[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beantwoording vragen eerste termijn Begroting VWS 2012

Brief regering

Nummer: 2011D54893, datum: 2011-11-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2011Z22503:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

Bijgaand treft u aan de antwoorden op de vragen gesteld tijdens de
eerste termijn van het debat over de Begroting VWS 2012 op woensdag 9
november 2011.

Hoogachtend,

De Minister van Volksgezondheid, 					De Staatssecretaris van
Volksgezondheid, 

Welzijn en Sport,														Welzijn en Sport,

 

mw. drs. E.I. Schippers											mw. drs. M.L.L.E. Veldhuijzen van
Zanten-Hyllner

Bijlage bij brief DBO-3091385

Antwoord op de vraag van het kamerlid Van der Veen (PvdA) over het
compenseren van de overschrijdingen door de huisartsen

Meer inzicht in de realisatie kan tot aanpassingen leiden, of het nu
gaat om economische cijfers, de belastingen of de zorg. Het ligt echter
niet in de lijn der verwachting dat huisartsen een tariefsmaatregel
eerder als rechtvaardig zullen beschouwen wanneer de cijfers eerder
definitief zijn. Er wordt op dit moment echter wel hard gewerkt om de
aanlevering van financiële gegevens te verbeteren en deze sneller
beschikbaar te hebben. 

In de voorhangbrief Tariefkortingen eerste lijn van 10 juni 2011
(kenmerk CZ/FBI-3068069) is vermeld dat het mogelijk is dat de hoogte
van de overschrijding als gevolg van actualisatie van gegevens nog zal
wijzigen. Op basis van de geactualiseerde gegevens is -voor wat betreft
de huisartsenzorg- een lagere overschrijding te constateren. Op basis
van deze geactualiseerde gegevens wordt de tariefsmaatregel dan ook naar
beneden bijgesteld met € 20 miljoen. Door deze aanpassing wordt op een
rechtvaardige manier uitvoering gegeven aan hetgeen staat beschreven in
de voorhangbrief.  

Antwoord op de vraag van het kamerlid Van der Veen (PvdA) over de
besparingen in de care

Er is geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat de besparingen in
de care niet kunnen worden gerealiseerd.

Antwoord op de vragen van de kamerleden Van der Veen (PvdA) en Wolbert
(PvdA) over de wijkverpleegkundige

De wijkverpleegkundige speelt een belangrijke rol bij de samenwerking
tussen de verschillende zorg- en hulpverleners in de eerste lijn. Juist
omdat de wijkverpleegkundige raakvlakken heeft met zowel preventie, de
langdurige zorg, de curatieve zorg en de ondersteuning die wordt
geleverd vanuit de gemeente, is het ‘dossier’ wijkverpleegkundige
een gezamenlijke verantwoordelijkheid. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Van der Veen (PvdA) over de
geschatte meerkosten door de eigen bijdrage in de GGZ

Het aantal cliënten in de tweedelijns GGZ is de afgelopen jaren met
ongeveer 10% per jaar gestegen, terwijl het totale aantal mensen met een
psychische stoornis niet stijgt. Het is redelijk dat mensen die gebruik
maken van de GGZ daaraan financieel bijdragen. Door middel van de eigen
bijdrage wordt daarnaast gestimuleerd dat mensen een goede afweging
maken of ze echt zorg nodig hebben in de tweede lijn, of dat ze in de
eerste lijn beter terecht kunnen.

Daarnaast is de vormgeving van de eigen bijdrage voor behandeling in de
GGZ aanmerkelijk verzacht ten opzichte van de maatregelen in het
Regeerakkoord. In het Regeerakkoord was nog sprake van een eigen
bijdrage die kon oplopen tot € 425 per behandeling. Nu is de eigen
bijdrage gemaximeerd op € 200 per patiënt per jaar. Mensen die
onvrijwillig op basis van de wet BOPZ worden opgenomen of in een crisis
verkeren, of waarbij de aanleiding voor zorg ‘bemoeizorg’ is, worden
uitgesloten van de eigen bijdrage. Ook jeugd tot 18 jaar is uitgesloten
van het betalen van een eigen bijdrage. Daarnaast worden de effecten van
de eigen bijdrage zorgvuldig gemonitord.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Van der Veen (PvdA) over het voor
eigen rekening nemen van fysiotherapie

De verzekerde moet zelf afwegen of hij fysiotherapie die niet uit het
basispakket vergoed wordt voor eigen rekening neemt, of dat hij daarvoor
een aanvullende verzekering wil afsluiten. De ervaring van de afgelopen
jaren leert dat een groot deel van de volwassen bevolking een
aanvullende verzekering heeft met fysiotherapie. 

Stoppen omdat het te duur wordt is dan ook niet aan de orde.

Het is aan verzekeraars om te beslissen of zij fysiotherapie, waarvan de
werkzaamheid niet is aangetoond, in de aanvullende verzekering opnemen.
Dit geldt overigens ook voor de mogelijkheid om de eerste 20
behandelingen te herverzekeren. Zij maken voor de aanvullende
verzekeringen de afweging tussen welke vergoedingen zij bieden en de
gevolgen die dat heeft voor de premie. Dit met het oog op voldoende
draagvlak voor de aanvullende verzekeringen.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Wolbert (PvdA) over
arbeidsvoorwaarden voor laagstbetaalden in de zorg, de verplegenden en
verzorgenden

Er zijn twee aspecten in deze vraag waar op zal worden ingegaan:

dat de verplegenden en verzorgenden de laagstbetaalden in de zorg zijn;

dat de staatssecretaris van VWS over de arbeidsvoorwaardenvorming zou
gaan.

Ad 1. In de zorg werken niet alleen verplegenden, verzorgenden en
medisch specialisten. In de zorg tref je een breed palet aan functies
aan, waar ook een breed spectrum aan beloningen tegenover staat: van
FWG-schaal 5 t/m FWG-schaal 80 (FWG=functiewaardering gezondheidszorg).
Binnen dat spectrum zijn de verplegenden en verzorgenden niet de
laagstbetaalden maar de modalen.

Ad 2. In het regeerakkoord is expliciet neergelegd dat de
arbeidsvoorwaardenvorming in de zorg niet financieel beknot wordt. Daar
blijft dus een marktconforme ontwikkeling mogelijk. De
arbeidsvoorwaarden worden verder in de zorg, net als in de rest van de
privaatrechtelijke sectoren, in CAO-overleg ingevuld door sociale
partners, werkgeversorganisaties en vakbonden. Een CAO kan daarna alleen
van kracht worden wanneer de achterbannen van beide zijden hebben
ingestemd met het onderhandelaarsakkoord.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Wolbert (PvdA) over de topinkomens
in de zorg

Als staatssecretaris sta ik uiteraard achter het voorstel voor een 
normeringswet dat het kabinet begin dit jaar bij de Tweede Kamer heeft
ingediend (TK 32.600). Ik ondersteun de minister van BZK bij zijn
inbreng in de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel richting
Kamer. 

Verder draag ik, waar ik kan, uit dat bestuurders en toezichthouders in
de zorg een maatschappelijk verantwoord inkomen moeten afspreken.
Bovendien heb ik, ondermeer recentelijk in antwoord op schriftelijke
vragen uit de Kamer, een beroep gedaan op zittende bestuurders om hun
inkomen te heroverwegen in het licht van de huidige inzichten over
maatschappelijk verantwoord belonen.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Wolbert (PvdA) over het algemeen
verbindend verklaren van de CAO Thuiszorg

Het verzoek om de CAO Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg
algemeen verbindend te verklaren is op 21 september jl. door betrokken
partijen bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingediend.
Het verzoek is in behandeling genomen en zal volgens de geldende
procedure worden afgehandeld.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Venrooy-van Ark (VVD) over
innovaties in de zorg

Veel innovaties in de langdurige zorg worden niet gehinderd door
bureaucratische barrières en kunnen nu al worden toegepast. Via 'In
Voor Zorg!' is een kennisplatform ontwikkeld waarbij de innovaties in de
zorg verzameld worden en gratis en breed worden bekend gemaakt.

Daarnaast worden via het experiment regelarme instellingen
bureaucratische barrières in beeld gebracht. Het veld heeft 680
meldingen gedaan van regels die aangepakt kunnen worden. Met een zo
groot mogelijk aantal zorgaanbieders zullen afspraken worden gemaakt om
te experimenteren met minder regels. 

Naast het wegenomen van de bureaucratische barrières wordt met de
sector verkend hoe innovaties kunnen worden gestimuleerd.

Antwoord op de vragen van de kamerleden Venrooy-Van Ark (VVD) en
Gerbrands (PVV) over het overhevelen van alle AWBZ hulpmiddelen naar de
Zvw

In de brief “Hulpmiddelen beter geregeld” van 1 juni 2011 is het
voornemen om per 2013 het aantal loketten voor hulpmiddelen van drie
(AWBZ, Wmo en Zvw) naar twee (Zvw en Wmo) terug te brengen aan de Kamer
toegelicht. Daarin staan ook de argumenten om twee regelingen in stand
te houden.

De Kamer heeft kennis genomen van de brief en er heeft tot nu toe geen
debat over plaatsgevonden. Als er in de Kamer wensen leven om de
AWBZ-hulpmiddelen niet naar de WMO, maar naar de Zvw over te hevelen, is
er uiteraard de bereidheid om daarover met de Kamer een overleg te
voeren.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Venrooy-Van Ark (VVD) over het
aanspreekbaar zijn van zorgverzekeraars vanaf 2013 op de zorg voor hun
individuele verzekerden

Zoals aangegeven in de “Programmabrief langdurige zorg”
(Kamerstukken II, 2010/11, 30597, nr. 186) die op 1 juni 2011 naar uw
Kamer is gestuurd , is het uitgangspunt van het kabinet dat de
zorgverzekeraars de inkoop van zorg zelf ter hand nemen. Denkbaar is dat
zorgverzekeraars tijdelijk (gedeelten van) de AWBZ, binnen de
mededingingsrechtelijke kaders, op basis van het representatiemodel
zullen inkopen. Het wetsvoorstel dat de uitvoering van de AWBZ koppelt
aan de uitvoering van de Zvw door zorgverzekeraars, is aan de Raad van
State voorgelegd voor advies. Na ommekomst van het advies van de Raad
van State zal het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk worden aangeboden aan
de Tweede Kamer en kunnen worden behandeld. Het streven is erop gericht
dat dit begin 2012 kan plaatsvinden.

Antwoord op de vraag van de kamerleden Venrooy-Van Ark (VVD) en Van der
Staaij (SGP) over de efficiencykorting op de functie
cliëntondersteuning

Als staatssecretaris hecht ik net als de Kamer veel belang aan de
functie cliëntondersteuning. De begroting dwingt, gelet op de huidige
economische situatie, tot het maken van keuzes. Dit heeft ook geleid tot
mijn keuze om MEE hierin een bijdrage te laten leveren.

Door toekenning groeiruimte AWBZ en vergoeding voor loon- en
prijsontwikkeling bedraagt de feitelijke korting voor MEE in 2015
slechts 3% (€ 5,5 mln.) van het totale budget (€ 181 mln.). Deze
korting is naar onze mening te realiseren zonder aantasting van
kwaliteit en kwantiteit van de hulpverlening. 

In overzicht:

 	2012	2013	2014	2015	2016

Stand begroting 2011	181,1	181,1	181,1	181,1	181,1

Mutaties:	 	 	 	 	 

Aanvullende subsidiekorting 	 	-10,0	-10,0	-10,0	-10,0

Efficiencykorting MEE (1,5 % oplopend tot 6%) 	-3,0	-5,0	-8,0	-11,0
-11,0

Groeiruimte subsidies MEE-instellingen 2012-2015	4,1	8,5	13,1	15,5	15,5

De vergoeding voor de loon- en prijsontwikkeling	5,4	5,4	5,4	5,4	5,4

Totaal mutaties	6,5	-1,1	0,5	-0,1	-0,1

Stand begroting 2012	187,6	180,0	181,6	181,0	181,0



Naast de cliëntondersteuning door MEE heb ik uiteraard aandacht voor
een zachte landing van de decentralisaties van het Regeerakkoord.
Momenteel voert het Transitiebureau overleg met gemeenten en MEE over
hun rol bij de decentralisatie van de begeleiding. Zo zal bezien worden
of er sprake zal zijn van extra hulpvragen van cliënten waarvoor het
budget van het transitiebureau moet worden aangesproken.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Venrooy-Van Ark (VVD) over
tyltylscholen.

Een tyltylschool is een school voor speciaal onderwijs aan meervoudig,
dat wil zeggen zowel lichamelijk als verstandelijk gehandicapte
kinderen. Deze scholen vallen onder de wet- en regelgeving van het
ministerie van OCW zoals die geldt voor het speciaal onderwijs. Het kan
voorkomen dat een leerling in de klas meer zorg nodig heeft dan de
tyltylschool zelf kan bieden; in dat geval is er vanuit de
AWBZ-indicatie van de leerling aanvullende zorg tijdens onderwijs
mogelijk. In dat geval heeft de tyltylschool via deze leerling ook te
maken met de AWBZ-regelgeving. De vraag waar combinaties van wet- en
regelgeving tot problemen leiden is niet eenduidig te beantwoorden omdat
veel afhangt van de afspraken die de school maakt over de inzet van
aanvullende zorg met ouders en zorginstellingen. In het licht van het
bovenstaande zal in overleg met de collega’s van OCW worden bezien of
het maken van een dergelijk overzicht mogelijk en zinvol is.

