijfde lid, onder
c, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

	d. De planning van de sanering voor de eerstvolgende vijf jaar.

H

	Artikel 11.16, eerste lid, wordt “Onze Minister van Verkeer en
Waterstaat” vervangen door: Onze Minister.

I

	In artikel 11.19 worden na het tweede lid twee leden toegevoegd,
luidende:

	3. In bijzondere gevallen bevinden de referentiepunten zich langs een
samenstel van wegen of geprojecteerde wegen dan wel langs een samenstel
van spoorwegen of geprojecteerde spoorwegen. Voor de toepassing van
titel 11.3 wordt onder weg of spoorweg dan wel geprojecteerde weg of
geprojecteerde spoorweg een dergelijk samenstel van al dan niet
geprojecteerde wegen of spoorwegen begrepen.

	4. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder een
geluidproductieplafond als bedoeld in het tweede lid, onder a of b, mede
begrepen een geluidproductieplafond dat is opgenomen in een
tracébesluit, een wegaanpassingsbesluit als bedoeld in artikel 5 van de
Spoedwet wegverbreding, of een geluidplan.

J

	Artikel 11.22 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De beheerder zendt voor 1 oktober van het kalenderjaar, volgend op
het eerste kalenderjaar waarin dit hoofdstuk het gehele jaar van
toepassing is, en vervolgens elk kalenderjaar voor 1 oktober, aan Onze
Minister een verslag met betrekking tot de naleving van de
geluidproductieplafonds in het voorafgaande kalenderjaar.

	2. In het tweede lid wordt “vergezeld van de bevindingen van Onze
Ministers” vervangen door: vergezeld van zijn bevindingen.

	3. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Onze Minister stelt nadere regels omtrent de wijze waarop de
geluidproductie, bedoeld in het vierde lid, wordt berekend.

K

	Artikel 11.23 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onder b, wordt voor “geluidproductie”
ingevoegd: berekende.

	2. In het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel b door “, en” een onderdeel ingevoegd, luidende:

	c. er langs die spoorweg geen overdrachtsmaatregelen aanwezig zijn.

	3. In het derde lid wordt “artikel 11.28, vijfde lid” vervangen
door: artikel 11.28, vierde lid.

L

	In artikel 11.24 wordt onder vernummering van het zesde lid tot zevende
lid een lid ingevoegd, luidende:

	6. Onze Minister doet mededeling van de ontheffing in de Staatscourant.
De mededeling bevat ten minste de kalenderjaren waarvoor de ontheffing
geldt, alsmede een geografische omschrijving van het baanvak of wegvak
waarop de ontheffing betrekking heeft.

M

	Artikel 11.25 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid, onderdeel d, subonderdeel 1, komt te luiden:

	1°. de mededeling, bedoeld in artikel 11.36 en artikel 11.63, derde
lid;.

	2. Het vierde tot en met zesde lid worden vernummerd tot het zesde tot
en met achtste lid.

	3. Na het derde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

	4. In het geluidregister wordt geregistreerd voor welke wegen en
spoorwegen een saneringsplan is vastgesteld.

	5. Indien de werking van een besluit tot verlaging van het
geluidproductieplafond is opgeschort op grond van artikel 11.63, derde
lid, bevat het geluidregister in afwijking van het derde lid de
brongegevens met betrekking tot het geluidproductieplafond opgenomen in
dat besluit.

N

	Artikel 11.26 vervalt.

O

	In artikel 11.27, eerste lid, wordt “Het bevoegd gezag” vervangen
door: Onze Minister.

P

	Artikel 11.28 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Onze Minister kan een geluidproductieplafond wijzigen. Ingeval een
ambtshalve wijziging geen deel uitmaakt van een tracébesluit, een
wegaanpassingsbesluit als bedoeld in artikel 5 van de Spoedwet
wegverbreding, of een geluidplan, zijn de artikelen 11.29 en 11.30 niet
van toepassing.

	2. Het vierde lid vervalt.

	3. Het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid.

	4. In het vierde lid (nieuw) wordt “Het bevoegd gezag” vervangen
door: Onze Minister.

	5. In het vijfde lid (nieuw) wordt “het vijfde lid” vervangen door:
het vierde lid.

Q

	In artikel 11.29 wordt “het bevoegd gezag” telkens vervangen door:
Onze Minister.

R

	In artikel 11.30 wordt “het bevoegd gezag” telkens vervangen door:
Onze Minister.

S

	In artikel 11.34 wordt “Onze Ministers en binnen de gestelde termijn,
alle inlichtingen en gegevens die zij redelijkerwijs nodig hebben”
vervangen door: Onze Minister en binnen de gestelde termijn, alle
inlichtingen en gegevens die hij redelijkerwijs nodig heeft.

