32854 Adv RvSt inzake Tijdelijke bepalingen over de ambulancezorg
Tijdelijke bepalingen over de ambulancezorg
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2011D39288, datum: 2011-08-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2011Z15991:
- Indiener: E.I. Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2011-09-06 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-09-14 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2011-10-06 14:00: Tijdelijke bepalingen over de ambulancezorg - 32854 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2011-11-23 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2011-12-01 14:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-03-21 17:15: Tijdelijke wet ambulancezorg (32854) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2012-03-27 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W13.11.0148/III 's-Gravenhage, 8 juni 2011 Bij Kabinetsmissive van 29 april 2011, no.11.001082, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke bepalingen over de ambulancezorg (Tijdelijke wet ambulancezorg), met memorie van toelichting. Het voorstel van wet Tijdelijke wet ambulancezorg (Twaz) vervangt de Wet ambulancevervoer (Wav) en de Wet ambulancezorg (Waz). De Waz zou de Wav vervangen, maar die wet is in verband met Europeesrechtelijke knelpunten niet in werking getreden. De nu voorgestelde Twaz beoogt een tijdelijke voorziening te treffen waarbij enkele aspecten van de Waz die niet Europeesrechtelijk problematisch zijn, zoals de aansluiting bij de vorming van veiligheidsregio's, zijn opgenomen. Anders dan bij de Waz het geval was, gaat het voorstel uit van verlening van ambulancezorg door bestaande vergunninghouder(s), die daartoe zullen worden aangewezen. Omdat er ontwikkelingen zijn met betrekking tot zowel de acute zorg als de meldkamers die direct van invloed zijn op de ambulancezorg en ook de vorming van veiligheidsregio’s nog in ontwikkeling is, zal de Twaz gelden voor een periode van vijf jaar. In die periode zal worden gewerkt aan een definitieve wettelijke regeling. De Afdeling advisering van de Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen met betrekking tot de aanwijzing van regionale ambulancevoorzieningen en mogelijke gevolgen van de tijdelijkheid van de voorgestelde wet. Zij is van oordeel dat in verband daarmee het voorstel deels nader dient te worden overwogen. 1. Aanwijzing regionale ambulancevoorziening In de thans geldende Wav is sprake van een vergunningstelsel, dat ertoe leidt dat in verschillende regio's verschillende aanbieders van ambulancediensten actief zijn. In samenhang met de vorming van veiligheidsregio’s en de instelling van gemeenschappelijke meldkamers, was de Waz gericht op het bereiken van een situatie, waarbij per regio één aanbieder van ambulancediensten verantwoordelijk zou worden voor de ambulancediensten in de regio, al dan niet met inschakeling van derden voor het daadwerkelijk verrichten van die diensten. Dit proces is inmiddels zo ver gevorderd, dat in de meeste (veiligheids-)regio's sprake is van één regionale ambulancevoorziening, de zogenoemde Regionale Ambulancevoorziening (RAV), waarin bestaande vergunninghouders in een rechtspersoon zijn samengegaan of op andere wijze samenwerken als één regionale aanbieder van ambulancediensten. Met het voorliggende voorstel wordt aangesloten bij die ontwikkelingen. In zes regio's is het proces om te komen tot een RAV nog gaande. Voor de aanwijzing tot Regionale Ambulancevoorziening op grond van het voorstel wordt uitgegaan van de stand op peildatum 1 september 2011. Indien in een regio op die datum slechts één rechtspersoon met vergunning actief is, of een rechtspersoon is gevormd waarin de bestaande vergunninghouders zijn samengegaan, wordt die rechtspersoon aangewezen als RAV voor de taken in artikel 4 van het voorstel: het in stand houden van een meldkamer en het verlenen of doen verlenen van ambulancezorg. Indien in een regio niet een nieuwe rechtspersoon is gevormd waarin de bestaande vergunninghouders zijn opgegaan, maar één van de vergunninghouders een rechtspersoon is die met de andere vergunninghouders in die regio een samenwerkingsverband heeft gevormd waarbij schriftelijke afspraken zijn gemaakt over de gezamenlijk voorgenomen uitvoering van de ambulancezorg in die regio (artikel 6, eerste lid, onder c), wordt die rechtspersoon aangewezen. Indien in een regio per 1 september 2011 geen van de bovengenoemde rechtspersonen aanwezig