[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Raad van State inzake de Wet wederzijdse bijstand in de Europese Unie bij invordering van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen 2012

Wet wederzijdse bijstand in de Europese Unie bij invordering van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen 2012

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2011D48045, datum: 2011-10-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2011Z18953:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W06.11.0198/III	's-Gravenhage, 19 augustus 2011

Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2011, no.11.001260, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering
van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van
wet wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingschulden en
enkele andere schuldvorderingen 2012, met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt ertoe de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering
van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen te vervangen
door de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van
belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen 2012 (hierna: WWB
2012), ter implementatie van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16
maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van
schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere
maatregelen (PbEU L 84) (hierna: de Richtlijn). De belangrijkste
wijzigingen zijn een vereenvoudiging van de procedures voor het verlenen
van wederzijdse bijstand en een uitbreiding van het bereik van de
wederzijdse bijstand tot de heffingen van decentrale overheden.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking
tot het verband tussen de WWB 2012 en de Wet op de internationale
bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (hierna:WIB), en de
wijze van implementeren. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige
aanpassing van het voorstel wenselijk is.

1.	Verhouding WWB 2012 en WIB 

Met betrekking tot de heffing van belastingen geeft de WIB uitvoering
aan zowel richtlijnen van de Raad van de Europese Unie als aan
verdragen. Met betrekking tot de invordering van belastingen geeft
onderhavige WWB 2012 slechts uitvoering aan hetgeen de Richtlijn
voorschrijft. De WWB 2012 beperkt zich daarmee tot wederzijdse
invorderingsbijstand tussen de lidstaten van de Europese Unie. Er is
aldus - en anders dan het geval is bij de WIB - noch in de WWB 2012 noch
in andere wetgeving uitvoering gegeven aan invorderingsartikelen die
voorkomen in verdragen met derdelanden.

De Afdeling adviseert in toelichting in te gaan op de vraag waarom er op
dit punt een verschil in benadering bestaat tussen de heffing van
belastingen (WIB) en de invordering van belastingen (WWB 2012).

2.	Wijze van implementeren

De Afdeling plaatst een aantal kanttekeningen bij de wijze van
implementeren van de Richtlijn in de WWB 2012.

a.	Algemeen

In de memorie van toelichting bij het voorstel van wet tot wijziging van
de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met nieuwe
factureringsregels (implementatie richtlijn factureringsregels) - welk
voorstel ertoe strekt de zogenoemde richtlijn factureringsregels te
implementeren in de Wet op de omzetbelasting 1968 - is over de wijze van
implementeren opgemerkt: "Daarbij is er in het kader van
richtlijnconformiteit naar gestreefd om de bepalingen in het
wetsvoorstel ook wat betreft de formulering zo nauwkeurig mogelijk te
laten aansluiten op de tekst van de richtlijn". De Afdeling merkt op dat
dit streven in lijn is met opmerkingen die de Raad van State in eerdere
adviezen heeft gemaakt over het uiteenlopen van bewoordingen en
systematiek van wet (Wet op de omzetbelasting 1968) enerzijds en
richtlijn (BTW-richtlijn 2006/112) anderzijds.

Het valt de Afdeling op dat bedoeld streven ontbreekt bij de
implementatie van onderhavige Richtlijn in de WWB 2012. Op tal van
punten wijkt de WWB 2012 qua systematiek en bewoordingen af van de
systematiek en de bewoordingen van de Richtlijn (voor een niet
uitputtende opsomming van voorbeelden zij verwezen naar onderdeel b
hierna en naar de redactionele kanttekeningen bij dit advies). Weliswaar
verbindt de Richtlijn voor het resultaat en is het niet noodzakelijk om
bij de implementatie te kiezen voor dezelfde systematiek en dezelfde
bewoordingen, maar richtlijnconformiteit wordt beter verzekerd indien de
WWB 2012 zo veel mogelijk de tekst van de Richtlijn volgt. 

Anders dan bij de BTW-wetgeving het geval was, wordt bij onderhavige
implementatie gekozen voor het vervangen van de bestaande WWB door een
nieuwe WWB 2012. Die vernieuwing biedt bij uitstek de gelegenheid om zo
veel mogelijk aan te sluiten bij de systematiek en de bewoordingen van
de Richtlijn om daarmee richtlijnconformiteit zo veel mogelijk te
verzekeren.

