[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer (PbEU L 302)

Eindtekst

Nummer: 2011D53936, datum: 2011-11-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z10907:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

1 november 2011



Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van
richtlijn nr. 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG
en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale
instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het
toezichtkader en het crisisbeheer (PbEU L 302)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat richtlijn nr. 2009/111/EG
van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie tot wijziging
van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft
banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde
eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het
crisisbeheer (PbEU L 302) in Nederland dient te worden geĆÆmplementeerd;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1:51 wordt onder vernummering van het tweede tot en met
vijfde lid tot derde tot en met zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

	2. De toezichthouder neemt bij de uitoefening van zijn taak de gevolgen
in overweging die zijn besluiten, met name in noodsituaties, kunnen
hebben voor de stabiliteit van het financiƫle stelsel van alle andere
betrokken lidstaten, uitgaande van de op het desbetreffende tijdstip
beschikbare informatie.

B

	Aan artikel 1:51a wordt een lid toegevoegd, luidende:

	8. Indien de Nederlandsche Bank in haar hoedanigheid van centrale bank
kennis krijgt van een situatie als bedoeld in artikel 1:93a waarschuwt
zij onverwijld de toezichthoudende instantie van de lidstaat die belast
is met het toezicht op geconsolideerde basis en deelt zij alle
informatie mede die voor de uitoefening van diens taken noodzakelijk is.

C

	Na artikel 1:51b worden drie artikelen ingevoegd luidende:

Artikel 1:51c

	1. Indien de Nederlandsche Bank toezicht houdt op een in Nederland
gelegen bijkantoor van een beleggingsonderneming of kredietinstelling
met zetel in een andere lidstaat, kan zij de toezichthoudende instantie
van een andere lidstaat die toezicht houdt op geconsolideerde basis of
indien geen toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend, de
toezichthoudende instantie van de lidstaat van de zetel van de
desbetreffende beleggingsonderneming of kredietinstelling verzoeken het
bijkantoor als significant aan te merken.

	2. Het verzoek vermeldt de redenen waarom het bijkantoor als
significant kan worden aangemerkt, en met name:

	a. indien het een kredietinstelling betreft, of het marktaandeel in
depositoā€™s van het in Nederland gelegen bijkantoor meer dan 2 procent
bedraagt;

	b. de vermoedelijke gevolgen van een opschorting of beƫindiging van de
werkzaamheden van een beleggingsonderneming of kredietinstelling als
bedoeld in het eerste lid voor de liquiditeit van de markt en de
betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen in Nederland; of

	c. de omvang en het belang van het bijkantoor, wat het aantal cliƫnten
betreft, binnen het bancaire of financiƫle stelsel in Nederland.

	3. Indien de Nederlandsche Bank toezicht houdt op een
beleggingsonderneming of kredietinstelling met zetel in Nederland of
toezicht op geconsolideerde basis houdt op een Nederlandse
beleggingsonderneming of Nederlandse kredietinstelling en een verzoek
ontvangt van een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat om
een in die lidstaat gelegen bijkantoor van deze financiƫle onderneming
als significant aan te merken, neemt zij nadat overeenstemming met de
andere betrokken toezichthoudende instanties is bereikt over de
kwalificatie van het bijkantoor als significant een besluit over de
kwalificatie van een bijkantoor als significant.

	4. Indien binnen twee maanden na een verzoek van de Nederlandsche Bank,
bedoeld in het eerste lid, geen besluit over de kwalificatie van een
bijkantoor is genomen, beslist de Nederlandsche Bank, uiterlijk twee
maanden daarna of het bijkantoor significant is. Bij deze beslissing
houdt de Nederlandsche Bank rekening met de standpunten en voorbehouden
van de betrokken toezichthoudende instanties.

	5. De Nederlandsche Bank zendt een besluit, bedoeld in het derde en
vierde lid, aan de betrokken toezichthoudende instanties.

Artikel 1:51d

	1. Indien de Nederlandsche Bank toezicht houdt op een
beleggingsonderneming of kredietinstelling met zetel in Nederland, zendt
zij de toezichthoudende instantie van een lidstaat waar een significant
bijkantoor van deze financiƫle onderneming is gelegen de informatie,
bedoeld in artikel 1:51a, derde lid, onderdelen c en d, en voert zij de
toezichtactiviteiten, bedoeld in artikel 3:278b, eerste lid, onderdeel
c, in samenwerking met die toezichthoudende instantie uit.

