[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden

Eindtekst

Nummer: 2011D50652, datum: 2011-10-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z13122:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


De Tweede Kamer der Staten-

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

11 oktober 2011



Wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de
Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de
arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van
uitkeringsgerechtigden 







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de eigen
verantwoordelijkheid ten behoeve van deelname aan het arbeidsproces en
maatschappelijke activiteiten aan te scherpen, om het belang van
scholing als essentieel element voor een goede uitgangspositie op de
arbeidsmarkt te benadrukken enĀ bij te dragen aan een versterking van de
balans tussen rechten en plichten;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering Raad van State gehoord, en
met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan,
gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET WERK EN BIJSTAND

	De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na ā€œtenzij het betreftā€
ingevoegd: een aanverwant in de eerste graad,.

	2. In het zevende lid vervalt ā€œeen meerderjarig stiefkind ofā€.

B

	Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4 Alleenstaande, alleenstaande ouder en gezin

	1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

	a. alleenstaande: de ongehuwde die

	1Ā°. geen tot zijn last komende kinderen heeft,

	2Ā°. geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het
betreft een bloedverwant in de tweede graad indien er bij Ć©Ć©n van de
bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte, en

	3Ā°. die niet een of meer meerderjarige kinderen heeft die hun
hoofdverblijf in dezelfde woning als de ongehuwde hebben;

	b. alleenstaande ouder: de ongehuwde die

	1Ā°. de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende
kinderen,

	2Ā°. geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het
betreft een bloedverwant in de tweede graad indien er bij Ć©Ć©n van de
bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte, en

	3Ā°. niet een of meer meerderjarige kinderen heeft die hun
hoofdverblijf in dezelfde woning als de ongehuwde hebben;

	c. gezin:

	1Ā°. de gehuwden tezamen,

	2Ā°. de gehuwden met de tot hun laste komende kinderen en hun
meerderjarige kinderen die hun hoofdverblijf in dezelfde woning als de
gehuwden hebben,

	3Ā°. de alleenstaande of alleenstaande ouder met een of meer
meerderjarige kinderen die in dezelfde woning als de alleenstaande of de
alleenstaande ouder hun hoofdverblijf hebben;

	d. kind: het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind of, voor
de toepassing van de artikelen 9, 25, eerste lid, 26 en 30, tweede lid,
het in Nederland woonachtige pleegkind, of, voor zover het een
meerderjarig kind betreft, de echtgenoot van het eigen kind of
stiefkind;

	e. ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie aan de
alleenstaande ouder of de gehuwde op grond van artikel 18 van de
Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden
betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet
niet van toepassing zou zijn.

	2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder
meerderjarig kind niet verstaan het kind wiens in aanmerking te nemen
inkomen niet meer bedraagt dan ā‚¬ 1023,42 per maand, en dat:

	a. uit ā€™s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt;

	b. aanspraak kan maken op studiefinanciering op grond van de Wet
studiefinanciering 2000; of

	c. voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet
tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in aanmerking komt.

	3. Indien de ten laste komende kinderen of de meerderjarige kinderen,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 2 of onder 3, van de
gehuwde, van de alleenstaande of van de alleenstaande ouder, een of meer
ten laste komende kinderen of meerderjarige kinderen hebben die in
dezelfde woning, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 2 of
onder 3, hun hoofdverblijf hebben, behoren alle in dit lid bedoelde
personen tot hetzelfde gezin.

	4. Onder een ander als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2,
en onderdeel b, onder 2, wordt niet verstaan een meerderjarig voormalig
pleegkind van de ongehuwde.

	5. Op verzoek van de belanghebbende kan het college gelet op de duur
van de te verlenen zorg besluiten dat een gehuwde, alleenstaande,
alleenstaande ouder of meerderjarig kind als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel c, onder 2 of onder 3, niet tot een gezin behoort, indien die
persoon:

	a. jonger is dan 65 jaar:

	1Ā°. aantoont door middel van een geldig indicatiebesluit dat hij is
aangewezen op tien of meer uren per week zorg als bedoeld in artikel 9a,
eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, voor zover het
betreft persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding, verblijf, of
voortgezet verblijf, waarbij voor begeleiding, verblijf of voortgezet
verblijf een dagdeel geldt als 4 uren en een etmaal als 24 uren;

	2Ā°. aantoont dat hij voor in ieder geval tien van de uren zorg per
week waarop hij op grond van het indicatiebesluit, bedoeld onder 1Ā°, is
aangewezen geen persoonsgebonden budget ontvangt en dat in ieder geval
tien van die uren zorg per week niet worden verleend door een
zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten; en

	3Ā°. aannemelijk maakt dat een of meer van diens meerderjarige kinderen
die tot dat gezin behoren respectievelijk een of meer van diens ouders
die tot dat gezin behoren in ieder geval tien van de uren zorg per week
waarop hij op grond van het indicatiebesluit, bedoeld onder 1Ā°, is
aangewezen, aan die persoon verlenen;

	b. 65 jaar of ouder is en:

	1Ā°. voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in onderdeel a, onder 1, 2 en
3; en

	2Ā°. op de dag voordat hij recht heeft op ouderdomspensioen op grond
van de Algemene Ouderdomswet voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in
onderdeel a, onder 1.

	6. Indien een persoon op grond van het tweede of vijfde lid niet tot
het gezin behoort wordt hij als alleenstaande aangemerkt. De
overgebleven leden van het gezin, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
c, onder 2 of 3, worden als gezin aangemerkt. Indien de overgebleven
leden van het gezin, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 2 of
3, bestaan uit Ć©Ć©n meerderjarige persoon dan wel Ć©Ć©n meerderjarige
persoon met een of meer minderjarige personen wordt deze meerderjarige
persoon voor de toepassing van paragraaf 3.2 evenwel als alleenstaande
respectievelijk alleenstaande ouder aangemerkt.

C

	In artikel 5, onderdeel e, wordt ā€œde belanghebbende of het gezinā€
vervangen door: de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten
laste komende kinderen of het gezin.

D

	In artikel 6, eerste lid, onderdeel a, vervalt ā€œde Wet investeren in
jongeren,ā€.

E

	Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid komt te luiden:

	3. Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing op
personen:

	a. jonger dan 27 jaar die uit ā€™s Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen
volgen;

	b. als bedoeld in artikel 41, vierde lid, onderdelen a of b, die zich
hebben gemeld om bijstand aan te vragen gedurende de vier weken na de
melding, bedoeld in artikel 44; of

	c. aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een
uitkering verstrekt.

	2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	7. Het college en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
kunnen overeenkomen dat het eerste lid, aanhef en onderdeel a, van
toepassing is op de personen, bedoeld in het derde lid, onderdeel c.
Daarnaast kunnen het college en het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen overeenkomen dat het college aan de personen,
bedoeld in het derde lid, onderdeel c, een voorziening aanbiedt als
bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

	8. Uitvoering van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, door middel
van artikel 10a is niet van toepassing op de persoon die jonger is dan
27 jaar.

F

	Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan het eerste lid worden onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel f door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:

	g. het verlenen van de bijzondere bijstand, bedoeld in artikel 35,
vijfde lid;

	h. het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 9a, twaalfde lid.

	2. Aan het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

	d. voor zover het gaat om het eerste lid, onderdeel g, in ieder geval
betrekking op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip
maatschappelijke participatie.

G

	Het opschrift van paragraaf 2.1. komt te luiden: Ā§ 2.1.
Arbeidsinschakeling en tegenprestatie.

H

	Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 9 Plicht tot
arbeidsinschakeling en tegenprestatie.

	2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. In de aanhef wordt ā€œ27 jaarā€ vervangen door: 18 jaar.

	b. Aan onderdeel b wordt toegevoegd: en, indien van toepassing, mee te
werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak
als bedoeld in artikel 44a.

	c. Er wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b
door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

	c. naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk
nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in
aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de
arbeidsmarkt.

	3. Het derde lid komt te luiden:

	3. Indien bijstand wordt verleend aan een gezin gelden de
verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, voor ieder van de
meerderjarige gezinsleden.

	4. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b,
zijn niet van toepassing op de persoon:

	a. die blijkens een indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking tot
de doelgroep behoort van de Wet sociale werkvoorziening; of

	b. die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van
de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

	5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. De verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden en de
verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, gelden voor de
personen die zorg verlenen, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdeel
a, onder 3, slechts nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd
van de mogelijkheid om die zorg te combineren met die verplichtingen,
ongeacht of het college een besluit als bedoeld in de aanhef van dat lid
heeft genomen.

I

	

	Artikel 9a komt te luiden:

Artikel 9a. Ontheffing plicht tot arbeidsinschakeling alleenstaande
ouders

	1. Onverminderd artikel 9, tweede lid, verleent het college aan een
alleenstaande ouder die de volledige zorg heeft voor een tot zijn last
komend kind tot vijf jaar op diens verzoek ontheffing van de
verplichting, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a.

	2. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt eenmalig verleend.

	3. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verleend voor
zover uit houding en gedragingen van de alleenstaande ouder
ondubbelzinnig blijkt dat deze de verplichtingen, bedoeld in artikel 9,
eerste lid, onderdeel b, niet wil nakomen.

	4. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, geldt zolang het jongste
kind van de alleenstaande ouder de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft
bereikt. Onverminderd de eerste zin geldt de ontheffing gedurende ten
hoogste vijf jaar. Op deze periode worden in mindering gebracht de
periode, dan wel perioden, waarin de alleenstaande ouder in de
voorgaande woonplaats, dan wel in de voorgaande woonplaatsen, gebruik
heeft gemaakt van de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, alsmede de
periode, dan wel perioden, waarin toepassing is gegeven aan artikel 17,
vierde lid, van de Wet investeren in jongeren.

	5. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt, indien de volledige
duur van vijf jaar nog niet volledig is benut:

	a. van rechtswege opgeschort, met ingang van de datum waarop het
jongste kind de leeftijd van vijf jaar bereikt;

	b. van rechtswege opgeschort indien niet langer recht op bijstand
bestaat;

	c. door het college opgeschort op een daartoe strekkend verzoek van de
alleenstaande ouder aan wie de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, is
verleend; of

	d. door het college ingetrokken indien uit houding en gedragingen van
de alleenstaande ouder ondubbelzinnig blijkt dat hij zijn
verplichtingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, niet wil
nakomen.

