[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 5 sept 2011)

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PbEU L 267)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2011D42199, datum: 2011-09-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z13923:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 5 september 2011)



32 826	Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere
wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2009/110/EG van het Europees
Parlement en de Raad betreffende de toegang tot, de uitoefening van en
het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor
elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en
2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PbEU L 267)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat richtlijn nr. 2009/110/EG
van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot, de
uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van
instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen
2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG
(PbEU L 267), welke voorziet in een vergunningenstelsel voor
elektronischgeldinstellingen, in Nederland dient te worden
geĂŻmplementeerd;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen van de wet en in de opschriften van de hoofdstukken,
afdelingen en paragrafen van de wet, met uitzondering van de artikelen
1:1, 3:111, 3:289, onderdeel k, en 5:16, eerste lid, onderdeel b, onder
2Âș, en het opschrift van afdeling 3.4.2, wordt “kredietinstelling”
telkens vervangen door “bank” en wordt “kredietinstellingen”
telkens vervangen door: banken.

B

	Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. De definitie van betaaldienstagent komt te luiden:

	betaaldienstagent: persoon die bij de uitvoering van betaaldiensten
voor rekening van een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling
optreedt;.

	2. De definitie van elektronischgeldinstelling komt te luiden:

	elektronischgeldinstelling: degene die zijn bedrijf maakt van de
uitgifte van elektronisch geld;.

	3. De definitie van elektronisch geld komt te luiden:

	elektronisch geld: geldswaarde die elektronisch of magnetisch is
opgeslagen die een vordering op de uitgever vertegenwoordigt, die is
uitgegeven in ruil voor ontvangen geld om betalingstransacties te
verrichten als bedoeld in artikel 4, punt 5, van de richtlijn
betaaldiensten, en waarmee betalingen kunnen worden verricht aan een
andere persoon dan de uitgever;.

	4. De definitie van financiële instelling komt te luiden:

	financiële instelling: degene die, geen bank zijnde, in hoofdzaak zijn
bedrijf maakt van het verrichten van een of meer van de werkzaamheden,
bedoeld onder 2 tot en met 12 en 15 van de lijst in de bijlage I van de
herziene richtlijn banken, of van het verwerven of houden van
deelnemingen;.

	5. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2011 ingediende
voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en
enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2012)
(Kamerstukken 32 781) tot wet is of wordt verheven en artikel I,
onderdeel A, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan
deze wet, wordt de definitie van financiële onderneming als volgt
gewijzigd:

	a. Onderdeel j vervalt;

	b. Onder verlettering van de onderdelen a tot en met i tot b tot en met
j wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

	a. een bank;.

	6. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2011 ingediende
voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en
enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2012)
(Kamerstukken 32 781) tot wet is of wordt verheven en artikel I,
onderdeel A, van die wet later in werking treedt dan deze wet, komt
artikel I, onderdeel A, vijfde lid, van die wet te luiden:

	5. De definitie van financiële onderneming komt te luiden:

financiële onderneming:

	a. een bank;

	b. een beheerder;

	c. een beleggingsinstelling;

	d. een beleggingsonderneming;

	e. een betaaldienstverlener;

	f. een bewaarder;

	g. een clearinginstelling;

 	h. een entiteit voor risico-acceptatie;

	i. een financiëledienstverlener;

	j. een financiële instelling;

	k. een pensioenbewaarder;

	l. een verzekeraar; of

	m.	een wisselinstelling.

	7. In de alfabetische rangschikking worden vijf definities ingevoegd,
luidende:

	Europese bank: bank met zetel in een andere lidstaat die aldaar voor de
uitoefening van haar bedrijf een vergunning heeft;

	Nederlandse bank: bank met zetel in Nederland die voor de uitoefening
van haar bedrijf een vergunning heeft;

	Nederlandse EU-moederbank: moederbank met zetel in Nederland die zelf
geen dochteronderneming is van een beleggingsonderneming of bank of van
een financiële holding met zetel in een lidstaat;

	Nederlandse moederbank: bank met zetel in Nederland die een
beleggingsonderneming, bank of financiële instelling als
dochteronderneming heeft of die een deelneming heeft in een dergelijke
financiële onderneming en die zelf geen dochteronderneming is van een
andere Nederlandse beleggingsonderneming, Nederlandse bank of
financiële holding met zetel in Nederland;

	niet-Europese bank: bank met zetel in een staat die geen lidstaat is
die aldaar voor de uitoefening van haar bedrijf een vergunning heeft;

	8. De definities van “Europese kredietinstelling”,
“kredietinstelling”, “Nederlandse EU-moederkredietinstelling”,
“Nederlandse kredietinstelling”, “Nederlandse
moederkredietinstelling” en “niet-Europese kredietinstelling”
vervallen.

	9. In de definities van “financiĂ«le Nederlandse moederholding”,
“Nederlandse EU-moederbeleggingsonderneming”, “Nederlandse
financiĂ«le EU-moederholding”, “Nederlandse
moederbeleggingsonderneming” en “saneringsmaatregel” wordt
“kredietinstelling” telkens vervangen door: bank.

	10. In de definitie van “in aanmerking komende tegenpartij” vervalt
onderdeel i en wordt onder verlettering van de onderdelen a tot en met h
tot b tot en met i, voor onderdeel b (nieuw) een onderdeel ingevoegd,
luidende:

	a. bank;.

	11. In de definitie van “professionele belegger” vervalt onderdeel
i en wordt onder verlettering van de onderdelen a tot en met h tot b tot
en met i, voor onderdeel b (nieuw) een onderdeel ingevoegd, luidende:

	a. bank;.

C

	Artikel 1:2 wordt als volgt gewijzigd:

	Het tweede lid komt te luiden:

	2. In afwijking van het eerste lid zijn dit deel en het deel
Gedragstoezicht financiële ondernemingen van toepassing op het verlenen
van betaaldiensten en de uitgifte van elektronisch geld door:

	a. de Europese Centrale Bank en de centrale banken van de lidstaten;

	b. lidstaten alsmede de regionale of lokale overheden van de lidstaten.

