[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33024 Adv RvSt inzake Wijziging van de Wet op de zorgtoeslag, in verband met de introductie van een vermogenstoets

Wijziging van de Wet op de zorgtoeslag, in verband met de introductie van een vermogenstoets

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2011D47373, datum: 2011-09-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z18960:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


No.W13.11.0171/III	's-Gravenhage, 8 juni 2011

Bij Kabinetsmissive van 19 mei 2011, no.11.001210, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mede namens de Staatssecretaris van Financiƫn, bij de Afdeling
advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het
voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de zorgtoeslag in
verband met de introductie van een vermogenstoets, met memorie van
toelichting.

Het voorstel introduceert een vermogenstoets voor de zorgtoeslag. Deze
houdt in dat geen recht op zorgtoeslag bestaat indien de
heffingsgrondslag voor hoofdstuk 5 van de Wet inkomstenbelasting 2001
meer dan ā‚¬ 80.000 boven de voor de betrokkene geldende vrijstelling
bedraagt. 

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking
tot de hoogte van de vermogenstoets en over de vaststelling van
vermogens van personen van wie niet het gehele vermogen in Nederland
wordt belast. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van
het voorstel wenselijk is.

1.	Introductie vermogenstoets	

De kosten van de zorgtoeslag nemen in de toekomst fors toe, niet alleen
in euroā€™s maar ook als percentage van het bruto binnenlands product
(BBP). In de toelichting wordt verwezen naar de laatste
vergrijzingsstudie van het Centraal Planbureau (CPB), waaruit blijkt dat
er rekening mee moet worden gehouden dat de uitgaven op grond van de
Zorgverzekeringswet (Zvw) in reƫle termen 1% harder stijgen dan de
inkomens, waardoor het budgettaire beslag van de zorgtoeslag fors
toeneemt. De regering wil de zorgtoeslag alleen bij mensen terecht laten
komen die deze nodig hebben. De Afdeling onderschrijft dat uitgangspunt.


Zij merkt daarbij het volgende op.

a. Met het voorliggende voorstel wordt een vermogenstoets ingevoerd.
Daarmee wordt het recht op zorgtoeslag beƫindigd met ingang van 2013
voor huishoudens met een vermogen dat hoger is dan het heffingsvrije
vermogen uit box 3, bedoeld in de inkomstenbelasting, plus ā‚¬ 80.000.
Als gevolg van het hanteren van de voorgestelde vermogenstoets komt
ongeveer 4% van de huishoudens die thans zorgtoeslag ontvangen, daar
niet meer voor in aanmerking, aldus de toelichting. Daaruit blijkt
evenwel niet wat de berekening is die aan dit percentage ten grondslag
heeft gelegen. De Afdeling adviseert om die berekening alsnog in de
toelichting op te nemen.  

b. De Wet op de zorgtoeslag valt onder de reikwijdte van de Algemene wet
inkomensafhankelijke uitkeringen (Awir). Hiervan is in het voorstel
echter afgeweken, volgens de artikelsgewijze toelichting teneinde de
daarmee samenhangende inkomenseffecten voor zorgtoeslaggerechtigden te
beperken. De Afdeling merkt in dit verband op dat nu de Awir onder
andere als doel heeft om tot stroomlijning van inkomensafhankelijke
regelingen te komen, met name op het punt van de inkomens- en
vermogenstoetsen, een toereikende motivering vereist is voor afwijking
van die uitgangspunten; deze ontbreekt in het voorstel. De Afdeling
adviseert het voorstel alsnog van een toereikende motivering te
voorzien.

De Afdeling vraagt zich in dit verband af of met dit voorstel in
voldoende mate tegemoet wordt gekomen aan het uitgangspunt van de
regering om de toeslag alleen terecht te laten komen bij de mensen die
deze nodig hebben. In de memorie van toelichtingĀ wordt niet toegelicht
op welke gronden de regering de desbetreffende grens van behoefte c.q.
noodzaak heeft bepaald. 

