[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32550, bijgewerkt t/m nr. 56 (5e NvW d.d. 3 februari 2014)

Voorstel van wet van de leden Van Weyenberg en Van Hijum tot wijziging van de Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het in overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet normalisering rechtspositie ambtenaren)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2011D45137, datum: 2014-02-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 8

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z15951:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 56 (5e nvw d.d. 3 februari 2014)



32 550	Voorstel van wet van de leden Van Weyenberg en Van Hijum tot
wijziging van de Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het
in overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die
van werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet
normalisering rechtspositie ambtenaren) PRIVATE  



	Nr. 5	VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES
VAN DE RAAD VAN STATE



Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: 

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
rechtspositie van ambtenaren zo veel mogelijk in overeenstemming te
brengen met die van werknemers met wie een arbeidsovereenkomst naar
burgerlijk recht is gesloten;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Titel I tot en met IV van de Ambtenarenwet worden vervangen door:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

1. Ambtenaar in de zin van deze wet is degene die krachtens een
arbeidsovereenkomst met een overheidswerkgever werkzaam is.

2. Ambtenaar is tevens degene die met een overheidswerkgever is
overeengekomen onbezoldigd een functie te vervullen die is aangewezen
bij algemene maatregel van bestuur, waarvan de voordracht geschiedt door
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 2

Overheidswerkgever in de zin van deze wet zijn:

a. de staat; 

b. de provincies; 

c. de gemeenten; 

d. de waterschappen;

e. de openbare lichamen voor beroep en bedrijf;

f. de andere openbare lichamen waaraan krachtens de Grondwet
verordenende bevoegdheid is toegekend;

g. de Europese groeperingen voor territoriale samenwerking met een
statutaire zetel in Nederland; 

h. de overige krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen; en

i. andere dan krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen, waarvan
een orgaan is bekleed met openbaar gezag, waarbij de uitoefening van dat
gezag de kernactiviteit van de rechtspersoon vormt.

Artikel 3

Een overheidswerkgever sluit geen arbeidsovereenkomst met: 

a. degenen die zijn benoemd in het ambt van een eenhoofdig
bestuursorgaan of als lid van een orgaan of college dat onderdeel
uitmaakt van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, mits
zij niet werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van een ander
bestuursorgaan;

b. 1°. de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 1, onderdeel b,
van de Wet op de rechterlijke organisatie;

2°. de deskundige leden, bedoeld in de artikelen 48, derde lid, 55a,
tweede lid, 66, tweede en derde lid, 67, derde lid, 69, tweede lid, en
70, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie en hun
plaatsvervangers;

3°. de militaire leden, bedoeld in de artikelen 54, derde lid, 55,
tweede lid, en 68, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie
en hun plaatsvervangers; 

4°. de bij de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor
het bedrijfsleven werkzame leden met rechtspraak belast, bedoeld in
artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Beroepswet onderscheidenlijk
artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet bestuursrechtspraak
bedrijfsorganisatie, alsmede de aldaar werkzame senior-gerechtsauditeurs
en gerechtsauditeurs, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de
Beroepswet onderscheidenlijk artikel 5, tweede lid, van de Wet
bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie;

c. de militaire ambtenaren, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel
a, van de Militaire Ambtenarenwet 1931;

d. de dienstplichtigen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b,
van de Kaderwet dienstplicht; 

e. notarissen en waarnemend notarissen als bedoeld in artikel 2
onderscheidenlijk artikel 29 van de Wet op het notarisambt alsmede
gerechtsdeurwaarders en waarnemend gerechtsdeurwaarders als bedoeld in
artikel 2 onderscheidenlijk artikel 23 van de Gerechtsdeurwaarderswet;

f. de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de
Politiewet 2012, alsmede de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel
2, onderdelen c en d, van die wet die zijn aangesteld voor de uitvoering
van de politietaak.

§ 2. Verplichtingen van overheidswerkgevers

Artikel 4

1. Een overheidswerkgever voert een integriteitsbeleid dat is gericht op
het bevorderen van goed ambtelijk handelen en dat in ieder geval
aandacht besteedt aan het bevorderen van integriteitsbewustzijn en aan
het voorkomen van misbruik van bevoegdheden, belangenverstrengeling en
discriminatie.

2. Een overheidswerkgever zorgt ervoor dat het integriteitsbeleid een
vast onderdeel uitmaakt van het personeelsbeleid, in ieder geval door
integriteit in functioneringsgesprekken en werkoverleg aan de orde te
stellen en door het aanbieden van scholing en vorming op het gebied van
integriteit.