	2. Indien de Nederlandsche Bank toezicht houdt op een in Nederland
gelegen significant bijkantoor van een beleggingsonderneming of
kredietinstelling met zetel in een andere lidstaat, werkt zij, in de
uitvoering van de toezichttaken, bedoeld in artikel 3:278b, eerste lid,
onderdeel c, samen met de toezichthoudende instantie van de zetel van de
desbetreffende financiƫle onderneming.

Artikel 1:51e

	De Nederlandsche Bank neemt deel aan de werkzaamheden van de Europese
Bankenautoriteit en houdt zich aan de richtlijnen, aanbevelingen, normen
en andere door de Europese Bankenautoriteit vastgestelde maatregelen,
tenzij zij hiervan gemotiveerd afwijkt.

D

	Na artikel 1:54a wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Ā§ 1.3.2.1.a. Colleges van toezichthouders

Artikel 1:54b

	1. Indien de Nederlandsche Bank ingevolge afdeling 3.6.2 op
geconsolideerde basis toezicht houdt op een Nederlandse
beleggingsonderneming of Nederlandse kredietinstelling richt zij een
college van toezichthouders op om de uitoefening van de taken, bedoeld
in de artikelen 1:93a en 3:278b te vergemakkelijken, met inachtneming
van artikel 1:90, eerste tot en met derde lid, en te zorgen voor
passende coƶrdinatie en samenwerking met relevante toezichthoudende
instanties van andere lidstaten.

	2. Onverminderd het eerste lid richt de Nederlandsche Bank, indien zij
toezicht houdt op een beleggingsonderneming of kredietinstelling met
zetel in Nederland die in andere lidstaten uitsluitend daar gelegen
bijkantoren heeft waarvan ten minste een als significant is aangemerkt,
in samenwerking met de betrokken toezichthoudende instanties van de
lidstaten waar een significant bijkantoor is gelegen, een college van
toezichthouders op om de samenwerking, bedoeld in de artikelen 1:51 en
1:51d, te vergemakkelijken.

	3. De Nederlandsche Bank beslist welke betrokken toezichthoudende
instanties deelnemen aan een bijeenkomst of activiteit van het college
van toezichthouders.

	4. De Nederlandsche Bank houdt bij haar beslissing, bedoeld in het
derde lid, rekening met de relevantie van de te plannen of te
coƶrdineren toezichtactiviteit voor de betrokken toezichthoudende
instanties en in het bijzonder met de gevolgen die deze beslissing kan
hebben voor de stabiliteit van het financiƫle stelsel in de betrokken
lidstaten en met de verplichtingen op grond van artikel 1:51d.

	5. Indien de Nederlandsche Bank toezicht houdt op een
beleggingsonderneming of kredietinstelling, bedoeld in het tweede lid,
stelt zij, met inachtneming van afdeling 1.5.1, de Europese
Bankenautoriteit in kennis van de toezichtactiviteiten van het college
van toezichthouders, met inbegrip van de toezichtactiviteiten in
noodsituaties, en deelt de Europese Bankenautoriteit alle informatie
mede die voor de convergentie van het toezicht van bijzonder belang is.

	6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld met betrekking tot de taken van de Nederlandsche Bank binnen het
college van toezichthouders.

Artikel 1:54c

	De Nederlandsche Bank neemt deel aan het betrokken college van
toezichthouders, indien zij toezicht houdt op een dochteronderneming van
een EU-moederbeleggingsonderneming, een EU-moederkredietinstelling, een
financiƫle EU-moederholding, of een in Nederland gelegen significant
bijkantoor van een beleggingonderneming of kredietinstelling als bedoeld
in artikel 1:51c. Zij kan ook deelnemen in haar hoedanigheid van
centrale bank.

E

	In artikel 1:93, eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede
ā€œmonetaire taakā€ vervangen door: wettelijke taken en de uitoefening
van toezicht op betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen en de
waarborging van de stabiliteit van het financiƫle stelsel.

