Advies Raad van State inzake Wet bekostiging financieel toezicht
Regels met betrekking tot de financiering van het toezicht op de financiële markten (Wet bekostiging financieel toezicht)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2011D51992, datum: 2011-10-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.D. Tjeenk Willink, vicepresident van de Raad van State ()
Onderdeel van zaak 2011Z21005:
- Indiener: J.C. de Jager, minister van Financiën
- Medeindiener: H.G.J. Kamp, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2011-10-27 14:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-11-01 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-11-09 15:40: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2011-12-15 14:00: Wet bekostiging financieel toezicht (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiën
- 2012-02-06 10:00: Tweede pakket wetgeving financiële markten (tweede FM-pakket) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2012-02-07 19:30: Tweede pakket wetgeving financiële markten (tweede FM-pakket) (33021, 33023, 33025, 33057, 33058 en 33059) (plenaire afronding in één termijn) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2012-02-14 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W06.11.0307/III 's-Gravenhage, 29 september 2011 Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2011, no.11.001795, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiering van het toezicht op de financiële markten (Wet bekostiging financieel toezicht), met memorie van toelichting. Het voorstel bevat regels betreffende de financiering van de kosten van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank N.V. (DNB). Het vervangt de bestaande bekostigingssystematiek die is vastgelegd in de afzonderlijke financiële toezichtwetten. De hoogte van de overheidsbijdrage voor het financiële toezicht wordt forfaitair vastgesteld op een bedrag dat aansluit bij het niveau van de bijdrage voorafgaand aan de financiële crisis. Tot slot loopt het voorstel vooruit op een wet die de AFM en DNB onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zal brengen. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de nadere invulling van het criterium 'strijd met het algemeen belang' en de forfaitaire bijdrage van het Rijk aan de toezichtkosten. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Nadere invulling van het criterium 'strijd met het algemeen belang' Het voorstel bepaalt dat de toezichthouder de begroting ter instemming zendt aan de Ministers van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of met het algemeen belang. Het voorstel bepaalt vervolgens, op basis van artikel 2, zevende lid, dat de beide ministers, alvorens de toezichthouders de begroting ter instemming voorleggen, een nadere invulling kunnen geven aan het criterium 'strijd met het algemeen belang', op grond waarvan de ministers instemming met de begroting kunnen onthouden. De bepaling wordt, aldus de toelichting, gehanteerd om de ministers een beleidskader te doen vaststellen, waarmee tevens wordt voorzien in de verantwoordelijkheid van beide ministers om de omvang van de toezichtkosten te bewaken. De Afdeling merkt op dat het bepaalde in artikel 2, zevende lid, eerder deel uitmaakte van het wetsvoorstel versterking governance van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten, zoals dat aan de Afdeling is voorgelegd. De Afdeling heeft destijds geadviseerd om deze bepaling te schrappen. De Afdeling merkt in lijn met haar vorige advies op dat niet duidelijk is waarom het nodig is te bepalen, dat de ministers vooraf krachtens de wet nader invulling kunnen geven aan het criterium 'strijd met het algemeen belang'. Immers, ook zonder deze bepaling kunnen de ministers, gelet op dit criterium, bij de besluitvorming over de instemming met de begroting invulling geven aan hun verantwoordelijkheid om de omvang van de toezichtkosten te bewaken. De Afdeling adviseert artikel 2, zevende lid, te schrappen. 