subsidiariteitstoets EU-voorstel inzake Schengen
Brief commissie
Nummer: 2011D53270, datum: 2011-11-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.W. Knops, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2011Z21743:
- Gericht aan: G.A. Verbeet, Voorzitter van de Tweede Kamer
- Indiener: R.W. Knops, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: algemene commissie voor Immigratie, Integratie en Asiel (2010-2012)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Aan: De heer José Manuel Barroso Voorzitter van de Europese Commissie B – 1049 Brussel België Plaats en datum Den Haag, Betreft Gemotiveerd advies (subsidiariteit) over de verordening teneinde te voorzien in gemeenschappelijke regels inzake de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden – COM(2011)560 Ons kenmerk [unieke vetnummer] Geachte heer Barroso, De Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal hebben, overeenkomstig de daarvoor vastgestelde procedure, het bovengenoemde voorstel getoetst aan het beginsel van subsidiariteit. Daarmee is toepassing gegeven aan artikel 5 EU-Verdrag en Protocol 2 bij het Verdrag van Lissabon betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel. Met deze brief stellen wij u in kennis van het oordeel van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Gelijkluidende brieven zijn gezonden aan het Europees Parlement, de Raad en de Nederlandse regering. De voorgenomen verordening stelt een machtsverschuiving voor van lidstaten naar de Europese Commissie aangaande de herinvoering van grenscontroles aan de binnengrenzen in uitzonderlijke situaties. In de huidige situatie kan een lidstaat volgens artikel 23 van de Schengengrenscode (verordening 562/2006) in geval van een ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid bij wijze van uitzondering overeenkomstig de procedure van artikel 24, of, in dringende gevallen, overeenkomstig de procedure van artikel 25, gedurende een periode van ten hoogste 30 dagen dan wel voor de voorziene duur van die bedreiging, indien deze langer is dan 30 dagen, opnieuw grenstoezicht aan zijn binnengrenzen invoeren. De nieuwe verordening stelt voor dat deze beslissing genomen zal worden door de Europese Commissie na een verzoek van de lidstaat. In die gevallen waar de omstandigheden vragen om het direct sluiten van de binnengrens houdt de lidstaat de mogelijkheid dit zelf te beslissen voor een periode van maximaal 5 dagen. Daarna kan alleen de Europese Commissie besluiten de grenscontrole te verlengen. De Europese Commissie kiest artikel 77, leden 1 en 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie als rechtsbasis voor het voorstel voor de Verordening. Dit voorstel betreft echter de controle van de binnengrenzen, waarbij het bestaan van een ernstige bedreiging van de openbare orde of van de binnenlandse veiligheid het criterium is voor de herintroductie van de grenscontroles. Beide Kamers der Staten-Generaal zijn van mening dat artikel 72 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is, waarin staat dat deze titel [DE RUIMTE VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT] de uitoefening van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid onverlet [laat]. Het Verdrag betreffende de Europese Unie (artikel 4 lid 2) geeft daarnaast aan dat: De Unie […] de gelijkheid van de lidstaten voor de Verdragen [eerbiedigt], alsmede hun nationale identiteit die besloten ligt in hun politieke en constitutionele basisstructuren, waaronder die voor regionaal en lokaal zelfbestuur. Zij eerbiedigt de essentiële staatsfuncties, met name de verdediging van de territoriale integriteit van de staat, de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de nationale veiligheid. Met name de nationale veiligheid blijft de uitsluitende verantwoordelijkheid van elke lidstaat. Bovendien geeft artikel 276 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan, dat bij de uitoefening van zijn taken in verband met de bepalingen in de hoofdstukken 4 en 5 van titel V van het derde deel, betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht [...] het Hof van Justitie van de Europese Unie niet bevoegd [is] om de geldigheid of de evenredigheid na te gaan van operaties van de politie of van andere instanties belast met wetshandhaving in een lidstaat, noch om zich uit te spreken over de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid. Gegeven bovenstaande artikelen hebben de Kamers subsidiariteitsbezwaren ten aanzien van de verschuiving van de beslissingsbevoegdheid naar de Europese Commissie. Deze competentie ligt volgens het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie duidelijk bij de lidstaten. Bovendien hebben lidstaten reeds bestaande procedures om die controles te verrichten en zijn zij beter in staat te beoordelen en te besluiten over herintroductie van dergelijke controles. De nationale autoriteiten kunnen immers het beste de specifieke lokale omstandigheden beoordelen. Daarom strookt deze verordening (COM (2011)560) volgens beide Kamers niet met het beginsel van subsidiariteit. Hoogachtend, Mr G.J. de Graaf Gerdi A. Verbeet Voorzitter van de Eerste Kamer Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal der Staten-Generaal Betreft Subsidiariteitstoets netwerk voor waarschuwing en informatie inzake kritieke infrastructuur (CIWIN), COM (2008)676. Kenmerk Vervolg Brief Bladzijde PAGE 3 " "" [Format C]