T

	Artikel 11.36 komt te luiden:

Artikel 11.36

	In een besluit tot verlaging van een geluidproductieplafond, waarin
overeenkomstig artikel 11.35 maatregelen zijn aangegeven, wordt bepaald
dat de werking van het besluit in afwijking van artikel 20.3 wordt
opgeschort totdat Onze Minister heeft medegedeeld dat de maatregelen ten
genoegen van Onze Minister zijn getroffen. Deze mededeling geschiedt op
dezelfde wijze als waarop van het besluit is kennisgegeven.

U

	Artikel 11.41 komt te luiden:

Artikel 11.41

	Bij vaststelling of wijziging van een geluidproductieplafond wordt de
geluidproductie vanwege een spoorwegemplacement als bedoeld in het
Besluit omgevingsrecht, bijlage I, onderdeel C, categorie 14.1, alleen
betrokken voor zover op die geluidproductie de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht en hoofdstuk 8 niet van toepassing zijn.

V

	Artikel 11.42 komt te luiden:

Artikel 11.42

	1. Het tweede tot en met vijfde lid zijn van toepassing indien een
verzoek tot wijziging van een geluidproductieplafond betrekking heeft op
een weg of spoorweg waarvoor de beheerder op grond van artikel 11.56,
eerste lid, een verzoek tot vaststelling van een saneringsplan moet
doen, en er voor deze weg nog niet eerder een saneringsplan is
vastgesteld.

	2. In afwijking van artikel 11.30, tweede lid, wordt het
geluidproductieplafond op een zodanige waarde vastgesteld dat op
saneringsobjecten de geluidsbelasting vanwege de weg of spoorweg niet
hoger is dan de streefwaarde, bedoeld in artikel 11.59, eerste lid, dan
wel de overeenkomstig artikel 11.59, tweede lid, gereduceerde
geluidsbelasting.

	3. Artikel 11.30, derde tot en met zevende lid, is voor een
saneringsobject van toepassing, met dien verstande dat:

	a. in het vierde en vijfde lid van dat artikel in plaats van “het
eerste of tweede lid” wordt gelezen: het tweede lid van artikel 11.42;

	b. het zesde lid slechts van toepassing is indien toepassing van het
vierde of vijfde lid ertoe leidt dat de geluidsbelasting bij volledige
benutting van het gewijzigde geluidproductieplafond hoger is dan de
geluidsbelasting die de betrokken geluidsgevoelige objecten vanwege de
weg of spoorweg ondervinden bij volledige benutting van het geldende
geluidproductieplafond.

	4. Voor saneringsobjecten zijn de artikelen 11.64 en 11.65 van
overeenkomstige toepassing en is artikel 11.38 niet van toepassing.

	5. In afwijking van artikel 11.64, derde lid, worden de geluidwerende
maatregelen, bedoeld in artikel 11.64, eerste lid en tweede lid,
getroffen uiterlijk twee jaar na het onherroepelijk worden van het
besluit tot wijziging van het geluidproductieplafond.

W

	Artikel 11.43 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Voor zover de in artikel 11.35 bedoelde maatregelen en het
bestemmingsplan, of de beheersverordening niet met elkaar in
overeenstemming zijn, geldt het besluit tot vaststelling of wijziging
van het geluidproductieplafond voor de uitvoering van de daarin
opgenomen maatregelen als een omgevingsvergunning waarbij met toepassing
van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de
beheersverordening wordt afgeweken.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. Voor zover een bestemmingsplan of een ander besluit een
omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel
2.1, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
vereist, geldt zodanige eis niet voor de uitvoering van de in het eerste
lid bedoelde maatregelen.

X

	Artikel 11.45 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid wordt na de zinsnede “waarvan de heersende
geluidproductie op referentiepunten lager is dan 50,5 dB” ingevoegd: ,
en waarlangs geen geluidbeperkende maatregelen aanwezig zijn.

	2. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. Een vrijstelling van artikel 11.20 geldt
voor geluidproductieplafonds die op grond van het tweede lid zijn
bepaald met inachtneming van het effect van nog te treffen maatregelen.
De vrijstelling geldt tot het moment waarop de maatregelen zijn
uitgevoerd, of uiterlijk tot het moment waarop de maatregelen moeten
zijn uitgevoerd ingevolge het besluit op grond waarvan zij moeten worden
getroffen.

Y

	In artikel 11.46, eerste lid, wordt “de heersende geluidproductie,
als bedoeld” vervangen door: de geluidproductie, bedoeld.

Z

	In artikel 11.48, derde lid, wordt “Onze Ministers overwegen”
vervangen door: Onze Minister overweegt.

AA

	In artikel 11.49 wordt “Onze Ministers kunnen” telkens vervangen
door: Onze Minister kan.