2. De forfaitaire bijdrage van het Rijk aan de toezichtkosten Het voorstel legt voor het jaar van inwerkingtreding van de wet de hoogte van de rijksbijdrage vast. Uit de toelichting blijkt dat de hoogte van de rijksbijdrage aansluit bij het niveau van de overheidsbijdrage van vóór de financiële crisis. Vervolgens komt de na het jaar van inwerkingtreding van de wet te verstrekken rijksbijdrage overeen met de daartoe in hoofdstuk IXB van de rijksbegroting opgenomen bedragen per toezichthouder. De bijdrage zal, aldus de toelichting, jaarlijks muteren vanwege binnen de rijksbegroting verwerkte loon- en prijsbijstellingen en opgelegde taakstellingen. Als gevolg van het voorstel komt een eventuele toename in de kosten van de AFM of DNB in principe voor rekening van de financiële sector. Uit de toelichting blijkt dat met name budgettaire overwegingen van het Rijk aan het voorstel ten grondslag liggen om de rijksbijdrage in de vorm van een forfait in de wet vast te leggen. De toelichting gaat echter niet in op de vraag waarom elke koppeling tussen de rijksbijdrage en de feitelijk gemaakte toezichtkosten moet komen te vervallen. De ontkoppeling heeft als gevolg dat voor het Rijk een rechtstreeks financieel belang om de groei van de toezichtkosten in te dammen, vervalt. Volgens de toelichting brengen de eventuele financiële gevolgen van het voorstel voor de financiële sector, een extra verantwoordelijkheid met zich mee voor de betrokken ministers om in het kader van de controle op de begroting de toezichtkosten te bewaken. Het valt de Afdeling op dat maar in beperkte mate wordt ingegaan op de vraag hoe de betrokken ministers onder het voorgestelde bekostigingsregime deze verantwoordelijkheid, al dan niet in samenwerking met de sector, inlossen. De Afdeling constateert tegelijkertijd dat de bijdragen van de Staat aan de toezichthouders voor de jaren na het jaar van inwerkingtreding van het voorstel niet vastliggen. Hoewel de systematiek van de wet helder is, lijkt het voorstel daarmee niet tegemoet te komen aan de in de toelichting genoemde doelstelling om duidelijkheid te bieden over de verdeling van de kosten tussen de overheid en de financiële sector. Voor zover artikel 30, zevende lid, van het voorstel beoogt fundamentele wijzigingen van de overheidsbijdrage te voorkomen, stelt de Afdeling vast dat het deze waarborg niet biedt. De Afdeling adviseert, gelet op het bovenstaande, de toelichting aan te vullen en zo nodig het voorstel aan te passen. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W06.11.0307/III met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft. In de bijlage van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie "Wet bekostiging financieel toezicht" toevoegen, zodat in lijn met de toelichting is geregeld dat hoger beroep ingesteld kan worden bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven tegen uitspraken van de Rechtbank Rotterdam inzake het beroep tegen besluiten op basis van het wetsvoorstel. De delegatiebepaling in artikel 13, twaalfde lid, van het wetsvoorstel voorzien van een toelichting. Artikel 1, onderdelen b en c, schrappen. In artikel 1, onderdeel f, 'voortkomt uit' vervangen door: plaatsvindt krachtens. In artikel 2, zevende lid, 'criterium' vervangen door: het criterium. In artikel 11 'bij de onder 6˚ en 15˚ bedoelde wetten' vervangen door: bij de in artikel 1, onderdeel e, onder 6˚ en 15˚ bedoelde wetten. Artikel 23, vervangen door: Paragraaf 5 van Hoofdstuk 2 van de Wet toezicht trustkantoren vervalt. Artikel 2, vijfde lid. Artikel 2, zesde lid. Artikel 2, zevende lid. Toen strekte de bepaling zich uit over het gehele criterium 'strijd met het recht of het algemeen belang' en niet alleen tot het deel 'strijd met het algemeen belang'. Zie het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 15 april 2011 inzake het wetsvoorstel versterking governance van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten (zaak W06.11.0047/III; Kamerstukken II 2010/11, 32 782, nr. 4). Artikel 10, tweede lid. Memorie van toelichting, Algemeen deel, Inleiding. Artikel 10, derde lid. Memorie van toelichting, Algemeen deel, Voorgesteld bekostigingssysteem. Artikel 13, tweede lid. Memorie van toelichting, Algemeen deel, Inleiding. Artikel 10, derde lid. Artikel 30, zevende lid, luidt: De voor het jaar dat volgt op het jaar waarin deze wet in werking treedt op te nemen bedragen in de rijksbegroting, bedoeld in artikel 10, derde lid, worden berekend vanuit het bedrag per toezichthouder, bedoeld in artikel 10, tweede lid. PAGE PAGE 2 PAGE I AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........