[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Regels ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES)

Eindtekst

Nummer: 2011D53924, datum: 2011-11-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z10903:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

1 november 2011



Regels ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in de
openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet ter voorkoming
van witwassen en financieren van terrorisme BES)







VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet
identificatie bij dienstverlening BES, de Wet melding ongebruikelijke
transacties BES en de Wet grensoverschrijdende geldtransporten BES samen
te voegen tot één wet, gericht op het voorkomen van het misbruik van
het financiële stelsel voor het witwassen van geld en het financieren
van terrorisme;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1

	1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders
bepaald, verstaan onder:

	a. buitenland: ander land van het Koninkrijk of andere staat, alsmede
het Europese deel van Nederland;

	b. cliënt: degene met wie een zakelijke relatie wordt aangegaan of die
een transactie laat uitvoeren, daaronder begrepen in geval van het
sluiten, het verlenen van bemiddeling bij het sluiten, of het doen van
een uitkering uit hoofde van een levensverzekering als bedoeld in de Wet
financiële markten BES, degene die de premie betaalt alsmede degene aan
wie de uitkering wordt gedaan;

	c. correspondentbankrelatie: vaste relatie tussen kredietinstellingen
in verschillende landen of staten voor de afwikkeling van transacties of
de uitvoering van opdrachten;

	d. dienst: een in bijlage A bij deze wet omschreven dienst, verricht
door een dienstverlener in of vanuit Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

	e. dienstverlener: een ieder die beroeps- of bedrijfsmatig een dienst
verleent;

	f. identificeren: opgave van de identiteit laten doen;

	g. financieren van terrorisme:

	1°. opzettelijk verwerven of voorhanden hebben van voorwerpen met
geldswaarde, bestemd tot het begaan van een misdrijf als bedoeld in
artikel 84a van het Wetboek van Strafrecht BES;

	2°. opzettelijk verschaffen van middelen met geldswaarde tot het
plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 84a van het Wetboek van
Strafrecht BES; of

	3°. het verlenen van geldelijke steun, alsmede het opzettelijk werven
van geld ten behoeve van een organisatie die tot oogmerk heeft het
plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 84a van het Wetboek van
Strafrecht BES;

	h. geld: binnenlandse en buitenlandse bankbiljetten, munten en
muntbiljetten, alsmede aan toonder gestelde verhandelbare
waardepapieren;

	i. melding: melding als bedoeld in artikel 3.5;

	j. meldpunt: het Meldpunt ongebruikelijke transacties, bedoeld in
artikel 3.1, eerste lid;

	k. Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;

	l. ongebruikelijke transactie: transactie die ingevolge artikel 3.4 als
zodanig is aangemerkt;

	m. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

	n. openbare lichamen: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba;

	o. politiek prominente personen: natuurlijke personen die, anders dan
als middelbare of lagere ambtenaren, een prominente publieke functie als
bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, bekleden of hebben bekleed, met
uitzondering van degenen die deze functie ten minste een jaar hebben
beëindigd, en directe familieleden of naaste geassocieerden als bedoeld
in artikel 1.2, tweede en derde lid, van deze personen;

	p. toezichtautoriteit:

	1°. de bij besluit van Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid
en Justitie gezamenlijk aangewezen bestuursorganen, elk voor zover zij
ingevolge dat besluit zijn belast met de handhaving van het bij of
krachtens deze wet bepaalde;

	2°. Onze Minister, voor zover de in onderdeel a bedoelde
bestuursorganen niet zijn belast met de handhaving van het bij of
krachtens deze wet bepaalde;

	q. toezichthouder: persoon, krachtens artikel 5.4 belast met het houden
van toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde;

	transactie: handeling of samenstel van handelingen van of ten behoeve
van een cliënt in verband met het afnemen of het verlenen van diensten;

	r. uiteindelijk belanghebbende: natuurlijke persoon die:

	1°. een belang houdt van 25 procent of meer van het kapitaalbelang of
meer dan 25 procent van de stemrechten van de aandeelhoudersvergadering
kan uitoefenen van een rechtspersoon anders dan een stichting, dan wel
op andere wijze feitelijk zeggenschap kan uitoefenen in deze
rechtspersoon; of

	2°. begunstigde is van of bijzondere zeggenschap heeft over 25 procent
of meer van het vermogen van een stichting of een trust als bedoeld in
het Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de
erkenning van trusts (Trb. 1985, 141);

	s. transitrekening: bankrekening die bij een in de openbare lichamen
gevestigde kredietinstelling wordt aangehouden door een buitenlandse
kredietinstelling en die door een cliënt van laatstbedoelde
kredietinstelling gedebiteerd of gecrediteerd kan worden zonder
tussenkomst van de in de openbare lichamen gevestigde kredietinstelling;

	t. trust: een trust in de zin van het op 1 juli 1985 te 's-Gravenhage
tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts
en inzake de erkenning van trusts (Trb. 1985, 141);

	u. verifiëren van de identiteit: vaststellen dat de opgegeven
identiteit overeenkomt met de werkelijke identiteit;

	v. zakelijke relatie: zakelijke, professionele, of commerciële relatie
tussen een dienstverlener en een natuurlijke persoon of een
rechtspersoon, die verband houdt met de professionele activiteiten van
die dienstverlener en waarvan op het tijdstip dat het contact wordt
gelegd, wordt aangenomen dat deze enige tijd zal duren.

	2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder de
begrippen “beleggingsinstelling”, “effectenbeurs”,
“elektronischgeldinstelling”, “externe deskundige”,
“financiële onderneming”, “gekwalificeerde deelneming”,
“geldtransactiekantoor”, “groep”, “kredietinstelling”,
“levensverzekeraar”, “levensverzekering”, “trustdiensten”,
“trustkantoor”, “verzekeraar”, “vestiging” en “zetel”
verstaan: hetgeen daaronder in de Wet financiële markten BES wordt
verstaan.

	3. De in het eerste lid, onderdeel d, bedoelde bijlage kan bij algemene
maatregel van bestuur worden gewijzigd. Deze algemene maatregel van
bestuur treedt niet eerder in werking dan vier weken na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing
wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der
Staten-Generaal.

	4. Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het derde lid
wordt vastgesteld op voordracht van Onze Minister en Onze Minister van
Veiligheid en Justitie.

Artikel 1.2

	1. Als prominente publieke functies worden aangemerkt de functies, met
inbegrip van posten op internationaal niveau, van:

	a. staatshoofden, regeringsleiders, ministers en staatssecretarissen;

	b. parlementsleden;

	c. leden van hooggerechtshoven, constitutionele hoven en andere hoge
rechterlijke instanties die arresten wijzen waartegen doorgaans geen
verder beroep mogelijk is, behalve in uitzonderlijke omstandigheden;

	d. leden van rekenkamers of van directies van centrale banken;

	e. ambassadeurs, zaakgelastigden en hoge legerofficieren;

	f. leden van bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van
overheidsbedrijven.

	2. Als directe familieleden worden aangemerkt:

	a. de echtgenoot of echtgenote;

	b. een partner die naar nationaal recht als gelijkwaardig met een
echtgenoot of echtgenote wordt aangemerkt;

	c. de kinderen en hun echtgenoten of partners;

	d. de ouders.

	3. Als naaste geassocieerde wordt aangemerkt:

	a. een natuurlijke persoon van wie bekend is, dat deze met een persoon
die een prominente publieke functie bekleedt of heeft bekleed de
gezamenlijke uiteindelijke begunstigde is van juridische entiteiten of
juridische constructies of met die persoon andere nauwe zakelijke
relaties heeft;

	b. een natuurlijke persoon die de enige begunstigde is van een
juridische entiteit of juridische constructie waarvan bekend is, dat
deze is opgezet ten behoeve van de feitelijke begunstiging van een
persoon die een prominente publieke functie bekleedt of heeft bekleed.

Artikel 1.3

	Deze wet is van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba.

Artikel 1.4

	Deze wet is niet van toepassing op de personen, bedoeld in bijlage A
bij deze wet, deel I, onderdelen n en o, voor zover zij voor een cliënt
werkzaamheden verrichten betreffende de bepaling van diens
rechtspositie, diens vertegenwoordiging en verdediging in rechte, het
geven van advies voor, tijdens en na een rechtsgeding of het geven van
advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding.