BB

	Artikel 11.50 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. In de aanhef wordt “bevorderen Onze Ministers” vervangen door: 
bevordert Onze Minister.

	b. In onderdeel a wordt “het benutten van hun wettelijke
bevoegdheden” vervangen door: het benutten van zijn wettelijke
bevoegdheden.

	2. In het vierde lid wordt “bevorderen Onze Ministers” vervangen
door: bevordert Onze Minister.

CC

	Artikel 11.51 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “kennen Onze Ministers hem” vervangen
door: kent Onze Minister hem.

	2. In het tweede lid wordt “Onze Ministers” vervangen door: Onze
Minister.

DD

	Artikel 11.52, eerste lid, komt te luiden:

	1. De voorbereiding en het nemen van een overschrijdingsbesluit vinden
gelijktijdig plaats met de voorbereiding en het nemen van het besluit
tot wijziging van een geluidproductieplafond.

EE

	In artikel 11.54, eerste lid, wordt “Onze Ministers kunnen”
vervangen door: Onze Minister kan.

FF

	Afdeling 11.3.6 wordt vernummerd tot afdeling 11.3.7.

GG

	Artikel 11.56 wordt vernummerd tot artikel 11.66.

HH

	In artikel 11.66 (nieuw) wordt “Onze Ministers” vervangen door:
Onze Minister.

II

	Na afdeling 11.3.5 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 11.3.6 SANERING

Artikel 11.56

	1. De beheerder van een weg of spoorweg waarvoor de
geluidproductieplafonds tot stand zijn gekomen met toepassing van
artikel 11.45, eerste lid, doet uiterlijk 31 december 2020 een verzoek
aan Onze Minister tot vaststelling van een saneringsplan.

	2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een weg of
spoorweg waarvoor de geluidproductieplafonds tot stand zijn gekomen met
toepassing van artikel 11.45, tweede lid, voor zover dit is aangegeven
bij algemene maatregel van bestuur.

	3. Bij het verzoek worden ten minste overgelegd:

	a. een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting die vanwege de weg
of spoorweg bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds wordt
ondervonden door saneringsobjecten;

	b. het mede op basis van het akoestisch onderzoek opgesteld voorstel
voor een saneringsplan;

	c. een planning voor de uitvoering van het saneringsplan;

	d. een voorstel voor de saneringsmaatregelen, bedoeld in artikel 11.59.

	4. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld
omtrent de gegevens die bij het verzoek worden overgelegd.

	5. Op het akoestisch onderzoek is artikel 11.33, tweede en zesde lid,
van overeenkomstige toepassing.

	6. Dit artikel is niet van toepassing op wegen en spoorwegen met
betrekking waartoe toepassing is gegeven aan artikel 11.42.

Artikel 11.57

	Saneringsobjecten zijn objecten die vallen onder een of meer van de
volgende categorieën:

	a. woningen en andere geluidsgevoelige objecten langs wegen en
spoorwegen die op de geluidplafondkaart zijn aangegeven, die op grond
van artikel 88 van de Wet geluidhinder, zoals dat luidde voor 1 januari
2007, of artikel 4.17 van het Besluit geluidhinder bij Onze Minister
tijdig zijn gemeld, voor zover deze nog niet zijn gesaneerd, en de
geluidsbelasting bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds
hoger is dan 60 dB als het een weg betreft of 65 dB als het een spoorweg
betreft,

	b. woningen alsmede in een bestemmingsplan opgenomen ligplaatsen voor
woonschepen en standplaatsen voor woonwagens, waarvan de
geluidsbelasting vanwege een in artikel 11.56 bedoelde weg of spoorweg
bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds hoger is dan 65
dB als het een weg betreft of 70 dB als het een spoorweg betreft,

	c. woningen alsmede in een bestemmingsplan opgenomen ligplaatsen voor
woonschepen en standplaatsen voor woonwagens, waarvan de
geluidsbelasting vanwege bij algemene maatregel van bestuur genoemde
delen van wegen of spoorwegen bij volledige benutting van de
geluidproductieplafonds hoger is dan 55 dB als het een weg betreft of 60
dB als het een spoorweg betreft.

Artikel 11.58

	1. Een saneringsplan kan betrekking hebben op een of meer delen van
wegen of spoorwegen.

	2. Voor een deel van een weg of spoorweg wordt slechts eenmaal een
saneringsplan vastgesteld.

Artikel 11.59

	1. Een saneringsplan bevat voor saneringsobjecten de maatregelen die
met toepassing van artikel 11.29 in aanmerking zijn genomen om de
geluidsbelasting vanwege de desbetreffende weg of spoorweg bij volledige
benutting van de geluidproductieplafonds op de gevel van de
saneringsobjecten te beperken tot de streefwaarde van 60 dB als het een
weg betreft of 65 dB als het een spoorweg betreft.