Een medisch kinderdagverblijf is een instelling voor dagbehandeling van
jonge kinderen, veelal in de leeftijd van 2-7 jaar, met vermoedelijk een
normale begaafdheid maar wel met ernstige ontwikkelingsmoeilijkheden,
bijvoorbeeld ten gevolge van een lichamelijke ziekte of een ernstige
vroeggeboorte, of met zware gedragsproblemen. Het medisch
kinderdagverblijf combineert dagopvang, onderzoek en behandeling en
richt zich zowel op het kind als op de ouders. Wat wet- en regelgeving
betreft, kunnen medische kinderdagverblijven onderdeel zijn van de
provinciale jeugdzorg, de gemeentelijke Wmo en/of de AWBZ. Een medisch
kinderdagverblijf kan afspraken maken met een school voor speciaal
onderwijs in geval er daar kinderen, eenmaal leerplichtig, kunnen
instromen.

Het feit dat organisaties met meerdere wet- en regelgeving te maken
hebben, hoeft er op zich niet toe te leiden dat in de praktijk kinderen
tussen wal en schip vallen. Voor zover op dat punt samenwerking tussen
instellingen te kort schiet, kan het nieuwe stelsel voor jeugdzorg ertoe
bijdragen deze problemen te verminderen.

Antwoord op de vraag van het kamer Venrooy-Van Ark (VVD) over de
werkwijzen en organisatie van de complexe zorg.

Zoals beschreven in de brief van 31 oktober jl. is het beleid inzake de
extreme zorgzwaarte gericht op korte en lange termijn. De lange termijn
is de “denktank complexe zorg”, die begin 2012 met een
tussenrapportage gaat komen. Daarin worden nadrukkelijk de werkwijzen en
organisatie van de complexe zorg beschouwd. Aan de hand van deze
rapportage zal de staatssecretaris zich hierop beraden. Een belangrijke
vraag is bijvoorbeeld of de huidige spreiding/concentratie van complexe
zorg gewenst is.

Op de korte termijn zal het CCE worden gevraagd bij de aanvragen voor
toeslagen nauwkeurig te letten op de resultaten die geboekt worden met
de ingezette middelen. Is de cliënt beter af? Zijn de
ontwikkelingsdoelen gehaald? Is de werkwijze evidence-based? Hoe is de
organisatie van de instelling als het gaat om complexe zorglevering: is
er genoeg expertise en ervaring bij de instelling? 

Door deze vragen te stellen en ook de discussies te laten voeren, wil ik
ook het lerend vermogen van het veld stimuleren. Er zal worden
bewerkstelligd dat de ingezette middelen effectief zijn en bijdragen aan
de kwaliteit van leven van de cliënt.  

Voor het eind van het jaar zal de IGZ een rapport uitbrengen over
cliënten die in een vergelijkbare situatie zitten als deze jongen.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Venrooy-Van Ark (VVD) over de
vragen die bij gemeenten leven over de toegenomen aantallen indicaties
in 2010.

Ja, de vragen die hierover bij gemeenten leven zijn bekend. Dit is
onderwerp geweest van bestuurlijk overleg met de VNG. Momenteel worden
samen met de VNG de financiële afspraken uit de bestuursafspraken
technisch verder uitgewerkt. In februari 2012 is er meer duidelijkheid
over het over te hevelen bedrag. In de meicirculaire 2012 van het
gemeentefonds wordt aan gemeenten duidelijkheid gegeven over het budget
per gemeente. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Venrooy-Van Ark (VVD) over het
betrekken van alle  relevante ministeries en veldpartijen bij het
gemeenschappelijke plan t.b.v. de cliëntondersteuning.

Ja, het is inderdaad van belang om te komen tot een plan voor een meer
integrale cliëntondersteuning en dus zullen de daarbij relevante
ministeries en veldpartijen worden betrokken bij het opstellen daarvan.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Venrooy-Van Ark (VVD) het voeren
van gemeenten van zelfstandige inkomenspolitiek

De Wmo gaat in artikel 4 lid 2 uit van de gedachte, dat bij het bepalen
van de voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning een gemeente,
conform het compensatiebeginsel, rekening houdt met de
persoonskenmerken, de behoefte en de capaciteit van de aanvrager om uit
het oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien. De gemeente kan
vervolgens bepalen of aan betrokkene voor de voorziening een eigen
bijdrage wordt gevraagd. 

De Wmo gaat uit van een individuele toetsing per cliënt en staat niet
toe dat gemeenten in hun verordening een inkomensgrens instellen,
waarboven geen aanspraak op een voorziening gemaakt kan worden. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Venrooy-Van Ark (VVD) over het
meewegen van de kwetsbaarheid van slachtoffers in het opleggen van de
straf.

Bij de uitvoering van het actieplan ‘Ouderen in veilige handen’
wordt nauw samengewerkt met het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Daarbij is ook de kwetsbare positie van het slachtoffer aan de orde
gekomen. Deze kwetsbare positie is een omstandigheid die in het concrete
geval door het openbare ministerie en de rechter – binnen de
wettelijke strafmaxima voor de misdrijven waar lid Venrooy van Ark (VVD)
op doelde – wordt meegewogen. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Venrooy-Van Ark (VVD) over het 
terugdringen van onvrijwillige zorg bij mensen met dementie of een
verstandelijke beperking.

Het instellen van de Denktank is slechts één van de maatregelen om
onvrijwillige zorg bij mensen met dementie of een verstandelijke
beperking tot een minimum te beperken. Ons beleid hieromtrent is
gebaseerd op drie pijlers: aanscherpen van wetgeving (via het
wetsvoorstel zorg en dwang), verbeteren van het toezicht (niet alleen
repressief maar ook stimulerend) en cultuurverandering. Die
cultuurverandering krijgt o.a. gestalte via ‘Zorg voor beter-
trajecten’ als  “Maatregelen op Maat’ en “Ban de Band”. Aan
die trajecten hebben vele tientallen instellingen meegedaan, wat er toe
heeft geleid dat professionals zich (meer) bewust worden van de
problematiek en dat aantal en intensiteit van de vrijheidsbeperkingen
zijn afgenomen; 30 % minder vrijheidsbeperkingen bij de aan deze
trajecten deelnemende instellingen. Nog niet alle instellingen hebben
deze lessen uit het Zorg voor beter traject al ingevoerd in hun
organisatie en dat leidt soms tot verschillen tussen instellingen bij
het toepassen van onvrijwillige zorg. We zullen instellingen blijven
wijzen op hun verantwoordelijkheid om verbetermogelijkheden ook te
implementeren in hun organisatie en we zullen hen daarbij ook blijven
ondersteunen via Zorg voor beter.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Mulder (VVD) over het breed
toegankelijk maken van de resultaten  van de onderzoeken van
zorguitgaven door het Centraal Planbureau en de Sociaal Economische
Raad.

Wij vinden het met de heer Mulder van belang dat meer bekend wordt wat
de zorg kost en zullen de SER en het CPB vragen om de stukken
toegankelijk en voor iedereen leesbaar te presenteren. Begin volgend
jaar komt er een in toegankelijk Nederlands geschreven document over de
houdbaarheid van de gezondheidszorg.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Mulder (VVD) over rechten en
tegenprestaties in de zorg.

Ook in de zorg horen bij rechten voor cliënten plichten of
verantwoordelijkheden. Bij het recht op goede zorg, dat wij een cruciaal
recht voor cliënten vinden, hoort dat cliënten de zorgverlener naar
beste weten informatie geven en meewerken. In het voorstel voor de Wet
cliëntenrechten zorg is dat ook zo geregeld. Het betalen van een premie
geeft geen recht op alle mogelijke zorg en onverantwoord gedrag. Gepast
gebruik van zorg is ook een plicht! Zinnig en zuinig. 

Verzekeraars en aanbieders hebben een rol om cliënten te informeren,
maar cliënten blijven zelf verantwoordelijk. Cliënten en bezoekers van
zorginstellingen en zorgverleners dienen zich aan de gangbare
omgangsvormen te houden. In het uiterste geval kan de zorgrelatie
beëindigd worden en kunnen bezoekers worden geweerd en kan schade
worden verhaald. In tweezijdige algemene voorwaarden maken organisaties
van cliënten en zorgaanbieders gezamenlijk afspraken over rechten en
plichten, bijvoorbeeld over het no show tarief. Bij de invoering van de
Wet cliëntenrechten zorg zal ook aandacht worden besteed aan de
verantwoordelijkheden van cliënten.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Mulder (VVD) over de mogelijkheid
om de behandelrelatie bij herhaaldelijke agressie tegen zorgverleners
stop te zetten en zorgverleners op deze mogelijkheid wijzen, onder
andere door opname hiervan in het actieplan agressie in de zorg. 

Geweld tegen zorgverleners is ontoelaatbaar. Zorgverleners verdienen
extra bescherming en steun om ervoor te zorgen dat zij hun belangrijke
werk voor onze samenleving ongehinderd kunnen uitvoeren. Om die reden
komt er een actieplan agressie in de zorg. Momenteel wordt daaraan de
laatste hand gelegd met sociale partners in de zorg en het programma
Veilige Publieke Taak (VPT) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. Als onderdeel van het actieplan wordt, in
samenwerking met het programma VPT, een handreiking voor de zorg
ontwikkeld. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de mogelijkheden om
de dienstverlening te staken als gevolg van herhaaldelijk agressief
gedrag van de cliënt.

Daarnaast is in de Wet cliëntenrechten zorg de mogelijkheid opgenomen
voor de 

zorgaanbieder om de zorgrelatie te beëindigen bij bepaalde
omstandigheden. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Mulder (VVD) over no-show tarief. 

Het no-show-tarief voor de ziekenhuiszorg wordt niet meer door de
overheid gereguleerd. Het staat de zorgaanbieders dus vrij om zelf te
bepalen of er een no-show-tarief is en wat de hoogte daarvan is en is
daarmee dus uitdrukkelijk een zaak tussen aanbieder en cliënt.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Mulder (VVD) over het uit het
basispakket halen van alle preventieve maatregelen gericht op leefstijl.

In de recent verschenen nota “Gezondheid dichtbij”, staat letterlijk
geschreven dat als het om leefstijl gaat de overheid mensen een eigen
verantwoordelijkheid hebben.

De zorg kan daarbij helpen, sterker nog, het is gewenst is dat er binnen
de zorg niet alleen aandacht voor behandeling van ziekten is maar ook
voor preventie. (p32)

Het is dus gewenst dat als zorgverleners iemand in de spreekkamer
krijgen die een duidelijk hoog gezondheidsrisico loopt, mede als gevolg
van een ongezonde leefstijl, de betrokkene op de gevolgen van die
leefstijl wijst en een aanzet kan geven om de patiënt de kennis te
geven hoe zijn levensstijl te veranderen is. Het is belangrijk dat
mensen die door hun slechte levensstijl evidente gezondheidsrisico’s
lopen daar de kennis over krijgen en suggesties hoe deze levensstijl te
veranderen. Het is uiteraard aan de betrokkene zelf om hier wel of geen
gebruik van te maken. 

De Zvw dekt het risico van de behoefte aan zorg. Van die behoefte kan
ook sprake zijn als men nog niet ziek is maar een hoog risico heeft ziek
te worden. Men heeft dus recht op Zvw verzekerde preventieve zorg als er
sprake is van een persoonlijke indicatie van een hoog gezondheidsrisico.
Aanvullend criterium dat aan de preventieve zorg wordt gesteld is dat
deze conform de stand van wetenschap en praktijk is. (onderwerp van
NHG/CBO richtlijnen).

Als de Zvw spreekt over zorg zoals huisartsen, etc plegen te bieden,
betekent dat, dat het tot de normale zorgverlening van de genoemde
beroepsgroep behoort en dus verantwoorde zorg is. Het betekent niet dat
alleen de huisarts etc die zorg mag verlenen. De aanspraken in de Zvw
zijn functioneel omschreven. Dat betekent dat ook anderen dan de
huisarts etc dezelfde zorg kunnen bieden.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Mulder (VVD) over het tegengaan
van claimend gedrag.

De zorgverzekeraar vergoedt in de praktijk een second opinion. 

Een verzekerde heeft alleen aanspraak op zorg die is opgenomen in het
basispakket voor zover hij daarop naar aard en inhoud redelijkerwijs is
aangewezen. Dit geldt ook voor een second opinion of andere redenen voor
onderzoek en diagnosestelling door medisch-specialisten. Met de VVD is
de minister de mening toegedaan dat onnodige zorg moet worden voorkomen
en niet ten laste van de basisverzekering moet komen. Een third opinion
behoeft, behoudens in zeer uitzonderlijke situaties, ook niet vergoed te
worden. De zorgverzekeraar kan daarop handhaven. 

Antwoord op de vraag van de kamerleden Mulder (VVD) en Dijkstra (D66)
over het verplichten van houders van een naturapolis naar
gecontracteerde aanbieders te gaan.

Artikel 13 Zvw regelt dat de verzekerde recht heeft op een vergoeding,
als hij, als houder van een naturapolis, toch naar een
niet-gecontracteerde aanbieder gaat.

Het VVD-voorstel om houders van een naturapolis te verplichten naar
gecontracteerde aanbieders te gaan zou impliceren dat artikel 13
geschrapt zou worden.

Voor zorg in Nederland zou dat kunnen. Echter, op grond van Europees
recht moet wel een vergoeding geregeld zijn voor in het buitenland (EU)
genoten zorg. Dat is onder de nieuwe patiëntenrichtlijn verruimd. 

Wij begrijpen de achterliggende gedachte van de heer Mulder, namelijk
dat daardoor ook echt alleen gecontracteerde zorg wordt geleverd met een
naturapolis en daarmee de selectieve zorginkoop nog meer betekenis gaat
krijgen.