Artikel 1.5

	1. Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze wet
of van krachtens deze wet genomen besluiten enige taak vervult of heeft
vervuld verboden van gegevens of inlichtingen, die ingevolge deze wet
zijn verstrekt of ontvangen, verder of anders gebruik te maken of
daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van
zijn taak of door deze wet wordt geëist.

	2. Indien de toezichtautoriteit bij de uitoefening van haar taak feiten
ontdekt die kunnen duiden op witwassen of financieren van terrorisme,
licht zij, in afwijking van het eerste lid en eventuele andere
toepasselijke wettelijke geheimhoudingsbepalingen, het meldpunt in.

	3. Onze Minister kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid
vervatte verbod aan de personen die ingevolge de Douane- en Accijnswet
BES of artikel 5.4, tweede lid, zijn belast met het toezicht op de
naleving van hoofdstuk 4.

	4. Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan ontheffing verlenen van
het in het eerste lid vervatte verbod aan de ambtenaren van de
Koninklijke marechaussee bevoegd inzake paspoortcontrole.

Artikel 1.6

	1. Een dienstverlener, zijnde een financiële onderneming anders dan
een geldtransactiekantoor of een trustkantoor, die een bijkantoor of een
dochtermaatschappij heeft in het buitenland, draagt er zorg voor dat het
bijkantoor onderscheidenlijk de dochtermaatschappij cliëntenonderzoek
verricht dat gelijkwaardig is aan dat, geregeld in artikel 2.2 en
gegevens met betrekking tot het cliëntenonderzoek vastlegt en bewaart
op een wijze die gelijkwaardig is aan hetgeen is geregeld ingevolge
artikel 2.13.

	2. Indien het recht van het betrokken buitenland toepassing van het
eerste lid niet toelaat, stelt de dienstverlener de toezichtautoriteit
daarvan in kennis en neemt hij maatregelen om het risico van witwassen
en financieren van terrorisme te voorkomen.

Artikel 1.7

	De rechtsgeldigheid van een privaatrechtelijke rechtshandeling van een
dienstverlener welke is verricht in strijd met de bij of krachtens deze
wet gestelde regels is niet uit dien hoofde aantastbaar.

HOOFDSTUK 2. CLIËNTONDERZOEK

§ 1. Cliëntenonderzoek

Artikel 2.1

	In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder doelvennootschap: een rechtspersoon of vennootschap waaraan een
trustkantoor trustdiensten verleent.

Artikel 2.2

	1. Een dienstverlener verricht ter voorkoming van witwassen en
financieren van terrorisme cliëntenonderzoek.

	2. Het cliëntenonderzoek stelt de dienstverlener in staat om:

	a. de cliënt te identificeren en zijn identiteit te verifiëren;

	b. indien van toepassing, de uiteindelijk belanghebbende te
identificeren en adequate maatregelen te nemen om zijn identiteit te
verifiëren, en indien het een rechtspersoon of een trust als bedoeld in
het Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de
erkenning van trusts (Trb. 1985, 141) betreft, op risico gebaseerde en
adequate maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in de eigendoms-
en zeggenschapsstructuur van de cliënt;

	c. het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vast te
stellen;

	d. voor zover mogelijk, een voortdurende controle op de zakelijke
relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties uit
te voeren, teneinde te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis
die de dienstverlener heeft van de cliënt en van zijn risicoprofiel,
met in voorkomend geval een onderzoek naar de bron van het vermogen.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bij die
maatregel aan te wijzen categorieën dienstverleners het
cliëntenonderzoek kunnen afstemmen op de risicogevoeligheid voor
witwassen of financiering van terrorisme van het type cliënt, zakelijke
relatie, product of transactie.

	4. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en
Justitie kan vrijstelling worden verleend van het in het eerste of
tweede lid bepaalde.

	5. De toezichtautoriteit kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan
niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste of tweede
lid.

	6. Aan een vrijstelling en ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld
en voorschriften worden verbonden.

Artikel 2.3

	1. Een dienstverlener verricht het cliëntenonderzoek in de volgende
gevallen:

	a. indien hij in of vanuit een openbaar lichaam een zakelijke relatie
aangaat;

	b. indien hij in of vanuit een openbaar lichaam een incidentele
transactie verricht ten behoeve van de cliënt boven een bij regeling
van Onze Minister vast te stellen bedrag dat voor de onderscheiden
soorten van diensten verschillend kan zijn;

	c. indien er indicaties zijn dat de cliënt betrokken is bij witwassen
of financieren van terrorisme;

	d. indien hij twijfelt aan de betrouwbaarheid van eerder verkregen
gegevens van de cliënt; of

	e. indien het risico van betrokkenheid van een bestaande cliënt bij
witwassen of financieren van terrorisme daartoe aanleiding geeft.

	2. De dienstverlener draagt zorg voor de juiste identiteitsgegevens.
Wanneer blijkt dat deze gegevens niet meer overeenstemmen met de
werkelijkheid, is de dienstverlener verplicht deze gewijzigde
identiteitsgegevens aan te passen.

Artikel 2.4

	1. Een dienstverlener voldoet aan artikel 2.2, tweede lid, onderdelen a
en b, voordat de zakelijke relatie wordt aangegaan of een incidentele
transactie als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, wordt
uitgevoerd.

	2. Het is een dienstverlener verboden een zakelijke relatie aan te gaan
of een transactie uit te voeren voor een cliënt indien hij geen
cliëntenonderzoek heeft verricht als bedoeld in artikel 2.2 of indien
het cliëntenonderzoek niet heeft geleid tot het in artikel 2.2,
onderdelen a, b en c, bedoelde resultaat.

	3. Indien de dienstverlener reeds een zakelijke relatie met de cliënt
heeft en de instelling niet kan voldoen aan artikel 2.2, eerste en
tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, en c, beëindigt de
dienstverlener die zakelijke relatie.

Artikel 2.5

	1. Een dienstverlener stelt van elke cliënt met wie hij een zakelijke
relatie onderhoudt een risicoprofiel op. Hij voert een voortdurende
controle uit op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van die
relatie uit te voeren transacties, ten einde te verzekeren dat deze
overeenkomen met de kennis die de dienstverlener heeft van de cliënt en
van het risicoprofiel, met in voorkomend geval een onderzoek naar de
bron van het vermogen.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot het op te stellen risicoprofiel en de
uit te voeren controle.

Artikel 2.6

	Artikel 2.4, tweede lid, is niet van toepassing ten aanzien van een
cliënt die bij een dienstverlener wordt geïntroduceerd indien:

	a. de cliënt is geïdentificeerd en de identiteit reeds is
geverifieerd, ingevolge artikel 2.2 of op daarmee overeenkomende wijze,
door:

	1°. een advocaat, notaris of kandidaat-notaris die in Bonaire, Sint
Eustatius of Saba is gevestigd;

	2°. een beleggingsinstelling, levensverzekeraar, bemiddelaar in
levensverzekeringen, kredietinstelling of geldtransactiekantoor die
beschikt over een vergunning op grond van de Wet financiële markten
BES;

	3°. een onderneming of instelling van een bij algemene maatregel van
bestuur aan te wijzen categorie;

	b. de dienstverlener waarbij de cliënt wordt geïntroduceerd beschikt
over de identificatie- en verificatiegegevens en overige gegevens en
bescheiden inzake de identiteit van de cliënt en, indien van
toepassing, de uiteindelijk belanghebbende.

Artikel 2.7

	1. In afwijking van artikel 2.4, eerste en tweede lid, is het een
dienstverlener toegestaan de identiteit van de cliënt en, indien van
toepassing, de identiteit van de uiteindelijk belanghebbende te
verifiëren tijdens het aangaan van de zakelijke relatie, indien dit
noodzakelijk is om de dienstverlening niet te verstoren en er weinig
risico op witwassen of financieren van terrorisme bestaat. In dat geval
verifieert de dienstverlener de identiteit zo spoedig mogelijk na het
eerste contact met de cliënt.