	6. Op een daartoe strekkend verzoek van de alleenstaande ouder met een
kind tot vijf jaar beƫindigt het college een opschorting als bedoeld in
het vijfde lid, onderdelen a tot en met c, indien de daarin genoemde
omstandigheden niet langer van toepassing zijn.

	7. Het college stelt binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek,
bedoeld in het eerste lid, een plan van aanpak op voor de invulling van
de voorziening, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, voor de
alleenstaande ouder aan wie een ontheffing is verleend als bedoeld in
het eerste lid.

	8. Het college verricht na het opstellen van het plan van aanpak,
bedoeld in het zevende lid, iedere zes maanden een heronderzoek naar de
in het van toepassing zijnde plan van aanpak opgenomen voorziening,
bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b. Het heronderzoek strekt
zich mede uit tot de naleving van de in het van toepassing zijnde plan
van aanpak opgenomen voorziening. Het college beoordeelt tevens bij het
verrichten van het heronderzoek of er aanleiding bestaat de voorziening
te wijzigen. 

	9. Indien het heronderzoek, bedoeld in het achtste lid, daartoe
aanleiding geeft stelt het college een gewijzigd plan van aanpak op. 

	10. Het college vult de voorziening, bedoeld in artikel 9, eerste lid,
onderdeel b, voor de alleenstaande ouder aan wie een ontheffing is
verleend als bedoeld in het eerste lid en die niet beschikt over een
startkwalificatie ten minste in met scholing of opleiding die de toegang
tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college
een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van de
alleenstaande ouder te boven gaat.

	11. Op verzoek van de alleenstaande ouder die beschikt over een
startkwalificatie en aan wie een ontheffing is verleend als bedoeld in
het eerste lid, vult het college de voorziening, bedoeld in artikel 9,
eerste lid, onderdeel b, in met een opleiding, als bedoeld in artikel
7.2.2., tweede lid, onder a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel
van het college een dergelijke scholing of opleiding de krachten of
bekwaamheden van de alleenstaande ouder te boven gaat.

	12. Het college verlaagt de bijstand overeenkomstig de verordening,
bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, indien het college de
ontheffing, bedoeld in het eerste lid, heeft ingetrokken op grond van
het vijfde lid, onderdeel d. Van een verlaging wordt afgezien, indien
elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

J

	Artikel 11, vierde lid, komt te luiden:

	4. Het recht op bijstand komt de meerderjarige rechthebbende
gezinsleden gezamenlijk toe.

K

	In artikel 12, aanhef, wordt ā€œinkomensvoorzieningsnorm op grond van
de Wet investeren in jongerenā€ vervangen door: bijstandsnorm.

L

	Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel f, vervalt ā€œ, voor zover het het
recht op bijzondere bijstand betreftā€.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Geen recht op algemene bijstand heeft degene:

	a. van 18, 19 of 20 jaar die in een inrichting verblijft;

	b. die onbetaald verlof geniet als bedoeld in artikel 1, onderdeel g,
van de Werkloosheidswet of die een meerderjarig gezinslid is van het
gezin waartoe een zodanig persoon behoort, voor zover het gebrek aan
middelen van dat gezinslid daarvan het gevolg is, tenzij de
belanghebbende alleenstaande ouder of alleenstaande ouder als bedoeld in
artikel 4, eerste lid, onderdeel c, onder 3, is en hij verlof geniet als
bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg;

	c. die jonger is dan 27 jaar en uit ā€™s Rijks kas bekostigd onderwijs
kan volgen en:

	1Ā°. in verband daarmee aanspraak heeft op studiefinanciering op grond
van de Wet op de studiefinanciering 2000, dan wel

	2Ā°. in verband daarmee geen aanspraak heeft op studiefinanciering en
dit onderwijs niet volgt.

	d. die jonger is dan 27 jaar en uit wiens houding en gedragingen
ondubbelzinnig blijkt dat hij de verplichtingen, bedoeld in artikel 9,
eerste lid, of artikel 55 niet wil nakomen.

	3. Het vierde lid komt te luiden:

	4. In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, geldt voor personen
van 65 jaar of ouder, een periode van dertien weken.

M

	In artikel 18, vierde lid, wordt ā€œhet gezinā€ vervangen door: het
gezin en de ten laste komende kinderen van de alleenstaande ouder.

N

	In artikel 19, eerste lid, aanhef, wordt ā€œheeft de alleenstaande of
het gezinā€ vervangen door: hebben de alleenstaande, alleenstaande
ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin.

O

	Na artikel 19 wordt in paragraaf 3.2 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20 Normen alleenstaande en alleenstaande ouder

	1. Voor een belanghebbende die alleenstaande is, is de norm per
kalendermaand:

	a. indien hij 18, 19 of 20 jaar is: ā‚¬ 227,00;

	b. indien hij 21 jaar of ouder is: ā‚¬ 656,93;

	2. Voor een persoon die alleenstaande ouder is, is de norm per
kalendermaand:

	a. indien hij 18, 19 of 20 jaar is: ā‚¬ 489,77;

	b. indien hij 21 jaar of ouder is: ā‚¬ 919,70.

P

	Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21 Gezinsnormen 18-65 jaar

	1. Voor een gezin waarvan alle meerderjarige gezinsleden jonger dan 65
jaar zijn, is de norm per kalendermaand: ā‚¬ 1313,85.

	2. In afwijking van het eerste lid is de norm per kalendermaand, indien
het betreft:

	a. een gezin dat uit twee meerderjarige personen van 18, 19 of 20 jaar
bestaat:

	1Ā°. indien er geen ten laste komende kinderen tot het gezin behoren:
ā‚¬ 454,00;

	2Ā°. indien er ten laste komende kinderen tot het gezin behoren: ā‚¬
716,77;

	b. een gezin dat uit twee meerderjarige personen bestaat, waarvan een
persoon 18, 19 of 20 jaar is en waarvan de andere persoon 21 jaar of
ouder doch jonger dan 65 jaar is:

	1Ā°. indien er geen ten laste komende kinderen tot het gezin behoren:
ā‚¬ 883,93;

	2Ā°. indien er ten laste komende kinderen tot het gezin behoren: ā‚¬
1146,70;

	c. een gezin dat uit drie meerderjarige personen bestaat, waarvan twee
personen 18, 19 of 20 jaar zijn en waarvan een persoon 21 jaar of ouder
doch jonger dan 65 jaar is en er geen ten laste komende kinderen tot het
gezin behoren: ā‚¬ 1110,93.

Q

	Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel c wordt ā€œgehuwden waarvan beide echtgenoten 65 jaar
of ouder zijnā€ vervangen door: een gezin waarvan een of meer
gezinsleden 65 jaar of ouder zijn.

	2. Onderdeel d vervalt onder vervanging van de puntkomma aan het slot
van onderdeel c door een punt.

R

	Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ā€œgehuwdenā€ vervangen door:
alle meerderjarige gezinsleden.

	2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ā€œvoor een alleenstaande of
een alleenstaande ouderā€ vervangen door: voor een alleenstaande of een
alleenstaande ouder enĀ elk meerderjarig gezinslid dat niet gehuwdĀ is.

	3. Het derde lid komt te luiden:

	3. Indien een of meer meerderjarige gezinsleden in een inrichting
verblijft of verblijven en een of meer meerderjarige gezinsleden buiten
een inrichting, is de norm:

	a. indien Ć©Ć©n meerderjarig gezinslid in een inrichting verblijft en
Ć©Ć©n meerderjarig gezinslid buiten een inrichting verblijft: de som van
de norm die voor degene die in een inrichting als alleenstaande of
alleenstaande ouder zou gelden en de norm die voor degene buiten een
inrichting als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden;

	b. indien Ć©Ć©n meerderjarig gezinslid in een inrichting verblijft en
meer meerderjarige gezinsleden buiten een inrichting verblijven: de som
van de norm die voor degene in een inrichting als alleenstaande of
alleenstaande ouder zou gelden en de norm die voor de gezinsleden buiten
een inrichting als gezin zou gelden;

	c. indien meer meerderjarige gezinsleden in een inrichting verblijven
en Ć©Ć©n meerderjarig gezinslid buiten een inrichting: de som van de
norm die voor de gezinsleden in een inrichting als gezin zou gelden en
de norm die voor het gezinslid buiten een inrichting al alleenstaande of
alleenstaande ouder zou gelden;

	d. indien meer meerderjarige gezinsleden in een inrichting verblijven
en meer meerderjarige gezinsleden buiten een inrichting verblijven: de
som van de norm die voor de gezinsleden in een inrichting als gezin zou
gelden en de norm die voor de gezinsleden buiten een inrichting als
gezin zou gelden.

S

	Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24 Afwijking norm gezin

	Indien slechts een van de gezinsleden recht op algemene bijstand heeft,
is voor hem de norm gelijk aan de norm die voor hem als alleenstaande of
alleenstaande ouder zou gelden.

T

	In artikel 25, eerste lid, wordt ā€œartikel 21, onderdelen a en b,ā€
vervangen door: artikel 20, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid,
onderdeel b,.

U

	Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 26 Gezin.

	2. ā€œHet college kan de norm, bedoeld in artikel 21, onderdeel c,
verlagenā€ wordt vervangen door: Het college kan de norm, bedoeld in
artikel 21, verlagen.

V

	In artikel 27 wordt ā€œbedoeld in artikel 21ā€ vervangen door: bedoeld
in de artikelen 20 en 21.

W

	Na artikel 28 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 29 Alleenstaande van 21 of 22 jaar

	1. Het college kan de toeslag, bedoeld in artikel 25, voor een
alleenstaande van 21 of 22 jaar afwijkend vaststellen voor zover het van
oordeel is dat, gezien de hoogte van het minimumjeugdloon, de hoogte van
deze toeslag een belemmering kan vormen voor de aanvaarding van arbeid.

	2. Onder het minimumjeugdloon bedoeld in het eerste lid wordt verstaan
het voor de betreffende leeftijd geldende minimumloon bedoeld in artikel
8, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
verminderd met de daarover verschuldigde loonheffing en de daarover
verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van
de Zorgverzekeringswet.

