[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33014, bijgewerkt t/m nr. 9 (TweedeNvW, d.d. 10/11/2011)

Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Verzamelwet kinderopvang 2012)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2011D53970, datum: 2011-11-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z18527:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 9, TweedeNvW, d.d. 10/11/2011

33 014	W  DOCPROPERTY  iOnderwerp  \* MERGEFORMAT  ijziging van de Wet
kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Verzamelwet
kinderopvang 2012) 







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enige
wijzigingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
aan te brengen;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt als volgt
gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt “rustende” vervangen door: berustende.

2. In het eerste lid wordt na de begripsomschrijving “beroepskracht
voorschoolse educatie” een begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

continentaal plat: de exclusieve economische zone van het Koninkrijk,
bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische
zone, voor zover deze grenst aan de territoriale zee van Nederland;.

3. In het eerste lid komt de begripsomschrijving “houder” te luiden:

houder:

a. degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet
2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum of een
gastouderbureau exploiteert;

b. de gastouder die een voorziening voor gastouderopvang exploiteert. 

4. In het eerste lid wordt in de begripsomschrijving van
“kinderopvangtoeslag” de zinsnede “artikel 2, eerste lid, onder
j,” vervangen door: artikel 2, eerste lid, onder h,.

5. In het eerste lid wordt in de begripsomschrijving van “Onze
Minister” de zinsnede “van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap”
vervangen door: van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

6. In het eerste lid wordt in de begripsomschrijving van “register
kinderopvang” de zinsnede “artikel 47a” vervangen door: artikel
1.47a.

B

In artikel 1.1a wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. In afwijking van artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet
inkomensafhankelijke regelingen, heeft een ouder over de
berekeningsjaren 2012 en volgende geen aanspraak op kinderopvangtoeslag
als bedoeld in artikel 1.5 over de periode tot de eerste dag van de
kalendermaand voor de datum waarop de aanvraag om kinderopvangtoeslag is
ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen.

C

In artikel 1.5, derde lid, wordt “artikel 47a” telkens vervangen
door: artikel 1.47a.

D

Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1.6, eerste lid, onderdeel a, wordt na “wordt genoten”
ingevoegd: voor zover de ouder die arbeid niet verricht als gastouder.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «in Nederland arbeid verricht»
vervangen door: in Nederland of op het continentaal plat arbeid
verricht.

	

3. In het derde lid, onderdeel a, wordt na de zinsnede «in Nederland,
een andere lidstaat of Zwitserland»vervangen door: in Nederland of op
het continentaal plat, in een andere lidstaat of in Zwitserland.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Een ouder die in een berekeningsjaar of in het daaraan voorafgaande
berekeningjaar arbeid heeft verricht als bedoeld in artikel 1.6, eerste
lid, onderdeel a of b, behoudt gedurende drie kalendermaanden, gerekend
vanaf de eerste dag na de dag waarop het verrichten van die arbeid is
beëindigd, dezelfde aanspraak op een kinderopvangtoeslag als voor die
beëindiging bestond. 

E

In artikel 1.10, eerste zin, wordt “de instantie die de
kinderopvangtoeslag uitkeert” vervangen door: de
Belastingdienst/Toeslagen.

F

Artikel 1.22 wordt als volgt gewijzigd: 

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “, artikel 30a, derde lid,
onder a, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of
artikel 72, tweede lid, van de Werkloosheidswet” vervangen door: of
artikel 30a, derde lid, onder a, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

2. In het eerste lid, onderdeel f, wordt de zinsnede «en in Nederland,
een andere lidstaat of Zwitserland» vervangen door: en in Nederland of
op het continentaal plat, in een andere lidstaat of in Zwitserland.

	

3. In het tweede lid wordt de zinsnede «en in Nederland, een andere
lidstaat of Zwitserland» vervangen door: en in Nederland of op het
continentaal plat, in een andere lidstaat of in Zwitserland.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Een ouder heeft in de berekeningsjaren 2012 en volgende geen
aanspraak op een tegemoetkoming van de gemeente over de periode tot de
eerste dag van de kalendermaand voor de datum waarop de aanvraag om die
tegemoetkoming is ingediend bij de gemeente.