	2. In afwijking van artikel 2.4, eerste en tweede lid, is het een
levensverzekeraar toegestaan de begunstigde van een polis te
identificeren en de identiteit te verifiëren nadat de zakelijke relatie
is aangegaan. In dat geval vindt het identificeren en het verifiëren
van de identiteit plaats op of voor het tijdstip van uitbetaling, dan
wel op of voor het tijdstip waarop de begunstigde zijn rechten krachtens
de polis wil uitoefenen.

	3. In afwijking van artikel 2.4, eerste en tweede lid, is het een
kredietinstelling toegestaan een rekening te openen voordat de
verificatie van de identiteit van de cliënt heeft plaatsgevonden,
indien zij waarborgt dat deze rekening niet kan worden gebruikt voordat
de verificatie heeft plaatsgevonden.

§ 2. Vereenvoudigd cliëntenonderzoek

Artikel 2.8

	1. Artikel 2.2, eerste lid, artikel 2.3, eerste lid, aanhef en
onderdelen a, b en d, en tweede lid, en artikel 2.4, eerste lid, zijn
niet van toepassing voor zover het betreft zakelijke relaties of
transacties met betrekking tot:

	a. levensverzekeringen waarvan het bedrag van de jaarlijks te betalen
premie USD 1.400 of minder bedraagt of waarvan het bedrag van de
eenmalige premie USD 2.800 of minder bedraagt;

	b. producten met betrekking tot een pensioen als bedoeld in artikel 1
van de Pensioenwet BES.

	2. Een dienstverlener verzamelt voldoende gegevens om te kunnen
vaststellen of het eerste lid op een product van toepassing is.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen producten of transacties
worden aangewezen waarop het eerste lid van overeenkomstige toepassing
is.

Artikel 2.9

	1. Artikel 2.2, eerste lid, artikel 2.3, eerste lid, aanhef en
onderdelen a, b en d, en tweede lid, en artikel 2.4, eerste lid, zijn
niet van toepassing ten aanzien van de volgende cliënten:

	a. beleggingsinstellingen, levensverzekeraars, bemiddelaars in
levensverzekeringen, kredietinstellingen en geldtransactiekantoren die
beschikken over een vergunning op grond van de Wet financiële markten
BES;

	b. ondernemingen en instellingen als bedoeld in onderdeel a zonder
vergunning op grond van de Wet financiële markten BES die zijn
gevestigd of hun zetel hebben in een bij regeling van Onze Minister aan
te wijzen land.

	c. overheidsinstanties van de openbare lichamen of het Europese deel
van Nederland;

	d. rechtspersonen die effecten hebben uitgegeven die zijn toegelaten
tot de handel op een effectenbeurs die lid is van de World Federation of
Exchanges en gevestigd in een bij regeling van Onze Minister aan te
wijzen land.

	2. Een dienstverlener verzamelt voldoende gegevens om te kunnen
vaststellen of sprake is van een cliënt als bedoeld in het eerste lid.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën ondernemingen
of instellingen worden aangewezen ten aanzien waarvan het eerste lid van
overeenkomstige toepassing is.

§ 3. Verscherpt cliëntenonderzoek

Artikel 2.10

	1. Een dienstverlener verricht in aanvulling op het cliëntenonderzoek,
bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, nader onderzoek indien en naar
gelang een zakelijke relatie of transactie naar haar aard een hoger
risico op witwassen of financieren van terrorisme met zich brengt. Bij
algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën zakelijke relaties en
transacties worden aangewezen die naar hun aard een hoger risico op
witwassen of financieren van terrorisme met zich brengen.

	2. Onverminderd het eerste lid neemt een dienstverlener, indien een
cliënt niet fysiek aanwezig is voor identificatie, maatregelen om het
hogere risico te compenseren. De dienstverlener kan aan de vorige volzin
voldoen indien hij:

	a. de identiteit van de cliënt verifieert aan de hand van aanvullende
documenten, gegevens of informatie;

	b. de overgelegde documenten beoordeelt op echtheid; of

	c. waarborgt dat de eerste betaling die met de zakelijke relatie of
transactie verband houdt, wordt gedaan ten gunste of ten laste van een
rekening van de cliënt bij een kredietinstelling met zetel in een bij
regeling van Onze Minister aangewezen land die beschikt over een
vergunning om in dat land haar bedrijf te mogen uitoefenen.

	3. Een dienstverlener draagt er zorg voor dat hij over op risico
gebaseerde procedures beschikt om te bepalen of de cliënt een politiek
prominent persoon is die niet in een openbaar lichaam woont.
Onverminderd het eerste lid draagt een dienstverlener die een zakelijke
relatie aangaat met of een transactie verricht voor een politiek
prominent persoon die niet in een openbaar lichaam woont, er tevens zorg
voor dat:

	a. de beslissing tot het aangaan van de relatie of het verrichten van
de transactie wordt genomen of goedgekeurd door personen die daartoe
door de dienstverlener zijn gemachtigd;

	b. hij adequate maatregelen treft om de bron van het vermogen vast te
stellen dat bij de zakelijke relatie of transactie wordt gebruikt;

	c. hij doorlopend controle uitoefent op de zakelijke relatie.

Artikel 2.11

	Onverminderd artikel 2.10, eerste lid, draagt een kredietinstelling die
een correspondentbankrelatie aangaat of is aangegaan er zorg voor dat:

	a. zij voldoende informatie over de betrokken kredietinstelling
verzamelt om een compleet beeld te krijgen van de aard van haar
bedrijfsactiviteiten, en op basis van openbaar beschikbare informatie de
reputatie van de kredietinstelling en de kwaliteit van het toezicht dat
op de kredietinstelling wordt uitgeoefend beoordeelt;

	b. zij de procedures en maatregelen ter voorkoming van witwassen en
financieren van terrorisme van de betrokken kredietinstelling
beoordeelt;

	c. indien het een nieuwe correspondentbankrelatie betreft, de
beslissing tot het aangaan van die relatie wordt genomen of goedgekeurd
door personen die daartoe door de kredietinstelling gemachtigd zijn;

	d. de verantwoordelijkheden van beide kredietinstellingen schriftelijk
worden vastgelegd;

	e. de betrokken kredietinstelling de cliënt heeft geïdentificeerd en
zijn identiteit heeft geverifieerd en daarnaast doorlopend toezicht
houdt op de cliënten die rechtstreeks toegang hebben tot
transitrekeningen en dat deze in staat is om op haar verzoek de
relevante cliëntgegevens te verstrekken.

§ 4. Documenten voor de verificatie van de identiteit en bewaren van
bewijsstukken

Artikel 2.12

	1. Indien de cliënt een natuurlijke persoon is, een rechtspersoon
opgericht naar het recht van de openbare lichamen die in de openbare
lichamen zijn zetel heeft of een buitenlandse rechtspersoon die in de
openbare lichamen is gevestigd, wordt diens identiteit geverifieerd aan
de hand van documenten, gegevens of inlichtingen uit betrouwbare en
onafhankelijke bron.

	2. Indien de cliënt een buitenlandse rechtspersoon is die niet in een
openbaar lichaam is gevestigd, wordt diens identiteit geverifieerd op
basis van betrouwbare en in het internationale verkeer gebruikelijke
documenten, gegevens of inlichtingen of op basis van documenten,
gegevens of inlichtingen die bij wet als geldig middel voor
identificatie zijn erkend in het land of de staat van herkomst van de
cliënt.

	3. Bij regeling van Onze Minister kunnen documenten, gegevens of
inlichtingen worden aangewezen op basis waarvan kan worden voldaan aan
het in het eerste of tweede lid bepaalde. Bij die regeling kunnen tevens
regels worden vastgesteld met betrekking tot het verifiëren van de
identiteit van cliënten of uiteindelijk belanghebbenden die niet onder
het eerste of tweede lid vallen.

Artikel 2.13

	1. Een dienstverlener die het cliëntenonderzoek, bedoeld in artikel
2.2, eerste lid, heeft uitgevoerd, legt op toegankelijke wijze de
gegevens bedoeld in bijlage B bij deze wet vast.