3. Een overheidswerkgever draagt zorg voor de totstandkoming van een
gedragscode voor goed ambtelijk handelen.

4. Een overheidswerkgever maakt jaarlijks een verantwoording met
betrekking tot de uitvoering van dit artikel openbaar.

5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
vastgesteld met betrekking tot het derde lid.

Artikel 5

1. Een overheidswerkgever draagt zorg voor:

a. de aflegging van de eed of belofte door de ambtenaar bij zijn
indiensttreding;

b. de registratie van nevenwerkzaamheden van ambtenaren die de belangen
van de dienst voor zover deze in verband staan met hun
functievervulling, kunnen raken;

c. de openbaarmaking van de krachtens onderdeel b geregistreerde
nevenwerkzaamheden van ambtenaren aangesteld in een functie waarvoor ter
bescherming van de integriteit van de openbare dienst openbaarmaking van
nevenwerkzaamheden noodzakelijk is;

d. de aanwijzing van ambtenaren die werkzaamheden verrichten waaraan in
het bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling of het
risico van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie verbonden
is, het aanwijzen van de financiële belangen die zij niet mogen
bezitten of verwerven en de registratie van de door hen gedane meldingen
als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b; 

e. een procedure voor het omgaan met bij een ambtenaar levende
vermoedens van misstanden binnen de organisatie waar hij werkzaam is. 

2. Een overheidswerkgever draagt er zorg voor dat de ambtenaar die te
goeder trouw de bij hem levende vermoedens van misstanden meldt volgens
de procedure, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, als gevolg van het
melden van die vermoedens geen nadelige gevolgen voor zijn rechtspositie
ondervindt tijdens en na het volgen van die procedure.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
vastgesteld met betrekking tot het bepaalde in het eerste lid.

§ 3. Verplichtingen van ambtenaren

Artikel 6

1. De ambtenaar is gehouden de bij of krachtens de wet op hem rustende
en uit zijn functie voortvloeiende verplichtingen te vervullen en zich
ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.

2. Het niet naleven van het eerste lid geldt voor de toepassing van het
Burgerlijk Wetboek als een tekortkoming in het nakomen van de plichten
welke de arbeidsovereenkomst aan de ambtenaar oplegt. 

Artikel 7

De ambtenaar legt een eed of belofte af, overeenkomstig een bij algemene
maatregel van bestuur vastgesteld formulier, dat voor verschillende
functies verschillend kan zijn. 

Artikel 8

1. Het is de ambtenaar niet toegestaan:

a. nevenwerkzaamheden te verrichten waardoor de goede vervulling van de
functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover
deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid
zou zijn verzekerd;

b. middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan aannemingen en
leveringen ten behoeve van openbare diensten, tenzij de
overheidswerkgever waarmee hij een arbeidsovereenkomst heeft daarvoor
toestemming heeft verleend; 

c. financiële belangen te hebben, effecten te bezitten of
effectentransacties te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn
functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover
deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid
zou zijn verzekerd;

d. financiële belangen te bezitten of te verwerven, welke door de
overheidswerkgever waarmee hij een arbeidsovereenkomst heeft zijn
aangewezen op de voet van artikel 5, eerste lid, onderdeel d;

e. zonder toestemming van de overheidswerkgever giften, vergoedingen,
beloningen en beloften van een derde aan te nemen of hierom te vragen,
indien de ambtenaar als ambtenaar met deze derde betrekkingen
onderhoudt.

2. De ambtenaar is verplicht aan de overheidswerkgever waarmee hij een
arbeidsovereenkomst heeft:

a. opgave te doen van de nevenwerkzaamheden die hij verricht of
voornemens is te gaan verrichten, die de belangen van de dienst voor
zover deze in verband staan met zijn functievervulling, kunnen raken;

b. indien hij is aangewezen in de zin van artikel 5, eerste lid,
onderdeel d, melding te doen van zijn financiële belangen alsmede van
het bezit van en transacties met effecten die de belangen van de
openbare dienst voor zover deze in verband staat met zijn
functievervulling, kunnen raken en daaromtrent desgevraagd nadere
informatie te verschaffen.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
de toepassing van het eerste en tweede lid.

Artikel 9

De ambtenaar en de gewezen ambtenaar zijn verplicht tot geheimhouding
van hetgeen hen in verband met hun functie ter kennis is gekomen, voor
zover die verplichting uit de aard der zaak volgt. 

