[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32878, bijgewerkt t/m nr. 9 (Derde NvW d.d. 9 november 2011)

Voorstel van wet tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met aanpassing van de hoogte van de uitkering aan het woonland (Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2011D53958, datum: 2011-11-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z16851:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 9 (Derde NvW d.d. 09/11/2011)

32 878	Voorstel van wet tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten
in verband met aanpassing van de hoogte van de uitkering aan het
woonland (Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



		

	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, gelet op
het karakter van de kinderbijslag, het kindgebonden budget, de
nabestaandenuitkeringen en de vervolguitkering van de WGA-uitkering, te
regelen dat deze worden aangepast aan het kostenniveau van een land waar
een kind of de uitkeringsgerechtigde woont;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET

De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende:

2. Het basiskinderbijslagbedrag bedraagt voor een kind dat woont buiten
Nederland, een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een andere
staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte en Zwitserland, een bij ministeriële regeling
vastgesteld percentage van het bedrag, genoemd in het eerste lid. Het
percentage wordt zo bepaald dat het een weergave is van de verhouding
tussen het kostenniveau van het land waar het kind woonachtig is en dat
van Nederland. Het percentage bedraagt maximaal 100. 

2. In het derde lid (nieuw) wordt “in het eerste lid” vervangen
door: op grond van het eerste en tweede lid.

B

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “De bedragen, genoemd in artikel 12,
worden” vervangen door: Het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid,
wordt.

2. In het tweede lid wordt “De bedragen, genoemd in artikel 12,
worden” vervangen door “Het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste
lid, wordt” en wordt “worden deze bedragen” vervangen door: wordt
dit bedrag.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. Het overeenkomstig het tweede lid herziene bedrag treedt in de plaats
van het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid.

4. In het vierde lid wordt “kunnen de bedragen, genoemd in artikel
12” vervangen door “kan het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste
lid” en wordt “De ingevolge de vorige volzin verhoogde bedragen
treden in de plaats van de bedragen, genoemd in artikel 12.” vervangen
door: Het ingevolge de vorige zin verhoogde bedrag treedt in de plaats
van het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid.

5. Het zevende lid komt te luiden:

	7. Indien het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, wordt
gewijzigd, worden de uit de toepassing van artikel 12, derde lid, met
betrekking tot dat bedrag voortvloeiende bedragen door Onze Minister
bekendgemaakt in de Staatscourant. 

ARTIKEL IA

Indien het bij koninklijke boodschap van 26 september 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2012) (33 015), tot
wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel A, van die wet eerder
in werking is getreden of treedt dan deze wet, komt artikel I, onderdeel
A, van deze wet als volgt te luiden:

A

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde
lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Het basiskinderbijslagbedrag bedraagt voor een kind dat woont buiten
Nederland, een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een andere
staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte en Zwitserland, een bij ministeriële regeling
vastgesteld percentage van het bedrag, genoemd in het eerste lid. Het
percentage wordt zo bepaald dat het een weergave is van de verhouding
tussen het kostenniveau van het land waar het kind woonachtig is en dat
van Nederland. Het percentage bedraagt maximaal 100. 

2. In het derde lid (nieuw) wordt “in het eerste lid” vervangen
door: op grond van het eerste en tweede lid.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt “tweede lid” vervangen door:
derde lid.

ARTIKEL IB

Indien het bij koninklijke boodschap van 26 september 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2012) (33 015), tot
wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel A, van die wet later
in werking treedt dan artikel I, onderdeel A, van deze wet, komt artikel
I, onderdeel A, van die wet als volgt te luiden:

A

Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. De kinderbijslag op grond van het derde lid, onderdelen b en c, wordt
betaald zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld. 

ARTIKEL II ALGEMENE NABESTAANDENWET

De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 17 wordt onder vernummering van het derde lid tot het vierde
lid een lid ingevoegd, luidende 

3. De bruto-nabestaandenuitkering bedraagt voor een nabestaande die
woont buiten Nederland, een van de andere lidstaten van de Europese
Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de
Europese Economische Ruimte en Zwitserland, een bij ministeriële
regeling vastgesteld percentage van het op grond van het eerste of
tweede lid vastgestelde bedrag. Het percentage wordt zo bepaald dat het
een weergave is van de verhouding tussen het kostenniveau van het land
waar de nabestaande woonachtig is en dat van Nederland. Het percentage
bedraagt maximaal 100. 