	2. Een dienstverlener bewaart de in het eerste lid bedoelde gegevens op
toegankelijke wijze gedurende vijf jaar na het tijdstip van het
beëindigen van de zakelijke relatie of tot vijf jaar na het uitvoeren
van de desbetreffende transactie.

	3. De in het eerste lid bedoelde bijlage kan bij algemene maatregel van
bestuur worden gewijzigd. Deze algemene maatregel van bestuur treedt
niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld
mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

	4. Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het derde lid
wordt vastgesteld op voordracht van Onze Minister en Onze Minister van
Veiligheid en Justitie.

§ 5. Bepalingen met betrekking tot trustkantoren

Artikel 2.14

	1. Een trustkantoor identificeert de uiteindelijk belanghebbende van
een doelvennootschap en neemt adequate maatregelen om zijn identiteit te
verifiëren.

	2. Het trustkantoor beschikt over gegevens aan de hand waarvan is
bepaald wie als uiteindelijk belanghebbende kwalificeert en aan de hand
waarvan de identiteit van de uiteindelijk belanghebbende is
geverifieerd. Indien een doelvennootschap geen uiteindelijk
belanghebbende heeft, beschikt het trustkantoor over gegevens aan de
hand waarvan dit is bepaald.

	3. Het trustkantoor verleent geen trustdienst voordat aan het eerste of
tweede lid is voldaan.

Artikel 2.15

	1. Een trustkantoor heeft bij het verlenen van een trustdienst aan een
doelvennootschap kennis van de herkomst van het vermogen van de
doelvennootschap en legt de gegevens omtrent het onderzoek naar de
herkomst van het vermogen vast.

	2. Een trustkantoor beschikt over gegevens die ten grondslag liggen aan
de herkomst en bestemming van middelen van de doelvennootschap en
beoordeelt of hieraan integriteitsrisico's zijn verbonden.

Artikel 2.16

	Een trustkantoor heeft kennis van de relevante delen van de structuur
van de groep waartoe de doelvennootschap behoort en het doel waarmee de
structuur is opgezet en beschikt over gegevens waaruit deze relevante
delen en het doel van de structuur blijken.

Artikel 2.17

	Een trustkantoor:

	a. beschikt over een op risico gebaseerd beleid om te bepalen of de
uiteindelijk belanghebbende van een doelvennootschap een politiek
prominent persoon is die niet in een openbaar lichaam woont;

	b. laat de beslissing tot het aangaan van een relatie met een politiek
prominent persoon nemen of goedkeuren door personen die daartoe door het
trustkantoor gemachtigd zijn;

	c. treft adequate maatregelen om de bron van het vermogen vast te
stellen dat bij de zakelijke relatie wordt gebruikt;

	d. oefent doorlopende controle uit op de zakelijke relatie.

Artikel 2.18

	1. Indien een trustkantoor optreedt als trustee van een trust, kent het
trustkantoor de identiteit van de insteller van de trust en van de
uiteindelijk belanghebbende bij de trust en beschikt het trustkantoor
over gegevens aan de hand waarvan is bepaald wie de insteller is en
welke natuurlijke persoon als uiteindelijk belanghebbende kwalificeert.
Ook beschikt het trustkantoor over gegevens aan de hand waarvan de
identiteit van de insteller en van de uiteindelijk belanghebbende is
vastgesteld.

	2. Indien er geen uiteindelijk belanghebbende is, beschikt een
trustkantoor over gegevens aan de hand waarvan dit is bepaald.

	3. Een trustkantoor heeft bij het verlenen van de in het eerste lid
genoemde dienst kennis van de herkomst van het vermogen van de insteller
van de trust en legt de gegevens omtrent het onderzoek naar de herkomst
van het vermogen vast.

HOOFDSTUK 3. MELDEN VAN ONGEBRUIKELIJKE TRANSACTIES

§ 1. Het meldpunt

Artikel 3.1

	1. Er is een Meldpunt ongebruikelijke transacties.

	2. De algemene leiding, de organisatie en het beheer van het meldpunt
berusten bij Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

	3. Benoeming, schorsing en ontslag van het hoofd van het meldpunt
geschieden bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van
Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister.

	4. Onze Minister van Veiligheid en Justitie bepaalt in overeenstemming
met Onze Minister de begroting van het meldpunt.

Artikel 3.2

	Het meldpunt heeft met het oog op het voorkomen en opsporen van
witwassen en financieren van terrorisme tot taak:

	a. het verzamelen, registreren, bewerken en analyseren van de gegevens
die het verkrijgt, teneinde te bezien of deze gegevens van belang kunnen
zijn voor het voorkomen en opsporen van misdrijven;

	b. het verstrekken van persoonsgegevens en andere gegevens in
overeenstemming met deze wet en het bij of krachtens de Wet
politiegegevens bepaalde;

	c. de dienstverlener die overeenkomstig artikel 3.5 een melding heeft
gedaan, te berichten over de afdoening van de melding;

	d. het verrichten van onderzoek naar ontwikkelingen op het gebied van
witwassen en financieren van terrorisme en naar de verbetering van de
methoden om witwassen en financieren van terrorisme te voorkomen en op
te sporen;

	e. het geven van aanbevelingen voor de bedrijfstakken omtrent de
invoering van passende procedures voor interne controle en communicatie
en andere te treffen maatregelen tot voorkoming van het gebruik van die
bedrijfstakken voor witwassen en financieren van terrorisme;

	f. het geven van voorlichting omtrent het voorkomen en opsporen van
witwassen en financieren van terrorisme aan:

	1°. de bedrijfstakken en beroepsgroepen;

	2°. de toezichtautoriteiten;

	3°. het openbaar ministerie en de overige ambtenaren belast met de
opsporing van strafbare feiten;

	4°. het publiek;

	g. het geven van inlichtingen aangaande het meldgedrag van de
dienstverleners aan de toezichtautoriteiten;

	h. het onderhouden van contacten met buitenlandse van overheidswege
aangewezen instanties die een vergelijkbare taak hebben als het
meldpunt;

	i. het jaarlijks uitbrengen van een verslag met betrekking tot de
taakuitoefening en zijn werkzaamheden in het voorafgaande jaar en van
zijn voornemens voor het komende jaar, dat wordt aangeboden aan Onze
Minister van Veiligheid en Justitie en ter kennis gebracht van Onze
Minister.

Artikel 3.3

	1. Bij het meldpunt kunnen persoonsgegevens worden verwerkt ten behoeve
van de taak, bedoeld in artikel 3.2.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de
categorieën van personen waarover het meldpunt gegevens verwerkt, de
gegevensverstrekking, de bewaring en vernietiging van gegevens en de
protocolplicht.

	3. Op de verwerking van persoonsgegevens door het meldpunt zijn de
artikelen 1, 2, 3, eerste en tweede lid, 4, 5, 6, 7, 15, 17, 22 en 23,
25 tot en met 30, 33, 36d, eerste lid, 36e, tweede lid, en 36f van de
Wet politiegegevens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande
dat voor het meldpunt als verantwoordelijke in de zin van artikel 1,
onderdeel f, van die wet wordt aangemerkt Onze Minister van Veiligheid
en Justitie.

	4. Bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie kunnen
nadere regels worden gesteld met betrekking tot de indiening en
behandeling van verzoeken tot het verstrekken van gegevens. Daarbij kan
worden bepaald dat het verzoek wordt behandeld door tussenkomst van een
bij die regeling aan te wijzen persoon.

§ 2. De meldingsplicht ongebruikelijke transacties

Artikel 3.4

	Bij regeling van Onze Minister worden, zo nodig per daarbij te
onderscheiden categorieën transacties, indicatoren vastgesteld aan de
hand waarvan wordt beoordeeld of een transactie wordt aangemerkt als een
ongebruikelijke transactie.

Artikel 3.5

	1. Een dienstverlener meldt een verrichte of voorgenomen
ongebruikelijke transactie onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter
van de transactie bekend is geworden, aan het meldpunt.

