Inbreng verslag van een schriftelijk inzake de exclusieve economische zone en de ecologische onderbouwing van aanwijzingsbesluiten Noordzee (32 002, nrs. 10 en 11)
Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met uitbreiding van de werkingssfeer van beide wetten naar de exclusieve economische zone
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2011D54069, datum: 2011-11-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: B. van der Ham, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M. Peen, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2011Z10043:
- Indiener: H. Bleker, staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
Onderdeel van zaak 2011Z12602:
- Indiener: H. Bleker, staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2011-05-31 15:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-05-31 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2011-06-22 14:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-06-28 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2012-05-15 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-09-18 14:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (đ origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 002 Brieven inzake Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met uitbreiding van de werkingssfeer van beide wetten naar de exclusieve economische zone Nr. INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld, 12 september 2011 Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hebben enkele fracties de behoefte om over de volgende brieven enkele vragen en opmerkingen voor te leggen: Brief van de staatssecretaris van EL&I van 17 mei 2011, Brief inzake de voortgezette behandeling van de wijziging van de Nbwet 1998 in verband met de EEZ (Nederlandse exclusieve economische zone), Kamerstuk 32 002, nr. 10; Brief van de staatssecretaris van EL&I van 14 juni 2011, Ecologische onderbouwing van aanwijzingsbesluiten Noordzee, Kamerstuk 32 002, nr.11. De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft deze vragen beantwoord bij brief van [datum]. Vragen en opmerkingen en de daarop gegeven antwoorden zijn hieronder afgedrukt. Inhoudsopgave Blz. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66 Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren Reactie van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 2-3 3-5 5-6 6-9 I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet. Zij hebben een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de VVD-fractie willen graag een duidelijke visie van de regering over het aanwijzen van Natura 2000-gebieden binnen de exclusieve economische zone (EEZ). Welke inzet vraagt de Europese Commissie van Nederland op de Noordzee voor Natura 2000? Kan er een concreet overzicht worden gegeven van de natuurdoelen voor Nederland op de Noordzee? Kan er worden gegarandeerd dat Nederland geen extra doelen invult bovenop wat de Europese Unie van Nederland verwacht? De leden van de VVD-fractie vragen of Engeland, Duitsland en Denemarken voor het deel van de Doggersbank dezelfde natuurdoelen hebben aangewezen als Nederland. Wat zijn de verschillen en hoe zijn deze te verklaren? In hoeverre komt de Nederlandse aanpak wat betreft Natura 2000 voor het deel van de Doggersbank binnen de EEZ overeen met die van onze buurlanden in dit gebied? Wat zijn de verschillen wat betreft het beschermingsregime? Hoe verloopt de samenwerking tussen deze landen op het gebied van Natura 2000? De leden van de VVD-fractie merken op dat Natura 2000 als landinstrumenten veel slechte ervaringen heeft gegeven. In veel gevallen is het voor de ondernemer zeer moeilijk te bewijzen dat een plan of project geen significante negatieve effecten geeft. Maritieme ecosystemen zijn complexer dan landsecosystemen en daarnaast is er een beperkte hoeveelheid kennis over de maritieme ecosystemen. De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over het feit dat het hierdoor moeilijk of onmogelijk wordt om te bewijzen dat een plan of project geen significante gevolgen geeft voor Natura 2000-gebieden op zee. De leden zouden hierover graag een nadere toelichting