B

Aan artikel 18 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Voor een nabestaande die woont buiten Nederland, een van de andere
lidstaten van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en Zwitserland,
wordt, in afwijking van het tweede lid, een bij ministeriële regeling
vastgesteld percentage van het op grond van dat lid vastgestelde bedrag
buiten aanmerking gelaten. Het percentage wordt zo bepaald dat het een
weergave is van de verhouding tussen het kostenniveau van het land waar
de nabestaande woonachtig is en dat van Nederland. Het percentage
bedraagt maximaal 100. 

C

In artikel 25 worden, onder vernummering van het tweede lid tot het
vijfde lid, drie leden ingevoegd, luidende: 

2. De bruto-halfwezenuitkering ten behoeve van een halfwees die woont
buiten Nederland, een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een
andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte en Zwitserland, bedraagt een bij ministeriële
regeling vastgesteld percentage van het op grond van het eerste lid
vastgestelde bedrag. Het percentage wordt zo bepaald dat het een
weergave is van de verhouding tussen het kostenniveau van het land waar
de halfwees woonachtig is en dat van Nederland. Het percentage bedraagt
maximaal 100. 

3. Indien een nabestaande recht heeft op een halfwezenuitkering ten
aanzien van het overlijden van een van beide ouders ten behoeve van twee
of meer kinderen waarvan er ten minste een woonachtig is in Nederland,
een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een andere staat die
partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
of Zwitserland, bedraagt de bruto-halfwezenuitkering het op grond van
het eerste lid vastgestelde bedrag. 

4. Indien een nabestaande recht heeft op een halfwezenuitkering ten
aanzien van het overlijden van een van beide ouders ten behoeve van twee
of meer kinderen die woonachtig zijn in verschillende landen, waarvoor
op grond van het tweede lid percentages zijn vastgesteld bij
ministeriële regeling, bedraagt de bruto-halfwezenuitkering het hoogste
van die vastgestelde percentages van het op grond van het eerste lid
vastgestelde bedrag. 

D

Aan artikel 29 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De bruto-wezenuitkering bedraagt voor een kind dat woont buiten
Nederland, een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een andere
staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte en Zwitserland, een bij ministeriële regeling
vastgesteld percentage van het op grond van het eerste en tweede lid
vastgestelde bedrag. Het percentage wordt zo bepaald dat het een
weergave is van de verhouding tussen het kostenniveau van het land waar
het kind woonachtig is en dat van Nederland. Het percentage bedraagt
maximaal 100. 

E

In artikel 29a wordt, onder vernummering van het achtste tot negende
lid, een lid ingevoegd, luidende:

8. De tegemoetkoming bedraagt indien de nabestaande, de halfwees ten
behoeve van wie de tegemoetkoming wordt ontvangen of de wees woont
buiten Nederland, een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een
andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte en Zwitserland, een bij ministeriële regeling
vastgesteld percentage van het op grond van het eerste tot en met
zevende lid vastgestelde bedrag. Het percentage wordt zo bepaald dat het
een weergave is van de verhouding tussen het kostenniveau van het land
waar de nabestaande, de halfwees of wees woonachtig is en dat van
Nederland. Het percentage bedraagt maximaal 100. 

F

	Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd: 

	

	1. In het eerste lid wordt “artikel 17, tweede of derde lid”
vervangen door: artikel 17, tweede, derde of vierde lid.

	2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	3. Indien de halfwezenuitkering met toepassing van artikel 25, tweede
of vierde lid, op een lager bedrag wordt vastgesteld dan het bedrag,
bedoeld in artikel 25, eerste lid, wordt de vakantie-uitkering evenredig
verlaagd. 

	4. Indien de wezenuitkering met toepassing van artikel 29, derde lid,
op een lager bedrag wordt vastgesteld dan het bedrag, bedoeld in artikel
29, eerste en tweede lid, wordt de vakantie-uitkering evenredig
verlaagd.

G

Aan artikel 67 wordt een lid toegevoegd, luidende:

12. De nabestaandenuitkering en de halfwezenuitkering bedragen voor de
nabestaande een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van
het op grond van het eerste tot en met het elfde lid vastgestelde bedrag
indien de nabestaande respectievelijk de halfwees woont buiten
Nederland, een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een andere
staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte en Zwitserland. Het percentage wordt zo bepaald dat
het een weergave is van de verhouding tussen het kostenniveau van het
land waar de nabestaande respectievelijk de hafwees woonachtig is en dat
van Nederland. Het percentage bedraagt maximaal 100. 