	2. Bij een melding als bedoeld in het eerste lid verstrekt de
dienstverlener de volgende gegevens:

	a. de identiteit van de cliënt en, voor zover mogelijk, de identiteit
van degene ten behoeve van wie de transactie wordt uitgevoerd;

	b. de aard en het nummer van het identiteitsbewijs van de cliënt;

	c. de aard, het tijdstip en de plaats van de transactie;

	d. de omvang en de bestemming en herkomst van de gelden, effecten,
edele metalen of andere waarden die bij de transactie betrokken zijn;

	e. de omstandigheden op grond waarvan de transactie als ongebruikelijk
wordt aangemerkt;

	f. een omschrijving van de bij de transactie betrokken zaken van grote
waarde;

	g. aanvullende, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen,
gegevens.

	3. Een dienstverlener bewaart de gegevens, bedoeld in het tweede lid,
op toegankelijke wijze gedurende vijf jaar na het tijdstip van het doen
van de melding.

Artikel 3.6

	1. Het meldpunt kan bij de dienstverlener die een melding heeft gedaan,
alsmede bij de dienstverlener die bij een transactie is betrokken
waarover het meldpunt gegevens heeft verzameld, nadere gegevens of
inlichtingen vragen, teneinde te kunnen beoordelen of verzamelde
gegevens dienen te worden verstrekt op grond van zijn taak bedoeld in
artikel 3.2, onderdeel b.

	2. De dienstverlener waaraan overeenkomstig het eerste lid deze
gegevens of inlichtingen zijn gevraagd, verstrekt deze schriftelijk,
alsmede in spoedeisende gevallen mondeling, aan het meldpunt binnen de
door het meldpunt gestelde termijn.

Artikel 3.7

	Het meldpunt bepaalt de wijze waarop een melding moet worden gedaan, of
gegevens of inlichtingen als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, moeten
worden verstrekt.

§ 3. Vrijwaring

Artikel 3.8

	1. Gegevens of inlichtingen die in overeenstemming met de artikelen 3.5
of 3.6 zijn verstrekt, kunnen niet dienen als grondslag voor of ten
behoeve van een opsporingsonderzoek of een vervolging wegens verdenking
van, of als bewijs ter zake van een tenlastelegging wegens witwassen of
financieren van terrorisme door de dienstverlener die deze gegevens of
inlichtingen heeft verstrekt.

	2. Gegevens of inlichtingen die zijn verstrekt in de redelijke
veronderstelling dat uitvoering wordt gegeven aan de artikelen 3.5 of
3.6 kunnen niet dienen als grondslag voor of ten behoeve van een
opsporingsonderzoek of een vervolging wegens verdenking van, of als
bewijs ter zake van een tenlastelegging wegens, overtreding van artikel
285 van het Wetboek van Strafrecht BES door de dienstverlener die deze
gegevens of inlichtingen heeft verstrekt.

	3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten
aanzien van personen die werkzaam zijn voor een dienstverlener die
gegevens of inlichtingen heeft verstrekt als omschreven in het eerste of
tweede lid en die daaraan hebben meegewerkt.

Artikel 3.9

	De dienstverlener die tot een melding op de voet van artikel 3.5 is
overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een derde
dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat gelet op alle
feiten en omstandigheden in redelijkheid niet tot melding had mogen
worden overgegaan.

§ 4. Geheimhouding

Artikel 3.10

	1. Een dienstverlener die ingevolge artikel 3.5 een melding heeft
gedaan of die ingevolge artikel 3.6 nadere informatie heeft verstrekt,
is verplicht tot geheimhouding hiervan, alsmede van het gegeven dat deze
melding of verstrekking aanleiding kan geven tot nader onderzoek,
behoudens voor zover uit deze wet de noodzaak tot bekendmaking
voortvloeit.

	2. De dienstverlener die ingevolge artikel 3.2, onderdeel c, gegevens
of inlichtingen verkrijgt, is verplicht tot geheimhouding daarvan.

Artikel 3.11

	1. Een dienstverlener kan, in afwijking van artikel 3.10, mededelingen
doen aan:

	a. dienstverleners die behoren tot dezelfde groep en die ten minste
hebben voldaan aan de verplichting tot het vereenvoudigd
cliëntenonderzoek, bedoeld in de artikelen 2.8 en 2.9;

	b. dienstverleners gevestigd of met zetel in een openbaar lichaam of
een bij regeling van Onze Minister aan te wijzen buitenland, die hun
werkzaamheden, al dan niet als werknemer, uitoefenen binnen eenzelfde
rechtspersoon of netwerk;

	c. een advocaat, notaris, kandidaat-notaris, accountant of financiële
onderneming gevestigd of met zetel in een openbaar lichaam, mits het
dezelfde cliënt en dezelfde transactie betreft en de mededeling
uitsluitend is bedoeld ter voorkoming van witwassen en financieren van
terrorisme;

	d. een advocaat, notaris, kandidaat-notaris, accountant of financiële
onderneming gevestigd of met zetel in een buitenland dat eisen stelt die
gelijkwaardig zijn aan die in deze wet, die zijn onderworpen aan
gelijkwaardige verplichtingen op het gebied van het beroepsgeheim en de
bescherming van persoonsgegevens, en tot dezelfde beroepscategorie
behoren, mits het dezelfde cliënt en dezelfde transactie betreft en de
mededeling uitsluitend is bedoeld ter voorkoming van witwassen en
financieren van terrorisme.

	2. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder netwerk: de
grotere structuur waartoe de persoon behoort en die eigendom, beheer, of
controle op de naleving van de verplichtingen gezamenlijk deelt.

§ 5. Opleiding

Artikel 3.12

	Een dienstverlener draagt er zorg voor dat zijn werknemers, voor zover
relevant voor de uitoefening van hun taken, bekend zijn met de
bepalingen van deze wet en periodiek opleidingen genieten die hen in
staat stellen een ongebruikelijke transactie te herkennen.

§ 6. De meldingsplicht Sanctiewetgeving

Artikel 3.13

	1. Indien een dienstverlener, zijnde een financiële onderneming,
constateert dat de identiteit van een relatie overeenkomt met een
natuurlijke persoon, rechtspersoon of entiteit als bedoeld in de
Sanctiewet 1977 en de op grond van die wet vastgestelde regelingen en
besluiten met betrekking tot het financieel verkeer, meldt de
dienstverlener dit onverwijld aan de Nederlandsche Bank. Bij de melding
legt de dienstverlener tevens de gegevens over van de identiteit van die
relatie.

	2. De Nederlandsche Bank bepaalt de wijze waarop een melding als
bedoeld in het eerste lid moet worden gedaan.

	3. De dienstverlener bewaart de in het eerste lid bedoelde meldingen
alsmede de gegevens van rekeningen van, en transacties met de bij de
meldingen betrokken relaties tot vijf jaar nadat de regeling, waarin de
desbetreffende natuurlijke persoon, rechtspersoon of entiteit is
genoemd, niet meer van kracht is of buiten werking is gesteld.

	4. Een dienstverlener als bedoeld in het eerste lid stelt desgevraagd
gegevens ter beschikking aan de Nederlandsche Bank met betrekking tot de
uitvoering van dit artikel.

	5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder relatie verstaan een
ieder die betrokken is bij een financiële dienst of een financiële
transactie.

HOOFDSTUK 4. GRENSOVERSCHRIJDENDE GELDTRANSPORTEN

Artikel 4.1

	In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover
niet anders is bepaald, verstaan onder:

	aanmelding: een aanmelding als bedoeld in artikel 4.2;

	aanmelder: degene die de aanmelding doet of heeft gedaan;

	douaneambtenaar: ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, onderdeel f, van
de Douane- en Accijnswet BES;

	inspecteur van douane: inspecteur als bedoeld in artikel 1:1, onderdeel
h, van de Douane- en Accijnswet BES.

Artikel 4.2

	1. Personen die een openbaar lichaam binnenkomen of uitgaan zijn
verplicht om geld ter waarde van USD 10.000 of meer, dat zij met zich
meevoeren, aan te melden bij de douaneambtenaren. De eerste volzin is
ook van toepassing indien het gaat om binnenkomende of uitgaande
personen, die aantoonbaar samen reizen en gezamenlijk geld ter waarde
van USD 10.000 of meer met zich meevoeren.