D

	Het opschrift van paragraaf 1.1.2.2. komt te luiden:

§ 1.1.2.2. Betaaldienstverleners, clearinginstellingen,
elektronischgeldinstellingen en banken

E

	Artikel 1:5 komt te luiden:

Artikel 1:5

	Deze wet is niet van toepassing op:

	a. de uitgifte van betaalinstrumenten als bedoeld in artikel 1:5a,
tweede lid, onderdeel k;

	b. de uitgifte van geldswaarden die worden gebruikt om
betalingstransacties te verrichten als bedoeld in artikel 1:5a, tweede
lid, onderdeel l.

Ea

	Artikel 1:5a, tweede lid, onderdeel k, komt te luiden:

	k. het verrichten van betalingstransacties ten behoeve van de aankoop
van goederen of diensten die worden uitgevoerd met betaalinstrumenten
die voorzien in een welbepaalde behoefte en die uitsluitend kunnen
worden gebruikt:

	1Âș. hetzij in door de uitgevende instelling gebruikte
bedrijfsgebouwen;

	2Âș. hetzij op grond van een handelsovereenkomst met de uitgevende
instelling binnen een beperkt netwerk van dienstverleners; 

	3Âș. hetzij voor een beperkte reeks goederen dan wel diensten;.

F

	In artikel 1:51a, vierde lid wordt “EU-moederkredietinstelling”
telkens vervangen door: EU-moederbank.

G

	Artikel 1:55 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “betaalinstelling” vervangen door:
betaalinstelling, elektronischgeldinstelling.

	2. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van
betaaldienstagenten en personen aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed
door betaalinstellingen of elektronischgeldinstellingen.

H

	Artikel 1:56 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste en tweede lid wordt “betaaldienstverlener” telkens
vervangen door: betaaldienstverlener, elektronischgeldinstelling.

	2. Na het zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	7. Het eerste, tweede en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing
ten aanzien van agenten van elektronischgeldinstellingen met zetel in
een andere lidstaat die beschikken over een door de toezichthoudende
instantie van die lidstaat verleende vergunning die het toestaat
betaaldiensten te verlenen, en personen aan wie werkzaamheden zijn
uitbesteed door elektronischgeldinstellingen met zetel in een andere
lidstaat.

I

	In artikel 1:58, vijfde lid, wordt, onder verlettering van de
onderdelen c en d tot d en e, een onderdeel ingevoegd, luidende:

	c. elektronischgeldinstellingen met zetel in een andere lidstaat, met
dien verstande dat onder bijkantoor mede wordt verstaan
betaaldienstagent of persoon aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed.

J

	Artikel 1:59 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste en tweede lid wordt “betaalinstelling” telkens
vervangen door: betaalinstelling, elektronischgeldinstelling.

	2. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing
ten aanzien van betaaldienstagenten en personen aan wie werkzaamheden
zijn uitbesteed door betaalinstellingen of elektronischgeldinstellingen.

K

	In artikel 1:97, eerste lid, onderdeel c, vervalt “3:35,” en wordt
“4:31, eerste lid” vervangen door: 4:31, eerste tot en met derde
lid, 4:31a.

L

	Artikel 1:104, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2011 ingediende
voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en
enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2012)
(Kamerstukken 32 781) tot wet is of wordt verheven en artikel I,
onderdeel P, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan
deze wet, wordt in onderdeel f “betaalinstelling of
wisselinstelling” vervangen door: betaalinstelling, 
elektronischgeldinstelling of wisselinstelling.

	2. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2011 ingediende
voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en
enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2012)
(Kamerstukken 32 781) tot wet is of wordt verheven en artikel I,
onderdeel P, van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in
onderdeel f “een beleggingsonderneming of een betaalinstelling”
vervangen door: een beleggingsonderneming, betaalinstelling of
elektronischgeldinstelling.

	3. In de onderdelen k en l wordt “betaalinstelling” telkens
vervangen door: betaalinstelling of elektronischgeldinstelling.

M

	Aan artikel 1:107, derde lid, wordt onder vervanging van de punt aan
het slot van onderdeel j door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

	k. betaaldienstagenten van een elektronischgeldinstelling met zetel in
Nederland.

N

	Artikel 2:3a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid, wordt “die voor het uitoefenen van het bedrijf
van bank” vervangen door: die voor het uitoefenen van het bedrijf van
bank of voor het uitoefenen van het bedrijf van
elektronischgeldinstelling.

	2. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	3. Het eerste lid is niet van toepassing op
elektronischgeldinstellingen die gevestigd zijn in een door Onze
Minister aangewezen staat als bedoeld in artikel 2:10f, derde lid, en
die voldoen aan de in artikel 2:10f, derde lid, bedoelde voorwaarden.

O

	In artikel 2:3b, eerste lid, onderdeel g, wordt “artikel 3:29a”
vervangen door: artikel 3:29a, eerste lid,.

P

	Na artikel 2:10 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 2.2.1A. UITOEFENEN VAN BEDRIJF VAN ELEKTRONISCHGELDINSTELLING

§ 2.2.1A.1. Vergunningplicht en eisen voor elektronischgeldinstellingen
met zetel in Nederland

Artikel 2:10a

	1. Het is een ieder met zetel in Nederland verboden zonder een daartoe
door de Nederlandsche Bank verleende vergunning elektronisch geld uit te
geven.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op financiële ondernemingen
die voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de
Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben,
voor zover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan
elektronisch geld uit te geven.

Artikel 2:10b

	1. De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag aan een rechtspersoon een
vergunning als bedoeld in artikel 2:10a, eerste lid, indien de aanvrager
aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:

	a. artikel 3:8 met betrekking tot de deskundigheid van de in dat
artikel bedoelde personen;

	b. artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen
die het beleid bepalen of mede bepalen;

	c. artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid
met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;

	d. artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum
aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt en de plaats van
waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;

	e. artikel 3:16, eerste en tweede lid, met betrekking tot de
zeggenschapsstructuur;

	f. artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting
van de bedrijfsvoering;

	g. artikel 3:29a met betrekking tot het veiligstellen van middelen die
zijn ontvangen van betaaldienstgebruikers of in ruil voor elektronisch
geld;

	h. artikel 3:53, eerste en derde lid, met betrekking tot het minimum
eigen vermogen;

	i. artikel 3:57, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot de
solvabiliteit.