Het voorstel zal nader worden bestudeerd en de Kamer zal daarover
bericht ontvangen. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Mulder (VVD) over het uit het
basispakket halen van voorspelbare uitgaven.

Vorig jaar is tijdens de begrotingsbehandeling de motie Agema c.s. 
aangenomen (TK 32500 nr. 53), waardoor de rollator in het basispakket is
gebleven.  Hiermee heeft de Tweede Kamer helder gemaakt dat de rollator
onderdeel is en moet blijven van het basispakket. Het voornemen is dus
niet voorstellen terzake te doen. Voor de langere termijn zijn dit
suggesties die meegenomen kunnen worden in de afwegingen om de zorg voor
de langere termijn betaalbaar te houden.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Mulder (VVD) over de effectiviteit
van medische behandelingen.

Op 20 juni hebben College voor Zorgverzekeringen, KNMG, NPCF, DBC
Onderhoud, Regieraad, NZa, ZONMW en Zorgverzekeraars Nederland een
convenant gesloten gericht op het terugdringen van ongepast gebruik van
medische behandelingen. Deze partijen hebben 14 concrete gevallen
geïdentificeerd waar gepaster gebruik van zorg mogelijk is.

Het op te richten kwaliteitsinstituut zal daarnaast in overleg met
beroepsgroepen onderwerpen oppakken waarbij de bewezen meerwaarde van
behandeling ter discussie staat. Hierbij zal het kwaliteitsinstituut
vooral een aanjagende rol vervullen. 

Verder lopen er de onderzoeksprogramma’s van ZONMW waarbinnen de
beroepsgroepen zelf specifieke vragen rond effectiviteit van
behandelingen kunnen onderzoeken. De afgelopen jaren is veel werk verzet
om meer zorg van bewezen waarde te leveren.

Ook het CVZ beoordeelt systematisch het basispakket op wetenschappelijk
aangetoonde effectiviteit van de behandeling.

Bij al deze onderwerpen is er sprake van intensieve betrokkenheid van
bestuursorganen en beroepsgroepen om de gestelde doelen – conform de
suggesties van de heer Mulder - te realiseren. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Mulder (VVD) over EPD.

Het is te betreuren dat er op dit moment onvoldoende financiële steun
blijkt te zijn voor een private doorstart van het LSP. Het gebruik van
het LSP biedt belangrijke waarborgen ten aanzien van privacy en
beveiliging van de gegevensuitwisseling. Deze waarborgen zijn een
voorwaarde voor kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid. 

Tegelijkertijd heeft de Eerste Kamer de regering met de motie Tan
verzocht alles te doen wat in haar vermogen ligt om verdere
beleidsinhoudelijke, financiële en organisatorische medewerking aan de
ontwikkeling van het Landelijk Schakelpunt te beëindigen. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Leijten (SP) over de tariefkorting
op de huisartsenzorg.

Goede begeleiding van oudere patiënten is een belangrijke taak van
zowel huisartsen als specialisten ouderengeneeskunde, zowel nu als in de
toekomst. Juist bij deze zorg is de samenwerking tussen verschillende
zorgverleners zoals de eerstelijn, de thuiszorg, specialisten
ouderengeneeskunde van belang. Hierbij is taakherschikking noodzakelijk
en kan bijvoorbeeld de consultatie van de specialist ouderengeneeskunde
de huisartsenexpertise aanzienlijk verstevigen. 

Op de betreffende brief aan de staatssecretaris is namens de minister op
25 oktober een antwoord verstuurd. In de beantwoording van deze brief is
aangegeven dat de tariefkorting niet als een “afstraffing” van de
inzet van de huisartsen gezien moet worden, maar als een maatregel om
het zorgstelsel financieel houdbaar te houden. In het budgettair kader
voor de huisartsen blijft echter nog voldoende ruimte over om te
investeren in de zorg.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Leijten (SP) over de bezuiniging
op huisartsenzorg.

De tariefsmaatregel is gebaseerd op de structurele overschrijding van
het huisartsenkader in 2009 en 2010, een overschrijding van het kader
voor geïntegreerde eerstelijnszorg in 2010 en het niet realiseren van
de taakstelling op doelmatig voorschrijven. Op basis van de
geactualiseerde cijfers van het College voor zorgverzekeringen is uw
Kamer onlangs gemeld dat de overschrijding naar beneden is bijgesteld.
Hierdoor zal de tariefsmaatregel worden verlaagd van  

€ 132 miljoen naar € 112 miljoen.

In het budgettair kader voor de huisartsenzorg blijft echter nog
voldoende ruimte over om te investeren in de zorg, mede omdat er de
afgelopen jaren extra budget ter beschikking is gesteld voor de
uitbreiding van de praktijkondersteuning. Ook het aantal huisartsen is
gegroeid en er is geld beschikbaar voor de uitbreiding van het aantal
huisartsen in opleiding. Ook is te constateren dat het aantal
opleidingsplaatsen van praktijkondersteuners van doktersassistenten
afgelopen jaren een stijgende lijn kent. 

Antwoord op de vragen van het kamerlid Leijten (SP) over de verkleining
van het basispakket.

De pakketverkleiningen betreffen zorg die naar de mening van het kabinet
voor eigen verantwoordelijkheid van de burgers zelf kan komen. Ook gaat
het bij langdurige fysiotherapie om zorg waarvan de effectiviteit niet
bewezen is voor de aandoeningen die van de chronische lijst zijn
geschrapt.

Het gaat om een relatief beperkt deel van het pakket en om relatief
beperkte  kosten. Daarom wordt de stelling van mevrouw Leijten niet
gedeeld.

De verzekerden moeten goed afwegen of zij de zorg die niet meer uit de
zorgverzekering vergoed wordt, voor eigen rekening nemen of dat zij
daarvoor een aanvullende verzekering willen sluiten. Het is goed als
mensen daar bij stil staan. Of zij zich aanvullend verzekeren is aan
hen. 

In het algemeen verzekeren Nederlanders zich uitgebreid, ook via een
aanvullende verzekering. Verzekerden zijn er op gewezen dat zij er
verstandig aan doen goed na te gaan welk risico zij zelf voor eigen
rekening kunnen nemen. Mensen worden tevens geadviseerd om goed te
vergelijken tussen de verschillende verzekeraars op inhoud en op prijs.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Leijten (SP) over de noodzaak van
het eigen risico.

Ja, een verplicht eigen risico is echt nodig. Het gaat hier niet om een
belasting op ziek zijn, het eigen risico is een instrument om de
collectief betaalde zorg beheersbaar te houden en het kostenbewustzijn
van de burger te vergroten. Voor chronisch zieken en gehandicapten is er
een compensatieregeling eigen risico. 

het schrappen van preventieve maatregelen tegen obesitas en aan roken
gerelateerde gezondheidsproblemen uit het basispakket. 

In de nota Gezondheid dichtbij is geschreven dat gezondheid weliswaar
iets van mensen zelf is maar dat de zorg daarbij kan helpen, sterker
nog, dat het gewenst is dat er binnen de zorg niet alleen aandacht voor
behandeling van ziekten is maar ook voor het behandelen van de
gezondheid en preventie. (p32)

Wij achten het gewenst dat als zorgverleners iemand in de spreekkamer
krijgen die een duidelijk hoog gezondheidsrisico loopt, mede als gevolg
van een ongezonde leefstijl, zij de betrokkene wijzen op de gevolgen van
die leefstijl en advisering en begeleiding aanbieden om in die leefstijl
verandering aan te brengen. Het is uiteraard aan de betrokkene zelf om
hier wel of geen gebruik van te maken. In veel gevallen is de concrete
zorgvraag  het vertrekpunt (“dokter help mij af te vallen/van het
roken af te komen” etc.)

Dat betekent niet dat van mensen geen enkele bijdrage en inzet mag
worden verwacht. Begeleiding bij stoppen met roken blijft verzekerde
zorg, maar eventuele medicatie bij stoppen met roken moet men zelf
betalen. Die kosten verdienen mensen overigens snel terug doordat zij
niet meer roken.

De algemene advisering over en begeleiding bij voeding en eetgewoonten
zoals huisartsen, medisch specialisten en verloskundigen die plegen te
bieden blijft verzekerde zorg. Ook de meer specialistische
dieetadvisering door de diëtist blijft verzekerd als die wordt gegeven
in het kader van ketenzorg ten behoeve van diabetes of cardiovasculair
risico. Wanneer iemand in andere gevallen dieetadvies wil, is hij
daarvoor bij de diëtist aan het juiste adres. Dit advies valt echter
niet binnen het basispakket. Ook hier wordt dus een eigen bijdrage en
inzet verwacht. 

Door de forse inzet op sport en bewegen in de buurt, zoals verwoord in
de Landelijke nota en Beleidsbrief Sport ‘Sport en Bewegen in
Olympisch Perspectief’, wil de minister mensen ondersteunen om
letterlijk en figuurlijk in beweging te komen voor een gezonde
leefstijl. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Leijten (SP) over de behandeling
van HIV.

HIV zorg wordt net als andere vormen van ziekenhuiszorg gefinancierd via
DBC-zorgproducten. In de huidige situatie valt HIV zorg onder de WBMV.
In 2012 is dat ook nog het geval. In 2013 vervalt vanwege de invoering
van prestatiebekostiging en het verdwijnen van het FB de aan de WBMV
gelieerde bekostigingsparameter voor deze HIV zorg. In overleg met de
sector wordt bezien hoe in deze nieuwe situatie vanaf 2013 de kwaliteit
van deze zorg het beste geborgd kan worden, onder andere via investering
in kwaliteitssystemen. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Leijten (SP) over de inhuur van
externen.

Het ministerie van VWS heeft in 2010 voor € 5,9 miljoen aan
advieswerkzaamheden besteed. Dit beslaat organisatie- en formatieadvies
en beleidsadvies. De totale uitgaven aan inhuur van externen in 2010 was
€ 64 miljoen.

Over 2011 verwacht het departement een substantiële reductie in de
inhuur van externen te hebben gerealiseerd in de orde van € 20
miljoen. De minister wil die dalende lijn ook doorzetten in de komende
jaren.

VWS heeft geen inzicht in de uitgaven van zorginstellingen aan externen
en adviesbureaus. Dat is de eigen verantwoordelijkheid van partijen in
de zorg.

Antwoord op de vragen van het kamerlid Leijten (SP) over
zorgverzekeraars.

Over reserves bij de zorgverzekeraars:

De zorgverzekeraars hebben ondermeer geld op de plank omdat ze moeten
voldoen aan solvabiliteitseisen. Zeker wanneer we zorgverzekeraars meer
risico laten dragen, zal dat uitwerken in hogere solvabiliteitseisen.
Dit is geld dat is gereserveerd om –indien de verzekeraar in de
problemen komt- toch de zorg voor verzekerden te kunnen betalen.

Over  de topinkomens bij de bestuurders van de zorgverzekeraars:

Het beleid ten aanzien van de inkomens van bestuurders van
zorgverzekeraars heeft het kabinet in het voorstel voor een
normeringswet neergelegd (TK 32.600). Dat wetsvoorstel bespreekt de
Kamer op dit moment met de indiener, de minister van BZK.

Over het invoeren van een zorgverzekeraarsbelasting:

Belastingheffing zit niet in de VWS-portefeuille. Maar als wij naar uw
fiscale voorstel kijken dan lijkt dat niet uitvoerbaar. Zo’n
specifieke belasting kan op zorgvuldigheidsgronden niet worden opgelegd.
Ook gaat de begrotingsdiscipline uit van een scheiding van inkomsten en
uitgaven. En tot slot zou het afromen de solvabiliteit van de
verzekeraars in gevaar kunnen brengen. 

De zorgverzekeraars hebben ondermeer geld op de plank omdat ze moeten
voldoen aan solvabiliteitseisen. Zeker wanneer we zorgverzekeraars meer
risico laten dragen, zal dat uitwerken in hogere solvabiliteitseisen.

Het beleid ten aanzien van de inkomens van bestuurders van
zorgverzekeraars heeft het kabinet in het voorstel voor een
normeringswet neergelegd (TK 32.600). Dat wetsvoorstel bespreekt de
Kamer op dit moment met de indiener, de minister van BZK.

Antwoord op de vragen van de kamerleden Leijten (SP) en Gerbrands (PVV)
over het hergebruiken van hulpmiddelen en verspilling van medicijnen.

Zorg moet zo  zinnig en zuinig mogelijk zijn. Daar hoort bij dat
verspilling zoveel mogelijk wordt tegengaan. Dat is primair een taak
voor zorgverzekeraars, gemeenten en zorgaanbieders binnen het stelsel. 
De minister vindt het geweldig dat er zo goed is meegedacht met de
mogelijkheden om het beter te doen.

Medische hulpmiddelen worden op grond van de AWBZ, Wmo of Zvw doorgaans
in eigendom of in bruikleen verstrekt. De zorgverzekeraar of gemeente
kiest voor een verstrekking in bruikleen als het hergebruik van een
hulpmiddel economisch rendabel is. Zo zal een rolstoel (Wmo) of
infuuspomp (Zvw) meestal herverstrekt kunnen worden.  Als de
herverstrekkingskosten, zoals de kosten voor transport, opslag en
onderhoud, groter zijn dan de nieuwwaarde,worden hulpmiddelen (zoals
rollators)  meestal in eigendom verstrekt. Zorgverzekeraars en gemeenten
hebben in beginsel afspraken over hulpmiddelen als verzekerden van
zorgverzekeraar wisselen of verhuizen. Mogelijk kunnen die afspraken en
de uitvoering ervan nog wel een tandje beter. Beide zullen door de
minister actief onder de aandacht van de zorgverzekeraars en de
gemeenten worden gebracht. 