F

	Artikel 1:93a komt te luiden:

Artikel 1:93a

	Indien de Nederlandsche Bank ingevolge afdeling 3.6.2. toezicht houdt
op geconsolideerde basis op een Nederlandse beleggingsonderneming of
Nederlandse kredietinstelling dan wel toezicht houdt op een financiƫle
onderneming binnen een groep waarop geconsolideerd toezicht wordt
gehouden, brengt zij Onze Minister en de instanties, bedoeld in artikel
1:93, eerste lid, onderdeel a, onverwijld op de hoogte van
noodsituaties, waaronder ongunstige ontwikkelingen op de financiƫle
markten, die de liquiditeit van de markt en de stabiliteit van het
financiƫle stelsel in de lidstaat waar financiƫle ondernemingen binnen
de groep die in het geconsolideerd toezicht betrokken zijn hun zetel
hebben, kunnen aantasten en deelt zij alle informatie mede die voor de
uitoefening van hun taken noodzakelijk is.

G

	In artikel 3:111, eerste lid, aanhef, wordt de zinsnede ā€œeen groep
banken die op 15 december 1977 blijvend was aangeslotenā€ vervangen
door: een groep banken die blijvend is aangesloten.

H

	Artikel 3:18a wordt als volgt gewijzigd:

	1.In het eerste lid wordt de zinsnede ā€œingevolge artikel 3:17 en het
toetsingsvermogenā€ vervangen door: ingevolge artikel 3:17, de
liquiditeit en het toetsingsvermogen.

	2. In het tweede lid wordt de zinsnede ā€œhet door de bank of
beleggingsonderneming aangehouden toetsingsvermogenā€ vervangen door:
de door de bank of beleggingsonderneming aangehouden liquiditeit of het
toetsingsvermogen.

I

	Artikel 3:111a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De Nederlandsche Bank kan, indien een bank of beleggingsonderneming
niet voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen met
betrekking tot de bedrijfsvoering, de liquiditeit of het
toetsingsvermogen de onderstaande maatregelen treffen ten aanzien van
die bank of beleggingsonderneming:

	a. voorschrijven dat zij over een hogere liquiditeit of een hoger
toetsingsvermogen beschikt dan ingevolge artikel 3:63 onderscheidenlijk
artikel 3:57 is voorgeschreven;

	b. voorschrijven dat in verband met de liquiditeitseisen of de
solvabiliteitseisen een specifiek voorzieningenbeleid wordt gevoerd of
de liquiditeitsposten of de activa op een specifieke wijze worden
behandeld;

	c. voorschrijven dat de door de bank of beleggingsonderneming gelopen
risicoā€™s worden beperkt;

	d. voorschrijven dat de met het oog op de artikelen 3:17 en 3:18a
ingevoerde strategieƫn, maatregelen en procedures worden aangescherpt;

	e. beperkingen opleggen aan bedrijfsactiviteiten en transacties van of
netwerkrelaties tussen banken of beleggingsondernemingen;

	f. voorschrijven dat de bank of beleggingsonderneming de variabele
beloning tot een bepaald percentage van de totale netto inkomsten
beperkt, indien deze inkomsten niet met het in stand houden van een
solide toetsingsvermogen te verenigen zijn; of

	g. voorschrijven dat de bank of beleggingsonderneming haar nettowinsten
gebruikt om het toetsingsvermogen te versterken.

	3. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. De zinsnede ā€œingevolge artikel 3:17 of het toetsingsvermogenā€
wordt vervangen door: ingevolge artikel 3:17, de liquiditeit of het
toetsingsvermogen;

	b. De zinsnede ā€œduurzame dekking van zijn risicoā€™sā€ wordt
vervangen door: duurzame dekking van haar risicoā€™s;

	c. De zinsnede ā€œaan de bank of beleggingsonderneming een hoger
toetsingsvermogenā€ wordt vervangen door: aan de bank of
beleggingsonderneming een hogere liquiditeit of een hoger
toetsingsvermogen.

	4. In het derde lid wordt de zinsnede ā€œde bedrijfsvoering en het
toetsingsvermogenā€ vervangen door: de bedrijfsvoering, de liquiditeit
of het toetsingsvermogen.