	2. De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

	3. De Nederlandsche Bank beslist op de aanvraag, in afwijking van
artikel 1:102, derde lid, binnen drie maanden na ontvangst van de
aanvraag, of, indien de aanvraag onvolledig is, binnen drie maanden na
ontvangst van alle voor het nemen van de beslissing benodigde gegevens.

	4. Artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van
toepassing.

Artikel 2:10c

	1. Een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland die voornemens
is betaaldiensten te verlenen door tussenkomst van een
betaaldienstagent, stelt de Nederlandsche Bank hiervan in kennis onder
opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen
gegevens.

	2. Indien de Nederlandsche Bank overeenkomstig het eerste lid de
gegevens heeft ontvangen en zij ervan overtuigd is dat de gegevens
correct zijn, schrijft zij de betaaldienstagent in in het register,
bedoeld in artikel 1:107.

§ 2.2.1A.2. Vrijstelling

Artikel 2:10d

	Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling
worden geregeld van artikel 2:10a, eerste lid. Aan deze gehele of
gedeeltelijke vrijstelling kunnen voorschriften worden verbonden.

§ 2.2.1A.3. Bijkantoren en agenten van en verrichten van diensten door
elektronischgeldinstellingen met zetel in een andere lidstaat

Artikel 2:10e

	1. Een elektronischgeldinstelling met zetel in een andere lidstaat kan
overgaan tot het verrichten van haar werkzaamheden vanuit een in
Nederland gelegen bijkantoor, dan wel door middel van het verrichten van
diensten naar Nederland, indien zij een door de toezichthoudende
instantie van die lidstaat daartoe verleende vergunning heeft en de
toezichthoudende instantie van de lidstaat waar zij haar zetel heeft,
kennis heeft gegeven van het voornemen diensten te gaan verrichten naar
Nederland dan wel werkzaamheden te gaan verrichten vanuit een in
Nederland gelegen bijkantoor.

	2. Onverminderd het eerste lid, kan een elektronischgeldinstelling met
zetel in een andere lidstaat, indien zij een door de toezichthoudende
instantie van die lidstaat daartoe verleende vergunning heeft die deze
werkzaamheden toelaat, door tussenkomst van een in Nederland werkzaam
zijnde betaaldienstagent, overgaan tot het verlenen van betaaldiensten.

§ 2.2.1A.4. Elektronischgeldinstellingen met zetel in een staat die
geen lidstaat is

Artikel 2:10f

	1. Het is een ieder met zetel in een staat die geen lidstaat is
verboden:

	a. in Nederland het bedrijf van elektronischgeldinstelling uit te
oefenen;

	b. vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor het bedrijf van
elektronischgeldinstelling uit te oefenen in een andere lidstaat.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op financiële ondernemingen
die voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de
Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben,
voor zover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan
elektronisch geld uit te geven.

	3. Het eerste lid is niet van toepassing op
elektronischgeldinstellingen met zetel in een door Onze Minister aan te
wijzen staat.

Q

	Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid vervalt de zinsnede “of
elektronischgeldinstelling”;

	2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot tweede
lid.

R

	Artikel 2:19 vervalt.

S

	Artikel 2:20 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid vervalt “of elektronischgeldinstelling”.

	2. Onder het schrappen van de aanduiding “1.” voor het eerste lid,
vervalt het tweede lid.

T

	Artikel 2:23 vervalt.

U

	In artikel 2:25, tweede lid, en artikel 2:26 wordt “bijlage I,
onderdelen 2 tot en met 14, van de herziene richtlijn banken”
vervangen door: bijlage I, onderdelen 2 tot en met 12 en 15, van de
herziene richtlijn banken.

V

	In artikel 2:76, eerste lid, wordt onder vervanging van “; of” aan
het slot van onderdeel d door een puntkomma en onder vervanging van de
punt aan het slot van onderdeel e door “; of”, na onderdeel e een
onderdeel ingevoegd, luidende:

	f. voor het uitoefenen van het bedrijf van betaalinstelling een door de
Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben,
voor zover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan te
adviseren.

W

	In artikel 2:77, eerste lid, wordt onder vervanging van “; of” aan
het slot van onderdeel c door “;” en onder vervanging in onderdeel d
van de punt door een puntkomma, na onderdeel d een onderdeel ingevoegd,
luidende:

	e. als betaaldienstverlener hun bedrijf uitoefenen vanuit een in
Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van
diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2.
is toegestaan te adviseren.

X

	Na artikel 2:107 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 2.3.1A. UITOEFENEN VAN HET BEDRIJF VAN
ELEKTRONISCHGELDINSTELLING MET ZETEL IN NEDERLAND

§ 2.3.1A.1. Verrichten van diensten door een elektronischgeldinstelling
met zetel in Nederland naar een andere lidstaat

artikel 2:107a

	1. Een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland die voornemens
is vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat of door middel van het
verrichten van diensten naar een andere lidstaat haar bedrijf uit te
oefenen, gaat daar slechts toe over nadat zij kennis heeft gegeven van
haar voornemen aan de Nederlandsche Bank.

	2. Een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland die voornemens
is door tussenkomst van een agent, naar een andere lidstaat
betaaldiensten te verlenen, gaat daar slechts toe over nadat zij kennis
heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank.

	3. Bij de in het eerste en tweede lid bedoelde kennisgeving verstrekt
de elektronischgeldinstelling bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur te bepalen gegevens.

	4. De Nederlandsche Bank verstrekt de in het derde lid bedoelde
gegevens binnen een maand na ontvangst aan de toezichthoudende instantie
van de andere lidstaat.

	5. De Nederlandsche Bank gaat over tot inschrijving van het bijkantoor
of de betaaldienstagent, bedoeld in het eerste of tweede lid, in het
register, bedoeld in artikel 1:107, tenzij de toezichthoudende instantie
van de andere lidstaat aan de Nederlandsche Bank heeft meegedeeld dat
zij het vermoeden heeft dat met de voorgenomen vestiging van het
bijkantoor of door de inschakeling van de betaaldienstagent in strijd
met het recht zal worden gehandeld. Indien inschrijving op het tijdstip
van ontvangst van de in de vorige volzin bedoelde mededeling reeds heeft
plaatsgevonden, haalt de Nederlandsche Bank deze door.