Artikel 10

1. De ambtenaar onthoudt zich van het openbaren van gedachten of
gevoelens of van de uitoefening van het recht tot vereniging, tot
vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten
de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de
openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn
functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. 

2. Het eerste lid is, voor wat betreft het recht van vereniging, niet
van toepassing op het lidmaatschap van: 

a. een politieke groepering waarvan de aanduiding is ingeschreven
overeenkomstig de Kieswet; 

b. een vakvereniging. 

Artikel 11

De ambtenaar is verplicht tijdens het verblijf op zijn werk zich te
onderwerpen aan een in het belang van de dienst door de
overheidswerkgever gelast onderzoek aan zijn lichaam of aan zijn kleding
of van zijn daar aanwezige goederen. De overheidswerkgever op wiens last
het onderzoek plaatsheeft, neemt de nodige maatregelen ten einde daarbij
een onredelijke of onbehoorlijke bejegening te voorkomen.

§ 4. Vertrouwensfuncties 

Artikel 12

1. Voor de vervulling van een vertrouwensfunctie komt slechts in
aanmerking degene die Nederlander is. Degene die geen Nederlander is,
kan niettemin in aanmerking komen wanneer het dienstbelang dat
bepaaldelijk vordert. 

2. De arbeidsovereenkomst met een ambtenaar kan worden opgezegd, indien
hij op grond van het bepaalde in artikel 5, derde lid, of artikel 10,
tweede lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken uit een vertrouwensfunctie
moet worden ontheven. 

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld ter zake van het bepaalde in dit artikel. 

Artikel 13

1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voor categorieën van
ambtenaren met wie de staat een arbeidsovereenkomst is aangegaan en die
uit hoofde van hun functie kennis kunnen nemen van zeer geheime of
geheime gegevens betreffende de veiligheid of andere gewichtige belangen
van de staat, voorschriften worden gesteld betreffende de verplichtingen
waaraan deze ambtenaren zijn onderworpen in verband met het anders dan
in de uitoefening van hun functie reizen naar en het verblijven in
landen waarin het verblijf door deze ambtenaren een bijzonder risico
voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat kan
opleveren en die er toe strekken dit risico zoveel mogelijk te beperken.


2. In de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan
worden bepaald dat de in die maatregel opgenomen voorschriften tevens
betrekking hebben op gewezen ambtenaren.

3. Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid
treedt niet eerder in werking dan twee maanden na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt
onverwijld mededeling gedaan aan de beide Kamers der Staten-Generaal. 

§ 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14

1. Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de
Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wordt de aanstelling die voor
dat tijdstip is verleend aan een ambtenaar van rechtswege omgezet in een
arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Van de arbeidsovereenkomst
maken deel uit de op dat tijdstip ten aanzien van de ambtenaar bestaande
beslissingen, afspraken en toezeggingen inzake zijn arbeidsvoorwaarden,
waaronder in ieder geval zijn begrepen: duur van het dienstverband,
bezoldiging, werktijden, rooster, verlof, faciliteiten voor de
uitoefening van de functie en studiefaciliteiten.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op degene met wie op grond van
artikel 3 geen arbeidsovereenkomst wordt gesloten.

Artikel 15

1. Artikel 5:6, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet is van toepassing in
geval de ambtenaar voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wegens
de aard van de arbeid op regelmatige basis op zondag werkzaam was,
ongeacht de aanwezigheid van een beding over die arbeid op zondag.

2. De ambtenaar die op het in het eerste lid bedoelde tijdstip is
benoemd of gekozen in een functie als bedoeld in artikel 125c, eerste of
tweede lid, zoals dat luidde voorafgaand aan dat tijdstip, behoudt de
verleende ontheffing van de waarneming van zijn ambt onderscheidenlijk
het verleende buitengewoon verlof. Ingeval op de bezoldiging een
inhouding wordt toegepast over de tijd dat hij verlof geniet, blijven
deze inhouding en de daarop van toepassing zijnde regels van kracht. 

Artikel 16

1. Krachtens deze wet, artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993 of
artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012 genomen besluiten die
zijn genomen voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, behouden
hun geldigheid.

2. Ten aanzien van de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te
stellen alsmede de behandeling van zodanig bezwaar of beroep tegen een
op grond van deze wet, artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993 of
artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012 genomen besluit of
handeling dat voor het in het eerste lid bedoelde tijdstip is
bekendgemaakt, blijft het recht van toepassing zoals dat gold voor dat
tijdstip.