G

Artikel 1.29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede “artikel 72,
tweede lid, van de Werkloosheidswet,”. 

2. In het eerste lid, onderdeel e, wordt de zinsnede «en in Nederland,
een andere lidstaat of Zwitserland» vervangen door: en in Nederland of
op het continentaal plat, in een andere lidstaat of in Zwitserland.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Een ouder heeft in de berekeningsjaren 2012 en volgende geen
aanspraak op een tegemoetkoming van het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen over de periode tot de eerste dag van de
kalendermaand voor de datum waarop de aanvraag om die tegemoetkoming is
ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

H

Artikel 1.35 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste zin, wordt “, artikel 30a, derde lid,
onder a, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of
artikel 72, tweede lid, van de Werkloosheidswet” vervangen door: of
artikel 30a, derde lid, onderdeel a, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

2. In het eerste lid, tweede zin, wordt “Artikel 24” vervangen door:
Artikel 1.24.

3. In het tweede lid vervalt de zinsnede “artikel 72, tweede lid, van
de Werkloosheidswet,”. 

I

	Artikel 1.46 wordt als volgt gewijzigd:

 	1. Het tweede lid komt te luiden:

 	2. In de beschikking die volgt op de aanvraag, bedoeld in artikel
1.45, eerste of tweede lid, nadat uit het onderzoek, bedoeld in artikel
1.62, en anderszins is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal
plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de
paragrafen 2 en 3 van deze afdeling, bepaalt het college van
burgemeester en wethouders de datum van ingang van de exploitatie,
waarbij deze datum niet voor de datum van bekendmaking van die
beschikking ligt. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg
voor inschrijving van het kindercentrum, het gastouderbureau of de
voorziening voor gastouderopvang in het register kinderopvang waarbij de
datum van ingang van de exploitatie als startdatum van de registratie
wordt opgenomen.

 	2. Het zevende lid vervalt.

J

In artikel 1.47a, eerste lid, wordt “bij of krachtens afdeling 3”
vervangen door: bij of krachtens deze afdeling.

K

Artikel 1.48 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het achtste lid wordt “1.47” vervangen door “1.47a” en
wordt “de afdelingen 4 en 5” vervangen door: de afdelingen 4 en 5
van dit hoofdstuk.

2. In het tiende lid wordt “register” vervangen door: register
buitenlandse kinderopvang.

L

In artikel 1.49, tweede lid, wordt “gastouder” vervangen door:
houder van een voorziening voor gastouderopvang.

M

Artikel 1.50 komt te luiden:

Artikel 1.50

1. De houder van een kindercentrum organiseert de kinderopvang op
zodanige wijze, voorziet het kindercentrum zowel kwalitatief, als
kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een
zodanige verantwoordelijkheidstoedeling, en voert een zodanig
pedagogisch beleid dat een en ander redelijkerwijs leidt tot
verantwoorde kinderopvang. Ter uitvoering van de eerste volzin besteedt
de houder van het kindercentrum in ieder geval aantoonbaar aandacht aan
het aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen per
leeftijdscategorie, de groepsgrootte, de opleidingseisen van de
beroepskrachten en de voorwaarden waaronder en de mate waarin
beroepskrachten in opleiding kunnen worden belast met de verzorging en
opvang van kinderen.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld omtrent de kwaliteit van kinderopvang bij een
kindercentrum. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

a. de veiligheid en de gezondheid;

b. de opleidingseisen waaraan de beroepskrachten voldoen;

c. de inzet van beroepskrachten in opleiding;

d. het aantal beroepskrachten en vrijwilligers in relatie tot het aantal
kinderen per leeftijdscategorie;

e. de groepsgrootte;

f. het pedagogisch beleid en de pedagogische praktijk;

g. de accommodatie en de inrichting van de ruimte die bestemd is voor
kinderopvang;

h. de beschikbare ruimte voor kinderen.

3. De houder van een kindercentrum en de personen werkzaam bij een
kindercentrum zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag,
afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

4. De verklaring, bedoeld in het derde lid, wordt aan de houder van het
kindercentrum overgelegd, voordat een persoon als bedoeld in het derde
lid zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaring is op het moment dat zij
wordt overgelegd, niet ouder dan twee maanden.