Y

	In artikel 3:3 wordt “en premiepensioeninstellingen” vervangen
door: , elektronischgeldinstellingen en premiepensioeninstellingen.

Z

	In artikel 3:5, tweede lid, onderdeel a, wordt “2:20, eerste lid”
vervangen door: 2:20.

AA

	In de artikelen 3:8, artikel 3:9, eerste lid, en 3:10, eerste lid,
aanhef, wordt “entiteit voor risico-acceptatie” telkens vervangen
door: elektronischgeldinstelling, entiteit voor risico-acceptatie.

AB

	In artikel 3:15, eerste lid, wordt “clearinginstelling” vervangen
door: clearinginstelling, elektronischgeldinstelling.

AC

	In de artikelen 3:16, eerste en tweede lid, en 3:17, eerste lid, wordt
“entiteit voor risico-acceptatie” telkens vervangen door:
elektronischgeldinstelling, entiteit voor risico-acceptatie.

AD

	Artikel 3:18 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt “entiteit voor risico-acceptatie”
vervangen door: elektronischgeldinstelling, entiteit voor
risico-acceptatie.

	2. In het derde lid, onderdeel b, wordt “entiteiten voor
risico-acceptatie” vervangen door: elektronischgeldinstellingen,
entiteiten voor risico-acceptatie.

	3. In het derde lid, onderdeel c, wordt “entiteit voor
risico-acceptatie” vervangen door: elektronischgeldinstelling,
entiteit voor risico-acceptatie.

AE

	Artikel 3:20a, eerste lid, komt te luiden:

	1. Een betaaldienstverlener met zetel in een andere lidstaat of een
elektronischgeldinstelling met zetel in een andere lidstaat die zijn
bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door
middel van het verrichten van diensten naar Nederland dan wel
betaaldiensten verleent door tussenkomst van een in Nederland werkzaam
zijnde betaaldienstagent, dient te beschikken over een door de
toezichthoudende instantie van die lidstaat daartoe verleende
vergunning.

AF

	In artikel 3:29, eerste lid, wordt “entiteit voor
risico-acceptatie” vervangen door: “elektronischgeldinstelling,
entiteit voor risico-acceptatie” en wordt “2:3b, 2:5, tweede lid”
vervangen door: 2:3b, 2:5, tweede lid, 2:10b, tweede lid.

AG

	Artikel 3:29a komt te luiden:

Artikel 3:29a

	1. Een betaalinstelling of een elektronischgeldinstelling met zetel in
Nederland stelt de geldmiddelen die worden of zijn ontvangen van
betaaldienstgebruikers of andere betaalinstellingen of
elektronischgeldinstellingen op een bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur bepaalde wijze zeker.

	2. Een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland stelt de
geldmiddelen die worden of zijn ontvangen in ruil voor elektronisch geld
op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde wijze
zeker.

AH

	Artikel 3:29b komt te luiden:

Artikel 3:29b

	Indien een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling met zetel in
Nederland tevens werkzaamheden verricht die geen verband houden met het
verlenen van betaaldiensten onderscheidenlijk het uitgeven van
elektronisch geld, kan de Nederlandsche Bank de betaalinstelling of
elektronischgeldinstelling verplichten die werkzaamheden te doen
verrichten door een aparte rechtspersoon indien het verrichten van die
werkzaamheden afbreuk doet of dreigt te doen aan:

	a. de financiële soliditeit van de betaalinstelling of de
elektronischgeldinstelling, of

	b. het toezicht op de naleving van deze wet.

AI

	Artikel 3:29c wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste en tweede lid wordt “betaalinstelling” telkens
vervangen door: betaalinstelling of elektronischgeldinstelling met zetel
in Nederland.

	2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, wordt na het
tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

	3. Geldmiddelen die door een elektronischgeldinstelling zijn ontvangen
in ruil voor elektronisch geld, zijn, in afwijking van artikel 1:1, geen
opvorderbare gelden.

	3. In het vierde lid (nieuw) wordt “betaalinstellingen” vervangen
door: betaalinstellingen of elektronischgeldinstellingen met zetel in
Nederland.

AJ

	Artikel 3:34 komt te luiden:

Artikel 3:34

	Een elektronischgeldinstelling geeft geen elektronisch geld uit via een
agent.

AK

	Artikel 3:35 vervalt.

AL

	Artikel 3:39, derde lid, vervalt.

AM

	Na artikel 3:39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:39a

	De artikelen 3:29a, 3:29b, 3:29c en 3:34 zijn van overeenkomstige
toepassing op betaaldienstverleners met zetel in een andere lidstaat en
elektronischgeldinstellingen met zetel in een andere lidstaat die vanuit
een bijkantoor dan wel door middel van het verrichten van diensten in
Nederland hun bedrijf uitoefenen.

AN

	In artikel 3:43, eerste lid, wordt “3:32, 3:34, 3:36 en 3:38”
vervangen door: 3:32, 3:36, 3:38 en 3:108a.

AO

	In artikel 3:53, eerste lid, wordt “clearinginstelling” vervangen
door: clearinginstelling, elektronischgeldinstelling.

AP

	Artikel 3:57 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “clearinginstelling” vervangen door:
clearinginstelling, elektronischgeldinstelling.

	2. In het tweede lid wordt “clearinginstellingen” vervangen door:
clearinginstellingen, elektronischgeldinstellingen.

	3. In het derde lid wordt “clearinginstelling” vervangen door:
clearinginstelling, elektronischgeldinstelling.

AQ

	In artikel 3:71, eerste lid, wordt “clearinginstelling” vervangen
door: clearinginstelling, elektronischgeldinstelling.

AR

	In artikel 3:72, eerste lid, wordt “een clearinginstelling”
vervangen door: een betaalinstelling, een clearinginstelling,
elektronischgeldinstelling.

AS

	Artikel 3:74b komt te luiden:

Artikel 3:74b

	1. Een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling met zetel in
Nederland die naast het verlenen van betaaldiensten tevens andere
werkzaamheden verricht, voert een afzonderlijke boekhouding voor de
betaaldiensten.

	2. Een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland die naast de
uitgifte van elektronisch geld andere werkzaamheden verricht, voert een
afzonderlijke boekhouding voor de uitgifte van het elektronisch geld.