	2. In afwijking van het eerste lid bevat een saneringsplan de
maatregelen die met toepassing van artikel 11.29 in aanmerking zijn
genomen om de geluidsbelasting vanwege de desbetreffende weg of spoorweg
op de gevel van de saneringsobjecten die voldoen aan artikel 11.57,
eerste lid, onder c, met minimaal 5 dB te reduceren, tenzij toepassing
van het eerste lid leidt tot een lagere geluidsbelasting.

	3. Een saneringsplan kan voor saneringsobjecten voorts andere in
aanmerking komende saneringsmaatregelen bevatten.

Artikel 11.60

	1. Een saneringsplan wordt vastgesteld door Onze Minister.

	2. Op de voorbereiding van de vaststelling van een saneringplan is
afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige
toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door eenieder.

	3. Bij zijn beslissing geeft Onze Minister aan binnen hoeveel tijd na
het onherroepelijk worden van het saneringsplan, de saneringsmaatregelen
uit het saneringsplan getroffen moeten zijn.

	4. Artikel 11.37 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11.61

	In bijzondere gevallen kan Onze Minister het saneringsplan of de
termijn waarbinnen de saneringsmaatregelen uit het saneringsplan
getroffen moeten zijn, wijzigen.

Artikel 11.62

	1. Voor zover de in een vastgesteld saneringsplan opgenomen
saneringsmaatregelen en het bestemmingsplan of de beheersverordening
niet met elkaar in overeenstemming zijn, geldt het besluit tot
vaststelling van het saneringsplan voor de uitvoering van de daarin
opgenomen saneringsmaatregelen als een omgevingsvergunning waarbij met
toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de
beheersverordening wordt afgeweken.

	2. Artikel 11.43, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige
toepassing.

Artikel 11.63

	1. Indien de saneringsmaatregelen, bedoeld in artikel 11.59, eerste of
tweede lid, leiden tot een verlaging van de geluidsbelasting van de
saneringsobjecten, doet de beheerder gelijktijdig met het verzoek,
bedoeld in artikel 11.56, eerste lid, een verzoek tot een verlaging van
de betrokken geluidproductieplafonds overeenkomstig het geluideffect van
die maatregelen.

	2. De voorbereiding, het nemen en het ter inzage leggen van een
wijziging van een geluidproductieplafond als bedoeld in het eerste lid
vinden gelijktijdig plaats met de voorbereiding, het vaststellen en het
ter inzage leggen van het saneringsplan waarop die wijziging betrekking
heeft.

	3. In afwijking van artikel 11.36 wordt in het besluit tot verlaging
bepaald dat de werking van het besluit wordt opgeschort tot het eerste
van de volgende tijdstippen:

	a. het tijdstip waarop Onze Minister heeft medegedeeld dat de ingevolge
het saneringsplan te treffen maatregelen ten genoegen van het bevoegd
gezag zijn getroffen, of

	b. het tijdstip met ingang waarvan de maatregelen ingevolge artikel
11.60, derde lid, eventueel verlengd overeenkomstig artikel 11.61,
getroffen moeten zijn.

	4. In afwijking van het derde lid heeft een verzoek tot wijziging van
een betrokken geluidproductieplafond dat wordt gedaan tussen het besluit
tot verlaging, bedoeld in het tweede lid, en het tijdstip waarop de
laatstgenoemde verlaging gaat werken, betrekking op de waarde van het
geluidproductieplafond na het gaan werken van deze verlaging.

	5. Op het besluit tot verlaging van het geluidproductieplafond zijn de
artikelen 11.29, 11.30, 11.33, 11.35 en 11.38 niet van toepassing.

	6. De mededeling, bedoeld in het derde lid, onder a, geschiedt op
dezelfde wijze als waarop is kennisgegeven van het besluit.

	7. Voor de mogelijkheid van beroep worden als Ă©Ă©n besluit aangemerkt
een wijziging van een geluidproductieplafond als bedoeld in het eerste
lid en het vaststellen van het saneringsplan waarop die wijziging
betrekking heeft.

	8. Indien het saneringsplan wordt vernietigd, vervalt het besluit tot
wijziging van het geluidproductieplafond van rechtswege.

Artikel 11.64

	1. Indien bij volledige benutting van het op grond van artikel 11.63
gewijzigde geluidproductieplafond de geluidsbelasting van een
saneringsobject hoger is dan de in artikel 11.59, eerste lid, genoemde
streefwaarde, en de binnenwaarde wordt overschreden, treft de beheerder
geluidwerende maatregelen.