zien. De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de ruimte voor economische activiteiten op zee als de werkingssfeer van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet zich uitbreid naar de exclusieve economische zone. Door Natura 2000-gebieden op zee aan te wijzen zullen de zoeklocaties voor windparken, zandwinning en andere economische activiteiten worden beperkt. De leden van de VVD-fractie merken op dat hierdoor conflicten tussen verschillende activiteiten zullen toenemen. Is er een concreet beeld van de effecten van Natura 2000-gebieden op economische activiteiten zoals de visserij en de transportsector op zee? Zijn deze belangen vanaf een beginstadium voldoende betrokken en meegewogen? De leden van de VVD-fractie hebben opgemerkt dat windmolenparken in sommige gevallen een positief effect kunnen hebben op maritieme ecosystemen. Zijn de mogelijkheden onderzocht om eventuele windparken op zee samen te laten gaan met het vervullen van Europese doelen voor de bescherming van het maritieme milieu? Zou de transport en visserij sector hierdoor ontzien kunnen worden? Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie nog een algemene vraag. Blijft voor bijvoorbeeld het aanwijzen van nieuwe vaarroutes het âja, mitsâ-regime gelden? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA De leden van de CDA-fractie zijn nog altijd niet gerust op de impact van wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet in verband met uitbreiding van de werkingssfeer van beide wetten naar de economische exclusieve zone en welke voor respectievelijke nadelen deze wet met zich meebrengt. De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen. De leden van de CDA-fractie merken op dat motie van de leden Atsma en Koppejan, Kamerstuknummer 26407, nr. 33 weliswaar is uitgevoerd, maar het daaruit voortvloeiende LEI rapport is ingebracht in het nog lopende Fisheries Measures in Marine Protected Areas (FIMPAS) project, welke medio 2011 resultaten zou opleveren ter input van het gemeenschappelijk visserijbeleid. De leden van de CDA-fractie hebben echter nog niets vernomen. Wat is de stand van zaken? Welke rol speelt de regiegroep Visserijmaatregelen in Beschermde Gebieden Noordzee (VIBEG)? Naar mening van de leden van de CDA-fractie kan alleen bij afronding van de genoemde processen worden overzien welke gevolgen de uitbreiding van de werkingsfeer van Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet naar de exclusieve economische zone geeft. Wordt deze stelling door de regering gedeeld? Hoever zijn andere lidstaten met soortgelijke trajecten? In welk licht moeten de leden het voorliggende wetsvoorstel zien aangezien de Europese Commissie heeft aangegeven dat de lidstaten geen eigen bevoegdheid meer hebben om over visserijactiviteiten regels te stellen, ter bescherming van het mariene milieu, buiten de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) om? Nederland en â indien nodig â de andere betrokken Noordzeelidstaten zoals Duitsland en het Verenigd Koninkrijk kunnen, na onderlinge afstemming, wel voorstellen doen aan de Europese Commissie met het oog op vaststelling van de benodigde visserijmaatregelen. Daartoe is het FIMPAS-project opgezet. Is bekend of ook andere lidstaten niet zijnde een Noordzeelidstaat dergelijke trajecten hebben lopen? Waarom stelt de regering het voorliggende wetsvoorstel voor als zij aangeeft dat zij van oordeel is dat de integratie van de natuurbeschermingsmaatregelen in het gemeenschappelijk visserijbeleid belangrijke voordelen heeft uit het oogpunt van een effectieve verwezenlijking van de doelstellingen van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn? Ook ten aanzien van de handhaving schets de regering voordelen omdat bij een internationaal gelijk speelveld, met gelijksoortige beschermende maatregelen voor gelijksoortige natuurwaarden, die van toepassing zijn op alle betrokken vissersvaartuigen in het gebied, minder risico bestaat op verplaatsing van visserijactiviteiten en effectievere bescherming van de natuurwaarden geeft. Wat is het verschil tussen de werkwijze ten aanzien van de handhaving voortkomende uit het voorliggende wetsvoorstel en het