5. Indien de houder van het kindercentrum of de toezichthouder
redelijkerwijs mag vermoeden dat een persoon als bedoeld in het derde
lid niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring
omtrent het gedrag, verlangt deze houder al dan niet op verzoek van de
toezichthouder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag
overlegt die niet ouder is dan twee maanden. De desbetreffende persoon
legt de verklaring over binnen een door deze houder of de toezichthouder
vast te stellen termijn.

N

Artikel 1.51 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin, wordt “houder” vervangen door: houder van een
kindercentrum.

2. In de tweede zin wordt “houder” vervangen door: houder van het
kindercentrum.

O

Artikel 1.52, tweede lid, komt te luiden:

2. Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald dat de ouder niet
kan worden verplicht tot afname en betaling van meer uren per dag of
dagdeel dan een in die regeling te bepalen maximum. 

P 

Artikel 1.54 komt te luiden: 

Artikel 1.54

1. De houder van een kindercentrum informeert de ouders wier kinderen in
het kindercentrum worden opgevangen over het te voeren beleid als
bedoeld in deze paragraaf.

2. De houder van een kindercentrum informeert de ouders wier kinderen in
het kindercentrum worden opgevangen over een inspectierapport als
bedoeld in artikel 1.63 door dit zo spoedig mogelijk na ontvangst van
het rapport op een website van de houder te plaatsen zodanig dat het
rapport voor ouders gemakkelijk vindbaar is dan wel, indien de houder
geen eigen website heeft, ter inzage te leggen op een voor ouders
toegankelijke plaats.

3. De houder van een kindercentrum informeert het personeel van het
kindercentrum over een inspectierapport als bedoeld in artikel 1.63 door
dit zo spoedig mogelijk na ontvangst van het rapport op een website van
de houder te plaatsen zodanig dat het rapport voor het personeel
gemakkelijk vindbaar is dan wel, indien de houder geen eigen website
heeft, ter inzage te leggen op een voor het personeel toegankelijke
plaats.

Q

In artikel 1.55, tweede lid, wordt “houder” vervangen door: houder
van het kindercentrum of van het gastouderbureau.

R

Artikel 1.56 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden: 

3. Op de houder van een gastouderbureau en personen, werkzaam bij een
gastouderbureau, is artikel 1.50, derde, vierde en vijfde lid, van
overeenkomstige toepassing. Op de houder van een gastouderbureau is
artikel 1.54 van overeenkomstige toepassing.

2. Het zevende lid komt te luiden:

7. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over het
minimum aantal uren ondersteuning dat een gastouderbureau jaarlijks
verleent aan een gastouder.

S

Artikel 1.56b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt “houder” vervangen door:
gastouder.

2. In het derde lid wordt “houder” vervangen door “houder van de
voorziening voor gastouderopvang” en wordt “werkzame
vrijwilligers” vervangen door: werkzame vrijwilligers en stagiaires.

3. Het vijfde lid komt te luiden: 

5. Indien de houder van het gastouderbureau of de toezichthouder
redelijkerwijs mag vermoeden dat een persoon als bedoeld in het derde
lid niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring
omtrent het gedrag, verlangt deze houder of de toezichthouder dat die
persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die niet
ouder is dan twee maanden. De desbetreffende persoon legt de verklaring
over binnen een door deze houder of de toezichthouder vast te stellen
termijn.

4. In het zesde lid wordt “1.54” vervangen door: 1.54, tweede lid. 

T

In artikel 1.58, eerste lid, en 1.59, eerste lid, wordt “houder van
een kindercentrum of een gastouderbureau” vervangen door: houder van
een kindercentrum of van een gastouderbureau. 

U 

Artikel 1.60 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “houder van een kindercentrum of een
gastouderbureau” vervangen door: houder van een kindercentrum of van
een gastouderbureau.

2. In het tweede lid wordt “houder” vervangen door: houder van het
kindercentrum of van het gastouderbureau. 

3. In het derde en vierde lid wordt “houder” vervangen door: houder
van een kindercentrum of van een gastouderbureau. 

V

Artikel 1.60a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste zin, wordt “houder van een kindercentrum
of een gastouderbureau” vervangen door: houder van een kindercentrum
of van een gastouderbureau.