	2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien geen
maatregelen in aanmerking komen om de geluidsbelasting van een
saneringsobject te beperken tot de in artikel 11.59, eerste lid,
genoemde streefwaarde, en de binnenwaarde wordt overschreden.

	3. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, strekt ertoe dat
uiterlijk 31 december 2021 de geluidsbelasting binnen de
geluidsgevoelige ruimten van het betreffende saneringsobject wordt
teruggebracht tot een waarde die ten minste 3 dB is gelegen onder de
binnenwaarde.

	4. Onze Minister kan op verzoek van de beheerder een andere termijn
vaststellen waarbinnen de maatregelen worden getroffen.

	5. Artikel 11.39 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11.65

	1. Op saneringsobjecten waarop de geluidsbelasting, vanwege de weg of
spoorweg, bij volledige benutting van het op grond van artikel 11.63
gewijzigde geluidproductieplafond, de maximale waarde overschrijdt, zijn
het tweede en derde lid van toepassing.

	2. Onze Minister zendt onverwijld een afschrift van het besluit inzake
wijziging van het geluidproductieplafond aan de Dienst voor het kadaster
en de openbare registers ter inschrijving van dat besluit in de openbare
registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek. De artikelen 24, eerste lid, en 26 van Boek 3 van
dat wetboek zijn niet van toepassing.

	3. Indien de geluidsbelasting vanwege de weg of spoorweg, voor een
saneringsobject als bedoeld in het eerste lid niet meer de maximale
waarde zal overschrijden ingevolge een besluit tot wijziging van een
geluidproductieplafond, doet Onze Minister daarvan mededeling aan de
Dienst, bedoeld in het tweede lid. Het tweede lid is van overeenkomstige
toepassing.

ARTIKEL III

	De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

	Hoofdstuk 11 wordt vernummerd tot hoofdstuk 11A.

B

	De artikelen 11.1 tot en met 11.3 worden vernummerd tot de artikelen
11A.1 tot en met 11A.3.

C

	In artikel 11A.3 wordt “artikel 11.2” telkens vervangen door:
artikel 11A.2.

D

	In artikel 18.2a, derde lid, wordt: “de artikelen 11.2 en 11.3”
vervangen door: de artikelen 11A.2 en 11A.3.

E

	Na artikel 18.2i wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18.2j

	Onze Minister heeft tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke
handhaving van de bij of krachtens hoofdstuk 11 gestelde verplichtingen.

F

	Artikel 20.2 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid worden de onderdelen b en c geletterd d en e.

	2. In het tweede lid worden na onderdeel a twee onderdelen ingevoegd,
luidende:

	b. houdende een aanwijzing als bedoeld in artikel 11.5,

	c. houdende het vaststellen of wijzigen van de geluidplafondkaart,
bedoeld in artikel 11.18,.

	3. In het tweede lid, onder d (nieuw) wordt “artikel 11.2, derde lid,
onderdeel b of c” vervangen door: artikel 11A.2, derde lid, onderdeel
b of c.

	4. In het derde lid wordt de zinsnede “onder a of c” vervangen
door: onder a of e.

G

	In artikel 21.6, vierde lid, wordt na “10.61, eerste lid,” een
zinsnede ingevoegd, luidende: 11.1, eerste lid, 11.3, eerste lid, 11.11,
tweede lid, 11.29, vierde lid,.

ARTIKEL IV

	De Spoedwet wegverbreding wordt als volgt gewijzigd:

A

	Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het einde van
onderdeel b door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:

	c. geluidproductieplafond: geluidproductieplafond als bedoeld in
artikel 11.1 van de Wet milieubeheer;

	d. referentiepunt: referentiepunt als bedoeld in artikel 11.19 van de
Wet milieubeheer;

	e. geluidsgevoelig object: geluidsgevoelig object als bedoeld in
artikel 11.1 van de Wet milieubeheer.

B

	Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

	Ten aanzien van de in de bijlage, onder A, opgenomen
wegaanpassingsprojecten is titel 11.3 van de Wet milieubeheer van
overeenkomstige toepassing en bevat het wegaanpassingsbesluit:

	a. de in acht te nemen geluidproductieplafonds, voor zover dat
wegaanpassingsproject zou leiden tot overschrijding van het geldende
geluidproductieplafond, en

	b. de referentiepunten ingeval van aanleg of ingeval van verplaatsing
van referentiepunten.

C

	Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede tot en met tiende lid komen te luiden:

	2. Ten aanzien van wegaanpassingsbesluiten voor de in de bijlage, onder
B, opgenomen wegaanpassingsprojecten is titel 11.3 van de Wet
milieubeheer niet van toepassing.

	3. Ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde
wegaanpassingsprojecten bevat het wegaanpassingsbesluit de akoestische
gegevens, alsmede de maatregel, voor zover deze voortvloeit uit het
vierde lid.