X

	Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. In deze verordening stelt de gemeenteraad in elk geval vast dat:

	a. onverminderd de artikelen 27 en 28, de toeslag, bedoeld in artikel
25, voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste
komende kinderen of met thuisinwonende kinderen als bedoeld in artikel
25, eerste lid, in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft,
wordt bepaald op het in dat artikel genoemde maximumbedrag;

	b. jegens een belanghebbende niet gelijktijdig gebruik gemaakt wordt
van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 28 en 29, eerste lid.

	2. In het derde lid wordt ā€œ28ā€ vervangen door: 29.

Y

	Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt ā€œde alleenstaande of het gezinā€ telkens
vervangen door: de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten
laste komende kinderen of het gezin.

	2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. Onderdeel c komt te luiden:

	c. de jonggehandicaptenkorting;.

	b. In onderdeel h wordt na ā€œarbeidsongeschiktheid,ā€ ingevoegd:
waarbij voor 16- en 17-jarigen een maximum geldt van ā‚¬ 827,00 per
maand,.

	c. Onderdeel r komt te luiden:

	r. inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder of alleenstaande
ouder met een of meer meerderjarige kinderen tot 12,5 procent van deze
inkomsten, met een maximum van ā‚¬ 120,00 per maand, gedurende een
aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden, voor zover hij algemene
bijstand ontvangt, ingeval:

	1Āŗ. hij de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot
12 jaar,

	2Āŗ. de periode van zes aaneengesloten maanden, bedoeld in onderdeel n,
is verstreken, en

	3Āŗ. dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling;.

	d. Onder vervanging van de punt aan het slot van het laatste onderdeel
door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd waarvan de letters
aansluiten op het laatste onderdeel, luidende:

	#. een uitkering tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek die de belanghebbende jonger dan 21 jaar van zijn
ouder of ouders ontvangt, voor zover deze uitkering op grond van artikel
12 reeds in aanmerking is genomen bij de vaststelling van het recht op
bijzondere bijstand;

	#. een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten, voor zover hij tot een gezin
behoort dat niet enkel uit gehuwden of uit gehuwden met hun ten laste
komende kinderen bestaat.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Het tweede lid, onderdelen c, j, k, n en r, zijn niet van toepassing
op de persoon die jonger is dan 27 jaar.

Z

	Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde en vierde lid komen te luiden:

	3. Indien een of meer gezinsleden geen recht op algemene bijstand
hebben, wordt zijn of

hun inkomen slechts in aanmerking genomen voor zover het inkomen van de
meerderjarige gezinsleden tezamen, met inbegrip van de bijstand die zou
worden verleend indien zijn of hun inkomen niet in aanmerking wordt
genomen, meer zou bedragen dan de bijstandsnorm voor het gezin. Voor de
vaststelling van het inkomen van het niet-rechthebbende gezinslid of de
niet-rechthebbende gezinsleden is deze paragraaf van overeenkomstige
toepassing.

	4. In afwijking van het derde lid wordt, indien het een gezin betreft
waarbij gehuwden

gescheiden leven, doch niet duurzaam gescheiden, het inkomen van de
niet-rechthebbende echtgenoot slechts in aanmerking genomen voor zover
het de bijstandsnorm te boven gaat.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Indien een meerderjarig kind als bedoeld in artikel 4:

	a. uit ā€™s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt,

	b. aanspraak kan maken op studiefinanciering op grond van de Wet
studiefinanciering 2000, of

	c. voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet
tegemoetkoming

onderwijsbijdrage en schoolkosten in aanmerking komt, wordt zijn inkomen
slechts in aanmerking genomen voor zover het meer bedraagt dan ā‚¬
1023,42 per maand.

AA

	Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Het inkomen uit studiefinanciering op grond van de Wet
studiefinanciering 2000 wordt in aanmerking genomen naar het van
toepassing zijnde normbedrag voor de kosten van levensonderhoud, genoemd
in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000 en, indien een
toeslag als bedoeld in artikel 3.4 of artikel 3.5 van die wet is
toegekend, het bedrag aan toeslag, genoemd in artikel 3.18 van die wet.

	2. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. Indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of een van de
gezinsleden 65 jaar of ouder is, wordt voor de vaststelling van de
hoogte van de algemene bijstand een in de vorm van een periodieke
uitkering ontvangen particuliere oudedagsvoorziening buiten beschouwing
gelaten tot een bedrag van ā‚¬ 18,40 per kalendermaand voor een
alleenstaande, een alleenstaande ouder en voor elk gezinslid dat 65 jaar
of ouder is.

AB

	Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ā€œde alleenstaande of het
gezinā€ vervangen door: de alleenstaande, de alleenstaande ouder met
zijn ten laste komende kinderen of het gezin.

	2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ā€œpersoon en gezinā€
vervangen door: de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten
laste komende kinderen of het gezin.

	3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. In onderdeel b wordt ā€œvoor een alleenstaande ouderā€ vervangen
door: voor een alleenstaande ouder en zijn ten laste komende kinderen.

	b. In onderdeel c wordt ā€œvoor de gehuwden tezamenā€ vervangen door:
voor de gezinsleden tezamen.

AC

	Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt ā€œde alleenstaande of het gezinā€ telkens
vervangen door: de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten
laste komende kinderen of het gezin.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	9. Het derde tot en met het zesde lid zijn niet van toepassing ingeval
van een alleenstaande, een alleenstaande ouder met zijn ten laste
komende kinderen of een gezin waarvan het in aanmerking te nemen inkomen
hoger is dan 110 procent van de op hem van toepassing zijnde
bijstandsnorm.

AD

	Aan artikel 36 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder laag inkomen niet
verstaan in aanmerking te nemen inkomen hoger dan 110 procent van de op
de desbetreffende alleenstaande, alleenstaande ouder met zijn ten laste
komende kinderen of gezin van toepassing zijnde bijstandsnorm.

AE

	Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. In onderdeel a wordt ā€œin artikel 21ā€ vervangen door: in de
artikelen 20 en 21.

	b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een
puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

	c. de bedragen, genoemd in de artikelen 4, tweede lid, aanhef, en 32,
vijfde lid, met de netto uitkomst van 80% van het bruto minimumloon,
inclusief vakantiebijslag, rekening houdende met de arbeidskorting,
bedoeld in artikel 8.11 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

	2. In het tweede lid wordt ā€œartikel 31, tweede lid, onderdelen j en
nā€ vervangen door: artikel 31, tweede lid, onderdelen j, n en r.

	3. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, komt het zesde
lid (nieuw) te luiden:

	6. Met ingang van de dag waarop de bedragen wijzigen op grond waarvan
wordt beoordeeld of een verzekerde als bedoeld in de Algemene
Kinderbijslagwet een kind in belangrijke mate onderhoudt als bedoeld in
artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van die wet, wordt het bedrag,
bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel h, herzien met het
percentage van deze wijziging.

AF

	Het eerste lid van artikel 39 vervalt onder vernummering van het tweede
en derde lid tot eerste en tweede lid.

AG

	Aan artikel 41 worden zes leden toegevoegd, luidende:

	4. Een aanvraag van algemene bijstand die alleen ziet op:

	a. alleenstaanden en alleenstaande ouders jonger dan 27 jaar,

	b. een gezin waarvan alle gezinsleden jonger dan 27 jaar zijn,

wordt niet eerder ingediend dan vier weken na de melding, bedoeld in
artikel 44, en wordt niet eerder dan vier weken na die melding door het
college in behandeling genomen.

	5. Indien tot de personen voor wie bijstand is aangevraagd
meerderjarige personen jonger dan 27 jaar behoren, worden documenten
verstrekt die het college kunnen helpen bij de beoordeling of de
meerderjarige personen jonger dan 27 jaar nog mogelijkheden hebben
binnen het uit ā€˜s Rijks kas bekostigde onderwijs.

	6. De personen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en b, die recht
hebben op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, kunnen zich al
melden om bijstand aan te vragen vanaf de dag gelegen vier weken voordat
het recht op die uitkering eindigt.

	7. De documenten, bedoeld in het vijfde lid, worden verstrekt:

	a. indien het vierde lid van toepassing is: bij de aanvraag van
algemene bijstand;

	b. indien het vierde lid niet van toepassing is: binnen vier weken na
de melding, bedoeld in artikel 44.

	8. Indien het vierde lid van toepassing is in geval van een vreemdeling
als bedoeld in artikel 11, tweede of derde lid:

	a. die na een verzoek van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties

voor de vluchtelingen op uitnodiging van de Nederlandse regering in

Nederland verblijft; of

	b. van wie de aanspraak op verstrekkingen als bedoeld in artikel 3,
derde lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers is geƫindigd,
omdat:

	1Ā°. een verblijfsvergunning is verleend en naar het oordeel van het
Centraal Orgaan opvang asielzoekers passende huisvesting buiten de
opvangvoorziening is gerealiseerd; of

	2Ā°. bij vreemdelingen die een aanvraag tot het verlenen van de
verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet
2000 hebben ingediend onder een beperking verband houdend met
gezinshereniging met een asielzoeker aan wie verstrekkingen als bedoeld
in artikel 3, derde lid van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers
worden geboden, naar het oordeel van het Centraal Orgaan opvang
asielzoekers passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden
gerealiseerd, kan het college op verzoek van die vreemdeling bij wijze
van voorschot algemene bijstand in de vorm van een renteloze geldlening
verlenen na de melding, bedoeld in artikel 44, indien onevenredig
bezwarende individuele omstandigheden daartoe noodzaken en zolang het
recht op algemene bijstand niet is vastgesteld. 

	9. Bij de toepassing van het achtste lid is artikel 52, eerste lid,
onderdelen a en b, tweede tot en met het vierde lid, van overeenkomstige
toepassing. 

AH

	Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De bijstand wordt door de meerderjarige gezinsleden gezamenlijk
aangevraagd dan wel door een of meer van hen met schriftelijke
toestemming van de ander of anderen.

	2. In het derde lid wordt ā€œeen van de echtgenotenā€ vervangen door:
een of meer van de meerderjarige gezinsleden.

	3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	4. Het college houdt, indien artikel 41, vierde lid, van toepassing is,
bij de vaststelling van het recht op algemene bijstand rekening met de
houding en gedragingen van de meerderjarige personen die ten tijde van
de aanvraag van algemene bijstand jonger dan 27 jaar zijn gedurende de
vier weken na de melding, bedoeld in artikel 44.