De Afdeling adviseert om de bepalingen in de WWB 2012 qua systematiek en
qua bewoordingen zo nauwkeurig mogelijk te laten aansluiten bij de tekst
van de Richtlijn.

b.	Specifiek

Meer in het bijzonder plaatst de Afdeling nog de volgende opmerkingen
bij de wijze van implementeren van de Richtlijn.

          1°. In de transponeringstabel wordt aangegeven dat artikel 1
van de Richtlijn geen implementatie behoeft. Het niet implementeren van
artikel 1 zal materieel wellicht geen gevolgen hebben. Vanuit een
oogpunt van consistentie in de vormgeving van de fiscale wetgeving ligt
implementatie echter voor de hand. Een kort inleidend artikel zoals is
opgenomen in de met de WWB 2012 vergelijkbare WIB, is zeer gebruikelijk.
De functie van een dergelijke bepaling is de reikwijdte van een wet aan
te geven.

De Afdeling adviseert artikel 1 van de Richtlijn alsnog te
implementeren.

  

          2°. In de Richtlijn worden de regels vastgesteld voor de
bijstandsverlening tussen de lidstaten ten behoeve van de invordering in
iedere lidstaat van bepaalde schuldvorderingen die in een andere
lidstaat zijn ontstaan (artikel 1 van de Richtlijn). Bij de
implementatie van de Richtlijn in de Nederlandse regelgeving dient voor
de beschrijving van de rechten en verplichtingen van Nederland een
onderscheid te worden gemaakt tussen "bijstand door Nederland te
verlenen" aan een andere lidstaat en "bijstand door Nederland te vragen"
aan een andere lidstaat. Terecht wordt dit onderscheid gemaakt in de
hoofdstukken 2 respectievelijk 3 van de WWB 2012. In de algemene
bepalingen van hoofdstuk 1 van de WWB 2012 wordt dit onderscheid echter
niet volledig doorgetrokken. Dit onderscheid is van belang omdat de
inhoudelijke betekenis van de algemene Richtlijnbepalingen (de artikelen
2 tot en met 4 van de Richtlijn) voor Nederland enerzijds en voor de
andere lidstaten anderzijds kan verschillen. 

Voor Nederland dient bijvoorbeeld te worden geconcretiseerd om welke
belastingen en rechten of om welke heffingen het gaat, en dient te
worden aangegeven dat voor Nederland geen verbindingsbureau of
verbindingsdienst wordt aangewezen. 

Voor andere lidstaten is een concretisering in de WWB 2012 niet mogelijk
(omdat die concretisering verschilt per lidstaat) en ook niet
noodzakelijk: volstaan kan dan worden met de Richtlijntekst.

In dit verband merkt de Afdeling nog op dat in de definitie in de WWB
2012 van "persoon" wél uitsluitend de concretisering voor Nederland
plaatsvindt, maar daar niet voor de andere lidstaten de
Richtlijndefinitie aan wordt toegevoegd. En die toevoeging is
noodzakelijk omdat de rijksbelastingdienst "personen" in andere
lidstaten kan ondervragen en omdat de definitie van "persoon" in de
andere lidstaten kan verschillen van die in Nederland.

De Afdeling adviseert het in de hoofdstukken 2 en 3 van de WWB 2012
gemaakte onderscheid eveneens te maken in hoofdstuk 1 van de WWB 2012.

          3°. Volgens de transponeringstabel vormt artikel 1, tweede
lid, van de WWB 2012 de implementatie van artikel 2, derde lid,
onderdeel a, van de Richtlijn. De onderdelen b, c en d, van dit derde
lid - de omschrijving van bepaalde schuldvorderingen waarop de Richtlijn
niet van toepassing is - behoeven volgens de transponeringstabel geen
implementatie. 

Het is niet duidelijk waarom genoemde onderdelen b tot en met d geen
implementatie behoeven. Die onderdelen zijn in de Richtlijn ofwel
opgenomen ter verduidelijking - in welk geval een verduidelijking ook in
de Nederlandse wetgeving voor de hand ligt - ofwel hebben ze materiële
betekenis. Die materiële betekenis is er dan misschien niet voor
Nederland - en dat kan de reden zijn om niet te implementeren - maar die
zal er wellicht wel zijn voor één of meer andere lidstaten. 

