[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32883 (R1961) Adv RvSt inzake Goedkeuring van de op 15 oktober 2008 te Bridgetown totstandgekomen Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (Trb. 2009, 18)

Goedkeuring van de op 15 oktober 2008 te Bridgetown totstandgekomen Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (Trb. 2009, 18)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2011D41868, datum: 2011-09-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z16957:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W02.10.0239/II/K	's-Gravenhage, 29 juli 2010

Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2010, no.10.001717, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de
Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk
ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende
goedkeuring van de op 15 oktober 2008 te Bridgetown tot stand gekomen
Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten,
enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds
(Trb. 2009, 18), met memorie van toelichting.

Dit Verdrag van Bridgetown is het eerste Europese Partnerschapsverdrag
dat uitwerking geeft aan het zogeheten Verdrag van Cotonou. De Europese
Gemeenschap heeft jarenlang een stelsel van eenzijdige
handelspreferenties in stand gehouden voor een aantal landen –
voormalige koloniën – in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille
Oceaan. Het stelsel riep steeds meer weerstanden op bij andere
ontwikkelingslanden en ook vanuit de Wereldhandelsorganisatie (WTO),
omdat de preferenties in strijd zouden zijn met het
non-discriminatiebeginsel van de WTO. In het Verdrag van Cotonou werd
dan ook overeengekomen dat de eenzijdige handelspreferenties vervangen
zouden worden door tweezijdige vrijhandelsakkoorden, die gesloten zouden
worden met de verschillende regio’s afzonderlijk. Het Verdrag van
Bridgetown vormt het eerste van deze akkoorden, gericht op staten in het
Caribisch gebied. Het verdrag is gesloten met de lidstaten van de
Caribbean Community (Caricom) en de Dominicaanse Republiek, die
samenwerken in Cariforum. Het is een tweezijdig vrijhandelsakkoord, maar
heeft een asymmetrisch karakter: het geeft selectief bescherming aan die
onderdelen van de economie in de Cariforum-staten die kwetsbaar zijn.

De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het
voorstel van wet, maar maakt daarbij enkele kanttekeningen.

1.	Positie van gebieden in het Caribisch gebied, in het bijzonder de
landen en 	gebieden van het Koninkrijk in de West

Het verdrag zal gelden, enerzijds, voor het grondgebied van de Europese
Unie – inclusief Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique, Saint
Barthélemy en Saint Martin als ultraperifere gebieden van de EU in het
Caribisch gebied – en, anderzijds, voor de staten die lid zijn van
Caricom plus de Dominicaanse Republiek. Caricom is een internationale
organisatie die werkt aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke
markt. Het verdrag zal niet gelden voor de landen en gebieden overzee
(lgo’s) die geassocieerd zijn met de Europese Unie, waaronder de
Nederlandse Antillen en Aruba.

De positie van de Nederlandse Antillen en Aruba roept vragen op. Deze
landen hebben binnen de EU de status van lgo; bij Caricom hebben zij de
status van waarnemer. Volgens de toelichting heeft Nederland bij de
onderhandelingen met de Caribische landen expliciet aandacht gevraagd
voor de positie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Uit een impact
assessment van de Europese Commissie zou zijn gebleken dat de gevolgen
van het verdrag voor de Nederlandse Antillen en Aruba zeer beperkt zijn.

Lgo’s behoeven voor de export van producten van oorsprong naar de
Europese Unie geen invoerrechten te betalen en mogen in beginsel geen
invoerrechten heffen op importen uit de EU. De lidstaten van Caricom
zijn met de EU  een vrijhandelsregime overeengekomen, dat niet alleen
betrekking heeft op producten maar ook op diensten, investeringen en
elektronische handel.

Er bestaan dus twee regelingen inzake vrijhandel tussen de EU en
verschillende landen en gebieden in het Caribisch gebied: de
lgo-regeling en het voorliggende verdrag. Dit roept de vraag op of er
ook vrijhandelsregelingen bestaan tussen de leden van Caricom en de
Caribische lgo’s onderling, of dat tussen hen handelsbarrières
bestaan.

Dit roept vervolgens de vraag op wat het handelsbeleid van de Europese
Unie is met betrekking tot het Caribisch gebied als geheel, nu een
aantal lgo’s in dat gebied ligt en het verdrag voor hen niet zal
gelden. Meer in het bijzonder is de vraag of de lidstaten van Caricom
bereid zouden zijn het land Aruba en de toekomstige landen Curaçao en
Sint Maarten toe te laten als lid, nu daartegen aan de zijde van Caricom
geen juridische bezwaren lijken te bestaan. Voor de toekomstige openbare
lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba geldt deze vraag eveneens, zij
het dat het in hun geval gaat om de vraag of Nederland ten behoeve van
deze toekomstige openbare lichamen de toetreding tot de
gemeenschappelijke markt van Caricom zou willen bevorderen.

De Raad adviseert op het voorgaande in de toelichting in te gaan.

2.	Uitvoeringswetgeving

In de toelichting wordt geen aandacht besteed aan de vraag of het
verdrag gevolgen heeft voor Nederlandse regelgeving. De Raad wijst onder
meer op hoofdstuk 4 van Titel II van het verdrag, dat recht op tijdelijk
verblijf toekent aan stafpersoneel, afgestudeerde stagiairs, verkopers
van zakelijke diensten, dienstverleners op contractbasis, beoefenaars
van een vrij beroep en tijdelijke bezoekers voor zaken. De Raad
adviseert de toelichting aan te vullen en zo nodig een wetsvoorstel in
procedure te brengen dat in de vereiste uitvoeringsregels voorziet.

3.	Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel
van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadat aan het
vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de

Raad van State van het Koninkrijk,

(get.) Van Dijk

Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
betreffende no.W02.10.0239/II/K met een redactionele kanttekening die de
Raad in overweging geeft.

In de toelichting verduidelijken of het verdrag voorlopig wordt
toegepast met ingang van 31 oktober 2008, zoals lijkt voort te vloeien
uit artikel 243, derde lid, of met ingang van 29 december 2008, zoals
vermeld staat in het Tractatenblad (Trb. 2009, 18, blz. 225).

 	Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in
Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de
Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds; Cotonou, 23 juni
2000 (Trb. 2000, 57), en de een Overeenkomst tot wijziging van de
Overeenkomst van 2000; Luxemburg, 25 juni 2005 (Trb. 2005, 295).

 	Artikel 355, derde lid, van het EU-Werkingsverdrag.

 	Revised Treaty of Chaguaramas Establishing the Caribbean Community
including the CARICOM Single Market and Economy; Nassau, 5 juli 2001,
www.caricom.org.

 	Toelichting, § I (Inleiding en samenvatting), onder “Nederlandse
positie”.

 	Artikel 355, tweede lid, en het vierde deel van het
EU-Werkingsverdrag.

 	Naast Aruba en de Nederlandse Antillen gaat het om de Britse lgo’s
Anguilla, Bermuda, de Cayman-eilanden, Montserrat, Turks- en
Caicos-eilanden en de Maagdeneilanden.

 	Montserrat, een Britse lgo, is lid van Caricom.

 	Zie het rapport van de Economic Commission for Latin America and the
Caribbean, “Review of Cariforum-EU EPA – Implications for the
British and Dutch Caribbean OCTs”, LC/CAR/L.176, 4 September 2008.

 	Aanwijzing 313, vierde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving
(Ar).

 	Aanwijzing 311, tweede lid, Ar.

 PAGE   1 

  PAGE  2 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........