	5. Indien artikel 41, vierde lid, niet van toepassing is, beoordeelt
het college in ieder geval de houding en gedragingen gedurende de vier
weken na de melding, bedoeld in artikel 44, van de meerderjarige
personen die ten tijde van de aanvraag van algemene bijstand jonger dan
27 jaar zijn.

AI

	Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De belanghebbende heeft zich gemeld als zijn naam, adres en
woonplaats bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zijn
geregistreerd, en:

	a. indien artikel 41, vierde lid, van toepassing is: hij door het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op de hoogte is gesteld van
de verplichting, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, en de
inhoud van artikel 41;

	b. indien artikel 41, vierde lid, niet van toepassing is: hij in staat
is gesteld zijn aanvraag in te dienen bij het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, als het een aanvraag betreft als bedoeld in
artikel 41, eerste lid, of bij het college, als het een aanvraag betreft
als bedoeld in artikel 41, tweede of derde lid.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Bij een besluit tot toekenning van algemene bijstand voor zover dat
ziet op:

	a. alleenstaanden en alleenstaande ouders jonger dan 27 jaar,

	b. meerderjarige gezinsleden jonger dan 27 jaar,

wordt, in een bijlage, een plan van aanpak opgenomen als bedoeld in
artikel 44a.

AJ

	Na artikel 44 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 44a Plan van aanpak

	1. Het plan van aanpak bevat:

	a. indien van toepassing de uitwerking van de ondersteuning;

	b. de verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling en de gevolgen van
het niet naleven van die verplichtingen.

	2. Het college begeleidt een persoon die recht heeft op algemene
bijstand bij de uitvoering van het plan van aanpak en evalueert, in
samenspraak met die persoon, periodiek het plan van aanpak en stelt dit
zonodig bij.

AK

	Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid, aanhef, wordt ā€œde alleenstaande of het gezinā€
vervangen door: de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten
laste komende kinderen of het gezin.

	2. Het vierde en vijfde lid komen te luiden:

	4. De bijstand wordt uitbetaald:

	a. in gelijke delen aan ieder van de meerderjarige rechthebbende
gezinsleden, waarbij indien er sprake is van een gezin waarvan gehuwden
onderdeel uitmaken, de delen die aan echtgenoten toekomen op gezamenlijk
verzoek van die echtgenoten aan een van hen kan worden uitbetaald; of

	b. op gezamenlijk verzoek van de meerderjarige rechthebbende
gezinsleden aan een van hen voor het geheel.

	5. Aan een persoon of personen die als gevolg van het overlijden van
een of meer van hun gezinsleden, hun ouder of een of meer van hun ten
laste komend kinderen, geen recht meer hebben op algemene bijstand of
recht hebben op algemene bijstand naar een lagere norm, wordt de
algemene bijstand tot en met Ć©Ć©n maand na de dag van het overlijden,
betaald naar de op het moment van overlijden van toepassing zijnde
bijstandsnorm aan die persoon of personen.

AL

	Artikel 47a, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

	b. een gezin, waarvan ten minste een van de gezinsleden 65 jaar of
ouder is, doch waarvan geen van de gezinsleden, anders dan de echtgenoot
van het gezinslid dat 65 jaar of ouder is, jonger is dan 65 jaar;.

AM

	Artikel 47b wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. ā€œ9, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel b,ā€ wordt
vervangen door: 9, met uitzondering van het eerste lid, onderdelen b en
c,.

	

	2. Na ā€œ40, tweede tot en met zesde lid,ā€ wordt ingevoegd: 41,
vierde, vijfde en achtste lid,.

	

	3. ā€œ43, eerste en derde lid,ā€ wordt vervangen door: 43, eerste,
derde, vierde en vijfde lid,.

	

	4. Na ā€œ66,ā€ wordt ingevoegd: 78s, derde en vierde lid, 78t, tweede
lid,.

AN

	In artikel 47c, vijfde lid, wordt ā€œhet gezinā€ vervangen door: het
gezin en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen.

AO

	Artikel 47d wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid komt te luiden:

	3. Voor algemene bijstand als aanvullende inkomensvoorziening ouderen
heeft de belanghebbende heeft zich gemeld als zijn naam, adres en
woonplaats bij de Sociale verzekeringsbank zijn geregistreerd, en:

	a. indien de echtgenoot van het gezinslid dat 65 jaar of ouder is
jonger dan 27 jaar is: de belanghebbende door de Sociale
verzekeringsbank op de hoogte is gesteld van de verplichting, bedoeld in
artikel 9, eerste lid, onderdeel a, en de inhoud van het tweede lid,
artikel 41, vijfde en zevende lid, en artikel 43, vijfde lid;

	b. indien tot de personen voor wie bijstand is aangevraagd geen
personen jonger dan 27 jaar behoren: hij in staat is gesteld zijn
aanvraag in te dienen bij de Sociale verzekeringsbank.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Het plan van aanpak, bedoeld in artikel 44a, wordt door de Sociale
verzekeringsbank vastgesteld in overeenstemming met het college.

AP

	Artikel 48, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. ā€œof een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in
jongerenā€ vervalt.

	2. ā€œ, uitkering of inkomensvoorzieningā€ wordt vervangen door: of
uitkering.

AQ

	Artikel 50, eerste lid, komt te luiden:

	1. De belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin
of, indien hij alleenstaande ouder is, door hem en zijn ten laste komend
kind bewoonde woning met bijbehorend erf, heeft recht op bijstand voor
zover tegeldemaking, bezwaring of verdere bezwaring, van het in de
woning met bijbehorend erf gebonden vermogen in redelijkheid niet kan
worden verlangd.

AR

	Artikel 59, eerste en tweede lid, komt te luiden:

	1. Onverminderd artikel 58 kunnen kosten van bijstand, indien de
bijstand aan een gezin of alleenstaande ouder met zijn ten laste komende
kinderen wordt verleend, van alle gezinsleden respectievelijk van de ten
laste komende kinderen van de alleenstaande ouder worden teruggevorderd.

	2. Indien de bijstand als gezinsbijstand had moeten worden verleend,
maar zulks achterwege is gebleven, omdat de belanghebbende de
verplichtingen, bedoeld in  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0015703/geldigheidsdatum_18-06-2009" \l
"Hoofdstuk2_23_Artikel17" artikel 17 , of  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0013060/geldigheidsdatum_18-06-2009" \l
"Hoofdstuk5_51_Artikel30c" artikelen 30c, tweede en derde lid, van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen , niet of niet
behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden
teruggevorderd van de personen met wier middelen als bedoeld in 
HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0015703/geldigheidsdatum_18-06-2009" \l
"Hoofdstuk3_34" paragraafĀ 3.4 , bij de verlening van bijstand rekening
had moeten worden gehouden.

AS

	Artikel 60, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. ā€œ, een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in
jongerenā€ vervalt.

	2. ā€œ, inkomensvoorziening of uitkeringā€ wordt vervangen door: of
uitkering.

AT

	In artikel 60a, eerste lid, vervalt ā€œ, een inkomensvoorziening op
grond van de Wet investeren in jongerenā€ en vervalt ā€œ, de
inkomensvoorzieningā€.

AU

	In artikel 67, eerste lid, onderdeel c, vervalt ā€œ, de Wet investeren
in jongerenā€.

AV

	Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid vervalt onderdeel b onder verlettering van
onderdeel c tot onderdeel b.

	2. In het vijfde lid vervalt ā€œen de voorzieningen op grond van de Wet
investeren in jongeren,ā€.

AW

	In artikel 74, eerste lid, wordt ā€œ, uitkeringen of
inkomensvoorzieningenā€ vervangen door: of uitkeringen.

AX

	In artikel 76, derde lid, vervalt ā€œof in artikel 87 van de Wet
investeren in jongerenā€.

AY

	Artikel 78f wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid vervalt ā€œdan wel een inkomensvoorziening
ontvangen op grond van de Wet investeren in jongerenā€ en ā€œ13,ā€.

	2. Het tweede en derde lid alsmede de aanduiding '1.' voor het eerste
lid vervallen.

AZ

	Artikel 78m wordt als volgt gewijzigd:

	1. ā€œ4, tweede lid,ā€ wordt vervangen door: 4, vierde lid,.

	2. ā€œindien voor de inwerkingtreding van deze artikelleden,ā€ wordt
vervangen door: indien voor 1 januari 2010.

	3. ā€œeen meerderjarig aangehuwd kind ofā€ vervalt.

BA

	Na artikel 78o worden zeven artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 78p Overgangsrecht ontheffing en vrijlating alleenstaande ouders

	1. Artikel 9a, zoals dat luidde op de dag voor de inwerkingtreding van
de wet van (ā€¦ā€¦ā€¦) tot wijziging van de Wet werk en bijstand en
samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op
bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen
verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (Stbā€¦), blijft van
toepassing op de alleenstaande ouder die op de dag voor inwerkingtreding
van die wet een ontheffing heeft op grond van artikel 9a, gedurende de
duur van de ontheffing, doch ten hoogste gedurende zes maanden na
inwerkingtreding van die wet.

	2. Artikel 31, tweede lid, onderdeel c, zoals dat luidde op de dag voor
de inwerkingtreding van de wet van (ā€¦ā€¦..) tot wijziging van de Wet
werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in
jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en
vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden
(Stbā€¦), blijft van toepassing en artikel 31, tweede lid, onderdeel r,
is niet van toepassing, gedurende twee maanden na inwerkingtreding van
die wet, op de alleenstaande ouder:

	a. op wie op de dag voor inwerkingtreding van die wet de vrijlating van
het bedrag waarmee de alleenstaande ouderkorting wordt vermeerderd,
bedoeld in artikel 8.15, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001,
of de inkomensafhankelijke combinatiekorting van toepassing is; en

	b. voor wie de toepassing van artikel 31, tweede lid, onderdeel c,
zoals dat luidde op de dag voor de inwerkingtreding van die wet tot een
hogere uitkering leidt.