J

	Artikel 3:278b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel b komt te luiden:

	b. plant en coƶrdineert zij de toezichtactiviteiten in normale
omstandigheden en de samenwerking met de betrokken toezichthoudende
instanties van andere lidstaten in het kader van de artikelen 3:18a,
3:74a  en 3:111a; en

	2. Na onderdeel b wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

	c. plant en coƶrdineert zij de toezichtactiviteiten bij de
voorbereiding op en in noodsituaties.

K

	Na artikel 3:278b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3:278c

	1. Indien de Nederlandsche Bank toezicht houdt op geconsolideerde
basis, beslist zij na overleg met de toezichthoudende instanties van
andere lidstaten die toezicht houden op dochterondernemingen van een
Nederlandse EU-moederbeleggingsonderneming, Nederlandse
EU-moederkredietinstelling of Nederlandse financiƫle EU-moederholding,
op grond van de evaluatie, bedoeld in artikel 3:18a, of het
geconsolideerde toetsingsvermogen van de groep toereikend is gelet op
haar financiƫle situatie en risicoprofiel en hoeveel toetsingsvermogen
voor elke entiteit binnen de groep op geconsolideerde basis noodzakelijk
is.

	2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt genomen binnen vier
maanden na verzending van de evaluatie, bedoeld in artikel 3:18a, aan de
betrokken toezichthoudende instanties.

	3. Bij het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid worden
de risicobeoordelingen in aanmerking genomen die door de betrokken
toezichthoudende instanties op grond van de artikelen 123 en 124 van de
herziene richtlijn banken zijn verricht met betrekking tot de
dochterondernemingen.

	4. Bij een geschil over een besluit als bedoeld in het eerste lid kan
de Nederlandsche Bank op eigen initiatief indien zij toezicht houdt op
geconsolideerde basis of op verzoek van een van de betrokken
toezichthoudende instanties de Europese Bankenautoriteit raadplegen.

	5. Indien het overleg met de betrokken toezichthoudende instanties van
andere lidstaten niet binnen de termijn, bedoeld in het tweede lid, tot
overeenstemming heeft geleid, neemt de Nederlandsche Bank onverwijld een
besluit op grond van de evaluatie, bedoeld in artikel 3:18a, of het
geconsolideerde toetsingsvermogen van de groep toereikend is gelet op
haar financiƫle situatie en risicoprofiel, waarbij zij de door de
betrokken toezichthoudende instanties verrichte risicobeoordelingen van
de dochterondernemingen in aanmerking neemt.

	6. Onverminderd artikel 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht bevat
een besluit als bedoeld in het vierde en vijfde lid de
risicobeoordelingen, standpunten en voorbehouden van de betrokken
toezichthoudende instanties van de andere lidstaten.

	7. De Nederlandsche Bank doet van het besluit onverwijld mededeling aan
de betrokken toezichthoudende instanties en aan de
EU-moederbeleggingsonderneming of EU-moederkredietinstelling.

	8. De Nederlandsche Bank actualiseert jaarlijks de besluiten of in
uitzonderlijke gevallen op verzoek van een betrokken toezichthoudende
instantie van een andere lidstaat.

Artikel 3:278d

	1. Indien het overleg met de betrokken toezichthoudende instanties van
andere lidstaten niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 3:278c,
tweede lid, tot overeenstemming heeft geleid, neemt de Nederlandsche
Bank, indien zij toezicht houdt op dochterondernemingen van een
EU-moederbeleggingsonderneming of EU-moederkredietinstelling of een
EU-moederholding op niet-geconsolideerde basis of op subgeconsolideerde
basis, onverwijld een besluit op grond van de evaluatie bedoeld in
artikel 3:18a, of het toetsingsvermogen van de dochteronderneming
toereikend is gelet op haar financiƫle situatie en risicoprofiel.

	2. De Nederlandsche Bank besluit over de toepassing van de artikelen
3:18a en 3:111a, tweede lid, nadat zij de door de betrokken
toezichthoudende instantie die toezicht houdt op geconsolideerde basis
geuite standpunten en voorbehouden in aanmerking heeft genomen.

	3. De Nederlandsche Bank actualiseert jaarlijks het besluit, bedoeld in
het tweede lid.

ARTIKEL II

	Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiƫn,

De Minister van Financiƫn,

 

 

 PAGE    

 PAGE   8