De Afdeling adviseert nader te motiveren waarom genoemde onderdelen b, c
en d, niet behoeven te worden geïmplementeerd en zo nodig het voorstel
aan te passen.

          4°. Op veel plaatsen worden zinnen passief geformuleerd ten
gevolge waarvan onduidelijkheid bestaat hoe verwijzingen moeten worden
gelezen en wie nu precies wat moet doen. Zo wordt in artikel 4 van de
WWB 2012 niet aangegeven dat Onze Minister de inlichtingen moet
verstrekken en is het twee keer gebruiken van "haar" veel minder
duidelijk dan de formulering in artikel 5 van de Richtlijn.

De Afdeling adviseert het gebruik van de passiefvorm te vermijden.

          5°. Ingevolge artikel 5, derde lid, van de Richtlijn mag een
lidstaat "in geen geval" het verstrekken van inlichtingen weigeren
"louter omdat de inlichtingen bij een bank, een andere financiële
instelling of een als vertegenwoordiger, agent of trustee optredende
persoon berusten, of omdat de inlichtingen betrekking hebben op
eigendomsbelangen in een persoon". In de memorie van toelichting wordt
gesteld dat implementatie niet nodig is omdat geciteerde omstandigheden
geen beletsel vormen voor Nederland, vanwege het ontbreken van een
bankgeheim, om de benodigde gegevens te verkrijgen. Artikel 5, derde
lid, van de Richtlijn betreft een nadere uitleg van het wel
geïmplementeerde artikel 5, tweede lid, van de Richtlijn en ziet op
meer dan alleen inlichtingen die bij een bank berusten. Het betreft ook
inlichtingen die bij een andere financiële instelling of een als
vertegenwoordiger, agent of trustee optredende persoon berusten, of
inlichtingen die betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon:
bij dergelijke inlichtingen speelt het bankgeheim geen rol. In artikel
5, derde lid, van de Richtlijn gaat het dan ook om een verplichting tot
gegevensverstrekking - anders gezegd, het verbieden van een
weigeringsgrond - die niet alleen gegevens betreft die bij een bank
berusten maar die ook niet-bancaire gegevens betreft. Verstrekking van
bedoelde bancaire en niet-bancaire gegevens is verplicht en vormt geen
weigeringsgrond. Die verplichting van artikel 5, derde lid, van de
Richtlijn is niet in de WWB 2012 geïmplementeerd.

De Afdeling adviseert artikel 5, derde lid, van de Richtlijn alsnog te
implementeren.

          6°. Artikel 7 van de Richtlijn ziet op de aanwezigheid in
administratiekantoren en deelname aan administratieve onderzoeken. Dit
artikel 7 staat in hoofdstuk II van de Richtlijn dat alleen gaat over de
"uitwisseling van inlichtingen". De implementatie van artikel 7 van de
Richtlijn heeft plaatsgevonden in de paragrafen 2.5 en 3.5 van de WWB
2012 waarin de "algemene regels" voor "alle soorten bijstandsverzoeken"
zijn opgenomen. De plaatsing in de WWB 2012 en in de Richtlijn lopen dus
niet parallel, hetgeen verwarrend is. 

De Afdeling adviseert in de toelichting aan te geven waarom artikel 7
van de Richtlijn niet is geïmplementeerd in de paragrafen 2.1
respectievelijk 3.1 van de WWB 2012, en zo nodig het voorstel aan te
passen.

          7°. In artikel 7, eerste lid, onderdelen a en c, en tweede
lid en derde lid, van de Richtlijn - waarin regels worden gesteld met
betrekking tot de aanwezigheid in de administratiekantoren en deelname
aan administratieve onderzoeken - is sprake van "administratieve
autoriteiten", "bevoegde ambtenaren", "ambtenaren" respectievelijk
"gemachtigde ambtenaren". In alle gevallen wordt dit in de WWB 2012
geïmplementeerd met "rijksbelastingdienst". Daarmee is met betrekking
tot de rijksbelastingdienst de aanwezigheid in de administratiekantoren
en deelname aan administratieve onderzoeken geregeld. In de toelichting
wordt niet ingegaan op de vraag hoe een en ander verloopt bij decentrale
overheden.