Wat geneesmiddelen betreft biedt de voortschrijdende techniek nieuwe
mogelijkheden tot verzegelen en een verantwoorde heruitgifte. De
gedachte dat zorgverzekeraars, patiëntenverenigingen en apothekers
samen kijken welke geneesmiddelen zich hiervoor lenen, wordt door de
minister ondersteund. Het gaat namelijk wel om dure technieken. De
introductie van vrije tarieven biedt in principe de mogelijkheid dat
apotheekhoudenden en zorgverzekeraars hierover goede afspraken kunnen
maken.  Overigens ontslaat dit artsen niet van de verplichting om
doelmatig en afgemeten hoeveelheden voor te schrijven. Dit punt zal bij
de verschillende partijen onder de aandacht worden gebracht.

Antwoord op de vraag van het kamerlid  Leijten (SP) over het niet dubbel
mogen declareren van een ziekenhuisbed.

In de regels van het functioneel budget (FB) voor ziekenhuizen is
vastgelegd op welke wijze de verschillende parameters, zoals
verpleegdagen, in rekening gebracht mogen worden. Een verpleegdag is een
in rekening te brengen kalenderdag, die deel uitmaakt van de periode
vanaf de opname tot en met ontslag, waarbij de opname, mits deze heeft
plaatsgevonden vóór 20.00 uur, en de dag van ontslag beide aangemerkt
worden als een in rekening te brengen kalenderdag. Het kan dus inderdaad
voorkomen dat een bed op dezelfde dag door twee patiënten wordt bezet
en tweemaal in rekening kan worden gebracht. Bij het bepalen van de
hoogte van de FB (parameter) vergoedingen is overigens rekening gehouden
met dergelijke situaties. De invoering van prestatiebekostiging en
daarmee de afschaffing van het FB maakt automatisch een einde aan deze
mogelijkheid.

Antwoord op de vraag van het kamerlid  Leijten (SP) over bestuurders,
bewoners en personeel van zorginstellingen.

De bestuurder van een zorginstelling is er voor de zorg en de bewoner.
En gelukkig zetten de meeste bestuurders zich ook in om hun werk zo goed
mogelijk te doen. 

Het voorstel voor de Wet cliëntenrechten zorg versterkt de positie van
de cliënt in deze dialoog. Zowel in zijn individuele relatie als in
collectieve zin: de cliëntenraad krijgt meer invloed op de kwaliteit en
cliëntgerichtheid van de zorg en aspecten die het dagelijks leven
raken. Tegelijkertijd is het bestuur eindverantwoordelijk voor de
kwaliteit en moet de zorgverlener goede zorg leveren aan de cliënt.

Met het wetsvoorstel  Beginselenwet AWBZ-zorg, dat u op korte termijn
kunt verwachten, krijgt de dialoog tussen de individuele cliënt en de
zorgverlener - resulterend in het zorgplan - een wettelijke basis
waardoor het voor cliënten makkelijker wordt om afspraken te maken en
naleving hiervan af te dwingen.

Vraag van het kamerlid Leijten (SP) over onterechte rekeningen aan
bewoners van instellingen.

Wij vinden het van belang dat er wordt opgetreden bij onterechte
betalingen. Er wordt nu tegen opgetreden, de instellingen die
overtredingen begaan worden aangepakt. De NZa heeft een meldpunt
ingesteld. Bij geconstateerde overtredingen handhaaft de NZa en maakt de
naam van de overtredende instelling bekend. De motie van de SP verzoekt
de regering de NZa te verplichten toe te zien op de terugbetaling van
onterechte rekeningen door instellingen. Er is geen wettelijke
bevoegdheid voor de NZa om handhavend op te treden tegen het niet terug
betalen. De NZa wijst in de (voorgenomen)aanwijzingen de aanbieder wel
op de wettelijk verplichting op basis van het burgerlijk wetboek om
terug te betalen.

Als de aanbieder niet terugbetaalt, heeft de cliënt het recht een
klacht in te dienen bij de instelling of, nadat de instelling in verzuim
is, een rechtszaak te starten. Hierbij kan de cliëntondersteuning
krijgen bij het LOC, zorgkantoren en het Juridisch Steunpunt.  

Wij willen graag met het LOC afspreken hoe wij cliënten en
cliëntenraden hierop kunnen attenderen en zo nodig helpen.

Vraag van het kamerlid Leijten (SP) over de zorgroutes.

De rode draad in het beleid van de staatssecretaris is om de stem van de
cliënt en de zorgmedewerker een prominente plaats te geven in de zorg. 

In de brief over het experiment regelarme instellingen is ingegaan op de
motie van mw. Leijten over de afschaffing van de minutenregistratie
zowel intra- als extramuraal. Aangegeven is dat tijdregistratie
extramuraal samenhangt met de berekening van de eigen bijdrage van de
cliënt. Ook is aangegeven dat er intramuraal geen plicht is tot
tijdregistratie, en dat de zorgroutes zoals deze gebruikelijk zijn bij
sommige zorgaanbieders, de keuze van de zorgaanbieders zelf zijn. Deze
zorgaanbieders kiezen daarvoor zodat duidelijkheid over de werkverdeling
ontstaat. Intramurale tijdregistratie afschaffen zou een wettelijk
verbod vergen. De staatssecretaris niet bereid tot een dusdanige ingreep
in de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders voor de organisatie van
goede zorg.  En, zoals ik in de brief over het experiment regelarme
instellingen is aangegeven, voert de staatssecretaris de motie uit door
aan te geven dat er door de overheid geen plicht is opgelegd aan de
intramurale zorg tot tijdregistratie.

Overigens worden voorbeelden van hoe de organisatie van de zorg met zo
min mogelijk administratieve lasten reeds in beeld gebracht en verspreid
(www.werkenmetZZPs.nl).

Vraag van het kamerlid Leijten (SP) over de AWBZ-premie.

De AWBZ-premie maakt deel uit van het fiscale stelsel. Daarin bestaat er
een bruto AWBZ-premie (12,15% van het belastbaar inkomen in de eerste 
en tweede schijf). Deze bedraagt maximaal ongeveer € 330  in de maand
per persoon (voor een persoon met een modaal of hoger inkomen). In het
fiscaal stelsel bestaan er ook heffingskortingen. Die kortingen worden
in mindering gebracht op de totale af te dragen belastingen en premies
in de eerste en tweede schijf. Het bedrag dat feitelijk wordt betaald
aan AWBZ-premie is dan ook lager dan € 330 per maand.

Deze lagere bedragen zijn ook gemeld in het vorige week verstuurde
antwoord op de schriftelijke vragen (524 tot en met 530). 

Blijkens die antwoorden betaalt een tweepersoonshuishouden tussen de €
640 en € 4800 per jaar aan AWBZ-premie, ofwel tussen de € 50  en €
400 per maand voor twee personen.  

Bij het beoordelen van die cijfers moet worden gerealiseerd dat een deel
van de AWBZ-uitgaven wordt gedekt via de Bijdrage in de Kosten voor
Kortingen (BIKK). Dat is een rijksbijdrage van circa € 5 miljard die
gefinancierd wordt uit belastingen, ofwel ongeveer een derde van de
zorguitgaven die via belastingen wordt gefinancierd. De totale bijdrage
via belastingen beloopt volgens het antwoord op de genoemde vragen €
800 voor huishoudens op het minimum oplopend tot duizenden euro’s voor
hoge inkomens. 

Voor een huishouden met een twee maal modaal inkomen bedraagt de netto
AWBZ-premie circa € 3700 per jaar en de belasting ter dekking van de
BIKK circa € 1000. Samen betaalt dit huishouden dus circa € 4700 per
jaar. Dit vinden wij een substantieel bedrag. Dat geldt nog meer voor de
ruim € 14.000 die dit huishouden totaal aan zorg besteedt, naast een
fors bedrag aan belasting ter dekking van andere collectieve
voorzieningen. De € 14.000 zal de komende jaren gegarandeerd stijgen.
Wij pogen de groei van de zorguitgaven te beheersen, om te voorkomen dat
die € 14000 heelveel hoger wordt.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Smilde (CDA) over betrokkenheid
van de patiëntenorganisaties bij het onderzoek van de SER naar de
houdbaarheid van het zorgstelsel.

We hebben de SER om advies gevraagd, juist om ook deze maatschappelijke
groepen te betrekken bij de oplossing van het probleem van de
betaalbaarheid in de zorg. De SER bepaalt zelf wie zij daarbij verder
betrekken. Ik zal uw vraag aan de SER voorleggen en hen vragen of zij de
patiëntenorganisaties actief willen betrekken.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Smilde (CDA) over
uitkomstfinanciering.

Het perspectief van outcomefinanciering wordt gedeeld door dit kabinet.
Voorwaarde hiervoor is dat er standaarden met concrete uitkomstmaten
beschikbaar zijn. Die zijn er nu nog onvoldoende. Het
Kwaliteitsinstituut krijgt een belangrijke aanjagende rol om tot
standaarden te komen. Het Kwaliteitsinstituut zal samen met het veld
(cliënten, verzekeraars, aanbieders) een meerjarenprogramma opstellen
op basis waarvan vervolgens de ontwikkeling naar outcomebekostiging aan
meer concrete tijdlijnen worden verbonden. Langs deze weg is het op
termijn mogelijk volgende stappen te zetten in de bekostiging,
bijvoorbeeld het niet langer vaststellen van prestatiebeschrijvingen.
Ook de RVZ heeft in dit verband een aantal concrete voorstellen gedaan.
In de reactie op het RVZ-advies kom hierop worden teruggekomen.
Overigens is er ook nu al veel beweging in de goede richting. Er zijn
veel initiatieven op het vlak van selectieve inkoop. Daarmee wordt de
weg geplaveid voor een logische vervolgstap: zorgcontractering en
bekostiging op basis van resultaten in termen van te bereiken
gezondheidsdoelen. In de reactie op het RVZ advies zal nader worden
ingegaan op een stappenplan met bijbehorend tijdpad.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Smilde (CDA) over maatwerk voor
kwetsbare groepen in de GGZ.

Wij zijn het met u eens dat de effecten van beleid op kwetsbare groepen
goed moeten worden meegenomen in de besprekingen die er zijn met
veldpartijen. Daarbij wordt momenteel ook een monitor uigezett naar het
effect van de eigen bijdrage op zorgmijding bij kwetsbare groepen. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Smilde (CDA) over belemmeringen
bij het gezamenlijk behandelen van lichamelijke en geestelijke klachten.

Gezondheid is altijd een samenspel tussen lichaam en geest. Dat betekent
dat beide niet verwaarloosd mogen worden in de zorg aan patiënten. 

Bij tweedelijns somatische zorg, waar de lichamelijke klachten van een
patiënt voorop staan, kan consultatie van psychische hulpverlening
bekostigd worden binnen de ziekenhuis DBC’s. Zodra er sprake is van
een psychiatrische stoornis kan een op zichzelf staande behandeling
hiervoor gedeclareerd worden binnen de DBC GGZ-systematiek. 

Zo kan binnen het huidige stelsel verantwoorde zorg geleverd worden aan
patiënten met psychische én somatische klachten. Er zijn nog wel
mogelijkheden voor verbeterde samenwerking en doelmatigheidswinst.
Hierover zal worden overlegd met de veldpartijen.

Het is de verantwoordelijkheid van professionals om goede afspraken te
maken over samenwerken en ketenzorg. Verzekeraars kunnen hier bij inkoop
van zorg ook extra aandacht aan besteden. Vooralsnog worden er geen
belemmeringen voorzien voor verzekeraars en aanbieders.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Smilde (CDA) over kwaliteit en
doelmatigheid van medische hulpmiddelen.

Voor implantaten (zoals bij orthopedie, pacemakers, stents etc.) wordt
door de betrokken beroepsgroep, onder toezicht van wetenschappelijke
verenigingen, een registratie bijgehouden. Deze registratie is bedoeld
voor het registreren van aantallen en vergelijken van uitkomsten van
verschillende behandelprocedures. 

Er zijn geen standaardcriteria bij beroepsgroepen om voor het ene of het
andere product te kiezen. De medisch specialist hanteert meestal een EBM
(Evidence Based Medicine)  behandelrichtlijn waarop de keuze voor een
bepaald medisch hulpmiddel met een gewenste functionaliteit (eigenschap)
gebaseerd wordt. Deze functionaliteiten (gewenste eigenschappen) zijn
bepalend voor de variëteit aan medische hulpmiddelen die door het
ziekenhuis (zorginstelling)worden ingekocht. 

De verantwoordelijkheid voor de inkoop van medische hulpmiddelen ligt
primair bij ziekenhuizen en zorgverzekeraars. Het is aan hen om goede
zorg te leveren tegen een goede prijs. Zij moeten beoordelen of de prijs
die betaald wordt voor medische hulpmiddelen redelijk is. Ziekenhuizen
hebben er bovendien belang bij om goed op de prijs te letten omdat zij
die doorberekenen in de DBC-prijzen die zij afspreken met de
zorgverzekeraars. Aangezien de zorgverzekeraars de komende jaren meer
risico gaan dragen over deze ziekenhuiskosten zullen zij naar
verwachting steeds scherper gaan letten op de prijs en de kwaliteit van
de behandelingen. De NMa heeft een studie uitgezet naar de structuur en
de werking van de medische hulpmiddelenmarkt; VWS is daarbij betrokken.
Als uit de studie blijkt dat er mededingingsrechtelijk zaken misgaan in
de medische hulpmiddelenmarkt, kan de NMa ingrijpen.