	4. Indien uit de akoestische gegevens blijkt dat sprake is van een
overschrijding van 70 dB(A) bij geluidsgevoelige objecten, wordt in het
wegaanpassingsbesluit een geluidreducerende wegdeklaag voorgeschreven,
tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

	5. Uiterlijk twee jaar na het onherroepelijk worden van het
wegaanpassingsbesluit stelt Onze Minister ten aanzien van de in het
tweede lid bedoelde wegaanpassingsprojecten een plan op voor de te
treffen maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting
die de betrokken geluidsgevoelige objecten vanwege de weg ondervinden.
Artikel 4, vierde lid, met uitzondering van het bepaalde onder b en c,
is van overeenkomstige toepassing op het plan.

	6. Het plan bevat voorts:

	a. de in acht te nemen geluidproductieplafonds, voor zover aanleg of
wijziging zou leiden tot overschrijding van het geldende
geluidproductieplafond, en

	b. de referentiepunten ingeval van aanleg of ingeval van verplaatsing
van referentiepunten.

	7. Het plan bepaalt de termijn waarbinnen de in het vijfde lid bedoelde
maatregelen in uitvoering worden genomen.

	8. Vanaf het tijdstip waarop het wegaanpassingsbesluit onherroepelijk
is geworden tot het tijdstip waarop de maatregelen, bedoeld in het
vijfde lid, zijn uitgevoerd, geldt voor de betreffende referentiepunten
een vrijstelling van artikel 11.20 van de Wet milieubeheer.

	9. Voor zover het plan en het bestemmingsplan of de beheersverordening
niet met elkaar in overeenstemming zijn, geldt het plan voor de
uitvoering daarvan als omgevingsvergunning waarbij ten behoeve van een
project van nationaal belang, met toepassing van artikel 2.12, eerste
lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,
van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken. Bij de
toepassing van artikel 2.10 van die wet wordt onder bestemmingsplan of
beheersverordening mede het tracébesluit begrepen. Artikel 11, achtste
en negende lid, is van overeenkomstige toepassing.

	10. Op de voorbereiding van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene
wet bestuursrecht van toepassing.

	2. Het elfde en twaalfde lid vervallen.

D

	Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede en vijfde lid vervallen.

	2. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid en
het zesde tot en met elfde lid worden vernummerd tot vierde tot en met
negende lid.

ARTIKEL V

	In artikel 17, tweede lid, onder b, subonderdeel 2°, van de
Spoorwegwet wordt “de artikelen 116, 118 en 122 van de Wet
geluidhinder” vervangen door: de artikelen 11.6 en 11.11 van de Wet
milieubeheer.

ARTIKEL VI

	De Tracéwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1, eerste lid, worden in de alfabetische rangschikking de
volgende begripsomschrijvingen ingevoegd:

	geluidproductieplafond: geluidproductieplafond als bedoeld in artikel
11.1 van de Wet milieubeheer;

	referentiepunt: referentiepunt als bedoeld in artikel 11.19 van de Wet
milieubeheer;.

Aa

	In artikel 9, tweede lid, wordt “artikel 13, zevende lid” vervangen
door “artikel 13, zesde lid” en wordt “artikel 13, achtste lid”
vervangen door: artikel 13, zevende lid.

B

	Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onder a, wordt na “ligging in het terrein”
ingevoegd: , waaronder begrepen de maatregelen, bedoeld in artikel 11.35
van de Wet milieubeheer.

	2. De onderdelen a tot en met c van het tweede lid komen te luiden:

	a. een beschrijving van het aantal te realiseren rijstroken;

	b. de in acht te nemen geluidproductieplafonds, indien aanleg of
wijziging zou leiden tot overschrijding van het geldende
geluidproductieplafond, alsmede de referentiepunten ingeval van aanleg
of ingeval van verplaatsing van referentiepunten;

	c. indien toepassing is gegeven aan artikel 104a van de Wet
geluidhinder, de in dat artikel bedoelde hogere waarden, en.

	3. De onderdelen a tot en met c van het derde lid komen te luiden:

	a. een beschrijving van het aantal te realiseren sporen;

	b. de in acht te nemen geluidproductieplafonds, indien aanleg of
wijziging zou leiden tot overschrijding van het geldende
geluidproductieplafond, alsmede de referentiepunten ingeval van aanleg
of ingeval van verplaatsing van referentiepunten;

	c. indien toepassing is gegeven aan artikel 104a van de Wet
geluidhinder, de in dat artikel bedoelde hogere waarden, en.

C

	In artikel 11 vervallen het vierde en vijfde lid.

Ca

	Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd: 

	1. In het eerste lid vervallen de tweede volzin en in de laatste volzin
de zinsnede “en de in de tweede volzin bedoelde zone”.