GVB? Hoe moeten de leden het voorliggende wetvoorstel rijmen met het uitgangspunt van de regering dat wettelijke implementatie niet verder dient te gaan dan op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale regelgeving verplicht is? Klopt het dat na inpassing van de uit de FIMPAS voorkomende benodigde visserijmaatregelen ter bescherming van het mariene milieu in het GVB de noodzaak voor een aparte wet vervalt? En stel dat het niet zou kunnen, is uitbreiden van het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (IBN) met een habitattoets op grond van de Natuurbeschermingswet een optie? Wat is de stand van zaken van het Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM)? In hoeverre sluit het voorliggende wetsvoorstel aan bij het ruimtelijke beleid voor de Noordzee welke is neergelegd in het Nationaal Water Plan (NWP) 2009â2015 en waarin functies zoals natuur, windenergie, scheepvaart en zandwinning een eigen plaats hebben gekregen? Klopt het dat het NWP de kaders geeft voor een duurzaam, ruimte-efficiĂ«nt en veilig gebruik van de Noordzee in evenwicht met het mariene ecosysteem, zoals vastgelegd in de Kaderrichtlijn Water (KRW), de KRM, OSPAR (Het OSPAR (Oslo-Parijs)-verdrag heeft als doel door internationale samenwerking het maritieme HYPERLINK "http://nl.wikipedia.org/wiki/Milieu" milieu in de Noord-Oostelijke HYPERLINK "http://nl.wikipedia.org/wiki/Atlantische_Oceaan" Atlantische Oceaan (incl. de HYPERLINK "http://nl.wikipedia.org/wiki/Noordzee" Noordzee ) te beschermen) en de VHR (Vogel- en Habitatrichtlijnen)? In hoeverre sluit deze benadering aan bij de benadering van aanpalende lidstaten? Van een aantal activiteiten zoals eerder benoemd is de verwachting dat het wetsvoorstel daar geen gevolgen zal hebben omdat deze activiteiten zover uit de kust niet plaatsvinden, maar stel dat het wel zo is, wat gebeurt er dan? En van welke activiteiten is de verwachting dat deze wel gevolgen zouden kunnen ondervinden? Op welke activiteiten wordt gedoeld als gesproken wordt over activiteiten die nog niet zijn beoordeeld op grond van het afwegingskader van het IBN 2015 en artikel 6, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn en kan de regering hier enkele voorbeelden van geven? Dit zijn activiteiten die niet vergunningplichtig waren of vergunningplichtig zijn en waarvoor geen verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapportage geldt. Is uitbreiden van de IBN 2015 met een habitattoets op grond van de Natuurbeschermingswet een makkelijkere optie dan voorliggend wetsvoorstel? Wat is de staat van instandhouding van de habitattype H1170 in de biografische zone en dienen de maatregelen in de gehele biografische zone van een gelijk niveau te zijn? Geldt de redenatie dat de gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau dient te worden gerealiseerd ook voor de gebieden binnen de EEZ of voor de gehele biografische zone? Kan het zo zijn dat als het principe van strategisch lokaliseren wordt toegepast de realisatie van instandhoudingdoelstelling H1170 buiten de NEEZ maar binnen de EEZ gerealiseerd kunnen worden? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66 De leden van de D66-fractie hebben met interesse het wetsvoorstel in de context van recente ontwikkelingen bekeken. Naar mening van de leden van de D66-fractie is het de vraag of de werking van de Natuurbeschermingswet ten aanzien van de EEZ expliciet met een nieuwe wetswijziging geregeld moet worden. Bovendien vragen deze leden of een aantal bepalingen in het concept wetsvoorstel ten aanzien hiervan niet inmiddels achterhaald zijn. Zij maken graag gebruik van deze mogelijkheid om over deze zaken van gedachten te wisselen met de regering. Naar mening van de leden van de D66-fractie is het de vraag of de werking van de Natuurbeschermingswet ten aanzien van de EEZ expliciet in wetgeving geregeld moet worden. De bescherming van deze wet heeft immers betrekking op Natura 2000-gebieden. Klopt het, zo vragen deze leden zich af dat in artikel 1, onder de Natuurbeschermingswet 1998 de Natura 2000-gebieden zijn gedefinieerd, onder meer als zijnde alle gebieden die op de communautaire lijst van de Europese