Antwoord op de vragen van de kamerleden Smilde (CDA) en Wiegman (CU)
over de stand van zaken rond de zorg in Caribisch Nederland.

Mevrouw Smilde heeft gevraagd naar de stand van zaken rond de zorg in
Caribisch Nederland en mevrouw Wiegman heeft gevraagd hoe we de
ontwikkelingen rond de zorg gaan monitoren. Op woensdag 9 november heeft
minister Donner een uitgebreide reactie op de notitie van mevrouw Ortega
aan de Kamer gezonden. In de bijlage bij die brief is een uitgebreide
stand van zaken rond de aanpak van de verbeteringen van de zorg op de
eilanden opgenomen. Minister Donner formuleert in zijn brief kort hoe
het staat met alle verbetertrajecten op de eilanden: “We zijn
weliswaar nog niet waar we zijn moeten, maar we zijn ook allang niet
meer waar we vertrokken”. Dat gaat zeker ook op voor de zorg. Er is al
veel in gang gezet, er is bijvoorbeeld een zorgverzekering met een goed
pakket voor iedereen , maar er zijn zeker ook opstartproblemen in de
uitvoering. 

Vaak heeft communicatie hierin een belangrijke rol. Ook daar zal de
komende tijd extra aandacht worden besteed.

Al deze inspanningen om de zorg op de eilanden voor alle bewoners te
verbeteren worden samen met de lokale zorgaanbieders vormgegeven. 

Het monitoren van de zorg wordt gedaan door het Zorgverzekeringskantoor.
Mede daarom wordt er momenteel een adequaat ICT systeem gebouwd.
Daarnaast is er periodiek overleg tussen VWS de eilandbesturen en de
zorgaanbieders op de eilanden.

In de bijlage van de recente brief van minister Donner is een aantal
voorbeelden van problemen en hoe deze worden of zijn aangepakt terug te
vinden. Hieronder zijn enkele ontwikkelingen aangegeven: 

Medicijnen waren heel duur en vaak niet goed op voorraad aanwezig. Nu
zijn medicijnen veel goedkoper en wel voldoende beschikbaar.

Jeugdzorg was zeer beperkt beschikbaar. Op Bonaire en Sint Eustatius
zijn CJG’s in functie en op Saba wordt in 2012 een CJG in het brede
school project van OCW ondergebracht.

Aan naschoolse opvang is op alle drie de eilanden nu vorm en inhoud
gegeven. Dat was voor de transitie nauwelijks aanwezig.

Het ziekenhuis op Bonaire had voor de transitie maar zeer beperkte
medisch specialistische functies. Nu zijn door middel van samenwerking
met VU-AMC er een kinderarts, een gynaecoloog, een  internist, een
neuroloog, en een psychiater beschikbaar. 

Nierdialyse patiënten op Bonaire moeten nu een aantal malen per week
van het eiland af voor dialyse. Voor het eind van 2011 is er nierdialyse
beschikbaar op Bonaire.

Bij medische uitzendingen zijn er uitvoeringsproblemen, met name rond de
dagvergoedingen voor de begeleiding. Deze worden door het
zorgverzekeringskantoor op korte termijn opgelost. De vergoedingen
worden op zeer korte termijn door het ZVK voor Sint Maarten verhoogd, en
het verstrekken van vergoedingen per cheque wordt voor door de
eilandbesturen aan te wijzen cliënten weer mogelijk gemaakt. De
uitvoering door het ZVK waarbij alleen zorg bij gecontracteerde
instellingen wordt vergoed gaf ook aanleiding tot onvrede. VWS heeft de
eilandbesturen toegezegd de voor het beleidskader medische uitzendingen
eerder gemaakte afwegingen en criteria nog in november 2011 toe te
lichten.

Het ZVK heeft inmiddels een protocol opgesteld, in overleg met de
huisartsen, om de medische uitzendingen beter te laten verlopen. De
voortgang hierop wordt de komende maanden gemonitord.

De klachtenafhandeling door het ZVK en (soms) de bejegening van
patiënten was nog niet op orde. In overleg en afstemming met het ZVK
wordt inmiddels gewerkt aan een goed werkende klachtenprocedure en een
cursus klantenbejegening voor het personeel. 

De publieke gezondheidszorg was voor de transitie maar zeer beperkt
aanwezig op de eilanden. In januari gaat, gefinancierd door VWS, een
grote Nederlandse GGD op alle drie de eilanden aan de slag om de
eilandbesturen te helpen de publieke gezondheidszorg en GHOR op het
gewenste niveau te brengen.

Een grote Nederlandse GGZ instelling gaat de psychiatrische zorg, zorg
voor verslaafden en voor (licht)verstandelijk gehandicapte cliënten op
de eilanden vormgeven. Uiteraard in nauw samenwerking met de betrokken
partijen op de eilanden. Voor de transitie werd er voor deze zorg op de
andere eilanden gesteund.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Smilde (CDA) over de stand van
zaken omtrent het ontwikkelen van nieuwe antibiotica.

De ontwikkeling van antibiotica is een taak van de farmaceutische
industrie. Overheden kunnen deze geneesmiddelen niet zelf ontwikkelen,
maar deze bedrijven wel stimuleren om antibiotica te ontwikkelen. 

In het kader van het Priority Medicines rapport hebben VWS en EL&I
middelen ter beschikking gesteld voor een onderzoeksprogramma bij ZonMw
(€14 miljoen) dat als doel heeft het terugdringen van resistentie én
het doen van onderzoek naar nieuwe antibiotica.

In de Europese kaderprogramma’s is antibioticaresistentie eveneens een
belangrijk onderwerp. De Europese Commissie is in 2009 verzocht met
voorstellen te komen om de ontwikkeling van nieuwe antibiotica te
bevorderen. Nederland heeft deze initiatieven onvoorwaardelijk gesteund.
Concrete voorstellen van de EC zijn er nog niet, al wordt er gedacht aan
stimulering via extra financiële middelen voor wetenschappelijk
onderzoek en via extra beloningsmaatregelen voor farmaceutische
bedrijven die erin slagen daadwerkelijk een nieuw antibioticum op de
markt te brengen. Nederland neemt daarnaast deel aan een
samenwerkingsverband (het Joint Programming Initiative) tussen een
aantal Europese landen om wetenschappelijk onderzoek meer op elkaar af
te stemmen. Dit initiatief is in 2010 van start gegaan. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Smilde (CDA) over het scherp
houden van de zorgverzekeraar op inkoop van kwaliteit.

De NZa houdt toezicht op de naleving van de zorgplicht door de
zorgverzekeraars. Dat wil zeggen dat de NZa er op toe ziet dat door de
zorgverzekeraars kwalitatieve, bereikbare en tijdige zorg wordt geleverd
en dat de zorg tijdig en voor de juiste hoeveelheid wordt vergoed. De
NZa heeft in mei 2011 een beleidsregel ofwel toezichtskader opgesteld,
waarin duidelijk wordt welke normen de NZa met betrekking tot de
zorgplicht hanteert. Onder andere is de norm opgenomen dat de
zorgverzekeraar zorg aanbiedt die van ‘goede kwaliteit’ is.
Daarnaast is de norm opgenomen dat de zorgverzekeraar consequenties moet
verbinden aan het contract met een zorgaanbieder die naar het oordeel
van  de IGZ onvoldoende kwaliteit levert (bijv. beëindigen van het
contract of 

verbeterafspraken maken). De NZa verwacht daarnaast van de
zorgverzekeraars dat zij ook de kwaliteitsnormen in acht nemen, zoals
deze ontwikkeld worden door Zichtbare Zorg of door het veld zelf,
bijvoorbeeld door wetenschappelijke beroepsverenigingen. Overigens
hanteren alle zorgverzekeraars bij de zorginkoop kwaliteitsnormen, een
aantal zorgverzekeraars hebben het initiatief genomen om daar bovenop
eigen ontwikkelde normen toe te passen, zoals CZ bij borstkankerzorg.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Smilde (CDA) over een bestuurlijk
akkoord voor de eerste lijn.

De besprekingen over een bestuurlijk akkoord voor de eerste lijn zijn
inmiddels gestart. De inhoudelijke agenda van de staatssecretaris en de
minister, zoals beschreven in de brief Zorg en ondersteuning in de
buurt, komt grotendeels overeen met de ideeën en ontwikkelingen in het
veld. Dit biedt veel mogelijkheden om te komen tot goede, gedragen
afspraken voor de komende jaren, zowel inhoudelijk als financieel.

Ketenzorg wordt ook expliciet genoemd in de beleidsbrief en zal ook
onderdeel moeten vormen van de afspraken, want de zorg voor chronisch
zieken is inderdaad essentieel.

Helaas was de LHV afwezig. De LHV wordt daarom nogmaals uitgenodigd om
ook deel te nemen aan toekomstige besprekingen. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Uitslag (CDA) over het bevorderen
van samenhang in de implementatie van de decentralisatietrajecten naar
gemeenten.

De minister van BZK volgt in algemene zin de uitvoering van de
bestuursafspraken in overleg met VNG en IPO. Waar het de doelgroep jeugd
betreft, worden de decentralisaties afgestemd in het zogenoemde
‘Magenta-overleg’ van de betrokken bewindspersonen van VWS, SZW,
OCW, BZK en VenJ. In afstemming met de G4 en de G3 worden enkele
gemeenten geselecteerd om meerjarig te volgen hoe de verschillende
decentralisatietrajecten uitwerken bij specifieke groepen in de
samenleving. Ook een overkoepelende informatievoorziening aan gemeenten
maakt deel uit van de afstemming.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Uitslag (CDA) over
woonvernieuwingen in de zorg.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)

heeft in juli van dit jaar “de monitor investeren voor de toekomst (TK
2010 – 2011, 32 847, nr. 2)” aan uw Kamer aangeboden. Deze monitor
gaat in op de opgave voor wat betreft de totstandkoming van huisvesting
voor ouderen en mensen van beperkingen. Geschikte huisvesting voor
ouderen en mensen met beperkingen kan tot stand komen via nieuwbouw,
verbouwing van bestaande woningen en voor huurwoningen ook via
efficiëntere woningtoewijzing. Binnen de woningen kan meer gebruik
worden gemaakt van domotica-toepassingen. Het ministerie van VWS
participeert in dit kader in het Europese programma Ambiënt Assisted
Living (AAL) dat er op is gericht ouderen in staat te stellen zo lang
mogelijk zelfstandig te wonen, ook als ze last krijgen van lichamelijke
en/of geestelijke beperkingen.

Op lokaal niveau moet worden bekeken welke woningen en andere
voorzieningen nodig zijn. Via de prestatieafspraken met
woningbouwcorporaties kunnen gemeenten invloed uitoefenen op hetgeen
door de woningbouwcorporaties aan de woningvoorraad wordt toegevoegd.

De AWBZ-regeling zorginfrastructuur heeft in de afgelopen jaren
mogelijkheden geboden om verzorgd wonen te stimuleren om daarmee mensen
in staat te stellen om langer zelfstandig te blijven wonen. Deze
regeling wordt op dit moment geëvalueerd. Over de uitkomsten daarvan
zullen wij de Tweede Kamer informeren. 

Per 2014 wordt begonnen met het scheiden van wonen en zorg voor de
lichtere zorgzwaartepakketten. Meer zeggenschap voor de cliënten of hun
vertegenwoordigers en inzicht in de kosten van woonruimtes betekent dat
zorgverleners en instellingen zich veel meer de vraag moeten stellen of
hun aanbod wel goed aansluit bij de vraag en wensen van hun cliënten.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Uitslag (CDA) over de stand van
zaken omtrent het nader aanscherpen van het verschil tussen niveau 4
(mbo) en niveau 5 (hbo) verpleegkundigen.

De stand van zaken omtrent het nader aanscherpen van  het verschil
tussen niveau 4 (mbo) en niveau 5 (hbo) verpleegkundigen is als volgt.

V&VN heeft een subsidiebijdrage gekregen van VWS voor de ontwikkeling
van nieuwe beroepsprofielen voor de verpleegkundigen en verzorgenden.
Bij de subsidietoekenning heeft VWS aan V&VN meegegeven aandacht te
besteden aan de verduidelijking van de mbo- en hbo-verpleegkundigen.

Het project Verpleegkundigen en verzorgenden 2020 zal komend voorjaar
met uitkomsten komen. V&VN heeft hierover uw kamer maandag 7 november
een brief gezonden. In deze brief heeft V&VN op onderdelen de uitkomsten
van het project alvast gepresenteerd.

VWS herkent de aandacht voor het onderscheid tussen mbo- en hbo
verpleegkundigen in de onderdelen van de uitkomsten van het project van
V&VN. VWS zal na afloop van het project op het geheel van de uitkomsten
reageren. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Uitslag (CDA) over het
gebruikmaken van de expertise van de VAR.

Het kabinet steunt het voorstel van het CDA. Invloed van professionals
op het beleid van een zorginstelling om de zorg te verbeteren is van
belang. Om deze reden heeft het kabinet via subsidies gestimuleerd dat
professionals en verzorgenden meer invloed hebben gekregen. Een
voorbeeld van een dergelijk traject is Excellente Zorg.

Het is de bedoeling dat in de verantwoording van de zorginstellingen het
item Verpleegkundige of Verzorgende Adviesraad (VAR) opgenomen gaat
worden. In 2012 zal worden gemeten in hoeverre dit ook daadwerkelijk het
geval is. Wat betekent dat zorginstellingen in de langdurige zorg voor
het eerst in 2013 in hun jaarverslag in zullen gaan op het item
adviesraden. Daar kunnen bestuurders hun voordeel mee doen.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Uitslag (CDA) over het borgen van
het  cliëntenperspectief.