	2. Het tweede lid vervalt.

D

	In artikel 23, derde lid, wordt “geluidbelasting” vervangen door:
geluidproductie of geluidsbelasting.

ARTIKEL VII

	Artikel 45 van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit komt te luiden:

Artikel 45

	Artikel 11.20 van de Wet milieubeheer is tot een jaar nadat het
verslag, bedoeld in artikel 40, eerste lid, aan de beide kamers der
Staten-Generaal is toegezonden, niet van toepassing op een weg waar
betaalpoorten voor een expresbaantarief zijn geplaatst.

ARTIKEL VIII

	In artikel 8a.47, tweede lid, onder a, van de Wet luchtvaart vervalt
“zo mogelijk”.

ARTIKEL IX

	In de Wet op de economische delicten wordt in artikel 1a, onder 2°, in
de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer “11.2, eerste,
derde en vierde lid, 11.3, aanhef en onderdeel b,” vervangen door:
11A.2, eerste, derde en vierde lid, 11A.3, aanhef en onderdeel b,.

ARTIKEL X

	Na inwerkingtreding van deze wet berusten algemene maatregelen van
bestuur, voor zover zij vóór de inwerkingtreding van deze wet
berustten op artikel 11.1, 11.2 of 11.3 van de Wet milieubeheer, op
artikel 11A.1, 11A.2 onderscheidenlijk 11A.3 van de Wet milieubeheer.

ARTIKEL XI

	1. De Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving zoals deze
gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van
toepassing op de onderstaande besluiten of handelingen, totdat deze
onherroepelijk zijn geworden:

	a. het vaststellen en goedkeuren van een bestemmingsplan met toepassing
van de Wet geluidhinder waarvan het ontwerp ter inzage is gelegd
voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;

	b. het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van
artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de
beheersverordening wordt afgeweken, waarvoor een aanvraag is ingediend
voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;

	c. het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste
toelaatbare geluidsbelasting waarvoor de bekendmaking van het voornemen
tot het indienen van een verzoek tot het vaststellen van die hogere
waarde heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze
wet;

	d. het vaststellen van een tracébesluit waarvan het ontwerp, bedoeld
in artikel 11, derde lid, van de Tracéwet, is vastgesteld voorafgaand
aan de inwerkingtreding van deze wet;

	e. het opstellen van een maatregelenprogramma en het voorleggen van een
saneringsprogramma aan Onze Minister, of het vaststellen van de ten
hoogste toelaatbare waarde van de geluidsbelasting en maatregelen als
bedoeld in artikel 90 van de Wet geluidhinder of artikel 4.23 van het
Besluit geluidhinder, voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
saneringsprojecten;

	f. het nemen van een besluit tot aanleg of reconstructie van een weg of
aanleg of wijziging van een spoorweg buiten toepassing van de
bestemmingsplanprocedure waarvoor de resultaten van het vereiste
akoestisch onderzoek en een beschrijving van de maatregelen die nodig
zijn aan de gemeenteraad zijn overgelegd voorafgaand aan de
inwerkingtreding van deze wet;

	g. het vaststellen van een wegaanpassingsbesluit of geluidplan als
bedoeld in de Spoedwet wegverbreding waarvoor het ontwerpbesluit ter
inzage is gelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.

	2. De Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving zoals deze
gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet kan tevens
worden toegepast op de in het eerste lid genoemde besluiten, totdat deze
onherroepelijk zijn geworden, indien de in de onderdelen a tot en met g
genoemde handelingen met betrekking tot deze besluiten hebben
plaatsgevonden vóór de eerste dag van:

	a. de twaalfde maand volgend op het tijdstip van inwerkingtreding van
deze wet indien het onderdeel a betreft, daaronder tevens begrepen de
onder c opgenomen hogere waarden besluiten die daar mee samenhangen;

	b. de derde kalendermaand volgend op het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet bij toepassing van de onderdelen b, d, e en c voor zover de
hogere waarden besluiten niet samenhangen met een bestemmingsplan
genoemd onder a.

	3. Voor de op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanwezige
of geprojecteerde wegen en spoorwegen die op de geluidplafondkaart zijn
geplaatst, worden na het onherroepelijk worden van een besluit als
bedoeld in het eerste en tweede lid, dat betrekking heeft op de aanleg
of wijziging van een zodanige weg of spoorweg, de eerder voor die weg of
spoorweg met toepassing van 11.45 bepaalde geluidproductieplafonds
vervangen door de geluidproductie berekend op basis van het bedoelde
besluit. Deze plafonds worden aangemerkt als te zijn tot stand gekomen
met toepassing van artikel 11.45, tweede lid.