	3. Ingeval van een alleenstaande ouder op wie:

	a. de vrijlating van het bedrag waarmee de alleenstaande ouderkorting
wordt vermeerderd, bedoeld in artikel 8.15, derde lid, van de Wet
inkomstenbelasting 2001, of de inkomensafhankelijke combinatiekorting;
en

	b. de vrijlating van inkomsten uit arbeid, bedoeld in artikel 31,
tweede lid, onderdeel n;

	van toepassing is op de dag voor inwerkingtreding van de wet van
(ā€¦..) tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van
die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van
deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen
verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (Stbā€¦) blijft de
vrijlating, bedoeld in onderdeel a, in afwijking van het tweede lid, van
toepassing gedurende de periode dat op de alleenstaande ouder de
vrijlating, bedoeld in onderdeel b, van toepassing is.

	4. Dit artikel vervalt zes maanden na zijn inwerkingtreding.

Artikel 78q Overgangsrecht verblijf buiten Nederland

	1. Artikel 13, vierde lid, onderdeel a, zoals dat luidde op de dag voor
de inwerkingtreding van de wet van (ā€¦..) tot wijziging van de Wet werk
en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in
jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en
vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden
(Stbā€¦), is van toepassing op de persoon die op de dag voor de
inwerkingtreding van die wet recht heeft op algemene bijstand of een
inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren en
verblijf houdt in het buitenland, gedurende de duur van zijn verblijf,
doch ten hoogste gedurende drie maanden na de inwerkingtreding van die
wet.

	2. Artikel 13, vierde lid, onderdeel b, zoals dat luidde op de dag voor
de inwerkingtreding van de wet van (ā€¦ā€¦) tot wijziging van de Wet
werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in
jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en
vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden
(Stbā€¦), blijft van toepassing op de persoon die op de dag voor de
inwerkingtreding van die wet verblijf houdt in het buitenland, gedurende
de duur van zijn verblijf, doch ten hoogste gedurende zes maanden na de
inwerkingtreding van die wet.

	3. Dit artikel vervalt zes maanden na zijn inwerkingtreding.

Artikel 78r Overgangsrecht normering categoriale bijzondere bijstand

	1. Artikel 35, negende lid, is niet van toepassing op personen aan wie
op de dag voor de inwerkingtreding van de wet van (ā€¦) tot wijziging
van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet
investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de
arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van
uitkeringsgerechtigden (Stbā€¦) bijzondere bijstand als bedoeld in
artikel 35, derde tot en met zesde lid, werd verleend, gedurende de
periode dat die bijzondere bijstand wordt verleend, doch ten hoogste
gedurende drie maanden na inwerkingtreding van die wet.

	2. Artikel 36, zesde lid, is niet van toepassing op personen aan wie op
de dag voor de inwerkingtreding van de wet van (ā€¦.) tot wijziging van
de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet
investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de
arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van
uitkeringsgerechtigden (Stbā€¦) langdurigheidstoeslag als bedoeld in
artikel 36, eerste lid, werd verleend, gedurende de periode dat die
langdurigheidstoeslag wordt verleend, doch ten hoogste gedurende drie
maanden na inwerkingtreding van die wet.

	3. Dit artikel vervalt drie maanden na zijn inwerkingtreding.

Artikel 78s Overgangsrecht huishoudinkomen en informatie- en
medewerkingsplicht

	1. Op de persoon die op de dag voorafgaand aan de datum van
inwerkingtreding van de wet van (ā€¦) tot wijziging van de Wet werk en
bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren
gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting
van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (Stbā€¦)
recht heeft op algemene bijstand of een inkomensvoorziening op grond van
de Wet investeren in jongeren,:

	a. zijn de artikelen 3, 4, 5, onderdeel e, 9, derde lid, 11, vierde
lid, 18, vierde lid, 19, eerste lid, aanhef, 23, eerste lid, onderdeel
b, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, 24, 31, eerste lid en tweede
lid, onderdeel h, 32, derde en vierde lid, 33, vijfde lid, 34, eerste
lid, onderdeel a, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel c,
35, eerste lid, 43, tweede en derde lid, 45, derde lid, aanhef, vierde
en vijfde lid, 47a, eerste lid, onderdeel b, 47c, vijfde lid, 50, eerste
lid, 59, eerste lid, en 78m, zoals die luidden op die dag, van
toepassing;

	b. blijven de artikelen 21, tweede lid, onderdeel c, en 32, vijfde lid,
buiten toepassing;

tot het tijdstip waarop het recht op die algemene bijstand,
respectievelijk de als gevolg van artikel 78t ontstane algemene
bijstand, eindigt doch niet langer dan zes maanden na die datum van
inwerkingtreding.

	2. Ten aanzien van de persoon, bedoeld in het eerste lid, wordt tot het
tijdstip, bedoeld in het eerste lid, in de artikelen 21 en 22 voor
ā€œeen gezinā€ telkens gelezen ā€œgehuwdenā€ en wordt voor
ā€œmeerderjarige gezinsledenā€ telkens gelezen: echtgenoten.

	3. Indien de gehuwde, de alleenstaande of de alleenstaande ouder op de
dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van (ā€¦) tot
wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de
Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de
arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van
uitkeringsgerechtigden (Stbā€¦) recht op algemene bijstand of een
inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren heeft,
doen zijn meerderjarige bloed- en aanverwanten in de eerste graad die in
dezelfde woning als de gehuwde, de alleenstaande of de alleenstaande
ouder hun hoofdverblijf hebben, op verzoek aan het college mededeling
van alle feiten en omstandigheden waarvan hen redelijkerwijs duidelijk
moet zijn dat zij vanaf de dag gelegen zes maanden na de dag van
inwerkingtreding van die wet van invloed kunnen zijn op hun
arbeidsinschakeling of het recht op bijstand van de meerderjarige bloed-
en aanverwanten in de eerste graad die in dezelfde woning hun
hoofdverblijf hebben.

	4. De meerderjarige bloed- en aanverwanten in de eerste graad, bedoeld
in het derde lid, zijn verplicht aan het college desgevraagd de
medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering
van deze wet.

	5. Dit artikel vervalt zes maanden na zijn inwerkingtreding.

Artikel 78t Overgangsrecht intrekking Wet investeren in jongeren

	1. Door het college op grond van de Wet investeren in jongeren genomen
besluiten gelden als door hem genomen besluiten op grond van deze wet.

	2. Onverminderd artikel 78s brengt het college de in het eerste lid
bedoelde besluiten binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de wet
van (ā€¦) tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van
die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van
deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen
verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (Stbā€¦) in
overeenstemming met deze wet, voor zover die besluiten afwijken van deze
wet.

	3. In afwijking van het tweede lid blijft het besluit, inhoudende dat
een jongere een werkleeraanbod wordt gedaan, gelden voor de duur van het
werkleeraanbod doch niet langer dan zes maanden na de inwerkingtreding
van de wet van (ā€¦) tot wijziging van de Wet werk en bijstand en
samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op
bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen
verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (Stbā€¦).

	4. Op een aanvraag voor een werkleeraanbod of een inkomensvoorziening
waarop niet is beslist voor de datum van inwerkingtreding van de wet van
(ā€¦) tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die
wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van
deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen
verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (Stbā€¦) wordt beslist
met toepassing van deze wet, waarbij artikel 41, vierde tot en met
negende lid, en artikel 43, vierde lid, buiten toepassing blijft.

	5. Op een bezwaar- of beroepschrift dat vĆ³Ć³r of op de datum van
inwerkingtreding van de wet van (ā€¦) tot wijziging van de Wet werk en
bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren
gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting
van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (Stbā€¦) is
ingediend tegen een door het college op grond van de Wet investeren in
jongeren genomen besluit en waarop op die datum nog niet onherroepelijk
is beslist, wordt beslist met toepassing van de Wet investeren in
jongeren.

Artikel 78u Overgangsrecht inkomen uit studiefinanciering

	1. Op de persoon op wie artikel 33, tweede lid, op de dag voorafgaand
aan de datum van inwerkingtreding van de wet van (ā€¦.)  tot wijziging
van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet
investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de
arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van
uitkeringsgerechtigden (Stbā€¦) van toepassing was, zijn de artikelen
33, tweede lid, en 39, eerste lid, zoals die luidden op die dag, van
toepassing tot het tijdstip waarop het recht op algemene bijstand,
respectievelijk de als gevolg van artikel 78t ontstane algemene
bijstand, eindigt doch niet langer dan zes maanden na die datum van
inwerkingtreding.

	2. Dit artikel vervalt zes maanden na zijn inwerkingtreding.

Artikel 78v Verordening betreffende bijzondere bijstand

	Artikel 8, eerste lid, onderdeel g, en tweede lid, onderdeel d,
vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET INVESTEREN IN JONGEREN

	De Wet investeren in jongeren wordt ingetrokken.

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN
GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS

	De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 4a, eerste lid, vervalt, onder vervanging van de puntkomma
aan het slot van onderdeel b door een punt, onderdeel c.

B	[VERVALLEN]

C

	Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. In het vierde lid wordt ā€œartikel 31, tweede lid, onderdeel o, van
de Wet werk en bijstandā€ vervangen door: artikel 31, tweede lid,
onderdeel n, van de Wet werk en bijstand. 

	2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	5. In afwijking van het eerste lid wordt niet als inkomen uit arbeid
beschouwd het inkomen uit arbeid van een alleenstaande ouder tot 12,5
procent van dit inkomen, met een maximum van ā‚¬ 187,28 per maand,
gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden, voor zover
hij een uitkering ontvangt, ingeval: 

	a. hij de volledige zorg heeft voor zijn kind tot 12 jaar, 

	b. de periode van zes aaneengesloten maanden, bedoeld in het tweede
lid, is verstreken, en 

	c. dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling. 

	6. Onze Minister herziet het bedrag, genoemd in het vijfde lid, met
ingang van een door hem te bepalen dag, voor zover de ontwikkeling van
het in artikel 31, tweede lid, onderdeel r, van de Wet werk en bijstand
genoemde bedrag daartoe aanleiding geeft.

CA

	Aan artikel 35, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het
einde van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

	d. het verlagen van de uitkering, bedoeld in artikel 38, twaalfde lid.

D

	Aan artikel 37, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel e door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

	f. naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk
nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in
aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de
arbeidsmarkt.