In de huidige situatie betrekken zorgkantoren reeds
cliënten(vertegenwoordigers en –organen) bij de zorginkoop in de
AWBZ. Het kabinet vindt deze ontwikkeling, waarbij cliënten steeds
intensiever worden betrokken bij de zorginkoop, van groot belang en wil
de invloed van consumenten een wettelijke basis bieden, net als in de
Zvw. Deze bepaling is onderdeel van het wetsvoorstel Uitvoering AWBZ
door Zorgverzekeraars voor eigen verzekerden (UAZ), dat het kabinet op
26 september naar de Raad van State heeft gezonden voor advies. 

In overleg met zorgverzekeraars en cliëntenorganisaties zal worden
bezien hoe de uitvoering van de wettelijke bepaling zo kan worden
ingevuld dat deze tegemoet komt aan de maatschappelijke wensen.
Zorgverzekeraars hebben overigens al nadrukkelijk aangegeven zorginkoop
ook in de nieuwe situatie samen met cliëntenorganisaties te willen
invullen. 

Als zij dit niet naar tevredenheid doen, kunnen verzekerden straks ook
‘stemmen met de voeten’ en (met medeneming van de Zvw-verzekering)
overstappen naar een andere verzekeraar.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Uitslag (CDA) over het plaats
geven van oa de verpleeghuisarts in de anderhalvelijnszorg.

Het idee dat de specialistische kennis van ouderengeneeskunde
(verpleeghuisartsen) buiten de traditionele verpleeghuizen, thuis en in
het verzorginghuis voor ouderen met een intramurale indicatie moet
kunnen worden ingezet, wordt door ons onderschreven. 

Dit past ook in de lijn van het beleid zoals dit onder meer ook wordt
geschetst in de brief “Zorg en ondersteuning in de buurt”. Hierin is
aangegeven dat wij graag zien dat meer medisch specialisten gaan
samenwerken met eerstelijns partijen om de zorg zoveel mogelijk in de
buurt van de patiënt aan te bieden. Daarnaast vinden wij het van belang
dat goede inhoudelijke afstemming plaatsvindt tussen zorgverleners, daar
sluit dit voorstel op aan. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Dijkstra (D66) over de
effectiviteit van medische behandelingen.

Op 20 juni hebben College voor Zorgverzekeringen KNMG, NPCF, DBC
Onderhoud, Regieraad, NZa, ZONMW en Zorgverzekeraars Nederland een
convenant gesloten gericht op het terugdringen van ongepast gebruik van
medische behandelingen. Deze partijen hebben 14 concrete gevallen
geïdentificeerd waar gepaster gebruik van zorg mogelijk is.

Het op te richten kwaliteitsinstituut zal in overleg met beroepsgroepen
onderwerpen oppakken waarbij de bewezen meerwaarde van behandeling ter
discussie staat. Hierbij zal het kwaliteitsinstituut vooral een
aanjagende rol vervullen. 

Verder lopen er de onderzoeksprogramma’s van ZONMW waarbinnen de
beroepsgroepen zelf specifieke vragen rond effectiviteit van
behandelingen kunnen onderzoeken. De afgelopen jaren is veel werk verzet
om meer zorg van bewezen waarde te leveren.

Bij al deze onderwerpen is er sprake van intensieve betrokkenheid van
bestuursorganen en beroepsgroepen om de gestelde doelen – conform de
suggesties van de heer Mulder (vraag 4.09) - te realiseren.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Dijkstra (D66) over de groeiruimte
van huisartsen.

Met verzekeraars, instellingen in de ziekenhuiszorg en medisch
specialisten zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over een beheerste
uitgavengroei. Deze beheerste uitgavenontwikkeling betreft een
trendbreuk met de ontwikkeling van de uitgaven in de afgelopen jaren. 

Voor de huisartsen geldt in 2012 een ‘pas op de plaats’ na een
periode waarin de uitgaven telkens groter waren dan het gereserveerde
budget inclusief de ruimte voor groei. Vanaf 2013 zal er weer ruimte
zijn voor financiële groei. Het is echter wel wenselijk om hier ook
eerst bestuurlijke afspraken over te maken.  

In de toekomst kan groeiruimte voor de medisch specialisten en
ziekenhuiszorg in bredere zin beschikbaar komen voor de huisartsenzorg.
Als voor verzekeraars duidelijk is dat de zorg doelmatiger in de eerste
lijn wordt uitgevoerd is er geen reden waarom zij hun inkoop hier niet
op aanpassen. Partijen dienen hierover met elkaar in overleg te treden. 

In het hoofdlijnenakkoord met ziekenhuizen en verzekeraars is ook
opgenomen dat wanneer substitutie leidt tot daadwerkelijke verschuiving
van productie naar de eerste lijn, aanpassing kan plaatsvinden van het
financiële ziekenhuiskader. Hierover zal vooraf overleg met de sector
gevoerd moeten worden.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Dijkstra (D66) over het opnemen
van kostenbewust zijn in het curriculum van de opleidingen.

VWS vindt kostenbewustzijn ook een belangrijk aspect in de
beroepsuitoefening van artsen en daarmee ook van belang voor de
opleiding. In het ‘Raamplan artsenopleiding 2009’ van de Nederlandse
Federatie van Universitair medisch centra (NFU) is hiervoor ook
aandacht. Binnen het thema organisatie gezondheidszorg en kwaliteitszorg
is als specifieke competentie: ‘kennis van en inzicht in de
financiering van de gezondheidszorg’ opgenomen. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Dijkstra (D66) over het regelen
dat een aanbieder pas een contract met een zorgverzekeraar krijgt als
deze aantoont dat deze goede kwaliteit voor een schappelijke prijs
levert.

Wij nemen aan dat de vraag betrekking heeft op de stand van zaken met
betrekking tot het uitvoeren van patiëntregistraties als voorwaarde
voor zorgcontractering. Het gaat om patiëntregistraties gericht op zorg
met (dure) specialistische geneesmiddelen om zo de toepassing en
uitkomsten (kwaliteit en kosten) van die zorg in instellingen meer
inzichtelijk te maken. 

De NZa gaat onderzoeken in hoeverre aanbieders en zorgverzekeraars hier
zelf komen tot afspraken met betrekking tot de zorgcontractering. Als
dit niet door toedoen van partijen zelf tot stand komt, en dit de
zorginkoop belemmert, zal de NZa bezien in hoeverre hier de overheid
verplichtingen kan en moet stellen. Het onderzoek van de NZa moet nog
beginnen. De Tweede Kamer wordt hier binnen enkele maanden nader over
geïnformeerd. Het onderzoek zal in beginsel beperkt blijven tot
registraties bij zorg met dure specialistische geneesmiddelen. Het zal
niet ook andere zorgvormen betreffen. Dat sluit niet uit dat de
uitkomsten van het onderzoek wel relevant kunnen zijn voor andere
zorgvormen. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Dijkstra (D66) over het vervolgen
van de meldactie ‘Zuinig met Zorg’ van de NPCF.

Het is van belang dat er in de samenleving breed aandacht is voor de
houdbaarheid van de zorg en dat de ideeën van cliënten betrokken
worden bij mogelijke oplossingen. De SER wordt daarom verzocht om ook
cliëntenorganisaties te consulteren bij haar advies. Verondersteld mag
worden dat de uitkomsten van de meldactie dan door de NPCF worden
ingebracht. 

Het is aan de NPCF om te bepalen of zij het opportuun acht om de
meldactie ‘Zuinig met Zorg’ te vervolgen. De NPCF ontvangt volgend
jaar een instellingsubsidie van ca. 1,4 mln. euro waarmee zij onder meer
dit soort initiatieven kan realiseren.

We zijn het eens dat dit een mooie en betekenisvolle actie van de NPCF
is.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Dijkstra (D66) over het betalen
van patiëntenorganisaties via de zorgverzekeringspremie.

Wij vinden financiering vanuit de begroting van VWS meer geschikt dan
financiering uit premiemiddelen. Uit een onderzoek van de CG-Raad zou
blijken dat de premieverhoging hiertoe neerkomen op een verhoging van
€0,80 per maand, dus €9,60 per jaar. Wij vinden het onverantwoord om
de premiebetaler, die al met kostenstijgingen wordt geconfronteerd,
verder op kosten te jagen. Daarbij zijn premiemiddelen voor het leveren
van zorg, cliëntenorganisaties leveren geen zorg. 

Een andere financieringsbron voor cliëntenorganisaties geeft geen
antwoord op de vraag hoe middelen verdeeld moeten worden en wie hierover
beslist. In onze visiebrief van 25 mei heb ik precies aangegeven voor
welke functies en activiteiten cliëntenorganisaties een financiële
bijdrage kunnen verwachten. Er zijn echter vormen van financiering door
zorgverzekeraars die  wel passend zijn, en die steeds meer plaatsvinden.
Zo onderscheiden verzekeraars zich door het wel of niet vergoeden van de
contributie van een cliëntenorganisatie in de aanvullende verzekering
en vergoeden verzekeraars diensten van cliëntenorganisaties die zij aan
zorgaanbieders en zorgverzekeraars leveren. Het gaat dan om incidentele
bijdragen vanuit de verzekeraars of aanbieders en niet om een
structurele koppeling aan premiegelden.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Dijkstra (D66) over de eigen
verantwoordelijkheid en de verhoging van de eigen betalingen.

Dit kabinet geeft wel degelijk vorm aan de eigen verantwoordelijkheid
van mensen. 

Zo heeft het kabinet het besluit van het vorig kabinet om het eigen
risico te verhogen overgenomen. Daarnaast worden er in de GGZ komend
jaar verschillende eigen bijdragen ingevoerd, die D66 overigens niet
heeft gesteund. 

Een verdere verhoging van eigen bijdragen dan wel het eigen risico,
zoals D66 bepleit, ligt niet in de planning.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Dijkstra (D66) over het doen van
onderzoek naar de effecten van eigen bijdragen en deze toe te spitsen op
de eerstelijn.

Dit kabinet heeft recent de evaluatie van het verplicht eigen risico
naar de Tweede Kamer gestuurd en in 2007 is de no-claim geëvalueerd.
Daarnaast zullen de effecten van de eigen bijdrage in de GGZ komende
jaren geëvalueerd worden. 

Het kabinet evalueert dus al op regelmatige basis de effecten van eigen
betalingen. 

Invoering van eigen betalingen in de eerstelijn is op dit moment niet
aan de orde. Daarnaar is wel eerder onderzoek gedaan door het CPB.
Onderzoek naar eigen betalingen specifiek in de eerstelijn lijkt op dit
moment daarom onnodig. De Taskforce Beheersing Zorguitgaven zal nader in
gaan op de voor- en nadelen van het instrument eigen betalingen. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Dijkstra (D66) over oneigenlijk
gebruik van zorg.

Het oneigenlijk gebruik van zorg op de SEH moet inderdaad worden
beperkt. Hiertoe wordt op dit moment een aantal maatregelen overwogen.
Het meest wenselijke is een intensieve samenwerking tussen huisarts en
SEH bij de triage. Door de verantwoordelijkheid van de triage niet bij
maar vóór de SEH te leggen, zal het aantal onterechte zelfverwijzers
aan de poort van de SEH fors afnemen. De patiënt wordt meteen naar het
juiste loket verwezen.

Daarnaast wordt een eigen betaling ingevoerd voor zelfverwijzers naar de
SEH. Hoe dit vorm te geven, hangt af van juridische aspecten, maar ook
uitvoeringsaspecten, zoals wie moet bepalen of er sprake is van
oneigenlijk gebruik. De eigen betaling is gepland in te gaan in 2013.

Naast de samenwerking tussen de HAP en SEH en de eigen bijdrage voor
onterechte zelfverwijzers wordt ook de invoering van één prijs voor
dezelfde prestatie overwogen, ongeacht de aanbieder die deze levert.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Dijkstra (D66) over het toerusten
van gemeenten om de begeleiding over te nemen

Samen met de VNG hebben wij een Transitiebureau opgericht om gemeenten,
aanbieders en cliëntorganisaties te ondersteunen bij de voorbereiding
op de decentralisatie van de extramurale begeleiding. Het
Transitiebureau faciliteert het lokale transitieproces, zodat gemeenten
per 1 januari 2013 voldoende zijn toegerust om de extramurale
begeleiding te kunnen organiseren. Hiertoe ontwikkelt het
Transitiebureau een gereedschapkist met onder andere handreikingen,
factsheets en informatiebijeenkomsten. Over de invulling van de
activiteiten van het Transitiebureau wordt regelmatig overlegd met
landelijke organisaties van zorg- en welzijnaanbieders,
patiënten/cliënten en andere betrokkenen.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Dijkstra (D66) over het opnemen
van een verwijsplicht in de Euthanasiewet.

Een wettelijke verwijsplicht zal geen oplossing bieden voor het
werkelijke probleem, want dat doet geen recht aan de complexiteit van
het gesprek tussen patiënt en arts over een euthanasiewens. Waar het om
gaat is dat een euthanasiewens van een patiënt zeer serieus wordt
genomen. Van zowel arts als patiënt vraagt dit dat zij tijdig, voor de
euthanasiewens actueel is, met elkaar in gesprek gaan over de
mogelijkheden die de arts kan bieden rond het levenseinde. Met een
dergelijk gesprek kunnen veel misverstanden en verkeerde verwachtingen
worden voorkomen. Als dat gesprek tijdig plaatsvindt heeft een patiënt
desgewenst ook nog de mogelijkheid zich tot een andere arts te wenden.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Dijkstra (D66) over de
niet-reanimeerpenning.