	4. Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet aanwezige
of geprojecteerde wegen en spoorwegen, hebben na het onherroepelijk
worden van een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid, dat
betrekking heeft op de aanleg van een zodanige weg of spoorweg, indien
de weg of spoorweg op de geluidplafondkaart is geplaatst,
geluidproductieplafonds voorvloeiend uit de geluidproductie berekend op
basis van het bedoelde besluit. Deze plafonds worden aangemerkt als te
zijn tot stand gekomen met toepassing van artikel 11.45, tweede lid.

	5. Indien ten aanzien van wegen en spoorwegen waarvoor met toepassing
van artikel 11.45, eerste lid, geluidproductieplafonds zijn vastgesteld,
met toepassing van het eerste of het tweede lid maatregelen
onherroepelijk zijn vastgesteld als bedoeld in het eerste lid, onder e,
worden de met toepassing van 11.45, eerste lid, bepaalde
geluidproductieplafonds verlaagd overeenkomstig het geluideffect van die
maatregelen. Deze plafonds worden aangemerkt als te zijn tot stand
gekomen met toepassing van artikel 11.45, tweede lid. Artikel 11.45,
zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

	6. Indien op grond van de Wet geluidhinder zoals die luidde tot het
tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een verplichting bestond tot
het treffen van geluidwerende maatregelen krachtens een onherroepelijk
besluit, of krachtens een besluit dat onder de werking van dit artikel
valt, en die maatregelen op het moment van inwerkingtreding nog niet
zijn gerealiseerd, blijft op die verplichting de Wet geluidhinder zoals
deze luidde onmiddellijk voor de inwerkingtreding van deze wet van
toepassing.

	7. Het zesde lid is van overeenkomstige toepassing op een verplichting
tot het treffen van maatregelen, vastgesteld op grond van artikel 90,
vijfde lid, van de Wet geluidhinder, of artikel 4.23, derde lid, van het
Besluit geluidhinder, niet zijnde geluidwerende maatregelen.

	8. Bij toepassing van het eerste lid, onder d of g, of het tweede lid,
voor zover het de hiervoor genoemde onderdelen betreft, geldt tot het
tijdstip waarop de maatregelen zijn uitgevoerd, voor de betreffende
referentiepunten een vrijstelling van artikel 11.20 van de Wet
milieubeheer.

	9. Onze Minister kan regels stellen omtrent de wijze waarop de
geluidproductie, bedoeld in het derde en vierde lid, onderscheidenlijk
het geluideffect, bedoeld in het vijfde lid, wordt berekend.

	10. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een
“bestemmingsplan” mede begrepen een inpassingsplan als bedoeld in
artikel 3.26 of artikel 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening, alsmede
een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste
lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening.

ARTIKEL XII

	1. Een publicatie, verricht op grond van artikel 117 van de Wet
geluidhinder, geldt als publicatie als bedoeld in artikel 11.4, tweede
lid, van de Wet milieubeheer.

	2. Een aanwijzing, verricht op grond van artikel 117a, tweede lid, van
de Wet geluidhinder, blijft in stand totdat een nieuwe aanwijzing is
verricht op grond van artikel 11.5 van de Wet milieubeheer.

	3. Een geluidsbelastingkaart, vastgesteld op grond artikel 118 van de
Wet geluidhinder, blijft van kracht totdat op grond van artikel 11.6 van
de Wet milieubeheer een nieuwe geluidsbelastingkaart voor de
desbetreffende wegen, spoorwegen of gemeente is vastgesteld.

	4. Een actieplan, vastgesteld op grond artikel 122 van de Wet
geluidhinder, blijft van kracht totdat op grond van artikel 11.11 of
11.12 van de Wet milieubeheer een nieuw actieplan voor de desbetreffende
wegen, spoorwegen of gemeente is vastgesteld.

ARTIKEL XIII

	1. Tot het tijdstip waarop de beheerder zijn eerste verslag als bedoeld
in artikel 11.22 van de Wet milieubeheer moet hebben gezonden aan Onze
Minister, kan Onze Minister de locatie van een referentiepunt dat tot
stand is gekomen met toepassing van artikel 11.45 en artikel 11.46 van
de Wet milieubeheer, op verzoek van de beheerder wijzigen.

	2. In afwijking van afdeling 11.3.3 van de Wet milieubeheer komt het
geluidproductieplafond op het gewijzigde referentiepunt tot stand met
toepassing van artikel 11.45 en artikel 11.46 van de Wet milieubeheer.

	3. Het gewijzigde referentiepunt wordt in het geluidregister opgenomen.
Artikel 11.46, tweede lid, onder b tot en met e, van de Wet milieubeheer
is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XIV

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XV

	Deze wet wordt aangehaald als: Invoeringswet geluidproductieplafonds.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

 

 

 PAGE    

 PAGE   20