	2. De aanmelding geschiedt door het inleveren van een volledig
ingevulde en ondertekende aangifte volgens een door Onze Minister vast
te stellen model. In het geval, genoemd in het eerste lid, tweede
volzin, rusten de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen op
alle in het eerste lid, tweede volzin, bedoelde personen afzonderlijk.

	3. Indien een geldtransport plaatsvindt per beroepsvervoerder, maar
deze niet tot de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, in staat is
gesteld, wordt de aanmelding gedaan bij de inspecteur van douane door de
verzender van het geld uiterlijk op het tijdstip van de feitelijke
binnenkomst of het uitgaan van het geld.

	4. Binnenkomende personen verrichten de aanmelding uiterlijk op het
tijdstip, waarop door de douaneambtenaar kan worden overgegaan tot
controle van door reizigers meegebrachte bagage. Als de bevoegde
autoriteit een zone instelt voor het controleren van baggage, moet
aanmelding geschieden voordat die zone wordt betreden. Is ter plekke
geen douaneambtenaar aanwezig, dan moet na de doorgang onverwijld
aanmelding worden gedaan bij de dichtstbijzijnde douaneambtenaar.

	5. Uitgaande personen verrichten de aanmelding uiterlijk op het
tijdstip, waarop door de ambtenaar van de Koninklijke marechaussee
bevoegd inzake paspoortcontrole wordt overgegaan tot paspoortcontrole of
als geen paspoortcontrole plaatsvindt uiterlijk op het tijdstip, waarop
door de douaneambtenaar tot controle van door reizigers meegebrachte
bagage overgegaan kan worden. Is ter plekke geen douaneambtenaar
aanwezig, dan moet vóór doorgang aanmelding worden gedaan bij de
dichtstbijzijnde douaneambtenaar.

	6. Mochten er geen douaneambtenaren aanwezig zijn in het desbetreffende
openbaar lichaam dan dient aanmelding te geschieden bij de ambtenaren
van de Koninklijke marechaussee bevoegd inzake paspoortcontrole.

	7. Bij regeling van Onze Minister kan, zo nodig onder het stellen van
aanvullende voorschriften, aan beroepsvervoerders vrijstelling worden
verleend van het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 4.3

	Bij de aanmelding dienen juiste gegevens te worden verstrekt omtrent:

	a. de identiteit en woonadres van de aanmelder en van de eigenaar van
het geld;

	b. de omvang, herkomst en bestemming van het geld;

	c. de reden voor de gekozen wijze van vervoer van het geld.

Artikel 4.4

	1. Het meldpunt beheert de gegevens die op grond van artikel 4.2 worden
verkregen.

	2. Aan het meldpunt worden door de inspecteur van douane onverwijld
doorgezonden:

	a. de aanmeldingen, bedoeld in artikel 4.2;

	b. afschriften van processen-verbaal van inbeslagneming van geld.

Artikel 4.5

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot de aanmelding van geldtransporten waarvan het
vervoer op andere wijze plaatsvindt dan in deze wet voorzien.

HOOFDSTUK 5. HANDHAVING

§ 1. Inleidende bepalingen

Artikel 5.1

	In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

	aanwijzing: door de toezichtautoriteit opgelegde verplichting om binnen
een door die autoriteit gestelde termijn ten aanzien van in de
aanwijzingsbeschikking aan te geven onderwerpen een bepaalde gedragslijn
te volgen;

	bestraffende sanctie: bestuurlijke sanctie, voor zover deze beoogt de
overtreder leed toe te voegen;

	bestuurlijke boete: bestraffende sanctie, inhoudende een
onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom;

	bestuurlijke sanctie: door de toezichtautoriteit wegens een overtreding
opgelegde verplichting, niet zijnde een aanwijzing;

	herstelsanctie: bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of
gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het
voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of
beperken van de gevolgen van een overtreding;

	last onder dwangsom: herstelsanctie, inhoudende:

	1º. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

	2º. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet
of niet tijdig wordt uitgevoerd;

	overtreder: degene die een overtreding pleegt of medepleegt;

	overtreding: gedraging in strijd met het bij of krachtens deze wet
bepaalde.

Artikel 5.2

	Overtredingen kunnen worden begaan door natuurlijke personen en
rechtspersonen. Artikel 53, tweede en derde lid, van het Wetboek van
Strafrecht BES is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.3

	1. De toezichtautoriteit legt geen bestuurlijke sanctie op, voor zover
voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond.

	2. Indien twee of meer voorschriften zijn overtreden, kan voor de
overtreding van elk afzonderlijk voorschrift een bestuurlijke sanctie
worden opgelegd.

§ 2. Toezicht op de naleving

Artikel 5.4

	1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de
hoofdstukken 1 tot en met 3 bepaalde zijn belast de daartoe bij besluit
van de toezichtautoriteit aangewezen personen.

	2. Bij besluit van Onze Minister kunnen personen worden aangewezen die,
naast de daartoe bij of krachtens de Douane- en Accijnswet BES
aangewezen personen, zijn belast met het toezicht op de naleving van het
bij of krachtens hoofdstuk 4 bepaalde.

	3. Van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt
mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

	4. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot de wijze van taakuitoefening door toezichthouders.

Artikel 5.5

	1. Een toezichthouder beschikt over de bevoegdheden, bedoeld in de
artikelen 7:7 tot en met 7:10 van de Wet financiële markten BES.

	2. De douaneambtenaren zijn tevens bevoegd geld in bewaring te nemen,
indien de aanmelder hun niet onverwijld de gegevens, bedoeld in artikel
4.3, verstrekt, of indien bij hen gerede twijfel bestaat omtrent de
juistheid van de door de aanmelder verstrekte gegevens.

	3. De artikelen 7:5 en 7:6 van de Wet financiële markten BES zijn van
overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.6

	1. Van de inbewaringneming, bedoeld in artikel 5.5, tweede lid, maken
de douaneambtenaren onverwijld proces-verbaal op. De inbewaringneming
kan geschieden voor maximaal zeven dagen. Deze termijn kan door hun
diensthoofd eenmaal met maximaal zeven dagen worden verlengd. Na afloop
van deze termijn wordt het geld onverwijld teruggegeven aan de
aanmelder, tenzij het in beslag wordt genomen.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld
omtrent het proces-verbaal, alsmede de bewaarplaats, de overdracht en
het beheer van het geld.

Artikel 5.7

	1. Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem
gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze
redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

	2. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift
verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking
weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.

Artikel 5.8

	De toezichtautoriteit kan het toezicht voor zover betrekking hebbend op
de diensten, bedoeld in bijlage A, deel I, onderdelen k tot en met o, op
een risicogeoriënteerde wijze uitoefenen.

§ 3. Aanwijzing en bestuurlijke sancties

Artikel 5.9

	1. De toezichtautoriteit kan een dienstverlener die niet voldoet aan
het bij of krachtens de hoofdstukken 1 tot en met 3 van deze wet
bepaalde, een aanwijzing geven.

	2. De beslissing tot het geven van een aanwijzing is met redenen
omkleed en wordt schriftelijk bekendgemaakt aan degene tot wie de
aanwijzing is gericht.

Artikel 5.10

	1. De toezichtautoriteit kan een last onder dwangsom opleggen ter zake
van overtreding van de artikelen 1.6, 2.2, eerste, tweede en zesde lid,
2.3, eerste lid, 2.4, eerste en tweede lid, 2.7, eerste lid, tweede
volzin, 2.7, tweede lid, tweede volzin, 2.7, derde lid, 2.8, tweede lid,
2.9, tweede lid, 2.11 tot en met 2.18, 3.5, 3.6, tweede lid, 3.11 en
3.14 van deze wet, alsmede ter zake van het geen gevolg geven dan wel
niet tijdig of onvolledig gevolg geven aan een krachtens artikel 5.9
gegeven aanwijzing.

	2. Een last onder dwangsom kan worden opgelegd, zodra het gevaar van
een overtreding klaarblijkelijk dreigt.

	3. De toezichtautoriteit legt geen last onder dwangsom op, zolang een
andere wegens dezelfde overtreding opgelegde last onder dwangsom van
kracht is.