2. In het eerste lid, tweede zin, wordt “de houder of door een
persoon” vervangen door: de houder van het kindercentrum of van het
gastouderbureau of door een persoon.

3. In de derde zin wordt “houder” vervangen door: houder van het
kindercentrum of van het gastouderbureau. 

W

In artikel 1.61, eerste lid, wordt “afdeling 3” vervangen door:
afdeling 3 van dit hoofdstuk.

X

Artikel 1.62 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt “afdeling 3, paragrafen 2 en 3” vervangen
door: afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Onverminderd het eerste lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks
bij ieder geregistreerd kindercentrum en geregistreerd gastouderbureau
of de exploitatie in overeenstemming is met de bij of krachtens afdeling
3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk gestelde regels. 

3. Het derde lid komt te luiden:

3. Onverminderd het eerste lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks op
grond van steekproeven of de exploitatie van geregistreerde
voorzieningen voor gastouderopvang in overeenstemming is met de bij of
krachtens afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk gestelde
regels.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Naast het onderzoek, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, kan
de toezichthouder als daar aanleiding toe is incidenteel onderzoek
verrichten naar de naleving door een houder van de bij of krachtens
afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk gestelde regels.
Artikel 1.63 is van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard of omvang
van het onderzoek zich tegen openbare rapportage verzetten.

XA

	Artikel 1.62 wordt als volgt gewijzigd:

 	1. In het tweede lid wordt “jaarlijks” vervangen door “in
redelijkheid” en wordt na ”gastouderbureau” ingevoegd: jaarlijks.

 	2. In het derde lid wordt “jaarlijks” vervangen door: “in
redelijkheid” en wordt na “steekproeven” ingevoegd: jaarlijks. 

Y

Artikel 1.63 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt “afdeling 3, paragrafen 2 en 3,”
vervangen door: afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. De toezichthouder zendt het inspectierapport na het te hebben
vastgesteld onverwijld aan de houder, die de ouders en het personeel
overeenkomstig artikel 1.54, tweede en derde lid, daarover informeert.

Z

In artikel 1.65, eerste lid, wordt “afdeling 3, paragrafen 2 en 3,”
vervangen door: afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk.

AA

In artikel 1.66, tweede lid, wordt na “bedoeld in artikel 1.62”
ingevoegd “of anderszins” en wordt “afdeling 3, paragraaf 2,”
vervangen door: afdeling 3, paragraaf 2, van dit hoofdstuk.

BB

In artikel 1.68, eerste en derde lid, wordt “afdeling 6” vervangen
door: afdeling 6, van dit hoofdstuk. 

CC

In artikel 1.72, eerste lid, onderdeel a, wordt “afdeling 3”
vervangen door: afdeling 3 van dit hoofdstuk.

DD

 	Artikel 1.87 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt in de laatste zin na
”«gastouderopvang»,” ingevoegd “artikel 1.1, tweede lid,
onderdeel a,” en wordt “afdeling 5, paragraaf 2.” vervangen door:
afdeling 5, paragraaf 2, van dit hoofdstuk.

	2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde
lid, wordt een lid ingevoegd, luidende: 

 	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden
worden gesteld aan de deelname aan een experiment. 

 	3. In het vierde lid (nieuw) komt de laatste zin te luiden: Het
eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

EE

Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt “rustende” vervangen door: berustende.

2. In de begripsomschrijving van “Onze Minister” wordt “van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap” vervangen door: van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid.

FF

	Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. In de beschikking die volgt op de aanvraag, bedoeld in artikel 2.2,
eerste lid, nadat uit het onderzoek, bedoeld in artikel 2.20, en
anderszins is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal
plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de
paragrafen 2 en 3 van afdeling 2 van dit hoofdstuk, bepaalt het college
van burgemeester en wethouders de datum van ingang van de exploitatie,
waarbij deze datum niet voor de datum van bekendmaking van die
beschikking ligt. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg
voor inschrijving van de peuterspeelzaal in het register
peuterspeelzaalwerk waarbij de datum van ingang van de exploitatie als
startdatum van de registratie wordt opgenomen.

 	2. Het vijfde lid vervalt.

GG

In artikel 2.4a, eerste lid, wordt “bij of krachtens afdeling 2”
vervangen door: bij of krachtens deze afdeling. 