Commissie zijn geplaatst? Zijn daarmee, zo vragen de aan het woord zijnde leden zich af, de Natura 2000-gebieden in de EEZ niet al expliciet benoemd onder de wet? Zo ja, wat is dan de aanvullende waarde van deze wetswijziging van aanzien van de bestaande bescherming op dit punt? De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de reactie van de regering in het nader rapport ten aanzien van de kritiek van de Raad van State op het uitsluiten van activiteiten die onderwerp zijn van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), bedoeld in artikel 38 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, voor zover deze plaatsvinden in de exclusieve economische zone. Naar mening van deze leden bestaat er wel degelijk de mogelijkheid om dergelijke maatregelen in het kader van de Natuurbeschermingswet te nemen in afwachting van de aanpassing van het visserijbeleid om milieu en natuurbeleid mee te nemen. Klopt het, zo vragen deze leden, dat de Europese Commissie hierover sinds het opstellen van de laatste nota van wijziging een gewijzigd standpunt heeft ingenomen waarmee de lidstaat niet alleen bevoegd maar zelfs verplicht is visserijmaatregelen ter uitvoering van de Habitat- en Vogelrichtlijn te nemen zolang het GVB, het mariene milieu niet voldoende beschermd? De aan het woord zijnde leden wijzen in dit kader ook op de maatregelen die door de regering ten aanzien van natuurbeleid op de Noordzee zijn aangekondigd in de periode sinds het opstellen van het nader rapport, zoals het invoeren van een vergunningplicht voor boomkorvissers in de Natura 2000-gebieden en het vaststellen van zeereservaten zoals omschreven in de brief van de staatssecretaris voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 17 mei 2011. Kan de regering bevestigen, zo vragen deze leden, dat deze maatregelen juist wel uitgaan van de mogelijkheid om visserijmaatregelen te nemen? Zo ja, is de regering bereid deze uitzonderingsbepalingen uit het wetsvoorstel te verwijderen? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn verheugd met de voorgestelde wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet in verband met uitbreiding van de werkingssfeer van beide wetten naar de exclusieve economische zone (EEZ). De uitbreiding van de werkingssfeer van beide wetten maakt het mogelijk om de waardevolle en kwetsbare natuur op zee te beschermen. Deze bescherming is hard nodig in de Noordzee. De Noordzee vormt het leefgebied van vele soorten waaronder de schol, tong, bruinvis en zeekoet. Ook de bodem is rijk aan leven met koralen, zeesterren en schelpenbanken. Dit unieke en diverse systeem komt steeds meer onder druk te staan als gevolg van intensieve bevissing met schadelijke sleepnetten die al het leven van de bodem schrapen. Er is sprake van overbevissing, bodemschade, geluidshinder en vervuiling. De Klaverbank bijvoorbeeld herbergt de hoogste diversiteit van de Noordzee, maar onderwaterbeelden van afgelopen voorjaar lieten kale stukken zien met de sleepnetsporen nog zichtbaar. Daar moet een einde aan komen. De rijkdom van het marine ecosysteem is een kostbaar publiek goed en dient in het dan ook zorgvuldig te worden beschermd. Door in de beschermde gebieden schadelijke activiteiten, waaronder visserij, militaire oefeningen, scheepvaart en olie- en gaswinning aan banden te leggen, en te weren kan de natuur zich daar herstellen. Om te voorkomen dat de Noordzee een ecologische woestenij met modder en kwallen wordt is het van groot belang dat we nu eindelijk concrete stappen gaan zetten om de ecosystemen te beschermen. Dit wetsvoorstel is daar een belangrijke eerste stap voor. Dat gezegd hebbende zijn er nog wel een aantal punten waar de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren graag nog nadere verduidelijking van de regering behoeven. Om te beginnen komt de Memorie van toelichting uit 2009. Het lijkt de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren dan ook dat sindsdien veranderingen hebben plaatsgevonden, waardoor inzichten veranderen. Zo wordt er gesteld dat er op dit moment geen maritieme gebieden die gelegen zijn in de EEZ op de communautaire lijst zijn geplaatst. Maar