	4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld met betrekking tot de uitoefening van de in het eerste lid
bedoelde bevoegdheid.

	5. De artikelen 7:22 tot en met 7:29 van de Wet financiële markten BES
zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.11

	1. De toezichtautoriteit kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake
van overtreding van de artikelen 1.6, 2.2, eerste, tweede en zesde lid,
2.3, eerste lid, 2.4, eerste en tweede lid, 2.7, eerste lid, tweede
volzin, 2.7, tweede lid, tweede volzin, 2.7, derde lid, 2.8, tweede lid,
2.9, tweede lid, 2.11 tot en met 2.18, 3.5, 3.6, tweede lid, 3.11 en
3.14 van deze wet, alsmede ter zake van het geen gevolg geven dan wel
niet tijdig of onvolledig gevolg geven aan een krachtens artikel 5.9
gegeven aanwijzing.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde
bevoegdheid.

	3. De artikelen 7:32 tot en met 7:38 van de Wet financiële markten BES
zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.12

	1. Het bedrag van de bestuurlijke boete wordt bepaald bij algemene
maatregel van bestuur. Het bedrag van de bestuurlijke boete voor een
afzonderlijke overtreding bedraagt ten hoogste USD 250.000, tenzij ten
tijde van het plegen van de overtreding nog geen vijf jaren zijn
verstreken sinds het opleggen aan de overtreder van een bestuurlijke
boete ter zake van eenzelfde overtreding, in welk geval het bedrag van
de bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste USD
500.000 bedraagt.

	2. De maatregel, bedoeld in het eerste lid, bepaalt voor elke daarin
omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen
bestuurlijke boete. De overtredingen kunnen worden gerangschikt in
categorieën naar zwaarte van de overtreding met de daarbij behorende
basisbedragen, minimumbedragen en maximumbedragen.

	3. In afwijking van het eerste lid kan de toezichtautoriteit, indien
het voordeel dat de overtreder door de overtreding heeft verkregen,
groter is dan de helft van het bedrag dat op grond van de in het eerste
lid bedoelde algemene maatregel van bestuur ten hoogste voor die
overtreding kan worden opgelegd, het bedrag van de bestuurlijke boete
vaststellen op ten hoogste twee keer het bedrag van het door de
overtreder verkregen voordeel.

	4. Artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht BES is van
overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.13

	Voor zover een bestuurlijke sanctie verplicht tot betaling van een
geldsom, komt deze geldsom toe aan het bestuursorgaan dat de sanctie
heeft opgelegd.

Artikel 5.14

	1. Betaling van een verbeurde dwangsom of een bestuurlijke boete
geschiedt aan een door de toezichtautoriteit te bepalen kantoor dan wel
door bijschrijving op een daartoe door de toezichtautoriteit bestemde
bankrekening.

	2. Betaling geschiedt in het wettig betaalmiddel van de openbare
lichamen, tenzij door de toezichtautoriteit anders is bepaald.

	3. De betaling heeft plaats op het tijdstip waarop de betaling aan het
kantoor wordt verricht dan wel, in geval van bijschrijving, de rekening
van de toezichtautoriteit wordt gecrediteerd.

	4. De kosten van betaling komen ten laste van de schuldenaar.

	5. Artikel 7:41 van de Wet financiële markten BES is van
overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.15

	1. De bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom verjaart
door verloop van één jaar na de dag waarop de dwangsom is verbeurd.

	2. De rechtsvordering tot betaling van een geldsom, voortvloeiend uit
een bestuurlijke boete, verjaart door verloop van vijf jaren, nadat de
voorgeschreven betalingstermijn is verstreken.

	3. De artikelen 7:43 tot en met 7:45 van de Wet financiële markten BES
zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 6. STRAFBEPALINGEN

Artikel 6.1

	1. Overtreding van de artikelen 1.6, 2.2, eerste lid, 2.4, eerste lid,
2.4, tweede lid, 2.11, 2.13 tot en met 2.18, 3.5, 3.6, tweede lid, 3.5,
derde lid, 3.11, 4.2, eerste lid, en 5.7, eerste lid, wordt, voor zover
opzettelijk begaan, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee
jaren of geldboete van de vierde categorie.

	2. Overtreding van de artikelen 1.6, 2.2, eerste lid, 2.4, eerste lid,
2.4, tweede lid, 2.11, 2.13 tot en met 2.18, 3.5, 3.6, tweede lid, 3.5,
derde lid, 3.11, 4.2, eerste lid, en 5.7, eerste lid, wordt, voor zover
niet opzettelijk begaan, gestraft met hechtenis van ten hoogste zes
maanden of geldboete van de vierde categorie.

	3. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven. De
in het tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 6.2

	1. Met de opsporing van de in artikel 6.1 strafbaar gestelde feiten
zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES
bedoelde ambtenaren, belast de daartoe bij besluit van Onze Minister van
Veiligheid en Justitie in overeenstemming met Onze Minister aangewezen
ambtenaren.

	2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling
gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

HOOFDSTUK 7. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

§ 1. Overgangsbepalingen

Artikel 7.1

	Een ontheffing, verleend op grond van artikel 2, vijfde lid, van de Wet
identificatie bij dienstverlening BES, berust vanaf het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet op artikel 2.2, vijfde lid.

Artikel 7.2

	1. Onverminderd artikel 2.3, eerste lid, onderdeel e, is artikel 2.2,
eerste lid, niet van toepassing ten aanzien van cliënten die reeds op
grond van de Wet identificatie bij dienstverlening BES zijn
geïdentificeerd of ten aanzien van wie geen verplichting tot
identificatie op grond van die wet was vereist.

	2. Gegevens van de in het eerste lid bedoelde personen die reeds op
grond van de Wet identificatie bij dienstverlening BES zijn vastgelegd,
worden geacht te zijn vastgelegd ingevolge deze wet.

Artikel 7.3

	Een bestuurlijke boete, opgelegd ter zake van overtreding van een
voorschrift, gesteld bij of krachtens de Wet identificatie bij
dienstverlening BES of de Wet melding ongebruikelijke transacties BES,
wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet gelijkgesteld
met een op grond van artikel 5.11 opgelegde bestuurlijke boete.

Artikel 7.4

	1. De toezichtautoriteit kan na inwerkingtreding van deze wet tot drie
jaren na de dag waarop de overtreding is begaan een bestuurlijke boete
opleggen ter zake van overtreding van een voorschrift gesteld bij of
krachtens de Wet identificatie bij dienstverlening BES of de Wet melding
ongebruikelijke transacties BES.

	2. Op een bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid blijft het
recht van toepassing dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van
deze wet.

Artikel 7.5

	Op bezwaar of beroep, ingesteld vóór het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet tegen een besluit op grond van de Wet
identificatie bij dienstverlening BES of de Wet melding ongebruikelijke
transacties BES, blijft het recht van toepassing dat gold voor het
tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 7.6

	Een op grond van artikel 23 van de Wet melding ongebruikelijke
transacties BES gegeven aanwijzing wordt vanaf het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als een aanwijzing als bedoeld
in artikel 5.9.

§ 2. Slotbepalingen

Artikel 7.7

	De Wet identificatie bij dienstverlening BES, de Wet melding
ongebruikelijke transacties BES en de Wet grensoverschrijdende
geldtransporten BES worden ingetrokken.