HH

Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt “de beroepskrachten moeten
voldoen” vervangen door: de beroepskrachten voldoen.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Indien de houder of de toezichthouder redelijkerwijs mag vermoeden
dat een persoon als bedoeld in het derde lid niet langer voldoet aan de
eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangt
deze houder al dan niet op verzoek van de toezichthouder dat die persoon
opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die niet ouder is dan
twee maanden. De desbetreffende persoon legt de verklaring over binnen
een door deze houder of de toezichthouder vast te stellen termijn.

II

In artikel 2.7 wordt “artikel 167 van de Wet op het primair
onderwijs” vervangen door: artikel 167a van de Wet op het primair
onderwijs. 

JJ

Artikel 2.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

2. De houder informeert de ouders wier kinderen in de peuterspeelzaal
worden opgevangen over een inspectierapport als bedoeld in artikel 2.21
door dit zo spoedig mogelijk na ontvangst van het rapport op een website
van de houder te plaatsen zodanig dat het rapport voor ouders
gemakkelijk vindbaar is dan wel, indien de houder geen eigen website
heeft, ter inzage leggen op een voor ouders toegankelijke plaats. 

3. De houder informeert het personeel over een inspectierapport als
bedoeld in artikel 2.21 door dit zo spoedig mogelijk na ontvangst van
het rapport op een website van de houder te plaatsen zodanig dat het
rapport voor het personeel gemakkelijk vindbaar is dan wel ter inzage te
leggen op een voor het personeel toegankelijke plaats.

KK

In artikel 2.19, eerste lid, wordt “afdeling 2” vervangen door:
afdeling 2 van dit hoofdstuk.

LL

Artikel 2.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “paragrafen 2 en 3.” vervangen door:
paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk.

2. In het tweede en derde lid wordt “paragrafen 2 en 3,” telkens
vervangen door: paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk.

MM

Artikel 2.21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt “paragrafen 2 en 3,” vervangen door:
paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. De toezichthouder zendt het inspectierapport na het te hebben
vastgesteld onverwijld aan de houder, die de ouders en het personeel
overeenkomstig artikel 2.11, tweede en derde lid, daarover informeert.

NN

In artikel 2.23, eerste lid, wordt “paragrafen 2 en 3,” vervangen
door: paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk.

OO

In artikel 2.24, tweede lid, wordt na “als bedoeld in artikel 2.20”
ingevoegd “of anderszins” en wordt “paragraaf 2,” vervangen
door: paragraaf 2, van dit hoofdstuk. 

PP

In de artikelen 2.28, eerste lid, en 2.29, eerste lid, laatste zin,
wordt “afdeling 2” vervangen door: afdeling 2 van dit hoofdstuk.

QQ

In de artikelen 3.1, vijfde lid, 3.2, eerste, vijfde en zevende lid,
3.3, eerste lid, en 3.4, tweede lid, wordt “de paragrafen 2 en 3 van
afdeling 3” vervangen door: de paragrafen 2 en 3 van afdeling 3 van
hoofdstuk 1.

RR

In artikel 3.7, eerste lid, wordt “Afdeling 2” vervangen door
“Afdeling 2 van hoofdstuk 1” en wordt “artikel 6” vervangen
door: artikel 1.6.

SS

In artikel 3.14 wordt “afdeling 2” telkens vervangen door: afdeling
2 van hoofdstuk 2.

TT

Artikel 116 wordt vernummerd tot artikel 3.14a.

ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE WET VAN 20 NOVEMBER 2006 TOT WIJZIGING VAN
EEN AANTAL WETTEN OP HET TERREIN VAN DE ARBEIDSVERHOUDINGEN EN DE
ARBEIDSMARKT (VERZAMELWET ARBEIDSVERHOUDINGEN EN ARBEIDSMARKT 2006)

Artikel I, onderdeel A, tweede subonderdeel, van de Wet van 20 november
2006 tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van de
arbeidsverhoudingen en de arbeidsmarkt vervalt.