Artikel 17

1. De krachtens deze wet of artikel 47, eerste lid, van de Politiewet
2012 zoals deze luidden voorafgaand aan het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I van de Wet normalisering rechtspositie
ambtenaren, vastgestelde algemeen verbindende voorschriften vervallen.

2. De in het eerste lid bedoelde algemeen verbindende voorschriften
blijven van kracht ten aanzien van te verstrekken uitkeringen aan
ambtenaren wier dienstverband op het in het eerste lid bedoelde tijdstip
reeds is beëindigd. De in deze voorschriften opgenomen bedragen kunnen
worden geïndexeerd op de in deze voorschriften bepaalde wijze.

3. Voor zover en voor zolang op het in het eerste lid bedoelde tijdstip
geen collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten waarbij een
overheidswerkgever partij is, blijft een in het eerste lid bedoeld
voorschrift verbindend voor een overheidswerkgever en zijn ambtenaren
als ware het een collectieve arbeidsovereenkomst, voor zover niet in
strijd met deze wet of dwingendrechtelijke bepalingen van burgerlijk
recht.

Artikel 18

Deze wet wordt aangehaald als: Ambtenarenwet 201..

ARTIKEL II

Artikel 51 van de Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012 vervalt.

ARTIKEL IIa

    De Politiewet 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

    Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

   1. Het eerste lid komt te luiden:

   1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op voordracht van
Onze Minister van Veiligheid en Justitie worden voor de ambtenaren van
politie, bedoeld in artikel 3, onder f, van de Ambtenarenwet 201.,
voorschriften vastgesteld betreffende:

	a. aanstelling, schorsing en ontslag;

	b. het onderzoek naar de geschiktheid en de bekwaamheid;

	c. bezoldiging en wachtgeld;

	d. diensttijden;

	e. verlof en vakantie;

	f. voorzieningen in verband met ziekte;

	g. bescherming bij de arbeid;

	h. woon-, verblijfs- en bereikbaarheidsverplichtingen;

	i. medezeggenschap;

	j. overige rechten en verplichtingen;

	k. disciplinaire straffen, met dien verstande dat een boete dan wel een
inhouding of korting op de bezoldiging per opgelegde disciplinaire straf
ten hoogste gelijk is aan het bedrag van het salaris van de ambtenaar
over anderhalve maand;

	l. de instelling en werkwijze van commissies waaraan de beslissing met
uitsluiting van administratieve organen is opgedragen, voor zover deze
worden mogelijk gemaakt;

	m. de wijze, waarop met de daarvoor in aanmerking komende
vakorganisaties van overheidspersoneel overleg wordt gepleegd over
aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de
ambtenaren, alsmede de gevallen waarin overeenstemming in dat overleg
dient te worden bereikt;

	n. de gevallen waarin berichten inzake de rechtspositie van de
ambtenaar in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht uitsluitend elektronisch verzonden behoeven te worden en
de voorwaarden die daarbij in acht worden genomen.

	

   2. Het derde en vierde lid worden vervangen door:

   3. De paragrafen 2, 3 en 4 van de Ambtenarenwet 201. zijn van
toepassing op de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 3, onder f,
van de Ambtenarenwet 201..

B

    	In artikel 53, derde lid, wordt “de artikelen 47, eerste en
tweede lid, en 48” vervangen door: de artikelen 47 en 48.

ARTIKEL IIb t/m IId

	[Vervallen]

ARTIKEL III

Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd: 

A

Artikel 615 vervalt.

B

In artikel 662 vervalt het eerste lid, onder vernummering van het tweede
en derde lid tot eerste en tweede lid.

ARTIKEL IV

De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 76, onderdeel a, wordt “in dienst zijn” vervangen door:
anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst zijn.

B

In artikel 76a, eerste lid, wordt ”bedoeld in het   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0003630/geldigheidsdatum_20-07-2010" 
Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 ,” vervangen
door: bedoeld in de toepasselijke rechtspositieregeling,.

ARTIKEL V

Artikel 2 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 wordt
als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel a en worden de onderdelen b tot
en met d geletterd a tot en met c.

2. In het eerste lid, onderdeel a (nieuw), wordt “rechtspersoon”
vervangen door: 

rechtspersoon die niet is een overheidswerkgever als bedoeld in artikel
2 van de Ambtenarenwet 201..