is die als RAV kan worden aangewezen, wijst de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport één van de in de regio actieve dienstverleners van ambulancezorg aan of een RAV uit een aangrenzende regio, dan wel een door hemzelf opgerichte rechtspersoon. Ambulancediensten met een vergunning ingevolge de Wav die niet deelnemen in een RAV of zelf als RAV zijn aangewezen, zullen dan voortaan alleen ambulancediensten mogen verrichten indien zij daartoe een overeenkomst met de RAV hebben gesloten (artikel 4, derde en vijfde lid). De Afdeling merkt hierover het volgende op. a. In de toelichting wordt, mede in de Europeesrechtelijke context, ingegaan op de keuze om te zorgen voor één verantwoordelijke dienstverlener, een rechtspersoon die wordt aangewezen als RAV die in een regio ambulancezorg verleent of doet verlenen en de meldkamer in stand houdt. Ook wordt ingegaan op de continuïteit die wordt bereikt door bestaande rechtspersonen met een vergunning krachtens de Wav aan te wijzen tot RAV. Nu volgens het voorstel de Wav wordt ingetrokken, heeft dat tot gevolg dat geen nieuwe dienstverleners van ambulancezorg kunnen toetreden tot de dienstverlening in de desbetreffende regio, omdat vergunningen niet meer kunnen worden verstrekt. Het is de Afdeling, mede in het licht van het Europese recht, niet op voorhand duidelijk welke in het Europese recht erkende rechtvaardigingsgrond kan worden aangevoerd voor de belemmering van het vrije verkeer van vestiging en/of dienstverlening die het gevolg is van het uitsluiten van de mogelijkheid voor nieuwkomers om als RAV te worden aangewezen en zo ambulancezorg te verrichten. Alleen als zij met de RAV een overeenkomst sluiten als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het voorstel, mogen zij ambulancezorg verrichten. De Afdeling adviseert hierop nader in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen. b. Indien in een regio verschillende vergunninghouders actief zijn en partijen er niet in zijn geslaagd om tot de beoogde samenwerking te komen, wijst de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport één van de in de regio actieve dienstverleners van ambulancezorg of een RAV uit een aangrenzende regio, dan wel een door hemzelf opgerichte rechtspersoon aan. Uit het voorstel en de toelichting wordt niet duidelijk aan de hand van welke criteria wordt bepaald welke partij het meest geschikt is om in die situatie te worden aangewezen als RAV. Daarbij is de Afdeling van oordeel dat vooraf duidelijk moet zijn aan welke eisen, die ingevolge artikel 7 van het voorstel kunnen worden gesteld, een RAV zal moeten voldoen. Daarom is de Afdeling er niet op voorhand van overtuigd dat de voorgestelde aanwijzingsprocedure voldoet aan de uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie voortvloeiende eis van transparantie en non-discriminatie. De Afdeling adviseert in het kader van artikel 6, tweede lid, te voorzien in een aanwijzingsprocedure die aan vorengenoemde eisen voldoet. c. In het stelsel van de aanwijzing van een RAV ligt de wens besloten dat de betrokken partijen in een regio onderling samenwerken. Artikel 6, eerste lid, van het voorstel gaat hiervan uit. Dit sluit aan bij de feitelijke situatie in de meeste regio's. In die situatie zullen de vergunninghouders in opdracht van de RAV in een regio ambulancezorg verlenen in overeenstemming met de gemaakte afspraken terzake. De aanwijzingsmogelijkheden in artikel 6, tweede lid, zien op de situatie dat een dergelijke samenwerking niet tot stand is gekomen. In die gevallen zullen vergunninghouders die niet als RAV zijn aangewezen, ondanks het feit dat zij beschikken over een vergunning om ambulancezorg te verrichten, die zorg niet meer mogen verrichten, tenzij zij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, hebben gesloten met de RAV in die regio. Deze vergunninghouder is daarmee afhankelijk van de behoefte van de RAV om ambulancezorg te doen verlenen en de voorwaarden die in het kader van de overeenkomst zullen gelden. Gelet op de (machts)positie die de aangewezen RAV in een regio verkrijgt en daarmee het risico van oneigenlijk gebruik of misbruik daarvan bij het sluiten van een overeenkomst en de gevolgen die dat kan hebben voor de niet als RAV aangewezen vergunninghouders, is de Afdeling van oordeel dat hiervoor een adequate voorziening moet worden getroffen. Te denken valt aan het opstellen van regels waarmee vooraf de risico's van oneigenlijk gebruik of misbruik van een (machts)positie kunnen worden voorkomen. Tegen deze achtergrond acht de Afdeling bij de huidige opzet van het voorstel de opmerking in de toelichting, dat geen recht op nadeelcompensatie bestaat omdat de bestaande vergunninghouders al geruime tijd op de hoogte zijn van de wens dat er een RAV ontstaat, niet afdoende. Weliswaar wordt de vergunning niet ingetrokken als bedoeld in artikel 12a Wav, maar deze heeft als gevolg van het voorliggende voorstel geen betekenis meer. Het proces is reeds lange tijd gaande, hierover is door de jaren heen intensieve discussie geweest hetgeen zelfs heeft geleid tot intrekking van de Waz zonder dat die wet ooit in werking is getreden. Met deze inmiddels al zeker tien jaar durende discussie verkeren vergunninghouders niet alleen al gedurende langere tijd in onzekerheid, zij moesten desondanks ervoor zorgen dat werd voldaan aan de eisen van de Wav. Het is dan niet zonder meer vanzelfsprekend dat de gevolgen van ‘de sanering’ bij partijen kunnen worden gelaten. Dit kan pas anders zijn indien een voorziening wordt getroffen zoals hiervoor aan de orde is gesteld. De Afdeling adviseert in de toelichting hierop in te gaan en een voorziening te treffen in verband met vorenstaande. 2. Tijdelijke wet De voorgestelde regeling zal gelden voor een periode van vijf jaar. In die periode zal, blijkens de toelichting, worden gewerkt aan een definitieve regeling. Deze definitieve regeling kan blijkens de toelichting pas goed plaatsvinden als helder is hoe ontwikkelingen op het terrein van de acute zorg, in het bijzonder de ambulancezorg, inclusief de meldkamer uitpakken. Verder moet zicht ontstaan op de effecten van de thans voorgestelde wet. Tegenover de argumenten in de toelichting voor een tijdelijke regeling voor vijf jaar, kunnen argumenten worden aangevoerd die pleiten voor een kortere termijn dan vijf jaar. Als gevolg van de onzekerheid met betrekking tot de juridische en organisatorische ontwikkeling van de ambulancezorg tot nu toe, is door (een aantal) vergunninghouders terughoudendheid betracht met het doen van dure en ingrijpende investeringen. In feite wordt met het voorstel deze periode van onzekerheid met vijf jaar verlengd. Voor de rechtspersonen die als RAV worden aangewezen (marktpartijen - vergunninghouders) kan dit meebrengen dat zij ook in de komende periode terughoudend zullen zijn met het doen van dure en ingrijpende investeringen, met mogelijk negatieve gevolgen voor de kwaliteit van de ambulancezorg zowel in de regio, als voor het geheel. In samenhang met hetgeen hiervoor in punt 1 aan de orde is gesteld, is het naar het oordeel van de Afdeling aangewezen de periode van onzekerheid die het gevolg is van de voorgestelde tijdelijke regeling, zo kort mogelijk te houden en dient derhalve zo snel mogelijk tot een definitieve oplossing te worden gekomen. De Afdeling adviseert hierop in de toelichting nader in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, De Afdeling merkt op dat in de aankondigingen van het onderhavige wetsvoorstel (zie met name het persbericht van 1 april 2011 en Kamerstukken II 2010/11, 29 836, nr. 71) geen melding wordt gemaakt van deze datum van 1 september 2011. Daardoor is niet duidelijk of betrokken partijen van deze peildatum op de hoogte zijn gesteld. Volgens paragraaf 4 van de toelichting heeft een aanbieder afkomstig uit een andere lidstaat de mogelijkheid een bestaande ambulancedienst (het eigendom daarvan) over te nemen. Voor het overige kunnen zij zich voorbereiden teneinde om over 5 jaar met een goed voorbereid voorstel te kunnen komen, aldus de toelichting. De Afdeling merkt in dit verband op, dat uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie blijkt, dat de excepties beperkt moeten worden geïnterpreteerd (zie onder andere arrest van 29 april 2010 in zaak C-160/08, Commissie – Duitsland, n.n.g.). Voorts meent de Afdeling in dit verband, dat in de toelichting nader moet worden ingegaan op de samenhang tussen hulpverlening en ziekenvervoer (of urgent en niet-urgent vervoer) in het licht van de overwegingen 52 en 57 tot en met 62 van het arrest in zaak C-475/99, Glöckner, Jurispr. 2001, blz. I-8089. Zie in dit verband het arrest in zaak C-203/08, Betfair van 3 juni 2010, n.n.g., alsook de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in deze zaak (200700622). Gewezen kan worden op het preventieve toezicht in de telecomsector en de zorgsector. PAGE 2 AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........