ARTIKEL III WIJZIGING VAN DE WET VAN 31 JANUARI 2008 TOT WIJZIGING VAN
DE WET KINDEROPVANG EN ENIGE ANDERE WETTEN IN VERBAND MET HET HERSTEL
VAN ENKELE ONVOLKOMENHEDEN IN DE WET KINDEROPVANG EN HET OPNEMEN VAN EEN
KLACHTENREGELING VOOR OUDERCOMMISSIES IN DIE WET ALSMEDE IN VERBAND MET
DE OVERGANG VAN HET BELEIDSTERREIN KINDEROPVANG NAAR HET MINISTERIE VAN
ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Artikel I, onderdeel C, tweede en derde subonderdeel, van de Wet van 31
januari 2008 tot wijziging van de Wet kinderopvang en enige andere
wetten in verband met het herstel van enkele onvolkomenheden in de Wet
kinderopvang en het opnemen van een klachtenregeling voor
oudercommissies in die wet alsmede in verband met de overgang van het
beleidsterrein kinderopvang naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap vervalt.

ARTIKEL IV WIJZIGING WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN
PEUTERSPEELZALEN IN VERBAND MET WETSVOORSTEL WET REVITALISERING GENERIEK
TOEZICHT

Indien het bij koninklijke boodschap van 20 mei 2010 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en enige
andere wetten in verband met de revitalisering van het generiek
interbestuurlijk toezicht (Wet revitalisering generiek toezicht)
(Kamerstukken 32 389) tot wet is verheven en in werking is getreden,
wordt de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen als volgt
gewijzigd:

A

Hoofdstuk 1, afdeling 4, paragraaf 3, komt te luiden:

Paragraaf 3. Informatie aan minister door colleges van burgemeester en
wethouders

Artikel 1.68

1. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt desgevraagd aan
Onze Minister gegevens en inlichtingen die hij voor de
informatievoorziening en beleidsvorming en de statistiek met betrekking
tot hoofdstuk 1 van deze wet nodig heeft.

2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot de informatie die het college verstrekt over de
uitvoering van zijn werkzaamheden op grond van dit hoofdstuk en de wijze
waarop het college de gegevens en inlichtingen verstrekt en verzamelt en
of en op welke wijze deze informatie openbaar wordt gemaakt. 

3. De gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, worden
kosteloos verstrekt.

B

Na artikel 2.24 wordt in Hoofdstuk 2, afdeling 3, een paragraaf
ingevoegd, luidende:

Paragraaf 3. Informatie aan minister door colleges van burgemeester en
wethouders

Artikel 2.25 

1. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt desgevraagd aan
Onze Minister gegevens en inlichtingen die hij voor de
informatievoorziening en beleidsvorming en de statistiek met betrekking
tot dit hoofdstuk nodig heeft.

2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot de informatie die het college verstrekt over de
uitvoering van zijn werkzaamheden op grond van dit hoofdstuk en de wijze
waarop het college de gegevens en inlichtingen verstrekt en verzamelt en
of en op welke wijze deze informatie openbaar wordt gemaakt. 

3. De gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, worden
kosteloos verstrekt.

ARTIKEL V WIJZIGING VAN DE WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN
PEUTERSPEELZALEN IN VERBAND MET WETSVOORSTEL WET CLIËNTENRECHTEN ZORG 

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel
van wet voor de Wet cliëntenrechten zorg (Kamerstukken 32402) tot wet
is of wordt verheven en artikel 78, onderdeel A, van die wet in werking
is getreden of treedt, wordt de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.57b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste zin, het derde lid, het vierde lid, het
vijfde lid, eerste zin, het zesde en zevende lid wordt “of een
gastouderbureau” vervangen door: of van een gastouderbureau.

2. In het eerste lid, tweede zin, wordt “houder” vervangen door:
houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau.

3. In het tweede lid, onderdelen a, c en d, en het zesde lid, onderdeel
b, wordt “houder” vervangen door: houder van het kindercentrum of
van het gastouderbureau.

4. In het vijfde lid, tweede zin, wordt “de houder” vervangen door:
deze houder.

B

In artikel 1.57c wordt “houder” telkens vervangen door: houder van
een kindercentrum of van een gastouderbureau.

ARTIKEL VI INWERKINGTREDING

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en kunnen
terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor
de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden
vastgesteld.

ARTIKEL VII CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet kinderopvang 2012.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 

 

 PAGE    

 PAGE   9