E

	Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38

	1. Onverminderd artikel 37a, eerste lid, verleent het college aan een
alleenstaande ouder die de volledige zorg heeft voor een tot zijn last
komend kind tot vijf jaar op diens verzoek ontheffing van de
verplichtingen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdelen a tot en
met d.

	2. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt eenmalig verleend.

	3. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verleend voor
zover uit houding en gedragingen van de alleenstaande ouder
ondubbelzinnig blijkt dat deze de verplichtingen, bedoeld in artikel 37,
eerste lid, onderdeel e, niet wil nakomen.

	4. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, geldt zolang het jongste
kind van de alleenstaande ouder de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft
bereikt. Onverminderd de eerste zin geldt de ontheffing gedurende ten
hoogste vijf jaar. Bij verhuizing naar een andere woonplaats wordt op
deze periode in mindering gebracht de periode, dan wel perioden, waarin
de alleenstaande ouder in de voorgaande woonplaats, dan wel de
voorgaande woonplaatsen, gebruik heeft gemaakt van de ontheffing bedoeld
in het eerste lid.

	5. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt, indien de volledige
duur van vijf jaar nog niet volledig is benut:

	a. van rechtswege opgeschort, met ingang van de datum waarop het
jongste kind de leeftijd van vijf jaar bereikt;

	b. van rechtswege opgeschort indien niet langer recht op bijstand
bestaat;

	c. door het college opgeschort op een daartoe strekkend verzoek van de
alleenstaande ouder aan wie de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, is
verleend; of

	d. door het college ingetrokken indien uit houding en gedragingen van
de alleenstaande ouder ondubbelzinnig blijkt dat hij zijn
verplichtingen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, niet wil
nakomen.

	6. Op een daartoe strekkend verzoek van de alleenstaande ouder met een
kind tot vijf jaar beƫindigt het college een opschorting als bedoeld in
het vijfde lid, onderdelen a tot en met c, indien de daarin genoemde
omstandigheden niet langer van toepassing zijn.

	7. Het college stelt binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek,
bedoeld in het eerste lid, een plan van aanpak op voor de invulling van
de voorziening, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, voor de
alleenstaande ouder aan wie een ontheffing is verleend als bedoeld in
het eerste lid.

	8. Het college verricht na het opstellen van het plan van aanpak,
bedoeld in het zevende lid, iedere zes maanden een heronderzoek naar de
in het van toepassing zijnde plan van aanpak opgenomen voorziening,
bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e. Het heronderzoek strekt
zich mede uit tot de naleving van de in het van toepassing zijnde plan
van aanpak opgenomen voorziening. Het college beoordeelt tevens bij het
verrichten van het heronderzoek of er aanleiding bestaat de voorziening
te wijzigen. 

	9. Indien het heronderzoek, bedoeld in het achtste lid, daartoe
aanleiding geeft stelt het college een gewijzigd plan van aanpak op. 

	10. Het college vult de voorziening, bedoeld in artikel 37, eerste lid,
onderdeel e, voor de alleenstaande ouder aan wie een ontheffing is
verleend als bedoeld in het eerste lid en die niet beschikt over een
startkwalificatie ten minste in met scholing of opleiding die de toegang
tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college
een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van
betrokkene te boven gaat.

	11. Op verzoek van de alleenstaande ouder die beschikt over een
startkwalificatie en aan wie een ontheffing is verleend als bedoeld in
het eerste lid, vult het college de voorziening in met een opleiding,
als bedoeld in artikel 7.2.2., tweede lid, onder a, van de Wet educatie
en beroepsonderwijs, die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert,
tenzij naar het oordeel van het college een dergelijke scholing of
opleiding de krachten of bekwaamheden van de alleenstaande ouder te
boven gaat.

	12. Het college verlaagt de uitkering overeenkomstig de verordening,
bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel d, indien het college de
ontheffing, bedoeld in het eerste lid, heeft ingetrokken op grond van
het vijfde lid, onderdeel d. Van een verlaging wordt afgezien, indien
elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

F

	In artikel 48, eerste lid, onderdeel c, vervalt ā€œ, de Wet investeren
in jongerenā€.

G

	Aan hoofdstuk VII wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 63g

	De artikelen 4a, eerste lid, onderdeel c, en 38, zoals deze luidden op
de dag voor de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Wet werk
en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in
jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en
vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden,
blijven van toepassing op de alleenstaande ouder die op de dag voor
inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en
samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op
bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen
verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden een ontheffing heeft op
grond van artikel 38, gedurende de duur van de ontheffing, doch ten
hoogste gedurende zes maanden na inwerkingtreding van die wet.

ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN
GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN

	De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 4a, eerste lid, vervalt, onder vervanging van de puntkomma
aan het slot van onderdeel b door een punt, onderdeel c.

B	[VERVALLEN]

C

	Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het achtste lid wordt ā€œartikel 31, tweede lid, onderdeel o, van
de Wet werk en bijstandā€ vervangen door: artikel 31, tweede lid,
onderdeel n, van de Wet werk en bijstand. 

	2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	9. In afwijking van het eerste lid wordt niet als inkomen uit arbeid
beschouwd het inkomen uit arbeid van een alleenstaande ouder tot 12,5
procent van dit inkomen, met een maximum van ā‚¬ 187,28 per maand,
gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden, voor zover
hij een uitkering ontvangt, ingeval: 

	a. hij de volledige zorg heeft voor zijn kind tot 12 jaar, 

	b. de periode van zes aaneengesloten maanden, bedoeld in het derde lid,
is verstreken, en 

	c. dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling. 

	10. Onze Minister herziet het bedrag, genoemd in het negende lid, met
ingang van een door hem te bepalen dag, voor zover de ontwikkeling van
het in artikel 31, tweede lid, onderdeel r, van de Wet werk en bijstand
genoemde bedrag daartoe aanleiding geeft.

CA

	Aan artikel 35, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het
einde van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

	d. het verlagen van de uitkering, bedoeld in artikel 38, twaalfde lid.

D

	Aan artikel 37, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel e door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

	f. naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk
nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in
aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de
arbeidsmarkt.

E

	Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38

	1. Onverminderd artikel 37a, eerste lid, verleent het college aan een
alleenstaande ouder die de volledige zorg heeft voor een tot zijn last
komend kind tot vijf jaar op diens verzoek ontheffing van de
verplichtingen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdelen a tot en
met d.

	2. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt eenmalig verleend.

	3. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verleend voor
zover uit houding en gedragingen van de alleenstaande ouder
ondubbelzinnig blijkt dat deze de verplichtingen, bedoeld in artikel 37,
eerste lid, onderdeel e, niet wil nakomen.

	4. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, geldt zolang het jongste
kind van de alleenstaande ouder de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft
bereikt. Onverminderd de eerste zin geldt de ontheffing gedurende ten
hoogste vijf jaar. Bij verhuizing naar een andere woonplaats wordt op
deze periode in mindering gebracht de periode, dan wel perioden, waarin
de alleenstaande ouder in de voorgaande woonplaats, dan wel de
voorgaande woonplaatsen, gebruik heeft gemaakt van de ontheffing bedoeld
in het eerste lid.

	5. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt, indien de volledige
duur van vijf jaar nog niet volledig is benut:

	a. van rechtswege opgeschort, met ingang van de datum waarop het
jongste kind de leeftijd van vijf jaar bereikt;

	b. van rechtswege opgeschort indien niet langer recht op bijstand
bestaat;

	c. door het college opgeschort op een daartoe strekkend verzoek van de
alleenstaande ouder aan wie de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, is
verleend; of

	d. door het college ingetrokken indien uit houding en gedragingen van
de alleenstaande ouder ondubbelzinnig blijkt dat hij zijn
verplichtingen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, niet wil
nakomen.

	6. Op een daartoe strekkend verzoek van de alleenstaande ouder met een
kind tot vijf jaar beƫindigt het college een opschorting als bedoeld in
het vijfde lid, onderdelen a tot en met c, indien de daarin genoemde
omstandigheden niet langer van toepassing zijn.

	7. Het college stelt binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek,
bedoeld in het eerste lid, een plan van aanpak op voor de invulling van
de voorziening, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, voor de
alleenstaande ouder aan wie een ontheffing is verleend als bedoeld in
het eerste lid.

 	8. Het college verricht na het opstellen van het plan van aanpak,
bedoeld in het zevende lid, iedere zes maanden een heronderzoek naar de
in het van toepassing zijnde plan van aanpak opgenomen voorziening,
bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e. Het heronderzoek strekt
zich mede uit tot de naleving van de in het van toepassing zijnde plan
van aanpak opgenomen voorziening. Het college beoordeelt tevens bij het
verrichten van het heronderzoek of er aanleiding bestaat de voorziening
te wijzigen. 

	9. Indien het heronderzoek, bedoeld in het achtste lid, daartoe
aanleiding geeft stelt het college een gewijzigd plan van aanpak op. 

	10. Het college vult de voorziening, bedoeld in artikel 37, eerste lid,
onderdeel e, voor de alleenstaande ouder aan wie een ontheffing is
verleend als bedoeld in het eerste lid en die niet beschikt over een
startkwalificatie ten minste in met scholing of opleiding die de toegang
tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college
een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van
betrokkene te boven gaat.

	11. Op verzoek van de alleenstaande ouder die beschikt over een
startkwalificatie en aan wie een ontheffing is verleend als bedoeld in
het eerste lid, vult het college de voorziening in met een opleiding,
als bedoeld in artikel 7.2.2., tweede lid, onder a, van de Wet educatie
en beroepsonderwijs, die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert,
tenzij naar het oordeel van het college een dergelijke scholing of
opleiding de krachten of bekwaamheden van de alleenstaande ouder te
boven gaat.

	12. Het college verlaagt de uitkering overeenkomstig de verordening,
bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel d, indien het college de
ontheffing, bedoeld in het eerste lid, heeft ingetrokken op grond van
het vijfde lid, onderdeel d. Van een verlaging wordt afgezien, indien
elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

F

	In artikel 48, eerste lid, onderdeel c, vervalt ā€œ, de Wet investeren
in jongerenā€.

