[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Gemotiveerd advies (subsidiariteit) over de verordening teneinde te voorzien in gemeenschappelijke regels inzake de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden – COM(2011)560

Brief Kamer

Nummer: 2011D54592, datum: 2011-11-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2011Z22357:

Preview document (🔗 origineel)


	 



Aan de heer Jerzy Buzek,

Voorzitter van het Europees Parlement

B – 1047 Brussel

België







Plaats en datum	Den Haag,	  8 november 2011

Betreft	Gemotiveerd advies (subsidiariteit) over  de verordening
teneinde te voorzien in gemeenschappelijke regels inzake de tijdelijke
herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen in
uitzonderlijke omstandigheden – COM(2011)560



Ons kenmerk	2011Z22357/ 2011D54592 /49443.02U















Geachte heer Buzek,

De Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal hebben, overeenkomstig
de daarvoor vastgestelde procedure, het bovengenoemde voorstel getoetst
aan het beginsel van subsidiariteit. Daarmee is toepassing gegeven aan
artikel 5 EU-Verdrag en Protocol 2 bij het Verdrag van Lissabon
betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het
evenredigheidsbeginsel.

Met deze brief stellen wij u in kennis van het oordeel van de Eerste en
de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Gelijkluidende brieven zijn
gezonden aan de Europese Commissie, de Raad en de Nederlandse regering. 

De voorgenomen verordening stelt een machtsverschuiving voor van
lidstaten naar de Europese Commissie aangaande de herinvoering van
grenscontroles aan de binnengrenzen in uitzonderlijke situaties. 

In de huidige situatie kan een lidstaat volgens artikel 23 van de
Schengengrenscode (verordening 562/2006) in geval van een ernstige
bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid bij wijze
van uitzondering overeenkomstig de procedure van artikel 24, of, in
dringende gevallen, overeenkomstig de procedure van artikel 25,
gedurende een periode van ten hoogste 30 dagen dan wel voor de voorziene
duur van die bedreiging, indien deze langer is dan 30 dagen, opnieuw
grenstoezicht aan zijn binnengrenzen invoeren.

De nieuwe verordening stelt voor dat deze beslissing genomen zal worden
door de Europese Commissie na een verzoek van de lidstaat. In die
gevallen waar de omstandigheden vragen om het direct sluiten van de
binnengrens houdt de lidstaat de mogelijkheid dit zelf te beslissen voor
een periode van maximaal 5 dagen. Daarna kan alleen de Europese
Commissie besluiten de grenscontrole te verlengen.

De Europese Commissie kiest artikel 77, leden 1 en 2, van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie als rechtsbasis voor het
voorstel voor de Verordening. Dit voorstel betreft echter de controle
van de binnengrenzen, waarbij het bestaan van een ernstige bedreiging
van de openbare orde of van de binnenlandse veiligheid het criterium is
voor de herintroductie van de grenscontroles. Beide Kamers der
Staten-Generaal zijn van mening dat artikel 72 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is, waarin
staat dat deze titel [DE RUIMTE VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT] de
uitoefening van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de
handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse
veiligheid onverlet [laat].

Het Verdrag betreffende de Europese Unie (artikel 4 lid 2) geeft
daarnaast aan dat: 

De Unie […] de gelijkheid van de lidstaten voor de Verdragen
[eerbiedigt], alsmede hun nationale identiteit die besloten ligt in hun
politieke en constitutionele basisstructuren, waaronder die voor
regionaal en lokaal zelfbestuur. Zij eerbiedigt de essentiële
staatsfuncties, met name de verdediging van de territoriale integriteit
van de staat, de handhaving van de openbare orde en de bescherming van
de nationale veiligheid. Met name de nationale veiligheid blijft de
uitsluitende verantwoordelijkheid van elke lidstaat.

Bovendien geeft artikel 276 van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie aan, dat bij de uitoefening van zijn taken in verband
met de bepalingen in de hoofdstukken 4 en 5 van titel V van het derde
deel, betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht [...] het
Hof van Justitie van de Europese Unie niet bevoegd [is] om de geldigheid
of de evenredigheid na te gaan van operaties van de politie of van
andere instanties belast met wetshandhaving in een lidstaat, noch om
zich uit te spreken over de uitoefening van de verantwoordelijkheden van
de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de
bescherming van de binnenlandse veiligheid.

Gegeven bovenstaande artikelen hebben de Kamers subsidiariteitsbezwaren
ten aanzien van de verschuiving van de beslissingsbevoegdheid naar de
Europese Commissie. Deze competentie ligt volgens het Verdrag
betreffende de Werking van de Europese Unie duidelijk bij de lidstaten.
Bovendien hebben lidstaten reeds bestaande procedures om die controles
te verrichten en zijn zij beter in staat te beoordelen en te besluiten
over herintroductie van dergelijke controles. De nationale autoriteiten
kunnen immers het beste de specifieke lokale omstandigheden beoordelen.

Daarom strookt deze verordening (COM (2011)560) volgens beide Kamers
niet met het beginsel van subsidiariteit.

Hoogachtend,

G.J. de Graaf					Gerdi A. Verbeet

Voorzitter van de Eerste Kamer			Voorzitter van de Tweede Kamer 

der Staten-Generaal				der Staten-Generaal

  







Betreft	Subsidiariteitstoets netwerk voor waarschuwing en informatie
inzake kritieke infrastructuur (CIWIN), COM (2008)676.

Kenmerk	2011Z22357/ 2011D54592 /49443.02U



	Vervolg Brief

	Bladzijde	  PAGE  2 



 " ""