De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de positie van de
decentrale overheden in de situaties, bedoeld in artikel 7 van de
Richtlijn, en zo nodig het voorstel aan te passen.

          8°. In artikel 14 van de Richtlijn is geregeld hoe moet
worden omgegaan met geschillen die spelen ten tijde van de
invorderings-/executieprocedure. Dit artikel 14 staat in hoofdstuk IV
van de Richtlijn dat alleen gaat over "invordering of conservatoire
maatregelen". De implementatie van artikel 14 van de Richtlijn heeft
plaatsgevonden in paragraaf 2.5 van de WWB 2012 waarin de "algemene
regels" voor "alle soorten bijstandsverzoeken" zijn opgenomen. De
plaatsing in de WWB 2012 en in de Richtlijn lopen dus niet parallel,
hetgeen verwarrend is. 

De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op dit verschil in
plaatsing en zo nodig het voorstel aan te passen.

3.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
betreffende no.W06.11.0198/III met redactionele kanttekeningen die de
Afdeling in overweging geeft.

In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de WWB 2012 "alle belastingen
en rechten" vervangen door "alle vormen van belastingen en rechten", in
overeenstemming met de bewoordingen van artikel 2, eerste lid, onderdeel
a, van de Richtlijn. Voorts in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van
de WWB 2012 "interne marktordening voor suiker" vervangen door
"gemeenschappelijke marktordening voor suiker", in overeenstemming met
de bewoordingen van artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van de
Richtlijn.

In artikel 1, onderdeel d, van de WWB 2012 de tekst van 1° toevoegen
aan de aanhef van onderdeel d en voorts de tekst van 2° verdelen over
1° en 2°, in lijn met de formulering van artikel 2, tweede lid,
onderdeel a, van de Richtlijn ("welke opgelegd zijn" en "of welke op
verzoek van"). 

De in de artikelen 2, onderdelen d en e, en 4, van de WWB 2012 opgenomen
verwijzingen naar "artikel 1, eerste lid" en de in artikel 2, onderdeel
g, van de WWB 2012 opgenomen verwijzing naar "artikel 1" met elkaar in
overeenstemming brengen, gegeven de in de dienovereenkomstige
Richtlijnartikelen 3, onderdeel a, 4, derde lid, en 5, eerste lid,
opgenomen gelijkluidende verwijzing naar "artikel 2".

In artikel 2 van de WWB 2012 ook de definitie opnemen van "langs
elektronische weg" omdat die bewoordingen voorkomen in de artikelen 24,
tweede lid, 30, derde lid, 31, derde lid, 33, derde lid, en 42 van de
WWB 2012 en daarom - los van een concrete uitwerking daarvan in een
ministeriële regeling - de in artikel 3, onderdeel d, van de Richtlijn
omschreven betekenis dienen te hebben.

In artikel 4 van de WWB 2012 na "verzoekende autoriteit" ter
verduidelijking invoegen "van een andere lidstaat" en voorts, in
overeenstemming met de tekst van artikel 5 van de Richtlijn, "de
inlichtingen" vervangen door "alle inlichtingen".

In artikel 6, eerste lid, tweede volzin, van de WWB 2012 "Onze Minister
laat" vervangen door "Met het oog op die inlichtingenverstrekking laat
Onze Minister", in overeenstemming met artikel 5, eerste lid, tweede
alinea, van de Richtlijn.

In artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de WWB 2012 "een commercieel,
een industrieel of een beroepsgeheim" vervangen door "een handels-,
bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim", in overeenstemming met de
bewoordingen van artikel 5, tweede lid, onderdeel b, van de Richtlijn.

In artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de WWB 2012 de zinsnede met
de bewoordingen "een aantasting van de veiligheid of de openbare orde"
herformuleren in overeenstemming met de in artikel 5, tweede lid,
onderdeel c, van de Richtlijn gehanteerde bewoordingen "aantasting van
de veiligheid" en "strijd met de openbare orde".

In de artikelen 15, derde lid, en 22, derde lid, van de WWB 2012
"onverwijld" vervangen door "met bekwame spoed", in overeenstemming met
de artikelen 13, tweede lid, en 17 van de Richtlijn.