AT

	In artikel 3:88, eerste lid, wordt “een clearinginstelling”
vervangen door: een betaalinstelling, een clearinginstelling,
elektronischgeldinstelling.

AU

	Na artikel 3:108 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:108a

	1. Degene die aan de Nederlandsche Bank een kennisgeving verstrekt als
bedoeld in artikel 3:103, eerste lid, over een wijziging van zijn
gekwalificeerde deelneming in een elektronischgeldinstelling, verstrekt
daarbij mede informatie over de grootte van de voorgenomen deelneming
alsmede een opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
te bepalen gegevens.

	2. Indien de Nederlandsche Bank gelet op de door de kandidaat-verwerver
uitgeoefende invloed op de bedrijfsvoering van de instelling, bezwaren
heeft tegen de verwerving als bedoeld in artikel 3:103, eerste lid,
maakt de Nederlandsche Bank deze bezwaren kenbaar uiterlijk binnen 8
weken na ontvangst van de mededeling bedoeld in het eerste lid, kenbaar.

	3. Indien op het moment dat de Nederlandsche Bank haar bezwaren kenbaar
maakt, de verwerving van de deelneming al heeft plaatsgevonden, neemt de
Nederlandsche Bank passende maatregelen. Die maatregelen kunnen bindende
aanwijzingen, sancties tegen bestuurders of managers of de schorsing van
de uitoefening van de stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen
welke door de betrokken aandeelhouders of vennoten worden gehouden,
omvatten.

	4. Wanneer een deelneming wordt verworven ondanks bezwaar van de
Nederlandsche Bank, kan deze bepalen, onverminderd andere te treffen
sancties, dat de uitoefening van de stemrechten van de verkrijger wordt
geschorst of dat de uitgebrachte stemmen nietig zijn.

AV

	Het opschrift van afdeling 3.5.1. komt te luiden:

AFDELING 3.5.1. BIJZONDERE MAATREGELEN TEN AANZIEN VAN BANKEN,
BELEGGINGSONDERNEMINGEN, BETAALINSTELLINGEN EN
ELEKTRONISCHGELDINSTELLINGEN.

AW

	Aan artikel 3:111b, wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op
elektronischgeldinstellingen met zetel in Nederland die door tussenkomst
van een betaaldienstagent betaaldiensten verlenen.

AX

	Het opschrift van afdeling 3.6.1a komt te luiden:

AFDELING 3.6.1A. BETAALINSTELLINGEN EN ELEKTRONISCHGELDINSTELLINGEN IN
EEN GROEP

AY

	In artikel 3:273a wordt “een betaalinstelling” vervangen door
“een betaalinstelling of een elektronischgeldinstelling met zetel in
Nederland”, wordt “de betaalinstelling” vervangen door “de
betaalinstelling, onderscheidenlijk de elektronischgeldinstelling met
zetel in Nederland” en wordt “Nederlandse moederkredietinstelling”
vervangen door: Nederlandse moederbank.

AZ

	Het opschrift van afdeling 3.6.2 komt te luiden:

AFDELING 3.6.2. GECONSOLIDEERD TOEZICHT OP BANKEN,
BELEGGINGSONDERNEMINGEN, BETAALINSTELLINGEN EN
ELEKTRONISCHGELDINSTELLINGEN.

BA

	In de artikelen 3:275, 3:276, 3:278, 3:278a, 3:278b en 3:280a wordt
“moederkredietinstelling” telkens vervangen door “moederbank”,
wordt “moederkredietinstellingen” telkens vervangen door
“moederbanken”, wordt “EU-moederkredietinstelling” telkens
vervangen door “EU-moederbank” en wordt
“EU-moederkredietinstellingen” telkens vervangen door:
EU-moederbanken.

BB

	Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid
wordt in artikel 3:278 na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

	4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op
elektronischgeldinstellingen met zetel in Nederland die
dochteronderneming zijn van een Nederlandse moederbank voor zover het
betreft het toezicht op de naleving van artikel 3:57, eerste en tweede
lid.

BC

	Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2011 ingediende
voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter
implementatie van richtlijn nr. 2009/111/EG van het Europees Parlement
en de Raad van de Europese Unie tot wijziging van de Richtlijnen
2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij
centrale instellingen en het crisisbeheer (PbEU L 302) (Kamerstukken 32
787) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is
getreden of treedt dan deze wet, wordt in de artikelen 3:278c en 3:278d
van de Wet op het financieel toezicht “EU-moederkredietinstelling”
telkens vervangen door: EU-moederbank.

BD

	Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2011 ingediende
voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter
implementatie van richtlijn nr. 2009/111/EG van het Europees Parlement
en de Raad van de Europese Unie tot wijziging van de Richtlijnen
2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij
centrale instellingen en het crisisbeheer (PbEU L 302) (Kamerstukken 32
787) tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking treedt dan
deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:

	1. In de artikelen die bij de onderdelen C, D en F worden ingevoegd,
wordt “kredietinstelling” telkens vervangen door: bank.

	2. In de artikelen die bij de onderdelen D en K worden ingevoegd, wordt
“EU-moederkredietinstelling” telkens vervangen door
“EU-moederbank”.

BE

	In Artikel 4:8, vijfde lid, wordt “bank” vervangen door: bank,
elektronischgeldinstelling.

BF

	In artikel 4:12, vijfde lid, wordt “bank” vervangen door: bank,
elektronischgeldinstelling.

BFa

	In artikel 4:16, tweede lid, wordt “beheerder, beleggingsonderneming
of betaalinstelling” vervangen door: beheerder, beleggingsonderneming,
betaalinstelling of elektronischgeldinstelling.

BG

	In artikel 4:27, eerste lid, wordt “clearinginstelling” vervangen
door: clearinginstelling, elektronischgeldinstelling.

BH

	Artikel 4:31 komt te luiden:

Artikel 4:31

	1. Een elektronischgeldinstelling geeft elektronisch geld uitsluitend
uit tegen de nominale waarde en in ruil voor ontvangen geld.

	2. Een elektronischgeldinstelling kent aan een houder van elektronisch
geld geen voordelen toe die samenhangen met de lengte van de periode dat
die houder het elektronisch geld aanhoudt.