De Afdeling merkt in dit verband op dat als een verzekerde - al dan niet
tezamen met zijn partner - naast het verzamelinkomen aan de hand waarvan
zijn draagkracht wordt berekend, beschikt over een vermogen boven de
voor hem geldende drempel van box 3Ā niet zonder meer valt in te zien
dat hij de zorgtoeslag werkelijk nodig heeft. Artikel 7, derde lid, van
de Awir, regelt ā€“ kort gezegd ā€“ dat indien in een
inkomensafhankelijke regeling (in casu de Wet op de zorgtoeslag) de
aanspraak mede afhankelijk is van het vermogen, geen aanspraak op de
toeslag bestaat indien het vermogen hoger is dan de vrijstellingsgrenzen
van box 3 in de Wet inkomstenbelasting 2001. Gegeven deze systematiek,
zou in de Wet op de zorgtoeslag kunnen worden volstaan met de vermelding
dat het recht op zorgtoeslag mede afhankelijk is van het vermogen.
Aannemelijk is dat daardoor een aanmerkelijk hoger percentage van de
huishoudens die thans nog een zorgtoeslag ontvangen, daarvoor niet
langer in aanmerking komt. 

De Afdeling adviseert de afwijking van artikel 7, derde lid, Awir,
alsook de voorgestelde vermogenstoets opnieuw te bezien. 

2.	Niet in Nederland belastbaar vermogen 	

Op grond van de Zvw zijn ook personen die in het buitenland wonen en in
Nederland werken, of een pensioen of uitkering uit Nederland krijgen in
veel gevallen verplicht verzekerd tegen ziektekosten. Daardoor of
daarmee vallen ze tevens binnen het bereik van de Wet op de zorgtoeslag.


Onder andere ingevolge de Coƶrdinatieverordening zullen zich nogal wat
situaties voordoen waarin personen in een andere lidstaat dan Nederland,
in Nederland verplicht verzekerd zijn. Voorts komt het voor dat personen
in een derde land wonen met een uitkering vanuit Nederland, die daarmee
eveneens onder de Zwv en de Wet op de zorgtoeslag vallen. Bij zowel de
toepassing van artikel 7, derde lid, Awir, als bij het thans
voorgestelde artikel 2a van de Wet op de zorgtoeslag, dient ook het
(buitenlands) vermogen van de partner bij de berekening van de
draagkracht van de aanvrager om zorgtoeslag in aanmerking te worden
genomen.

In het voorgestelde artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de zorgtoeslag
wordt voor de vermogenstoets aangesloten bij de grondslag sparen en
beleggen in de Wet inkomstenbelasting 2001. Voor de vermogenstoets is
noch in de Awir, noch in de Wet op de zorgtoeslag, voorzien in een
bepaling waarin vermogen dat niet in Nederland belastbaar is, wordt
bepaald en in aanmerking wordt genomen voor het bepalen van de
draagkracht voor de zorgtoeslag, zoals dat wel is gebeurd bij de
inkomenstoets voor het niet in Nederland belastbare inkomen (artikel 8a
Awir). Het gevolg is dat alleen vermogen in aanmerking wordt genomen
indien dat in Nederland belastbaar is. Dit gevolg lijkt niet te zijn
beoogd. Indien in de hier bedoelde gevallen dat vermogen geheel of
gedeeltelijk buiten aanmerking zou blijven, rijst bovendien de vraag of
er sprake is van ongelijke behandeling van gerechtigden in
respectievelijk buiten Nederland bij het verkrijgen van de zorgtoeslag. 

De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan
en zo nodig het voorstel aan te vullen. 

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

	CPB, Vergrijzing verdeeld, juni 2010.

	Memorie van toelichting, paragraaf 2, systematiek zorgtoeslag.

	Het heffingvrije vermogens bedraagt ā‚¬ 20.785 per persoon. Per kind
wordt dit verhoogd met ā‚¬ 2779. Voor ouderen is bovendien voorzien in
een toeslag.

	Zoals wordt voorgesteld in artikel I, onderdeel A, van het voorliggende
voorstel.

	Verordening nr, 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie van 29 april 2004 betreffende de coƶrdinatie van de
socialezekerheidsstelsels (PbEU L 166).

	Dit geldt ook voor Aruba, CuraƧao, Sint Maarten en de BES.

  PAGE  3 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........