Artikel 7.8

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Artikel 7.9

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet ter voorkoming van witwassen en
financieren van terrorisme BES.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

De Minister van Financiën,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Bijlage A, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel d, van de Wet ter
voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES

	I. Als dienst bedoeld in artikel 1, onderdeel d, wordt aangemerkt het
in of vanuit Bonaire, Sint Eustatius of Saba:

	a. in bewaring nemen van effecten, bankbiljetten, munten,
muntbiljetten, edele metalen en andere waarden;

	b. openstellen van een rekening waarop een saldo in geld, effecten,
edele metalen of andere waarden kan worden aangehouden;

	c. verhuren van een safe-loket;

	d. verrichten van een uitbetaling ter zake van het verzilveren van
coupons of vergelijkbare stukken van obligaties of vergelijkbare
waardepapieren;

	e. sluiten of bemiddelen bij het sluiten van een levensverzekering
tegen een premie als bedoeld in de Wet financiële markten BES;

	f. doen van een uitkering uit hoofde van een levensverzekering als
bedoeld onder e;

	g. crediteren of debiteren dan wel doen crediteren of debiteren van een
rekening waarop een saldo in geld, effecten, edele metalen of andere
valuta kan worden aangehouden;

	h. aangaan van een verplichting tot betaling ten behoeve van de houder
van een creditcard aan degene die het vertoon van die creditcard bij
wijze van betaling heeft aanvaard, het uitgeven van creditcards of het
beheer van creditcards waaronder in elk geval wordt verstaan de
uitvoering van betalingstransacties via creditcards;

	i. verrichten van geldtransacties in de zin van de Wet financiële
markten BES;

	j. gelegenheid bieden mee te dingen naar prijzen en premies in het
kader van de exploitatie van hazardspelen waaronder speelcasino’s;

	k. verlenen van trustdiensten als bedoeld in de Wet financiële markten
BES;

	l. als tussenpersoon optreden ter zake van overeenkomsten inzake
onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen;

	m. handelen in voertuigen, edelstenen, edele metalen, sieraden, juwelen
dan wel andere bij regeling van Onze Minister aan te wijzen zaken van
grote waarde dan wel het bemiddelen daarbij boven een door Onze Minister
te bepalen bedrag, dat voor de onderscheiden soorten zaken verschillend
kan zijn;

	n. geven van advies of het verlenen van bijstand door de natuurlijke
persoon, rechtspersoon of vennootschap, die als advocaat, notaris of
kandidaat-notaris, accountant, belastingadviseur, dan wel als deskundige
op juridisch, fiscaal of administratief gebied, dan wel in de uitvoering
van een gelijksoortig juridisch beroep of bedrijf zelfstandig
onafhankelijk beroeps- of bedrijfsmatig werkzaamheden verricht, bij:

	1°. het aan- of verkopen van onroerende zaken;

	2°. het beheren van geld, effecten, munten, muntbiljetten, edele
metalen, edelstenen of andere waarden;

	3°. het oprichten of beheren van vennootschappen, rechtspersonen of
soortgelijke lichamen;

	4°. het aan- of verkopen dan wel overnemen van ondernemingen;

	o. optreden in naam en voor rekening van een cliënt bij enigerlei
financiële transactie of onroerende zaaktransactie door een natuurlijke
persoon, rechtspersoon of vennootschap als advocaat, notaris of
kandidaat-notaris, dan wel in de uitoefening van een gelijksoortig
juridisch beroep;

	p. verrichten van kredietuitzettingen;

	q. verlenen van krediet in de vorm van financiële lease;

	r. verlenen van garanties en het stellen van borgtochten;

	s. handelen in:

	1°. geldmarktinstrumenten waaronder cheques, wissels,
depositocertificaten;

	2°. valuta’s;

	3°. financiële futures en opties;

	4°. swaps en soortgelijke financieringsinstrumenten; of

	5°. effecten;

	t. deelnemen aan effectenemissies en het verrichten van diensten in
verband daarmee;

	u. optreden als beleggingsmaatschappij in de zin van de Wet financiële
markten BES;

	v. verlenen van een beleggingsdienst waaronder wordt verstaan:

	1°. ontvangen en doorgeven van orders van cliënten met betrekking tot
financiële instrumenten;

	2°. voor rekening van die cliënten uitvoeren van orders met
betrekking tot financiële instrumenten;

	3°. beheren van een individueel vermogen;

	w. optreden als elektronischgeldinstelling.

	II. Als dienst bedoeld in artikel 1.1, onderdeel d, wordt niet
aangemerkt:

	a. het in het kader van een premiebetaling uit hoofde van een
verzekeringsovereenkomst in ontvangst nemen van gelden of geldswaarden,
ten einde deze gelden of geldswaarden al dan niet in dezelfde vorm
elders betaalbaar te stellen of te doen stellen aan een instelling
waaraan het op grond van de Wet financiële markten BES is toegestaan
het verzekeringsbedrijf in Bonaire, Sint Eustatius en Saba uit te
oefenen;

	b. het in het kader van een uitkering uit hoofde van een
verzekeringsovereenkomst betalen of betaalbaar stellen van gelden of
geldswaarden, nadat deze gelden of geldswaarden elders al dan niet in
dezelfde vorm ter beschikking zijn gesteld door een instelling waaraan
het op grond van de Wet financiële markten BES is toegestaan het
verzekeringsbedrijf in Bonaire, Sint Eustatius en Saba uit te oefenen.

	III. Onder creditcard als bedoeld in onderdeel I wordt niet verstaan
een creditcard die alleen gebruikt kan worden bij de onderneming of
instelling die deze creditcard uitgeeft of bij een onderneming of
instelling die behoort tot dezelfde economische eenheid waarin
rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden als de
uitgevende onderneming of instelling.

Bijlage B, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, van de Wet ter
voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES

	Als gegevens die op grond van artikel 2.13 moeten worden vastgelegd,
worden aangewezen:

	a. de naam, het adres en de woonplaats dan wel plaats van vestiging van
de cliënt en de uiteindelijk belanghebbende indien die er is en van
degene te wiens name het depot of de rekening wordt gesteld, van degene
die toegang tot het safe-loket zal hebben of degene te wiens name een
uitbetaling of transactie wordt verricht, alsmede van hun
vertegenwoordigers;

	b. de aard, het nummer en de datum en plaats van uitgifte van het
document met behulp waarvan de identiteitsvaststelling heeft
plaatsgevonden;

	c. de aard van de dienst;

	d.

	1°. in het geval van het in bewaring nemen van de in de bijlage A, in
deel I, onderdeel a, genoemde waarden: het desbetreffende depotnummer en
de marktwaarde die deze waarden vertegenwoordigen op het tijdstip van de
inbewaringneming, of bij ontstentenis van een marktwaarde het bedrag dat
deze waarden vertegenwoordigen, berekend volgens andere in het
maatschappelijk verkeer gebruikelijke waarderingsgrondslagen, of indien
het bedrag dat deze waarden vertegenwoordigen in redelijkheid niet kan
worden vastgesteld, een nauwkeurige omschrijving van die waarden;

	2°. in het geval van het openstellen van een rekening: een duidelijke
omschrijving van de soort rekening en het aan die rekening toegekende
nummer;

	3°. in het geval van verhuur van een safe-loket: het nummer of een
andere onderscheidende aanduiding van het desbetreffende safe-loket;

	4°. in het geval van het verrichten van uitbetalingen ter zake van het
verzilveren van coupons of vergelijkbare stukken van obligaties of
vergelijkbare waardepapieren: het bedrag dat met de transactie is
gemoeid en het desbetreffende rekeningnummer;

	5°. in het geval van het sluiten van een levensverzekering: het nummer
van de rekening ten laste waarvan de premiebetaling wordt gedaan;

	6. in het geval van het doen van een uitkering uit hoofde van een
levensverzekering: het nummer van de rekening ten gunste waarvan de
uitkering wordt gedaan;

	7°. in het geval van een dienst als bedoeld in de in de bijlage A, in
deel I, onderdelen h en i: het creditcard of debitcard nummer met
vervaldatum, dan wel het chequenummer tezamen met het corresponderende
bankrekeningnummer;

	8°. in het geval van een dienst als bedoeld in de in de bijlage A, in
deel I, onderdelen l en n, onder 1°: de aard en andere unieke kenmerken
van de betrokken onroerende zaken alsmede het met de transactie gemoeide
bedrag;

	9°. in het geval van een dienst als bedoeld in de in de bijlage A, in
deel I, onderdelen j, m en n, onder 2°: de aard, herkomst, bestemming,
omvang en andere unieke kenmerken van de betrokken waarden of zaken;

	10°. in het geval van een dienst als bedoeld in de bijlage A, in deel
I, onderdelen k en n, onder 2° en 3°: de identiteit van de betrokken
vennootschappen, rechtspersonen of soortgelijke lichamen.

 

 

 PAGE    

 PAGE   23