[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32878 Adv RvSt inzake de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid

Voorstel van wet tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met aanpassing van de hoogte van de uitkering aan het woonland (Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2011D41562, datum: 2011-09-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2011Z16851:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W12.11.0158/III	's-Gravenhage, 11 juli 2011

Bij Kabinetsmissive van 9 mei 2011, no.11.001133, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in
overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling
advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het
voorstel van wet tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten in
verband met aanpassing van de hoogte van de uitkering aan het woonland
(Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid), met memorie van
toelichting.

Het voorstel beoogt de hoogte van een aantal
socialezekerheidsuitkeringen bij export naar landen buiten de Europese
Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland aan te passen aan
het prijspeil in die landen, voor zover dat prijspeil lager is dan in
Nederland. Het betreft de kinderbijslag, de uitkering op grond van de
Wet op het kindgebonden budget (hierna: de WKB), de uitkeringen op grond
van de Algemene nabestaandenwet (hierna: de Anw) en de vervolguitkering
van de WGA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen (hierna: de Wet WIA).

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over de verhouding met de
Associatieovereenkomst tussen de EU en Turkije. Zij is van oordeel dat
in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Het woonlandbeginsel zal volgens paragraaf 3 van de memorie van
toelichting niet worden toegepast bij de export van uitkeringen naar
landen die behoren tot de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte,
en naar Zwitserland omdat, op grond van het Unierecht, iemand die
gebruik maakt van het recht op vrij verkeer geen nadeel mag ondervinden
in zijn socialezekerheidspositie. In de bedoelde paragraaf 3 wordt
verwezen naar artikel 67 van de coördinatieverordening, die
voorschrijft dat een persoon die volgens de Nederlandse wetgeving recht
heeft op gezinsbijslag, dat recht op gezinsbijslag ook heeft voor
gezinsleden die in een andere lidstaat wonen, alsof zij in de eerste
lidstaat woonden. Voorts wordt in de toelichting ingegaan op de
betekenis van andere bilaterale verdragen op het gebied van sociale
zekerheid voor de toepassing van het woonlandbeginsel. Op enkele
uitzonderingen na staan deze verdragen er niet aan in de weg dat het
woonlandbeginsel wordt toegepast, aldus de toelichting.

De Afdeling constateert dat in de memorie van toelichting niet wordt
ingegaan op verdragen tussen de Europese Unie en derde landen, voor
zover die coördinatie- en nondiscriminatiebepalingen bevatten op het
gebied van de sociale zekerheid, alsmede op de jurisprudentie van het
Hof van Justitie van de Europese Unie over de (rechtstreekse) werking
van deze verdragen. In het bijzonder wijst de Afdeling op de
Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Turkije, het
Aanvullend protocol bij die overeenkomst en de Besluiten nr. 1/80 en nr.
3/80 van de Associatieraad. Inmiddels heeft, na het aanhangig maken van
dit voorstel, het Hof van Justitie van de Europese Unie op 26 mei 2011
een arrest gewezen over de gevolgen van deze Associatieovereenkomst
tussen de EU en Turkije voor het Nederlandse socialezekerheidsrecht. Het
ging hier om prejudiciële vragen van de Centrale Raad van Beroep naar
aanleiding van een wijziging van de Toeslagenwet. Het Hof kwam onder
meer tot het oordeel dat, in de omstandigheden van het hoofdgeding,
artikel 6 van Besluit nr. 3/80 zich verzet tegen intrekking van een
uitkering op basis van de Toeslagenwet aan naar Turkije teruggekeerde
Turkse werknemers. 

Naar de mening van de Afdeling is het bepaald niet uit te sluiten dat
het bovengenoemde arrest consequenties heeft voor een of meer regelingen
die in het voorstel worden gewijzigd. De Afdeling acht het wenselijk dat
met indiening wordt gewacht tot de einduitspraak van de Centrale Raad
van Beroep, en dat het voorstel zo nodig in lijn wordt gebracht met deze
uitspraak.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan,
en het voorstel zo nodig aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

 	Verordening nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29
april 2004, betreffende de coördinatie van socialezekerheidsstelsels,
(PbEU 2004, L 166).

 	Respectievelijk de Overeenkomst van 12 september 1963 waarbij een
associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische
Gemeenschap en Turkije (Trb. 1963, 184), het Aanvullend Protocol bij de
op 12 september 1963 te Ankara ondertekende Overeenkomst waarbij een
associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en
Turkije, Brussel 23 november 1970 (Trb. 1971, 70), Besluit nr. 1/80 van
de Associatieraad van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van
de Associatie, en Besluit nr. 3/80 van de Associatieraad van 19
september 1980, betreffende de toepassing van de sociale
zekerheidsregelingen van de Lid-Staten der Europese Gemeenschappen op
Turkse werknemers en hun gezinsleden (PbEG 1983, C-110/60).

 	HvJ EU 26 mei 2011, C-485/07 (Akdas).

 	Zie ook de antwoorden van de minister op de vragen van de leden Van
Hijum en Omtzigt, Aanhangsel Handelingen II 2010/11 nr. 2919, en van het
lid Van den Besselaar, Aanhangsel Handelingen II 2010/11 nr. 2920.

  PAGE  2 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........