inmiddels lijkt dat toch anders te zijn. Klopt het dat de Borkum rifgrund, de North west porcupine bank, de South west porcupine bank en Darwin mounds ook aangemeld zijn in Europa en deze gebieden zich ook in de EEZ bevinden? Daarnaast staat vermeld op pagina 6 van de Memorie dat voor de invulling en uitvoering van het beheerplan het uitgangspunt van haalbaar en betaalbaar geldt. De Vogel- en Habitatrichtlijn schrijft echter voor dat maatregelen die ecologisch noodzakelijk zijn om achteruitgang en verslechtering te voorkomen uitgevoerd dienen te worden. De ecologische noodzakelijkheid is dus leidend. De leden van de Partij voor de Dieren hechten er groot belang aan hier geen misverstanden over te laten bestaan en vragen een bevestiging van de regering op dit punt. Als de noodzakelijke ecologische maatregelen zijn gedefinieerd kan daarna gekeken worden welke budgetten daarvoor nodig zijn en hoe de doelen worden bereikt met zo min mogelijk nadelen voor burgers en economische sectoren. Opnieuw graag een bevestiging dat dit de uitvloeisels zijn van de door Nederland ondertekende Vogel- en Habitatrichtlijn. Wanneer de regering een andere uitleg aan de Vogel- en Habitatrichtlijn wil geven, willen de leden van de Partij voor de Dieren zien op welke jurisprudentie de regering zich daarbij baseert. Onderschrijft de regering dat de instandhoudingsdoelstellingen niet afhankelijk (mogen) zijn van budgetten die nu voorhanden zijn, maar dat het langetermijndoelstellingen zijn? Kan de regering uiteenzetten hoe vaak de Europese Commissie of het Europees Hof omwille van argumenten als haalbaar en betaalbaar een vertraagde of onvolledige uitvoering van Europese afspraken door Lidstaten heeft geaccepteerd? Wat bedoelt de regering, mede in het licht van de vorige vragen, concreet met âhaalbaar en betaalbaarâ? De Doggersbank en Klaverbank stonden in december 2009 al op de communautaire lijst, wat betekent dat ze daarvoor al in Europa zijn aangemeld. En dat betekent weer dat vanaf die tijd het principe van gemeenschapstrouw gold, wat in de woorden van de Raad van State betekent dat: âNederland zich dient te onthouden van activiteiten die het bereiken van het door de richtlijn voorgeschreven resultaat ernstig in gevaar kunnen brengenâ. Kan de regering aangeven wanneer de gebieden zijn aangemeld in Europa en op welke wijze hij invulling heeft gegeven aan het beginsel van loyale samenwerking? Zijn er activiteiten die vanaf die tijd niet meer plaats vinden of gewijzigd zijn? Heeft de regering al gebruik gemaakt van de aanschrijvingsbevoegdheid? Vinden er op dit moment bodemberoerende visserijactiviteiten plaats in de reeds aangemelde gebieden? Zo ja, heeft de regering zich ervan verzekerd dat deze bodemberoerende visserij geen significante effecten veroorzaakt in de beschermde gebieden? Kan de regering uiteenzetten op welke wijze zij dat dan heeft gedaan en op welke kennis zij zich daarbij heeft gebaseerd? Is het Friese Front al aangemeld in Europa en zo neen, waarom is dit nog niet gebeurd en wanneer gebeurt dit dan wel? Is de regering voornemens om nog meer gebieden aan te wijzen, zoals de Bruine Bank, Centrale Oestergronden, Borkumer stenen en de Zeeuwse Banken? Deze gebieden herbergen ook unieke soorten, zoals de langlevende noordkromp, alken, roodkeelduikers en de noorse stormvogel. Wanneer komt hier duidelijkheid over? En op basis van welke informatie wordt bepaald of de gebieden worden aangewezen? Kan de regering bevestigen dat uit de Vogel- en Habitatrichtlijn vloeit dat de aanwijzing van gebieden plaats moet vinden op grond van ecologische argumenten? Door de vele activiteiten die in de Noordzee plaatsvinden en de verschillende Europese en internationale afspraken inzake de bescherming van het mariene milieu, blijven de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren het onbegrijpelijk vinden dat de visserij wordt uitgezonderd van deze wetswijziging. Immers de gedachte achter het aanwijzen en beschermen van gebieden op zee is dat de visstanden en ecosystemen zich daar kunnen herstellen. Als daar echter keer op keer sleepnetten door gehaald worden is van herstel geen sprake. Wereldwijd heeft men gezien