	3. Een elektronischgeldinstelling wisselt geldmiddelen die door haar
worden ontvangen met de intentie deze om te wisselen voor elektronisch
geld, direct om in elektronisch geld.

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot de omwisseling bedoeld in het derde lid.

BI

	Na artikel 4:31 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4:31a

	Een elektronischgeldinstelling betaalt de nominale waarde van het
aangehouden elektronisch geld terug wanneer de houder van het
elektronisch geld daarom verzoekt en neemt daarbij artikel 521a van Boek
7 van het Burgerlijk Wetboek in acht.

BJ

	Na artikel 4:31a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4:31b

	Een elektronischgeldinstelling legt de terugbetalingsrechten van
personen die betalingen met het door de elektronischgeldinstelling
uitgegeven elektronisch geld aanvaarden, vast in een overeenkomst met
die personen.

BJa

	In artikel 5:16, eerste lid, onderdeel b, onder 2o, wordt
“kredietinstelling” vervangen door: bank.

BK

	De bijlage bij artikel 1:79 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de opsomming van artikelen uit het Deel Markttoegang financiële
ondernemingen vervalt “2:19”, wordt “2:20, eerste lid” vervangen
door “2:20”, vervalt “2:23, eerste lid”, en wordt in numerieke
volgorde ingevoegd:

	2:10a, eerste lid,

	2:10e, eerste lid,

	2:10f, eerste lid,

	2:107a, eerste en tweede lid.

	2.In de opsomming van artikelen uit het Deel Prudentieel toezicht
financiĂ«le ondernemingen wordt “3:29a” vervangen door “3:29a,
eerste en tweede lid”, wordt “3:29c, eerste lid” vervangen door
“3:29c, eerste lid en vierde lid”, wordt “3:34, eerste en tweede
lid” vervangen door “3:34”, vervalt “3:35” en wordt
“3:74b” vervangen door: 3:74b, eerste en tweede lid.

	3. In de opsomming van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht
financiĂ«le ondernemingen wordt “4:31, eerste en tweede lid”
vervangen door “4:31, eerste tot en met vierde lid” en wordt in
numerieke volgorde ingevoegd:

	4:31a.

BL

	De bijlage bij artikel 1:80 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de opsomming van artikelen uit het Deel Markttoegang financiële
ondernemingen vervalt “2:19”, wordt “2:20, eerste lid” vervangen
door “2:20”, vervalt “2:23, eerste lid”, en wordt in numerieke
volgorde ingevoegd:

	2:10a, eerste lid,

	2:10e, eerste lid,

	2:10f, eerste lid,

	2:107a, eerste en tweede lid.

	2. In de opsomming van artikelen uit het Deel Prudentieel toezicht
financiĂ«le ondernemingen wordt “3:29a” vervangen door “3:29a,
eerste en tweede lid”, wordt “3:29b” ingevoegd, wordt “3:29c,
eerste lid” vervangen door “3:29c, eerste lid en vierde lid, onder
a”, wordt “3:34, eerste en tweede lid” vervangen door “3:34”,
vervalt “3:35” en wordt “3:74b” vervangen door: 3:74b, eerste en
tweede lid.

	3. In de opsomming van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht
financiĂ«le ondernemingen wordt “4:31, eerste en tweede lid”
vervangen door “4:31, eerste tot en met derde lid” en wordt in
numerieke volgorde ingevoegd:

	4:31a.

ARTIKEL II

	Het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 345, tweede lid, van Boek 1 wordt “kredietinstelling”
vervangen door: bank.

B

	Boek 2 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In artikel 360, eerste lid, wordt “en betaalinstellingen als
bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht”
vervangen door: , betaalinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de
Wet op het financieel toezicht en elektronischgeldinstellingen als
bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

	2. In artikel 375, eerste lid, onderdeel b, wordt
“kredietinstellingen” vervangen door: banken.

	3. In de artikelen 415 en 450, zesde lid, wordt “kredietinstelling”
telkens vervangen door: bank.

C

	Boek 7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In artikel 51, onderdeel f, wordt “kredietinstelling” vervangen
door: bank.

	2. Artikel 514 wordt als volgt gewijzigd:

	a. Na onderdeel m wordt een nieuw onderdeel ma toegevoegd, luidende:

	ma. elektronischgeldinstelling: elektronischgeldinstelling als bedoeld
in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.

	b. In onderdeel n wordt “elektronisch geld als bedoeld in artikel 1,
derde lid, onder b), van richtlijn nr. 2000/46/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000
betreffende de toegang tot de uitoefening van en het bedrijfseconomisch
toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld (Pb
L 275)” vervangen door: elektronisch geld als bedoeld in artikel 1:1
van de Wet op het financieel toezicht.

	3. Aan het slot van Afdeling 1 (Algemene bepalingen) van titel 7B wordt
een nieuw artikel 521a toegevoegd, luidende:

Artikel 521a

	1. Een elektronischgeldinstelling betaalt, wanneer de houder van het
elektronisch geld daarom verzoekt, de nominale waarde van het
elektronisch geld terug.

	2. In de overeenkomst tussen de elektronischgeldinstelling en de houder
van het elektronisch geld worden de terugbetalingsvoorwaarden duidelijk
en opvallend vermeld en de houder van het elektronisch geld wordt in
kennis gesteld van deze voorwaarden, voordat hij wordt gebonden door een
overeenkomst of een aanbod.

	3. Voor terugbetaling kan slechts een vergoeding worden gevraagd,
indien dit in de overeenkomst is vermeld overeenkomstig lid 2 en
uitsluitend in de volgende gevallen:

	a) indien wordt gevraagd om terugbetaling vóór de dag waarop de
overeenkomst eindigt;

	b) indien de overeenkomst voorziet in een dag waarop de overeenkomst
eindigt en de houder van het elektronisch geld vóór die dag tot
beëindiging van de overeenkomst overgaat; of

	c) indien het verzoek tot terugbetaling meer dan een jaar na de dag van
de beëindiging van de overeenkomst wordt gedaan.

	Een vergoeding als hier bedoeld staat in redelijke verhouding tot de
kosten die de elektronischgeldinstelling feitelijk heeft gemaakt.