G

	Aan hoofdstuk VII wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 63d

	De artikelen 4a, eerste lid, onderdeel c, en 38, zoals deze luidden op
de dag voor de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Wet werk
en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in
jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en
vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden,
blijven van toepassing op de alleenstaande ouder die op de dag voor
inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en
samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op
bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen
verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden een ontheffing heeft op
grond van artikel 38, gedurende de duur van de ontheffing, doch ten
hoogste gedurende zes maanden na inwerkingtreding van die wet.

ARTIKEL V. WIJZIGING VAN DE WET VOORZIENINGEN ARBEID EN ZORG
ALLEENSTAANDE OUDERS

	De Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders wordt
ingetrokken.

ARTIKEL VI. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET

	De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het zevende lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. Aan onderdeel a wordt toegevoegd: en.

	b. In onderdeel b wordt ā€œ; enā€ vervangen door een punt.

	c. Onderdeel c vervalt.

	2. In het achtste lid vervalt ā€œen verplichtingen als bedoeld in
artikel 44 van de Wet investeren in jongeren nakomtā€.

B

	In artikel 17g, tweede lid, vervalt ā€œde Wet investeren in
jongeren,ā€.

ARTIKEL VII. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE NABESTAANDENWET

	In artikel 45, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet vervalt
ā€œde Wet investeren in jongeren,ā€.

ARTIKEL VIII. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE OUDERDOMSWET

	In artikel 17i, tweede lid, van de Algemene Ouderdomswet vervalt ā€œde
Wet investeren in jongeren,ā€.

ARTIKEL IX. WIJZIGING VAN DE TIJDELIJKE WET PILOT LOONDISPENSATIE

 

	De Tijdelijke wet pilot loondispensatie wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1, onderdeel c, vervalt ā€œ, dan wel een inkomensvoorziening
op grond van de Wet investeren in jongerenā€.

B

	In artikel 8, derde lid, wordt ā€œde wet krachtens welke betrokkene
onmiddellijk voor aanvang van zijn dienstbetrekking een uitkering, dan
wel een inkomensvoorziening ontvingā€ vervangen door: de Wet werk en
bijstand.

ARTIKEL X. WIJZIGING VAN DE TOESLAGENWET

	In artikel 14g, tweede lid, van de Toeslagenwet vervalt ā€œde Wet
investeren in jongeren,ā€.

ARTIKEL XI. WIJZIGING VAN DE WERKLOOSHEIDSWET

	In artikel 27g, tweede lid, van de Werkloosheidswet vervalt ā€œde Wet
investeren in jongeren,ā€.

ARTIKEL XII. WIJZIGING VAN DE WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
ZELFSTANDIGEN

	In artikel 54, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen vervalt ā€œde Wet investeren in jongeren,ā€.

ARTIKEL XIII. WIJZIGING VAN DE WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING
MILITAIREN

	In artikel 2, eerste lid, onderdeel b, onder 2, van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen vervalt ā€œen de Wet
investeren in jongerenā€.

ARTIKEL XIV. WIJZIGING VAN DE WET FINANCIERING SOCIALE VERZEKERINGEN

	De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 49, eerste lid, onderdeel d, vervalt ā€œof artikel 11,
eerste lid, van de Wet investeren in jongeren,ā€.

B

	In artikel 51, derde lid, vervalt ā€œde Wet investeren in jongeren,ā€.

ARTIKEL XV. WIJZIGING VAN DE WET INBURGERING

	De Wet inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 20, eerste lid, en 24b, eerste lid, vervalt ā€œ, dan
wel de Wet investeren in jongerenā€.

B

	In artikel 37 vervalt ā€œde inkomensvoorziening kan worden verlaagd op
grond van artikel 41 van de Wet investeren in jongeren,ā€.

ARTIKEL XVI. WIJZIGING VAN DE WET INKOMSTENBELASTING 2001

	In artikel 6.3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting
2001 vervalt ā€œof artikel 57 van de Wet investeren in jongeren,ā€.

ARTIKEL XVII. WIJZIGING VAN DE WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN
PEUTERSPEELZALEN

	De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt als volgt
gewijzigd:

A

	In artikel 1.6, eerste lid, onderdeel c, wordt ā€œWet werk en bijstand,
de Wet investeren in jongeren,ā€ vervangen door ā€œWet werk en
bijstand,ā€ en wordt ā€œartikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet werk
en bijstand, artikel 11, eerste lid, van de Wet investeren in
jongeren,ā€ vervangen door: artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet
werk en bijstand,.

B

	Artikel 1.22 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt ā€œartikel 11, eerste lid,
van de Wet investeren in jongeren,ā€.

	2. In het tweede lid vervalt ā€œ, of een inkomensvoorziening op grond
van de Wet investeren in jongerenā€.

C

	In artikel 1.35, eerste lid, vervalt ā€œartikel 11, eerste lid, van de
Wet investeren in jongeren,ā€.

ARTIKEL XVIII. WIJZIGING VAN DE WET OP DE
ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

	In artikel 29g, tweede lid, van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering vervalt ā€œde Wet investeren in
jongeren,ā€.

ARTIKEL XIX. WIJZIGING VAN DE WET OP DE LOONBELASTING 1964

	De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 2, zesde lid, vervalt ā€œof de Wet investeren in
jongeren,ā€.

B

	Artikel 33 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid, onderdelen a en d, vervalt ā€œof de Wet
investeren in jongerenā€.

	2. In het tweede lid, onderdeel c, onder 1, vervalt ā€œof de Wet
investeren in jongerenā€.

ARTIKEL XX. WIJZIGING VAN DE WET OP HET CONSUMENTENKREDIET

	Artikel 5 van de Wet op het consumentenkrediet wordt als volgt
gewijzigd:

	1. Onderdeel a, onder 1, komt te luiden:

	1Ā°. de meerderjarige gezinsleden van een gezin als bedoeld in artikel
4, eerste lid, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand, van wie het
gezamenlijk netto maandinkomen niet hoger is dan de norm genoemd in
artikel 21, eerste lid, van die wet;.

	2. Onderdeel a, onder 4, 5 en 6, komt te vervallen.

ARTIKEL XXI. WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN
WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK

	In artikel 7.52, tweede en vierde lid, van de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek vervalt ā€œde Wet investeren in
jongeren,ā€.

ARTIKEL XXII. WIJZIGING VAN DE WET PARTICIPATIEBUDGET

	De Wet participatiebudget wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de definitie van ā€œre-integratievoorzieningā€ in artikel 1 vervalt
ā€œ, alsmede een werkleeraanbod als bedoeld in artikel 13, eerste lid,
van de Wet investeren in jongerenā€.

B

	Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het vierde lid vervalt onderdeel d onder vervanging van de
puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt geen
re-integratievoorziening aangeboden aan de persoon, bedoeld in artikel
7, derde lid, onderdeel a of b, van de Wet werk en bijstand.

ARTIKEL XXIII. WIJZIGING VAN DE WET STRUCTUUR UITVOERINGSORGANISATIE
WERK EN INKOMEN

	De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt
gewijzigd:

A

	In de artikelen 1, onderdeel l, onder 1, 9, eerste lid, 30, vijfde lid,
onderdeel b, 34, tweede lid, onderdeel b, en 62, eerste en tweede lid,
vervalt ā€œde Wet investeren in jongeren,ā€.

B

	In artikel 30c, eerste lid, vervalt ā€œof voor een werkleeraanbod op
grond van de Wet investeren in jongerenā€.

ARTIKEL XXIV. WIJZIGING VAN DE WET WERK EN ARBEIDSONDERSTEUNING
JONGGEHANDICAPTEN

	In artikel 3:43, tweede lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten vervalt ā€œde Wet investeren in jongeren,ā€.

ARTIKEL XXV. WIJZIGING VAN DE WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN

	In artikel 96, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen vervalt ā€œde Wet investeren in jongeren,ā€.

ARTIKEL XXVI. WIJZIGING VAN HET WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING

	Artikel 475d, eerste tot en met derde lid, van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtvordering komt te luiden:

	1. De beslagvrije voet bedraagt

	a. voor schuldenaren die kunnen worden aangemerkt als:

	1Ā°. een alleenstaande als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel
a, van de Wet werk en bijstand, die jonger is dan 21 jaar: 90 procent
van de norm, genoemd in artikel 20, eerste lid, onderdeel a, van de Wet
werk en bijstand.

	2Ā°. een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, eerste lid,
onderdeel b, van de Wet werk en bijstand, die jonger is dan 21 jaar: 90
procent van de norm, genoemd in artikel 20, tweede lid, onderdeel a, van
de Wet werk en bijstand;

	b. voor schuldenaren die kunnen worden aangemerkt als een alleenstaande
en een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, eerste lid,
onderdeel a en b, van de Wet werk en bijstand die 21 jaar of ouder, doch
jonger dan 65 jaar zijn:

	1Ā°. indien het periodieke inkomen bij de beslaglegger bekend is: 90
procent van dat inkomen inclusief de vakantie-aanspraak, doch ten minste
90 procent van de norm, genoemd in artikel 20, eerste lid, onderdeel b,
en het tweede lid, onderdeel b, van de Wet werk en bijstand en ten
hoogste 90 procent van die norm nadat deze eerst is verhoogd met het
bedrag genoemd in artikel 25, tweede lid, van die wet;

	2Ā°. indien het periodieke inkomen niet bij de beslaglegger bekend is:
90 procent van de norm, genoemd in artikel 20, eerste lid, onderdeel b,
en het tweede lid, onderdeel b, van de Wet werk en bijstand;

	c. een alleenstaande van 65 jaar of ouder en een alleenstaande ouder
van 65 jaar of ouder: 90 procent van de norm, genoemd in artikel 22,
onderdeel a en b, van die wet.