Wij zijn het eens dat toegang tot de niet-reanimeerpenning niet mag
afhangen van het lidmaatschap van een vereniging. In de brief aan uw
Kamer heeft onze ambtsvoorganger feitelijk aangegeven dat geen enkele
natuurlijke persoon of rechtspersoon het alleenrecht kan claimen op het
vervaardigen en uitbrengen van een niet-reanimerenpenning. Het staat in
ons recht eenieder vrij initiatieven te ontplooien teneinde faciliteiten
te bieden voor het vastleggen van wilsverklaringen. Bijvoorbeeld in de
vorm van het vervaardigen en op verzoek verstrekken van
niet-reanimerenpenningen.

Gezien de aard van de niet-reanimeerpenning, als zijnde een overeenkomst
ex Wet geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO), zien wij de
verstrekking hiervan niet als taak van een overheid.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Dijkstra (D66) over een
alternatief voor het macrobeheersinstrument van ZN.

De NZa heeft onlangs een uitvoeringstoets opgeleverd over een mogelijk
alternatief voor het macrobeheersinstrument. Samenvattend constateert de
NZa dat het alternatieve voorstel op dit moment een aantal belangrijke
praktische en juridische bezwaren oproept. Het voorstel van ZN draait om
het verbinden van financiële consequenties aan het (wel of niet)
contracteren van zorg binnen de beschikbare middelen. Daar is tijd voor
nodig, en gezien het krappe tijdspad tot 1 januari 2012 en de nog
lopende onderhandelingen over de contractering acht de NZa het
specifieke voorstel van ZN niet haalbaar voor 2012. Voor 2013 is het wel
de bedoeling om een gedifferentieerd MBI te ontwikkelen.

Zoals in de schriftelijke beantwoording naar aanleiding van het VSO ten
aanzien van het hoofdlijnenakkoord en macrobeheersinstrument naar voren
komt wordt voor 2012 de generieke toepassing van het
macrobeheersinstrument in stelling gebracht. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Agema (PVV) over het onderbrengen
van de Stuurgroep Ondervoeding in het Kwaliteitsinstituut.

De subsidie aan de Stuurgroep Ondervoeding eindigt per 31 december 2011.
De stuurgroep heeft goed werk verricht. Het ligt niet voor de hand om
een tijdelijke stuurgroep als deze onder te brengen bij het
Kwaliteitsinstituut. Wel ligt het op de weg van het kwaliteitsinstituut
om te bevorderen dat die goede resultaten een slag verder worden
gebracht. Bijvoorbeeld door te stimuleren dat ze worden ondergebracht in
de professionele standaarden dan wel door de best practices op het
gebied van opsporing, preventie en behandeling van ondervoeding als
gevolg van ziekte helpen te verspreiden en implementeren in de
dagelijkse zorgpraktijk. Overigens kan het Kwaliteitsinstituut gebruik
maken van externe deskundigen zoals de leden van de stuurgroep. 

Antwoord op vragen van de kamerleden Gerbrands (PVV) en Smilde (CDA)
over het invoeren van barcodes bij zowel de geneesmiddelen als bij de
hulpmiddelen.

Op zowel genees- als hulpmiddelen staan op dit moment reeds barcodes.
Deze zijn bedoeld voor productidentificatie en dragen daardoor in
bepaalde mate bij aan de patiëntveiligheid. Het zijn echter geen codes
die gebruikt kunnen worden voor tracking en tracing en ook niet voor het
bestrijden van vervalsingen. Ook barcodes kunnen worden vervalst. Op de
suggestie van mevrouw Smilde dat er in andere landen systemen bestaan
waar wij ons voordeel mee zouden kunnen doen, komt de minister op een
later moment terug. Daarvoor moet nadere informatie worden ingewonnen.

Voor het bestrijden van vervalsingen is het van belang dat er deze zomer
een nieuwe Europese richtlijn is vastgesteld ter bestrijding van
vervalste geneesmiddelen. Deze richtlijn verplicht o.a. tot het invoeren
van geavanceerde methoden voor het volgen van geneesmiddelen vanaf de
grondstofproducent tot aan de groothandel.

Met betrekking tot het onderhoud aan medische apparatuur kunnen wij
melden dat de NVZ, NFU en de OMS een convenant in afrondend stadium
hebben opgesteld dat o.a. over het onderhoud nadere waarborgen biedt. De
Kamer wordt hierover binnenkort nader geïnformeerd.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Gerbrands (PVV) over het inzetten
van multidisciplinaire teams door de IGZ.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) maakt al gebruik van
multidisciplinaire inspectieteams die onder andere bestaan uit
inspecteurs en toezichtmedewerkers met een ruime verpleegkundige
achtergrond  en inspecteurs met een technische achtergrond die het
onderhoud van medisch technologische apparatuur controleren. 

Met de extra middelen die de IGZ vanaf 2012 ontvangt worden ondermeer
extra  inspecteurs en inspectiemedewerkers aangetrokken. Het
aannamebeleid van de IGZ is primair gericht op het aannemen van mensen
die aantoonbaar ruime ervaring hebben in de zorgsector. Daaronder
bevinden zich ook verpleegkundigen die een carrièrestap willen maken.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Gerbrands (PVV) over het
verkrijgbaar zijn van eenvoudige zelfzorggeneesmiddelen bij de drogist.

In het kader van de lage ziektelast exercitie die het CVZ uitvoert,
worden alle behandelingen die hieronder kunnen vallen, ook de
farmaceutische behandelingen, meegenomen. In maart 2012 komt de minister
hierover met een standpunt naar de Tweede Kamer.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Voortman (GroenLinks) over
cliëntgebonden financiering.

Het regeerakkoord bevat belangrijke stappen om bij de bekostiging van de
AWBZ uit te gaan van de kosten die verbonden zijn aan de cliënt. 

Uitvoering AWBZ door zorgverzekeraars, betekent dat bij de zorginkoop
synergieprikkels ontstaan voor de zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars
zijn in de positie om samenhang aan te brengen tussen de zorg die wordt
betaald ten laste van de Zorgverzekeringswet en de AWBZ. 

De bekostiging in de AWBZ is in wezen al cliëntvolgend. De
zorgaanbieders in de AWBZ worden betaald voor de geïndiceerde zorg
(bijvoorbeeld ZZPs). Dit is een transitie, die de afgelopen jaren is
ingezet. Daarbij wordt ook overgegaan op het declareren van de
individuele zorgkosten

Dit regeerakkoord bepaalt ook dat in de langdurige zorg de overstap van
handelingsfinanciering naar resultaatfinanciering gemaakt zal worden.
Bekostiging van de resultaten in plaats van de handelingen zoals nu,
maakt het voor zorgaanbieders makkelijker om de organisatie van de zorg
meer cliëntgericht te maken, ook over de schotten heen. Het geeft
daarenboven zorgverzekeraars aangrijpingspunten om daadwerkelijk in te
kopen op resultaat binnen de AWBZ.  Thans wordt verkend hoe die
resultaten het best gedefinieerd kunnen worden.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Voortman (GroenLinks) over een
extra aanmoediging om weer voor de zorg te kiezen. 

Het kabinet staat hier positief tegenover. Een deel van de
beroepsbeoefenaren heeft al een brief over de invoering van
herregistratie ontvangen. In de brieven aan de beroepgroepen die nog
geen brief hebben gekregen zal de voorgestelde aanmoediging om weer voor
de zorg te kiezen worden opgenomen. Een half jaar voor het verlopen van
de BIG-registratie krijgen alle geregistreerden wederom een brief waarin
het verlopen van de registratie wordt aangekondigd. Ook in deze brieven
zal de suggestie van mevrouw Voortman (GroenLinks) worden meegenomen.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Voortman (GroenLinks) over het 
samenwerken van zorgaanbieders en niet meer per verrichting te
financieren, maar op aandoeningen.  

Zorg op de juiste plek moet centraal staan. Dit betekent dat kwalitatief
goede zorg moet worden geleverd tegen de laagste kosten. Om dit per
patiënt en aandoening te kunnen bepalen is het noodzakelijk dat
huisartsen, ziekenhuizen en andere zorgaanbieders intensief met elkaar
samenwerken en afspraken maken. In de praktijk gebeurt dit al bij
verschillende aandoeningen. In 2010 is dit beleid gestimuleerd door de
introductie van de integrale bekostiging van drie chronische
aandoeningen. Medio 2012 zal de evaluatiecommissie chronisch zieken haar
advies geven over integrale bekostiging en de effecten, bijvoorbeeld op
de samenwerking tussen huisartsen en ziekenhuizen. Op basis daarvan zal
aangegeven worden (of en) hoe verder gewerkt zal worden aan integrale
bekostiging van de ketenzorg. Verder wordt de NZa gevraagd in 2012
uitvoeringstoetsen uit te brengen over de bekostiging van integrale zorg
respectievelijk ‘zorg op de juiste plek’ en substitutie.  

Antwoord op de vraag van het kamerlid Voortman (GroenLinks) over het
onderbrengen van de middelen van Sensoor zorg in een geoormerkt budget
bij VWS.

Sensoor verleent al 53 jaar goede dienstverlening met de inzet van vele
vrijwilligers. Dit verdient grote waardering. Het probleem van Sensoor
wordt door VWS serieus genomen. VWS wil Sensoor dan ook ondersteunen bij
het zoeken naar een oplossing. Dit is onlangs in een gesprek met het
bestuur van Sensoor aangegeven. Voor een oplossing worden onder meer
gesprekken gevoerd met IPO en VNG. De zorgen zijn begrijpelijk en de
staatssecretaris staat open voor mogelijke oplossingen.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Wiegman-van Meppelen Scheppink
(ChristenUnie) over Over het op termijn de ouderenzorg onderdeel laten
zijn van de Zvw.

Het kabinet deelt niet de visie van de CU-fractie dat op termijn de
ouderenzorg onderdeel zou moeten zijn van de ZVW. Wel is dit kabinet van
mening dat een heroriëntatie dient plaats te vinden op de inhoud van de
AWBZ aanspraken. Tegen deze achtergrond zal bijvoorbeeld de begeleiding
worden overgedragen naar gemeenten en de geriatrische revalidatiezorg
naar de Zvw. De staatssecretaris deelt de mening van de CU-fractie dat
dit proces zorgvuldig ter hand moet worden genomen en niet kan wachten
tot het feitelijke overdrachtsmoment. Onder meer om deze reden is het
transitiebureau overheveling begeleiding opgericht.

De CU-fractie geeft tevens aan een voorstander te zijn van het inbrengen
van extra elementen als zorgsparen en aanvullende verzekeringen. Binnen
de AWBZ acht het kabinet dit ongewenst, omdat aan zorgsparen een groot
aantal uitvoeringstechnische belemmeringen zijn verbonden en aanvullende
verzekeringen ingaan tegen het karakter van de AWBZ. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Wiegman-van Meppelen Scheppink 
(ChristenUnie) over betere samenwerking tussen de eerste en tweede lijn.

Er moet  beter samengewerkt worden tussen de eerste en tweede lijn en er
moet duidelijk zijn wie wat doet. Dubbel of overbodig onderzoek en
behandeling moet worden voorkomen. 

Het is aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om afspraken te maken over
welke zorg in de eerste lijn en in de tweede lijn wordt geleverd. Zorg
moet op de juiste plek geleverd worden: waar deze kwalitatief goed is en
geboden wordt tegen de laagste kosten. 

Na de rapportage van de evaluatiecommissie integrale bekostiging  medio
2012 en de uitvoeringstoets van de NZa over de bekostiging van
huisartsenzorg en integrale zorg zal aangegeven worden of en op welke
wijze verder gewerkt zal worden aan de mogelijkheden voor ketenzorg. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Wiegman-van Meppelen Scheppink 
(ChristenUnie) Over betere afstemming tussen de eerste en tweede lijn
bij bijvoorbeeld de integrale bekostiging van de ketenzorg.

Uitgangspunt is doorgaans dat de overschrijding wordt geredresseerd in
de sector waar de overschrijding zich heeft voorgedaan. Dit geldt ook
voor overschrijdingen in de ziekenhuiszorg. Voor de overschrijding op
basis van 2009 is een budgetkorting doorgevoerd. Deze is ook verwerkt in
het kader voor ziekenhuiszorg in het Bestuurlijk Hoofdlijnenakkoord en
de begroting van VWS. Dat geldt ook grotendeels voor de overschrijding
op basis van 2010. Met verzekeraars en aanbieders zijn afspraken gemaakt
om maatregelen te nemen om binnen het beschikbare kader te blijven.
Indien er binnen de ziekenhuiszorg te veel zorg wordt geleverd kan dit
leiden tot overschrijdingen in deze sector. Voor de ziekenhuiszorg geldt
het macrobeheersingsinstrument (MBI) als ultimum remedium. Het principe
van ‘de vervuiler betaalt’ blijft dus van toepassing op sector
niveau. Met betrekking tot de ziekenhuiszorg geldt voor 2012, mocht het
toch nodig zijn om het in te zetten, dat het MBI generiek over
instellingen wordt verdeeld. Voor 2013 wordt, mocht het toch nodig zijn,
in samenwerking met partijen, gezocht naar mogelijkheden om het MBI
gedifferentieerd in te zetten.  

Door de overstap van budget- naar prestatiebekostiging krijgen
zorgaanbieders en verzekeraars ook meer ruimte om per DBC afspraken te
maken over degressieve tarieven. Daarbij kunnen verzekeraars ook kijken
naar de geldende tarieven in de eerstelijnszorg.

over een advies van het CVZ over de financiering van anonieme
hulpverlening.