3. In het tweede lid wordt “eerste lid, onderdeel d” vervangen door:
eerste lid, onderdeel c.

ARTIKEL VI

In artikel 2, eerste lid, van de Wet op de loonvorming vervalt onderdeel
a en worden de onderdelen b en c geletterd a en b.

ARTIKEL VII

In artikel 2 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag vervalt
het derde lid.

Artikel VIII

De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1:1, derde lid, wordt “een ambtenaar als bedoeld in artikel
1 van de Ambtenarenwet als zodanig” vervangen door: een persoon met
betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 201. bedoelde
hoedanigheid.

B

	Artikel 8:2, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

	a. een andere handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon met
betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 201. bedoelde
hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden
belanghebbende zijn,.

C

	Artikel 8:4, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

	a. tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een
persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 201.
bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn
rechtverkrijgenden,.

D

	In bijlage 1 vervalt de zinsnede met betrekking tot de Ambtenarenwet.

E

	Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

	

	a. In artikel 1 vervalt de zinsnede met betrekking tot de
Ambtenarenwet.

	b. In artikel 2 vervalt de zinsnede met betrekking tot de
Ambtenarenwet.

	c. In artikel 4 wordt 

	“b. een besluit ten aanzien van een ambtenaar als bedoeld in artikel
1 van de Ambtenarenwet als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of zijn
rechtverkrijgenden”

	vervangen door: 

	b. een besluit ten aanzien van een persoon met betrekking tot diens in
artikel 3 van de Ambtenarenwet 201. bedoelde hoedanigheid.

	d. In artikel 10 wordt “Een besluit waarbij een ambtenaar als bedoeld
in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, een militair ambtenaar
als bedoeld in artikel 1 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 als
zodanig, een lid van het personeel van een zelfstandig bestuursorgaan
waarop ingevolge artikel 15 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
de ambtelijke rechtspositieregels van overeenkomstige toepassing zijn
als zodanig, een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de
Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun
rechtverkrijgenden belanghebbende zijn” 

	vervangen door: 

	Een besluit waarbij een persoon met betrekking tot diens in artikel 3
van de Ambtenarenwet 201. bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten
betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.

F

	Artikel 1, onderdeel a, van bijlage 3 komt te luiden:

	a. een besluit inzake een uitkering bij werkloosheid of ziekte, genomen
ten aanzien van een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de
Ambtenarenwet 201. bedoelde hoedanigheid;.

ARTIKEL VIIIa

Indien het bij koninklijke boodschap van 23 februari 2013 ingediende
voorstel van wet houdende regels omtrent de Kamer van Koophandel (Wet op
de Kamer van Koophandel) (33 553) tot wet is of wordt verheven en
artikel 47 van die wet in werking treedt of is getreden, vervallen de
aanduiding “1.” voor het eerste lid, en het tweede lid van dat
artikel.

ARTIKELEN VIIIb en IX

	[Vervallen]

ARTIKEL IXa

	In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het notarisambt
wordt “de ambtenaar” vervangen door: de bekleder van het ambt.

ARTIKEL IXb

	In artikel 2, eerste lid, aanhef, van de Gerechtsdeurwaarderswet
vervalt “een openbaar ambtenaar,”.

ARTIKEL X

	De krachtens artikel 125, eerste lid, onderdeel m, van de Ambtenarenwet
vastgestelde regels, alsmede de krachtens artikel 50, eerste lid, van de
Politiewet 1993 of artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012
vastgestelde regels betreffende het in artikel 125, eerste lid,
onderdeel m, van de Ambtenarenwet genoemde onderwerp, zoals deze golden
voorafgaand aan inwerkingtreding van deze wet, blijven buiten toepassing
bij de totstandkoming en inwerkingtreding van deze wet en de wetten,
algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen,
gemeentelijke en provinciale verordeningen en andere algemeen
verbindende voorschriften waarmee wetten en andere algemeen verbindende
voorschriften met deze wet in overeenstemming worden gebracht, dan wel
waarmee voorzieningen worden getroffen ter uitvoering van deze wet. 

Artikel XI

1. Artikel X treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

2. De overige artikelen van deze wet treden in werking op een bij
koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende
artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XIa

	Voorafgaand aan de plaatsing in het Staatsblad vervangt Onze Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de in deze wet voorkomende
aanduiding “201.” telkens door het jaartal van het Staatsblad waarin
deze wet wordt geplaatst.

ARTIKEL XII

Deze wet wordt aangehaald als: Wet normalisering rechtspositie
ambtenaren.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 PAGE    

 PAGE   1