	4. Indien de houder van het elektronisch geld verzoekt om terugbetaling
vóór de beëindiging van de overeenkomst, kan hij hetzij
gedeeltelijke, hetzij volledige terugbetaling verlangen.

	5. Indien de houder van het elektronisch geld terugbetaling verzoekt op
de dag waarop de overeenkomst is beëindigd of binnen één jaar na die
dag:

	a) betaalt de elektronischgeldinstelling hem de volledige monetaire
waarde van het uitgegeven elektronische geld terug; of

	b) betaalt de elektronischgeldinstelling hem alle middelen terug waarom
de houder van het elektronisch geld verzoekt, indien deze instelling een
of meer andere bedrijfsactiviteiten dan de uitgifte van elektronisch
geld met inachtneming van de daarvoor geldende regels uitoefent en het
vóór het aangaan van de overeenkomst niet duidelijk was welk deel van
die middelen zou worden gebruikt als elektronisch geld.

	6. De terugbetalingsrechten van een persoon die elektronisch geld
aanvaardt en die geen consument is, worden, onverminderd de leden 3, 4
en 5, beheerst door wat is overeengekomen tussen de
elektronischgeldinstelling en die persoon.

ARTIKEL III

	In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt in
de opsomming van artikelen uit de Wet op het financieel toezicht,
“2:8, eerste lid” vervangen door “2:8, eerste lid, 2:10a, eerste
lid, 2:10e, eerste lid, 2:10f, eerste lid”, wordt “2:20, eerste
lid” vervangen door “2:20”, wordt “3:29a” vervangen door
“3:29a, eerste en tweede lid”, vervalt “3:35”, wordt “3:74b”
vervangen door “3:74b, eerste en tweede lid” en wordt “4:31,
eerste lid” vervangen door: 4:31, eerste tot en met derde lid.

ARTIKEL IV

	De Wet inzake de geldtransactiekantoren wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 3, tweede lid, onderdeel d, wordt “artikel 2:15, 2:18 of
2:19” vervangen door: 2:15 of 2:18.

B

	In de artikelen 3, tweede lid, onderdeel c, en 8, tweede lid, wordt
“kredietinstelling” telkens vervangen door: bank.

ARTIKEL V

	De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt
als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de zinsnede onder 1o wordt “kredietinstelling” vervangen
door: bank.

	2. In de zinsnede onder 3o wordt “onderneming, niet zijnde een
kredietinstelling of financiĂ«le instelling” vervangen door:
onderneming, niet zijnde een bank of financiële instelling.

	3. In de zinsnede onder 4o wordt “verleend” vervangen door:
verleent.

B

	In artikel 4, vierde lid, wordt “kredietinstelling” vervangen door:
bank.

C

	Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel c, onder 1°, wordt “€ 150”
vervangen door: € 250.

	2. Na het derde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

	4. Voor nationale betalingstransacties wordt het in het eerste lid
genoemde bedrag van € 250 verdubbeld.

ARTIKEL VI

	In artikel 91, zestiende lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt
“het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling ingevolge de Wet
op het financieel toezicht of de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994
BES” vervangen door: het uitoefenen van het bedrijf van bank of van
elektronischgeldinstelling ingevolge de Wet op het financieel toezicht
of het bedrijf van kredietinstelling ingevolge de Wet toezicht bank- en
kredietwezen 1994 BES.

ARTIKEL VII

	In artikel 1, eerste lid, onderdeel l, onder 2o, van de Wet toezicht
accountantsorganisaties wordt “kredietinstelling” vervangen door:
bank.

ARTIKEL VIII

	De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

	1.	In de artikelen 3.116a, tweede lid, aanhef en onderdeel e, 3.126a,
eerste lid, aanhef, tweede lid, aanhef en onderdeel c, en vijfde lid, en
5.10, eerste lid, onderdeel b, wordt “kredietinstelling” telkens
vervangen door: bank.

	2.	In artikel 4.14, achtste lid, wordt “kredietinstellingen”
vervangen door: banken.

ARTIKEL IX

	In de artikelen 11a, eerste lid, aanhef, en tweede lid, aanhef en
onderdeel c, en 19g, derde lid, en vierde lid, aanhef, van de Wet op de
loonbelasting 1964 wordt “kredietinstelling” telkens vervangen door:
bank.

ARTIKEL X

	De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 2, eerste lid, onderdeel c, 10, eerste lid, onderdeel
c, 23b, eerste en tweede lid, en 25, vierde lid, onderdeel a, en vijfde
lid, onderdeel a, wordt “kredietinstelling” telkens vervangen door:
bank.

B

	In de artikelen 25, vierde lid, onderdeel a, en vijfde lid, onderdeel
a, wordt “instelling” telkens vervangen door: bank.

ARTIKEL XI

	In artikel 7:1, onderdeel b, van de Wet arbeid en zorg wordt
“kredietinstelling” vervangen door: bank.

ARTIKEL XII

	In de artikelen 40, tweede, vijfde, zevende lid, tiende lid, onderdeel
c, en dertiende lid, en 117b, derde lid, onderdeel b, van de Wet
financiering sociale verzekeringen wordt “kredietinstelling” telkens
vervangen door: bank.

ARTIKEL XIII

	In de artikelen 84, tweede en zevende lid, van de Wet werk en inkomen
naar arbeidsvermogen wordt “kredietinstelling” telkens vervangen
door: bank.

ARTIKEL XIV

	In artikel 63b, tweede lid, van de Ziektewet wordt
“kredietinstelling” vervangen door: bank.

ARTIKEL XV

	De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 212a, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel a, onder 1°, wordt “kredietinstelling” vervangen
door: bank.

	2. in onderdeel k wordt “kredietinstelling” vervangen door: bank.

B

	Het opschrift van afdeling 11AA komt te luiden:

AFDELING 11AA. VAN HET FAILLISSEMENT VAN EEN BANK.

C

	Het opschrift van paragraaf 1 van afdeling 11AA komt te luiden:

§ 1 In Nederland gevestigde bank en buiten de Europese Economische
Ruimte gevestigde bank met bijkantoor in Nederland.

D

	Artikel 212g wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid komt onderdeel a te luiden:

	a. bank: bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel
toezicht;.