Met de tijdelijke maatregel is tegelijkertijd ruimte gecreëerd om voor
zover mogelijk te komen tot een structurele oplossing. Het is belangrijk
dat hier een oplossing voor komt en het zou mooi zijn als het CVZ daar
een bijdrage aan kan leveren. Daarom kan het CVZ gevraagd worden of zij
hier mogelijk een oplossing voor zien. Anonieme zorg maakt echter geen
onderdeel uit van de zorgverzekering aangezien de geleverde zorg niet
tot het individu herleidbaar is. Het CVZ adviseert juist doorgaans over
het  standaard zorgpakket. De minister zal het CVZ vragen of zij
hierover ook een advies willen geven.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Wiegman-van Meppelen Scheppink
(ChristenUnie) over het aanpassen van de term “abortus
hulpverlening” in “hulp bij ongewenste zwangerschap”.

De term ‘abortus hulpverlening’ in de begroting beslaat alle
hulpverlening die betrekking heeft op zwangerschapsafbreking en de
hulpverlening bij het tot stand komen van de beslissing een zwangerschap
al dan niet af te breken. De term is daarmee breder dan alleen ‘hulp
bij ongewenste zwangerschappen’. Het gaat over alle zwangerschappen
die eventueel worden afgebroken. De Wet afbreking zwangerschap kent
namelijk geen onderscheid tussen gewenste en ongewenste zwangerschappen.
De term abortus hulpverlening kan dan ook niet versmald worden tot
alleen ‘hulp bij ongewenste zwangerschappen’.

de financieringsstructuur en opleiding van hulpverleners met betrekking
tot abortushulpverlening.

Over de wijzigingen in de financieringsstructuur van abortusklinieken
zal de Kamer nog dit jaar worden geïnformeerd. 

De opleiding tot verbetering van de psychosociale counseling is klaar en
de meeste hulpverleners zijn inmiddels op training geweest. Een klein
deel volgt nog dit jaar. Verder zal in 2012 de richtlijn
abortushulpverlening klaar zijn.

Zowel de wijzigingen in de financieringsstructuur als de opleiding
hebben specifiek betrekking op de abortushulpverlening.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Wiegman-van Meppelen Scheppink
(ChristenUnie) over voorlichting over het gebruik van foliumzuur.

Voorlichting over het gebruik van foliumzuur is onderdeel van de totale
preconceptievoorlichting, wij gaan hier geen losse activiteiten voor
ontwikkelen. De preconceptievoorlichting omvat onder andere een brochure
Zwanger die het RIVM dit jaar heeft ontwikkeld samen met relevante
beroepsgroepen. Hierin staat informatie voor mensen die zwanger willen
worden of het al zijn. Deze brochure is beschikbaar via
zorgprofessionals. Daarnaast is via de online Centra voor Jeugd en Gezin
informatie beschikbaar.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Wiegman-van Meppelen Scheppink 
(ChristenUnie) over de eerstelijnszorg.

Bij de versterking van de eerste lijn staat het belang van de patiënt
voorop. Mensen willen zo lang mogelijk thuis kunnen wonen en in de eigen
omgeving kunnen functioneren. Een goed toegankelijke basiszorg van hoge
kwaliteit, is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Patiënten moeten van
deze zorg op aan kunnen. 

Tegelijkertijd neemt de zorgvraag en het aantal chronisch zieken toe. De
uitgaven stijgen en om de zorg ook in de toekomst betaalbaar en
toegankelijk te houden is het nodig om in te grijpen. Iedereen draagt
daarin bij, het is niet eerlijk om de rekening alleen bij de burger
neerleggen. Dit geldt ook voor de eerstelijnszorg.

Een tariefskorting is natuurlijk vervelend. Het kan ingrijpende gevolgen
hebben voor individuele aanbieders. Echter, de eerstelijnszorg kan ook
nog beter en tegelijkertijd efficiënter worden georganiseerd. De
ambities voor de zorg in de buurt blijven daarom ook voorop staan.
Daarnaast is 2012 slechts een ‘pas op de plaats’ om de
overschrijdingen uit het verleden terug te halen. Daarna is er weer
ruimte voor groei in het budget. Hierover moeten wel goede afspraken
worden gemaakt met de sector. De besprekingen over bestuurlijke
afspraken zijn inmiddels gestart.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Wiegman-van Meppelen Scheppink 
(ChristenUnie) over cliëntenorganisaties.

Het kabinet hecht belang aan cliëntenorganisaties. Dit wordt op
verschillende manieren tot uitdrukking gebracht. In deze tijden van
krapte blijft er structureel een budget beschikbaar van € 23 miljoen
per jaar. Daarnaast worden cliëntenorganisaties zo gepositioneerd dat
zij hun invloed kunnen versterken, bijvoorbeeld bij het
Kwaliteitsinstituut.

Uit de evaluatie naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de in
2010 geldende Subsidieregeling PGO is gebleken dat cliëntenorganisaties
meer kunnen bereiken met minder middelen als zij hun krachten bundelen
en meer samenwerken. In de kabinetsvisie op cliëntenorganisaties van 25
mei 2011 is aangegeven hoe dat wordt gestimuleerd.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Wiegman-van Meppelen Scheppink 
(ChristenUnie) over de dreigende overbelasting van vrijwilligers en de
subsidie deskundigheidsbevordering bij vrijwilligers.

Voor het eind van het jaar wordt een beleidsbrief over mantelzorg en
vrijwilligerswerk aan de Tweede Kamer gestuurd. Daarin wordt onder meer
ingegaan op overbelasting van mantelzorgers. Over
deskundigheidsbevordering wordt het volgende opgemerkt.  

Het Beleidskader landelijke deskundigheidsbevordering vrijwilligers was
niet doeltreffend. Slechts een zeer beperkt aantal landelijke
vrijwilligersorganisaties kwam voor subsidie in aanmerking. Bovendien
betrof het grootste deel van de gehonoreerde aanvragen
deskundigheidsbevordering van lokaal werkende vrijwilligers. Dat is een
gemeentelijke verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid is in de
Wmo vastgelegd (prestatieveld 4).  Met de invoering van de Wmo hebben de
gemeenten daarvoor, via het gemeentefonds, circa € 5 miljoen
structureel ontvangen. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Wiegman-van Meppelen Scheppink 
(ChristenUnie) over de eigen bijdrage GGZ.

Het signaal van GGZ Nederland en Zorgverzekeraars Nederland hierover is
bekend. Zij wijzen op problemen in de uitvoering van de eigen bijdrage
voor verblijf en vragen om uitstel van deze eigen bijdrage. Zoals
onlangs aan Zorgverzekeraars Nederland is gemeld, blijft de invoering
van de eigen bijdrage voor verblijf gehandhaafd. Wel wordt met de
veldpartijen breed overleg gevoerd om tot een meerjarige ggz-aanpak te
komen voor de periode na 2012. Hierbij komen ook de mogelijke
toekomstige uitvoeringsmodaliteiten van de inning van de eigen bijdrage
aan de orde. 

) over inzicht in de effecten van substitutie van zorg.

Er zijn verschillende acties in gang gezet. Om op landelijk niveau
inzicht te krijgen is een koppeling van gegevens van meerdere partijen
(RIVM, CBS en Vektis) nodig. Met deze partijen zal worden verkend hoe
het vereiste inzicht kan worden verkregen. Uit verkennend onderzoek van
het RIVM blijkt overigens dat het berekenen van het
substitutiepotentieel idealiter per aandoening moet gebeuren en
afhankelijk is van de regionale situatie. 

Zorgverzekeraars beschikken daarnaast over de volledige gegevens per
patiënt over alle sectoren van de behandeling en de daarbij behorende
kosten. Zij kunnen nagaan op welke manier de gang van de patiënten door
het zorgcircuit verloopt. Met hen zal daarom ook worden gesproken of en
welke cijfers voor publiek gebruik beschikbaar zijn. 

Tot slot is ook in het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord ziekenhuizen
vastgelegd dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars zich zullen inspannen
om te substitueren. Via een mogelijk bestuurlijk akkoord met de eerste
lijn wordt ook geprobeerd afspraken te maken over substitutie van zorg. 

Antwoord op de vraag van het kamerlid Van der Staaij (SGP) over het in
kaart brengen van de effecten van de eigen bijdrage in 2012 bij de GGZ.

Op dit moment wordt met de sector gesproken over de toekomstagenda van
de GGZ voor 2013 en verder. Daarbij wordt ook verkend wat de mogelijke
alternatieve besparingen kunnen zijn voor een eventuele verlaging van de
eigen bijdrage in 2013. U zult tijdig ingelicht worden zodra er
overeenstemming is met partijen. Tot slot wordt momenteel ook een
monitor uitgezet naar effecten van de eigen bijdrage op zorgmijding bij
de kwetsbare groepen. Die resultaten worden volgend jaar bekend.

keuzevrijheid van de cliënt en specifieke doelgroepen in relatie tot de
overheveling van begeleiding naar de Wmo.

Binnenkort wordt het voorstel tot wijziging Wmo in de Tweede Kamer
ingediend.  

Tijdens deze wetsbehandeling zal nader worden ingaan op de waarborgen
voor cliënten die de gewijzigde wet biedt. 

Als het gaat om specifieke groepen dan is de afgelopen maanden
onderzocht of voor bepaalde cliëntgroepen die begeleiding nodig hebben,
specifieke maatregelen nodig zijn. Hiertoe is, samen met de VNG,
intensief gesproken met verschillende patiënt- en cliëntorganisaties,
(brancheorganisaties van) aanbieders en gemeenten. De Tweede Kamer
ontvangt op zeer korte termijn het verslag van deze gesprekken. Op basis
van dit verslag zullen door het transitie bureau voor de gemeenten
handreikingen gemaakt worden die gemeenten ondersteunen bij  het uit te
voeren beleid. Op die manier wordt er zorg voor gedragen dat ook deze
groepen adequaat ondersteund worden.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Van der Staaij (SGP) over de
invulling van de subsidieverlening voor cliëntenorganisaties.

Bij de subsidieverlening voor cliëntenorganisaties zijn de
maatschappelijke verankering, de betrokkenheid van vrijwilligers en de
geefbereidheid van de achterban als volgt door ons meegenomen:

Maatschappelijke verankering komt tot uiting doordat
cliëntenorganisaties gesubsidieerd worden voor het hebben en
uitwisselen van ervaringskennis. Goede wortels hebben in de doelgroep en
daarmee dus een maatschappelijke verankering, is daarvoor een
noodzakelijke voorwaarde. 

Het meeste werk binnen cliëntenorganisaties wordt verzet door de vele
vrijwilligers die hierin actief zijn. Er zijn middelen beschikbaar om de
cliëntenorganisaties en vrijwilligers hierbij te ondersteunen. Een vorm
van deze ondersteuning is bijvoorbeeld het trainen en begeleiden van
vrijwilligers.

Ten slotte wordt de geefbereidheid van de achterban meegewogen in de
subsidieverlening. Er is een minimale bijdrage van € 25 vastgesteld
die de leden bereid moeten zijn te geven voor de activiteiten van de
organisaties om in aanmerking te komen voor subsidie. Het ledenaantal
weegt echter niet mee in de hoogte van de subsidie. Aangezien sommige
aandoeningen of beperkingen veel voorkomen, kunnen deze organisaties
makkelijker aanvullende financiering vinden dan organisaties voor
aandoeningen of beperkingen die weinig voorkomen.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Van der Staaij (SGP) over een
kabinetsreactie op het rapport van de commissie-De Jong.

Uw Kamer ontvangt voor het einde van dit jaar de kabinetsreactie en de
voorgenomen maatregelen. In de reactie wordt ook ingegaan op de
structurele financiering van de opvang van specifieke groepen
slachtoffers, waaronder de tienermoeders. Hierover is op dit moment
overleg met de Federatie Opvang en de VNG.

Antwoord op de vraag van het kamerlid Van der Staaij (SGP) over aandacht
aan kinderpornografie bij de aanpak van kindermisbruik.

In de beleidsreactie van 28 oktober jongstleden op het rapport
kinderpornografie van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel hebben de
minister van Veiligheid en Justitie en de staatssecretaris van VWS
aangegeven dat onderdelen als preventie, vroegsignalering, hulpverlening
en nazorg met betrekking tot kinderpornografie verder zullen worden
uitgewerkt in het Actieplan aanpak kindermishandeling. De nadruk zal bij
de uitwerking liggen op digitaal bewustzijn en hulpverlening aan
slachtoffers van kinderpornografie. Het Actieplan aanpak
kindermishandeling wordt eind november naar de Tweede Kamer gestuurd.

Pagina   PAGE    \* MERGEFORMAT  22  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  24


Datum:	10 november 2011

Betreft:	Antwoorden eerste termijn behandeling Begroting VWS 2012

Bezoekadres:

Parnassusplein 5

2511 VX  Den Haag

www.rijksoverheid.nl

Kenmerk

DBO-3091385

Bijlage(n)

1

Correspondentie uitsluitend richten aan het retouradres met vermelding
van de datum en het kenmerk van deze brief.

De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

> Retouradres Postbus 20350 2500 EH  Den Haag

Pagina   PAGE    \* MERGEFORMAT  1  van 1

Pagina   PAGE    \* MERGEFORMAT  29  van   SECTIONPAGES  \* Arabic  \*
MERGEFORMAT  29 

9 november 2011

Betreft	

Parnassusplein 5

Den Haag

www.rijksoverheid.nl

Contactpersoon

mr. J. Reichert

T	070-3406473

j.reichert@minvws.nl

De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Pagina   PAGE    \* MERGEFORMAT  3  van   SECTIONPAGES  \* Arabic  \*
MERGEFORMAT  1 

> Retouradres