	2. De beslagvrije voet bedraagt:

	a. voor schuldenaren die kunnen worden aangemerkt als behorend tot een
gezin als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van Wet werk en
bijstand waarvan alle meerderjarige gezinsleden 18 jaar of ouder zijn
doch jonger dan 65 jaar: 90 procent van de norm, genoemd in artikel 21,
eerste lid, van die wet.

	b. in afwijking van het bepaalde onder a voor schuldenaren die kunnen
worden aangemerkt als behorende tot:

	1Ā°. een gezin dat bestaat uit twee meerderjarige personen van 18 tot
en met 20 jaar en waarbij er geen ten laste komende kinderen tot het
gezin behoren: 90 procent van de norm, genoemd in artikel 21, tweede
lid, onderdeel a, onder 1, van de Wet werk en bijstand;

	2Ā°. een gezin dat uit twee meerderjarige personen bestaat, waarvan een
persoon 18, 19 of 20 jaar is en waarvan de andere persoon 21 jaar of
ouder doch jonger dan 65 jaar is en waarbij er geen ten laste komende
kinderen tot het gezin behoren: 90 procent van de norm, genoemd in
artikel 21, tweede lid, onderdeel b, onder 1, van de Wet werk en
bijstand;

	3Ā°. een gezin dat bestaat uit twee meerderjarige personen van 18, 19
of 20 jaar en waarbij er een of meer ten laste komende kinderen tot het
gezin behoren: 90 procent van de norm, genoemd in artikel 21, tweede
lid, onderdeel a, onder 2, van de Wet werk en bijstand;

	4Ā°. een gezin dat uit twee meerderjarige personen bestaat, waarvan een
persoon 18, 19 of 20 jaar is en waarvan de andere persoon 21 jaar of
ouder doch jonger dan 65 jaar is en waarbij er ten laste komende
kinderen tot het gezin behoren: 90 procent van de norm, genoemd in
artikel 21, tweede lid, onderdeel b, onder 2, van de Wet werk en
bijstand;

	5Ā°. een gezin dat uit drie meerderjarige personen bestaat, waarvan
twee personen, 18, 19 of 20 jaar zijn en waarvan een persoon 21 jaar of
ouder doch jonger dan 65 jaar is en er geen ten laste komende kinderen
tot het gezin behoren: 90 procent van de norm, genoemd in artikel 21,
tweede lid, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand;

	c. voor schuldenaren die behoren tot een gezin waarvan een of meer
gezinsleden 65 jaar of ouder zijn: 90 procent van de norm, genoemd in
artikel 22, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand.

	3. Voor zover het een gezin betreft, wordt de beslagvrije voet voor ten
hoogste de helft verminderd met het eigen, niet onder beslag liggende
periodieke inkomen inclusief vakantie-aanspraak van de meerderjarige
gezinsleden aan wie de bijstand samen met de schuldenaar zou kunnen
toekomen.

ARTIKEL XXVII. WIJZIGING VAN DE ZIEKTEWET

	De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 29b, tweede lid, vervalt ā€œof artikel 11, eerste lid, van
de Wet investeren in jongeren,ā€,

B

	In artikel 45g, tweede lid, vervalt ā€œde Wet investeren in
jongeren,ā€.

ARTIKEL XXVIII. WIJZIGING VAN DE WET OP DE RECHTSBIJSTAND

	In artikel 1, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand vervalt de
definitie van ā€œbijstandsnormā€.

ARTIKEL XXIX. WIJZIGING VAN DE WET OP DE HUURTOESLAG

	De Wet op de huurtoeslag wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 17, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel a wordt ā€œartikelen 21, onder a,ā€ vervangen door:
artikelen 20, eerste lid, onderdeel b,.

	2. In onderdeel b wordt ā€œartikel 21, onder c,ā€ vervangen door:
artikel 21, eerste lid,.

B

	In artikel 27, vierde lid, wordt ā€œartikel 21, onderdeel c,ā€
vervangen door: artikel 21, eerste lid,.

ARTIKEL XXX. WIJZIGING VAN DE WET STUDIEFINANCIERING 2000

	In artikel 3.17, derde lid, onderdeel a, van de Wet studiefinanciering
2000 vervalt ā€œ, de Wet investeren in jongerenā€.

ARTIKEL XXXI. WIJZIGING VAN DE WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT

	In artikel 24f, tweede lid, van de Wet op het onderwijstoezicht vervalt
ā€œ, artikel 49 van de Wet investeren in jongerenā€.

ARTIKEL XXXII. EENMALIGE AANPASSING BEDRAGEN

	1. Onze Minister kan de bedragen, genoemd in de artikelen I, onderdelen
B, O, P, Y, Z en AA, III, onderdeel C, en IV, onderdeel C, van deze wet
eenmalig aanpassen na de datum van inwerkingtreding van deze wet.

	2. Dit artikel vervalt zes maanden na zijn inwerkingtreding.

ARTIKEL XXXIII. SAMENLOOPBEPALING WETSVOORSTEL TOT INTREKKING VAN DE
WWIK

	1. Indien het bij koninklijke boodschap van 18 maart 2011 ingediende
voorstel van wet tot intrekking van de Wet werk en inkomen kunstenaars
(Kamerstukken 32701), tot wet is of wordt verheven, en artikel II van
die wet later in werking treedt dan artikel I van deze wet, wordt die
wet als volgt gewijzigd:

A

	Artikel II, onderdeel A, vervalt.

B

	In artikel II, onderdeel F, wordt ā€œ69, eerste lid, onderdeel cā€
vervangen door: 69, eerste lid, onderdeel b.

C

	Artikel XXII, eerste lid, onderdeel A, komt te luiden:

A

	Aan artikel II wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

G

	In artikel 76, derde lid, vervalt ā€œ, of in artikel 55 van de Wet werk
en inkomen kunstenaarsā€.

	2. Indien artikel II van het bij koninklijke boodschap van 18 maart
2011 ingediende voorstel van wet tot intrekking van de Wet werk en
inkomen kunstenaars (Kamerstukken 32701) op de datum van
inwerkingtreding van artikel I van deze wet niet in werking is getreden,
wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

	In artikel I, onderdeel L, wordt aan artikel 13, tweede lid, onder
vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma
een onderdeel toegevoegd, luidende:

	e. die uitkering op grond van de Wet werk en inkomen kunstenaars
ontvangt of die gehuwd is met een persoon die een zodanige uitkering
ontvangt.

B

	Artikel I, onderdeel AX, komt te luiden:

AX

	In artikel 76, derde lid, wordt ā€œ, in artikel 52 van de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen
zelfstandigen, in artikel 87 van de Wet investeren in jongerenā€
vervangen door: of in artikel 52 van de Wet inkomensvoorziening oudere
en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

C

	Er wordt na artikel XXIV een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXIVA. WIJZIGING VAN DE WET WERK EN INKOMEN KUNSTENAARS

	In artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de Wet werk en inkomen
kunstenaars vervalt ā€œ, de Wet investeren in jongerenā€.

ARTIKEL XXXIV. SAMENLOOPBEPALING WETSVOORSTEL HUISBEZOEKEN

	Indien het bij koninklijke boodschap van 20 april 2009 ingediende
voorstel van wet houdende een regeling in de sociale zekerheid van de
rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod
van een huisbezoek (Kamerstukken 31929) tot wet is of wordt verheven, en
artikel VII van die wet in werking treedt of is getreden, wordt artikel
53a van de Wet werk en bijstand als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede en derde lid komen te luiden:

	2. In aanvulling op het eerste lid kan het college de belanghebbende
verzoeken aan te tonen dat:

	a. hij een belanghebbende is als bedoeld in artikel 20 of artikel 22,
aanhef en onderdeel a of b;

	b. de feitelijke woonsituatie van hemzelf, van zijn meerderjarige
gezinsleden of van zijn ten laste komende kinderen in overeenstemming is
met het door hem verstrekte adres van hemzelf, zijn meerderjarige
gezinsleden of van zijn ten laste komende kinderen;

	c. hij of het gezin waartoe hij behoort de algemeen noodzakelijke
kosten van het bestaan niet geheel of gedeeltelijk kunnen delen met een
ander.

	Teneinde hem daartoe in de gelegenheid te stellen biedt het college bij
die verzoeken de belanghebbende aan met diens toestemming zijn woning
binnen te treden.

	3. Indien de belanghebbende niet desgevraagd aantoont dat hij een
alleenstaande of een alleenstaande ouder is waarop de norm, bedoeld in
artikel 20, eerste lid, of artikel 22, onderdeel a, respectievelijk
artikel 20, tweede lid, of artikel 22, onderdeel b, van toepassing is,
kent het college, onverminderd de toepassing van artikel 27, de
uitkering toe respectievelijk herziet het de uitkering overeenkomstig de
volgende norm:

	a. indien de belanghebbende zich in de leeftijdscategorie van 18 jaar
tot en met 20 jaar bevindt; de helft van de norm, bedoeld in artikel 21,
tweede lid, onderdeel a, onder 1;

	b. indien de belanghebbende zich in de leeftijdscategorie van 21 jaar
tot en met 65 jaar bevindt; de helft van de norm, bedoeld in artikel 21,
tweede lid, onderdeel b, onder 1;

	c. indien de belanghebbende zich in de leeftijdscategorie van 65 jaar
of ouder bevindt; de helft van de norm, bedoeld in artikel 22, onderdeel
c.

	2. Onder vernummering van het vierde tot en met achtste lid tot zesde
tot en met tiende lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

	4. Indien de belanghebbende niet desgevraagd aantoont dat hij een
alleenstaande ouder is waarop de norm, bedoeld in artikel 20, tweede
lid, of artikel 22, onderdeel b, van toepassing is maar hij wel heeft
aangetoond dat hij een of meer tot zijn last komende kinderen heeft kent
het college, onverminderd de toepassing van artikel 27, de uitkering toe
respectievelijk herziet het de uitkering overeenkomstig de volgende
norm:

	a. indien de belanghebbende zich in de leeftijdscategorie van 18 jaar
tot en met 20 jaar bevindt, de helft van de norm, bedoeld in artikel 21,
tweede lid, onderdeel a, onder 2;

	b. indien de belanghebbende zich in de leeftijdscategorie van 21 jaar
tot en met 65 jaar bevindt, de helft van de norm, bedoeld in artikel 21,
tweede lid, onderdeel b, onder 2;

	c. indien de belanghebbende zich in de leeftijdscategorie van 65 jaar
of ouder bevindt; de helft van de norm, bedoeld in artikel 22, onderdeel
c.

	5. In de gevallen, bedoeld in het derde en vierde lid, zijn de
artikelen 25 en 30, tweede lid, aanhef en onderdeel a, niet van
toepassing.

ARTIKEL XXXV. INWERKINGTREDING

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

	

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 

 

 PAGE    

 PAGE   3