	2. In het eerste lid, onderdelen b, d en g, en in het tweede lid wordt
“kredietinstelling” telkens vervangen door: bank.

E

	In de artikelen 212h, eerste en tweede lid, 212i, 212j, aanhef en
onderdelen a en b, 212k, eerste en tweede lid, 212m, eerste lid en derde
lid, onderdeel e, 212ma, 212o, eerste lid, 212r, 212s, eerste lid, 212u,
eerste lid, 212v, eerste en tweede lid, 212w, 212aa, 212cc, 212dd,
212ll, 212mm, 212nn, 214, vierde lid, en 284, vijfde lid, wordt
“kredietinstelling” telkens vervangen door: bank.

ARTIKEL XVI

	In de artikelen 19, eerste en vijfde lid, van de
Gerechtsdeurwaarderswet wordt “kredietinstelling” telkens vervangen
door: bank.

ARTIKEL XVII

	In artikel 438c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt
“kredietinstelling” vervangen door “bank” en wordt “Die
kredietinstellingen” vervangen door: Die banken.

ARTIKEL XVIII

	De Sanctiewet 1977 wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 10, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel a wordt “kredietinstelling” vervangen door: bank.

	2. Onder verlettering van onderdeel i tot onderdeel j wordt voor
onderdeel j (nieuw) een onderdeel ingevoegd, luidende:

	i. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel
toezicht in Nederland het bedrijf van elektronischgeldinstelling mogen
uitoefenen,.

B

	In artikel 10g, vierde lid, wordt “kredietinstelling” vervangen
door: bank.

ARTIKEL XIX

	1. Onder instelling voor elektronisch geld wordt voor de toepassing van
dit artikel verstaan: een rechtspersoon of natuurlijke persoon die op 30
april 2011 beschikte over een vergunning om in Nederland het bedrijf van
elektronischgeldinstelling te mogen uitoefenen, welke vergunning niet na
die datum is ingetrokken of vervallen.

	2. Onder vrijgestelde uitgever van elektronisch geld wordt voor de
toepassing van dit artikel verstaan: een rechtspersoon of natuurlijke
persoon die vanaf een tijdstip gelegen voor 30 april 2011 in
overeenstemming met de Wet op het financieel toezicht zoals deze luidde
voor die datum zonder daartoe over een vergunning van de Nederlandsche
Bank te beschikken, het bedrijf van elektronischgeldinstelling
uitoefent.

	3. Instellingen voor elektronisch geld mogen tot 30 oktober 2011 hun
bedrijf uitoefenen in overeenstemming met de bepalingen uit het Deel
Markttoegang Financiële Ondernemingen en het Deel Prudentieel Toezicht
Financiële Ondernemingen van de Wet op het financieel toezicht zoals
deze luidden op 29 april 2011.

	4. De Nederlandsche Bank kan besluiten een instelling voor elektronisch
geld een vergunning als bedoeld in artikel 2:10a van de Wet op het
financieel toezicht te verstrekken indien zij naar haar oordeel over
voldoende bewijs beschikt dat de betreffende instelling voldoet aan de
vereisten die zijn opgenomen in artikel 2:10b van de Wet op het
financieel toezicht.

	5. Het derde lid laat onverlet dat de in het derde lid bedoelde
rechtspersonen een vergunning als bedoeld in artikel 2:10b van de Wet op
het financieel toezicht kunnen aanvragen.

	6. Op vrijgestelde uitgevers van elektronisch geld blijven tot 30 april
2012 het deel Markttoegang Financiële Ondernemingen en het deel
Prudentieel Toezicht Financiële Ondernemingen van de Wet op het
financieel toezicht van toepassing zoals deze luidden op 29 april 2011.

ARTIKEL XX

	1. In besluiten ten aanzien van kredietinstellingen, genomen op grond
van de Wet op het financieel toezicht of een in de artikelen II, IV tot
en met XVIII of XXI tot en met XXVI genoemde wet, zoals die wet luidde
voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet wordt,
voor zover deze besluiten betrekking hebben op de uitoefening van het
bedrijf van bank, voor kredietinstelling gelezen: bank.

	2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op aanvragen van
een besluit, ingediend voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel I van deze wet.

ARTIKEL XXa

	De Mededingingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 25d, tweede lid, wordt “openbare kredietinstellingen”
vervangen door: openbare banken.

B

	In de artikelen 28, eerste lid, onderdeel a, en 31, eerste lid, wordt
“kredietinstellingen” telkens vervangen door: banken.

ARTIKEL XXb

	In artikel 3, tweede lid, van de Bankwet 1998 wordt
“kredietinstellingen” vervangen door: banken.

ARTIKEL XXc

	In artikel 99, eerste lid, onderdeel b, van de Wet gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens wordt “kredietinstellingen”
vervangen door: banken.

ARTIKEL XXd

	In artikel 4, vijfde lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 wordt
“kredietinstellingen” vervangen door: banken.

ARTIKEL XXe

	In artikel 8 van de Wet toezicht financiële verslaggeving wordt
“kredietinstellingen” vervangen door: banken.

ARTIKEL XXf

	In de artikelen 44a, zesde lid, en 44c, eerste en vierde lid, van de
Invorderingswet 1990 wordt “kredietinstelling” telkens vervangen
door: bank.

ARTIKEL XXg

	Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2011 ingediende
voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en
enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2012)
(Kamerstukken 32 781) tot wet is of wordt verheven en artikel I van die
wet later in werking treedt dan deze wet, wordt artikel I van die wet
als volgt gewijzigd:

	1.	Onderdeel P komt te luiden:

P

	In artikel 1:104, eerste lid, onderdeel f, wordt de zinsnede “een
beleggingsonderneming, betaalinstelling of elektronischgeldinstelling”
vervangen door: een beleggingsonderneming, betaalinstelling,
elektronischgeldinstelling of wisselinstelling.

	2.	In de onderdelen DD, RR en XX wordt “kredietinstelling” telkens
vervangen door: bank.

	3.	In onderdeel RR wordt “kredietinstellingen” vervangen door:
banken.

ARTIKEL XXI

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen verschillend kan worden
vastgesteld. De artikelen I, V, XIX en XX werken alsdan terug tot en met
30 april 2011.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   27