De artikelen 20, eerste lid, en 36, tweede lid, van de WWB 2012
herformuleren aangezien het niet "de wijziging van een [het] verzoek tot
invordering" is die "leidt tot de aanpassing van de uniforme titel" maar
het, in de terminologie van artikel 15, tweede lid, van de Richtlijn, de
"beslissing van de in artikel 14, lid 1, bedoelde bevoegde instantie" is
waar de wijziging van het verzoek en de aanpassing van de uniforme titel
uit voortvloeien.

In artikel 21, eerste lid, slotzinsnede, van de WWB 2012 "op grond van
de rechtsregels van de verzoekende lidstaat" vervangen door "op grond
van het nationale recht en de bestuursrechtelijke bepalingen van de
verzoekende lidstaat", in overeenstemming met de bewoordingen van
artikel 16, eerste lid, eerste alinea, van de Richtlijn. Voorts na die
vervangende tekst de beperkende voorwaarde invoegen "in een soortgelijke
situatie", in overeenstemming met genoemde alinea. Ten slotte artikel
21, tweede lid, van de WWB 2012 aanvullen met de in artikel 16, eerste
lid, tweede alinea, laatste volzin, van de Richtlijn opgenomen
verplichting voor de aangezochte lidstaat - in casu Nederland/Onze
Minister - om geen erkenning, aanvulling of vervanging van het
betreffende document te verlangen.

In artikel 26, eerste lid, van de WWB 2012 de zinsnede "Onze Minister
kan een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat toestemming
verlenen" herformuleren overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de
Richtlijn, dat een verplichting voorschrijft ("staat toe") voor de
lidstaat die de inlichtingen verstrekt (in casu voor Onze Minister).

In artikel 28, vierde lid, van de WWB 2012 en in het equivalente artikel
46, eerste lid, van de WWB 2012 dezelfde bewoordingen hanteren ter
implementatie van artikel 20, tweede lid, tweede alinea, van de
Richtlijn en derhalve in genoemd vierde en eerste lid "plaats vindt in
het kader van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit"
respectievelijk "verband houdt met de georganiseerde criminaliteit"
vervangen door de Richtlijnbewoordingen "verband houdt met de
georganiseerde misdaad".

In artikel 28, vijfde lid, van de WWB 2012 "De verzoekende lidstaat
blijft aansprakelijk" vervangen door "De verzoekende lidstaat blijft
aansprakelijk ten opzichte van Nederland" en in artikel 46, tweede lid,
van de WWB 2012 "Nederland blijft aansprakelijk" vervangen door
"Nederland blijft ten opzichte van de aangezochte lidstaat
aansprakelijk", in overeenstemming met artikel 20, derde lid, van de
Richtlijn.

In artikel 29, tweede lid, eerste volzin, van de WWB 2012 "van de
betrokken persoon" vervangen door "van de belanghebbende", in
overeenstemming met het in artikel 29, eerste lid, tweede volzin, van de
WWB 2012 gehanteerde begrip "belanghebbende" en in overeenstemming met
hetzelfde begrip in artikel 14, eerste lid, tweede volzin, en vierde
lid, eerste alinea, van de Richtlijn. Voorts in artikel 29, derde lid,
tweede volzin, van de WWB 2012 en in het equivalente artikel 47, derde
lid, tweede volzin, van de WWB 2012 "voor de betrokken persoon"
vervangen door "voor de schuldenaar", in overeenstemming met artikel 14,
vierde lid, derde alinea, derde volzin, van de Richtlijn. Ten slotte in
artikel 29, derde lid, tweede volzin, van de WWB 2012 "slechts"
schrappen, in overeenstemming met artikel 14, vierde lid, derde alinea,
derde volzin, van de Richtlijn.

In artikel 29, vierde lid, van de WWB 2012 "de bevoegde autoriteit"
vervangen door "Onze Minister".

Artikel 29, vijfde lid, eerste volzin, van de WWB 2012 herformuleren nu
deze volzin niet "loopt" mede vanwege het feit dat (ingevolge artikel
14, vierde lid, laatste alinea, van de Richtlijn) het element dat de
procedure moet zijn ingeleid, ontbreekt.

In artikel 32 van de WWB 2012 "onevenredige problemen" vervangen door
"buitensporige problemen", in overeenstemming met de bewoordingen van
artikel 8, tweede lid, van de Richtlijn.