dat door gebieden te sluiten voor visserij de visstand toeneemt, ook in andere gebieden. Vissen blijven immers niet in het beschermde gebied, dus wanneer de visstand toeneemt, is dat in het gehele systeem te merken. Onderzoek van het LEI heeft aangetoond dat de visserij op de Doggersbank, Klaverbank en Friese Front gemiddeld slechts 2,6 % bijdraagt aan de totale toegevoegde waarde van de Nederlandse kottervisserij in de Noordzee. Tijdens de uitzending van Uitgesproken VARA op 13 juli 2011 heeft de staatssecretaris gezegd dat hij het âniet oneensâ is met het voorstel om 10-15 % van de Noordzee te sluiten voor visserij zodat de natuur zich kan ontwikkelen. Gezien de marginale bijdrage van deze gebieden lijkt het de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren niet meer dan logisch dan de visserij in deze gebieden te verbieden. Met de structurele overbevissing en overcapaciteit van de vloot alsmede de zorgelijke stand van de visbestanden is het van groot belang dat er structurele maatregelen worden genomen om de Noordzee en alles wat erin leeft te beschermen en te behouden voor toekomstige generaties. Verder herinneren de leden van fractie van de Partij voor de Dieren de regering aan het nieuwe Biodiversiteitsverdrag waar Nederland zich in Nagoya aan heeft gecommitteerd en waarin is afgesproken dat in 2020 tenminste 10 % van het zeeoppervlak wereldwijd beschermd dient te zijn. Nederland zal haar aandeel daarin moeten nemen. Is de regering inderdaad bereid om in lijn met zijn uitspraken in de media deze drie gebieden te sluiten voor de visserij? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo neen, hoe moeten uw eerdere uitspraken dan opgevat worden? Welke 10-15% van de Noordzee is de regering dan van plan te sluiten voor visserij? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden het nog steeds onbegrijpelijk dat het al dan niet toestaan van visserijactiviteiten in beschermde gebieden geregeld moet worden via het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en niet via de Natuurbeschermingswet. Onderschrijft de regering dat verslechtering in deze gebieden moet worden voorkomen? Zo ja, kan uitgelegd worden hoe lang een gemiddelde procedure duurt om via het GVB visserijafspraken te maken? Is het in het kader van het voorzorgsbeginsel en verplichtingen vanuit de Habitatrichtlijn niet noodzakelijk om direct visserijbeperkende maatregelen te kunnen nemen? Zo ja, is de regering bereid dit in Europa aan te kaarten en de visserijactiviteiten nu niet uit te zonderen in de voorgestelde wetswijziging? In de Nota naar aanleiding van het verslag wordt gesteld dat nog bezien moet worden in hoeverre het effect van (militaire) vliegoefeningen boven het Friese Front vergunningplichtig zijn onder de Natuurbeschermingswet. Is hier inmiddels al duidelijkheid over? Is het niet zo dat wanneer gebieden zijn aangemeld activiteiten met mogelijke significant gevolgen getoetst moeten worden? Klopt het dat alleen als er zekerheid is dat er geen significant effect optreed de activiteit zonder toetsing kan plaatsvinden? Betekent dit dat er nog steeds oefeningen plaatsvinden, waarvan het effect niet duidelijk is en dit dus een overtreding van Europese verplichtingen betekent? In de Nota naar aanleiding van het verslag wordt gesteld dat niet-visserij activiteiten nu ook al getoetst worden aan natuurwaarden. Zijn die natuurwaarden in dit geval overeenkomstig met de instandhoudingsdoelstellingen die gaan gelden in deze gebieden? Zo neen, wat houden deze natuurwaarden dan in? Betekent deze toets ook dat een vergunning alleen verleend mag worden als men zekerheid heeft dat er geen significante effecten optreden? Zo neen, worden deze activiteiten dan alsnog via deze formulering getoetst? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hopen, tot slot, op een spoedige afhandeling van dit wetsvoorstel, zodat de bescherming van onze Noordzee weer een stapje verder komt. We dringen dan ook aan op een spoedige beantwoording van dit verslag. II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS De voorzitter van de commissie, Van der Ham De adjunct-griffier van de commissie, Peen PAGE PAGE 10