Inbreng verslag schriftelijk overleg inzake de oprichting van een vennootschap ten behoeve van de verkoop van het NVI
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2011D47482, datum: 2011-09-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.E. Smeets, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.M. Sjerp, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2011Z13987:
- Indiener: E.I. Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Volgcommissie: commissie voor de Rijksuitgaven
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2011-09-06 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-09-14 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2011-09-29 14:00: Oprichting vennootschap verkoop NVI - 32589-3 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-02-29 13:16: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
32 589 Toekomst van het Nederlandse Vaccin Instituut Nr. XXXXX VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld …………. 2011 In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij een fractie behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 27 juni 2011 inzake de oprichting van een vennootschap ten behoeve van de verkoop van het NVI (32 589, nr. 3). De op 30 september 2011 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van …….. 2011 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Smeets Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp Inhoudsopgave blz. I. Vragen en opmerkingen vanuit een fractie II. Reactie van de minister I. Vragen en opmerkingen vanuit een fractie Vragen en opmerkingen van de SP-fractie De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de minister waarin de Kamer wordt verzocht om instemming met de oprichting van een vennootschap als vehikel voor de verkoop van de productiefaciliteiten en -diensten van het (voormalige) Nederlands Vaccin Instituut (NVI). Genoemde leden zijn van mening dat het afstoten van publieke eigendommen en taken een zorgvuldige procedure vereist en niet onopgemerkt en onbesproken mag passeren. Zij blijven vooralsnog twijfelen aan de noodzaak en de verwachte voordelen van de geplande verkoop. Kan de minister een uiteenzetting geven over de vraag of het verstandig is om de vaccinproductie geheel aan private ondernemers in handen te geven? Genoemde leden vragen de minister in haar antwoord de recente ervaringen met de Mexicaanse griep en het bijbehorende vaccin te betrekken. Uit deze casus moet naar het oordeel van deze leden de conclusie worden getrokken dat de overheid feitelijk was overgeleverd aan de dominantie van vaccinproducenten die private winst boven het algemeen belang stelden. Graag de reactie van de minister op dit punt. Kan de minister reageren op de stelling dat het voor het op peil houden van het kennisniveau over de ontwikkeling van vaccins wenselijk is om een productiefaciliteit aan te houden. Indien de minister deze opvatting niet huldigt, vernemen deze leden graag van haar hoe de publieke kennis in een zich snel ontwikkelende wereld op peil kan worden gehouden terwijl de volledige productiefaciliteiten en –diensten in private handen zijn. Ook bij deze vraag memoreren de leden van de SP-fractie aan de gebeurtenissen rond het Mexicaanse griepvaccin. Als voornaamste reden voor de verkoop van de productiefaciliteiten en -diensten van het NVI noemt de minister de constatering dat deze in publieke handen niet rendabel zijn. Een ander argument was de kwaliteit, doch dit argument is komen te vervallen doordat de minister in de beantwoording van de feitelijke vragenronde stelt dat het kwaliteitsniveau, de zogenaamde Good Manufacturing Practices, op een hoger niveau zijn gebracht. Hierdoor blijft feitelijk alleen het argument van de rendabiliteit overeind. Genoemde leden verlangen van de minister een uitgebreide toelichting op de vraag waarom het naar haar oordeel financieel niet verstandig is de productie van NVI in overheidshanden te houden. Zij tekenen hierbij aan dat uit de beantwoording van de feitelijke vragenronde blijkt dat de vermeende financiële onhoudbaarheid louter bestaat uit het feit dat niet tegen concurrerende prijzen geproduceerd kan worden in een publieke opzet. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het niet kunnen produceren tegen concurrerende prijzen iets anders is dan niet rendabel zijn. Op grond waarvan moet er per se worden geconcurreerd naar het oordeel van de minister? Kan de minister uiteenzetten hoe groot het verschil is tussen de marktprijzen en de prijs van publieke productie? Als reden voor het niet tegen concurrerende prijzen kunnen produceren in een publieke opzet noemt de minister het ontbreken van de schaalvoordelen die grootschalige commerciële vaccinproductie kent. Kan de minister toelichten aan wat voor schaalverschil we hierbij moeten denken? Is onderzocht in welke mate de schaal van (semi-)publieke productie kan worden vergroot teneinde de prijzen meer concurrerend te maken? De minister wijst de Kamer erop dat nog slechts het DKTP-vaccin in publieke handen wordt geproduceerd. Heeft de minister onderzocht of de productie met andere vaccins kan worden uitgebreid of gecombineerd met nieuwe vaccinontwikkeling, bijvoorbeeld in samenwerking met andere producenten en wetenschappelijke instituten? De minister stelt dat in een private situatie de productieonderneming in staat wordt geacht om het productievolume te kunnen verhogen waardoor schaalvoordelen benut worden. De leden van de SP-fractie wijzen de minister op het feit dat het systeem van ondernemingsgewijze productie ook risico’s met zich meebrengt. Grootschaligheid en specialisatie maken ook kwetsbaar voor omstandigheden zoals bijvoorbeeld een veranderende markt. De economische crisis heeft toch geleerd dat voorheen onverwoestbaar geachte sectoren en bedrijven in beangstigend tempo te gronde kunnen gaan? Kan de minister toelichten of zij deze risico’s voor de vaccinproductie en daarmee de volksgezondheid in kaart heeft gebracht en wat daarvan de uitkomst was? De leden van de SP-fractie verwijzen hierbij niet specifiek naar de productie van het DKTP-vaccin, maar naar het beleid in bredere zin. Zij vernemen graag van de minister op welke wijze de vaccinproductie en -distributie in noodsituaties vanuit de overheid kunnen worden gewaarborgd indien deze volledig in private handen zijn. De minister benadrukt in haar beantwoording van de feitelijke vragenronde dat de af te stoten taken van het NVI niet minder cruciaal zijn dan de taken die publiek eigendom blijven en worden ondergebracht bij het RIVM. De borging van publieke belangen verdient naar het oordeel van deze leden om die reden meer aandacht dan tot dusverre is geschonken in de argumentatie rond de voorgenomen verkoop. De minister stelt in de beantwoording van de feitelijke vragen van de commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat het huidige NVI een “vooraanstaande plaats inneemt in de internationale vaccinwereld” en dat de verkoop van de productieactiviteiten van het NVI op verschillende manieren kan leiden tot versterking van het Nederlandse life sciences cluster. Dit aspect zal, zo stelt de minister, worden meegenomen bij de verkoop. Kan de minister deze vermeende voordelen voor de Nederlandse (kennis)economie nader toe te lichten? Zij benadrukt herhaaldelijk dat het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in het bijzonder de regels inzake vrij kapitaalverkeer, staatssteun en mededinging leidend zijn. Hoe kan de minister in dit licht garanderen dat de Nederlandse economie iets opschiet met de verkoop? Deze leden wijzen erop dat herhaaldelijk is gebleken dat, wanneer vitale Nederlandse bedrijven in de verkoop gaan, deze al snel in handen vallen van buitenlandse investeerders. Nederland heeft dikwijls haar tafelzilver zelf verkocht of toegestaan dat dit werd verpatst. Genoemde leden brengen hierbij de affaires rondom Stork of, meer recentelijk, Organon in herinnering. Zij vrezen dat de belofte van de minister dat het Nederlandse life sciences cluster wordt versterkt een loze kreet is en verlangen hierop een toelichting van de minister. II. Reactie van de minister Kamerstuk 32 589, nr. 2 PAGE PAGE 1