In artikel 34, onderdeel a, van de WWB 2012 "duidelijk" vervangen door
"zonneklaar", in overeenstemming met artikel 11, tweede lid, onderdeel
a, van de Richtlijn.

In artikel 43, tweede lid, van de WWB 2012 "is verzocht" vervangen door:
wordt verzocht.

In artikel 44, derde lid, van de WWB 2012 "op grond van de rechtsregels
in de lidstaat waar de inlichtingen vandaan komen" vervangen door
"krachtens de wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt",
in overeenstemming met artikel 23, derde lid, van de Richtlijn. 

In artikel 44, vierde lid, eerste volzin, van de WWB 2012 "indien
Nederland de inlichtingen van belang acht voor deze derde lidstaat"
vervangen door "indien Onze Minister of de aangezochte autoriteit van
oordeel is dat overeenkomstig deze richtlijn verkregen inlichtingen voor
het in artikel 23, eerste lid, van de richtlijn beoogde doel van nut
kunnen zijn voor een derde lidstaat", in overeenstemming met artikel 23,
vierde lid, eerste volzin, van de Richtlijn. Voorts de in artikel 23,
vierde lid, tweede volzin, van de Richtlijn opgenomen kennisgeving niet
impliciet maar expliciet verwoorden in artikel 44, vierde lid, tweede
volzin, van de WWB 2012.

In de WWB 2012 de aanduiding "Hoofdstuk IV" wijzigen in "Hoofdstuk 4",
in lijn met de aanduiding van de andere hoofdstukken van de WWB 2012.

In artikel 49, tweede volzin, van de WWB 2012 "voor 1 januari 2011"
vervangen door: voor 1 januari 2012.

In de in artikel 50 van de WWB 2012 opgenomen citeertitel tot
uitdrukking brengen dat het internationale karakter van de wederzijdse
bijstand, anders dan het geval is bij de WIB, beperkt is tot wederzijdse
bijstand binnen de Europese Unie.

De verschillende foutieve verwijzingen in de in paragraaf 6 van de
memorie van toelichting opgenomen transponeringstabel corrigeren.

 	Artikel 1, eerste lid, van de WIB.

 	Paragraaf I.1, tweede tekstblok, van het voorstel (zaaknummer
W06.11.0212/III), waarover de Afdeling op 11 augustus 2011 heeft
geadviseerd.

 	Richtlijn 2010/45/EU van de Raad van 13 juli 2010 tot wijziging van
Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van
belasting over de toegevoegde waarde wat de factureringsregels betreft
(PbEU L 189).

 	Onder meer Kamerstukken II 2008/09, 31 907, nr. 4, adviesopmerking 1.

 	Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het
gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU
L 347).

 	Voor vergelijkbare bepalingen zie bijvoorbeeld artikel 1.1 Wet IB 2001
en artikel 1 van de Wet OB 1968.

 	Zie ook de aanduiding van de tweede en derde kolom in de
transponeringstabel.

 	Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de WWB 2012.

 	Artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de WWB 2012.

 	Artikel 2, onderdelen g en h, van de WWB 2012. 

  Artikel 2, onderdeel j, van de WWB 2012.

 	Artikel 45, tweede lid, van de WWB 2012.

 	Gelet op artikel 3, onderdeel c, onder iii), van de Richtlijn hangt de
definitie van "persoon" mede af van de geldende wetgeving in een
lidstaat.

 	Bijvoorbeeld de artikelen 4, 7, eerste en tweede lid, en 8 van de WWB
2012.

 	Artikelsgewijze toelichting op de artikelen 4 tot en met 7, laatste
volzin.

 	Zie artikel 7, eerste lid, van de WWB 2012.

 	In artikel 27 van de WWB 2012 (voor verzoeken aan Nederland) en in
artikel 45 van de WWB 2012 (voor verzoeken door Nederland).

 	Artikel 27, eerste lid, onderdelen a en c, van de WWB 2012 voor
verzoeken aan Nederland en artikel 45, eerste lid, aanhef, en tweede en
derde lid, van de WWB 2012 voor verzoeken door Nederland.

 	In artikel 29 van de WWB 2012.

 PAGE    

  PAGE  6 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........