ARTIKEL III WET OP HET KINDGEBONDEN BUDGET

De Wet op het kindgebonden budget wordt als volgt gewijzigd: 

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a.	Onze minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

B

Aan artikel 2 worden twee leden toegevoegd, luidende:

10. Indien de ouder: 

a. aanspraak heeft op kindgebonden budget voor een kind, en 

b. voor dat kind voor de toepassing van de Algemene Kinderbijslagwet een
ander land dan  Nederland, een van de andere lidstaten van de Europese
Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de
Europese Economische Ruimte en Zwitserland als woonland in aanmerking
wordt genomen, 

bedraagt het kindgebonden budget een bij ministeriële regeling
vastgesteld percentage van de in het tweede lid, onderdeel a, vierde,
vijfde en zesde lid bedoelde bedragen. Het percentage wordt zo bepaald
dat het een weergave is van de verhouding tussen het kostenniveau van
het land dat als woonland in aanmerking wordt genomen en dat van
Nederland. Het percentage bedraagt maximaal 100. 

11. Indien de ouder: 

a. aanspraak heeft op kindgebonden budget voor meer dan een kind, en 

b. voor een of meer van die kinderen voor de toepassing van de Algemene
Kinderbijslagwet een ander land dan Nederland, een van de andere
lidstaten van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en Zwitserland
als woonland in aanmerking wordt genomen, 

bedraagt het kindgebonden budget een volgens bij ministeriële regeling
te stellen regels vastgesteld bedrag. Dat bedrag is gebaseerd op de in
het tweede, vierde, vijfde en zesde lid, opgenomen bedragen en de
verhouding tussen het kostenniveau van het land dat als woonland in
aanmerking wordt genomen voor het desbetreffende kind of voor de
desbetreffende kinderen en dat van Nederland uitgedrukt in procenten.
Het percentage bedraagt maximaal 100.

ARTIKEL IV WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN

De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 13, derde lid, wordt “62, derde lid” vervangen door: 62,
vierde lid.

B

Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot vierde en vijfde
lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

2. De vervolguitkering bedraagt voor een verzekerde die woont buiten
Nederland, een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een andere
staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte en Zwitserland, een bij ministeriële regeling
vastgesteld percentage van het op grond van het eerste lid vastgestelde
bedrag. Het percentage wordt zo bepaald dat het een weergave is van de
verhouding tussen het kostenniveau van het land waar de verzekerde
woonachtig is en dat van Nederland. Het percentage bedraagt maximaal
100. 

3. Voor de toepassing van de Toeslagenwet ten aanzien van de verzekerde,
bedoeld in het tweede lid, bedraagt het minimumloon het op grond van het
tweede lid op hem van toepassing zijnde percentage van het minimumloon,
bedoeld in die wet. Ten aanzien van die verzekerde worden de bedragen,
genoemd in de artikelen 2 en 8 van de Toeslagenwet, vastgesteld op het
in de eerste zin bedoelde percentage van deze bedragen. 

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt “eerste en tweede lid” vervangen
door: eerste tot en met vierde lid.

C

In artikel 83, tweede lid, wordt “62, derde lid” vervangen door
“62, vijfde lid” en “op grond van het eerste en tweede lid”
vervangen door: op grond van het eerste en vierde lid.

ARTIKEL V INWERKINGTREDING

1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

2. Bij het vaststellen van het in het eerste lid genoemde tijdstip van
inwerkingtreding wordt in acht genomen dat, indien het Staatsblad waarin
deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2011, artikel
I of artikel IA voor personen die voor de datum van uitgifte van genoemd
Staatsblad recht op kinderbijslag hebben, in werking treedt met ingang
van de eerste dag van het kalenderkwartaal die gelegen is minstens zes
kalendermaanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze
wet wordt geplaatst. 

3. Bij het vaststellen van het in het eerste lid genoemde tijdstip van
inwerkingtreding wordt in acht genomen dat, indien het Staatsblad waarin
deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december  2011 de
artikelen II en IV voor personen die voor de datum van uitgifte van
genoemd Staatsblad recht op een uitkering op grond van de Algemene
nabestaandenwet respectievelijk een uitkering op grond van artikel 62
van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen hebben, in werking
treden met ingang van  de eerste dag van de kalendermaand die gelegen is
minstens zes kalendermaanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin deze wet wordt geplaatst.

ARTIKEL VI CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Wet woonlandbeginsel in de sociale
zekerheid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

 

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 

 

 PAGE    

 PAGE   7