[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33078 Adv RvSt inzake voorstel van wet tot wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten plattelandswoningen)

Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (plattelandswoningen)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2011D55089, datum: 2011-11-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z22308:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W14.11.0287/IV	's-Gravenhage, 25 augustus 2011

Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2011, no.11.001788, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de
Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig
gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische
status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van
milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen
aan te passen (plattelandswoningen), met memorie van toelichting.

Het voorstel past de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en
enige andere wetten aan waardoor voortaan het planologisch regime van
gronden en opstallen, en niet langer het feitelijke gebruik daarvan,
bepalend wordt voor de mate van bescherming tegen hinder van geluid,
geur en fijn stof. Voorts regelt het voorstel dat (voormalige)
agrarische bedrijfswoningen (tevens) die door derden mogen worden
bewoond, niet worden beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende
agrarische bedrijf. 

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.

1. 	Problematiek ‘plattelandswoningen’

Het voorstel regelt dat een bedrijfswoning die behoort tot een
landbouwinrichting, maar feitelijk als burgerwoning wordt gebruikt
(hierna: plattelandswoning), niet wordt beschermd tegen milieubelasting
vanwege die inrichting. De regering beoogt hiermee het probleem op te
lossen dat het gebruik als plattelandswoning leidt tot beperkingen voor
de bedrijfsvoering van het nabijgelegen agrarische bedrijf. Volgens de
regering doet dit probleem zich vooral voor bij het bedrijf waartoe de
woning behoort of voorheen behoorde en veel minder ten aanzien van
‘derde’ bedrijven. Om die reden beperkt zij de reikwijdte van het
voorstel tot het nabijgelegen agrarische bedrijf (waartoe de woning
voorheen behoorde). In het voorstel komt dit tot uitdrukking in de
woorden “met betrekking tot die inrichting” in het voorgestelde
artikel 1.1a, eerste lid, van de Wabo.

De Afdeling merkt op dat de memorie van toelichting niet aangeeft waarom
‘derde’ bedrijven veel minder problemen in de bedrijfsvoering
ondervinden van plattelandswoningen. Hierdoor is niet helder waarom de
reikwijdte van het voorstel is beperkt tot het nabijgelegen agrarische
bedrijf (waartoe de woning voorheen behoorde). 

De Afdeling adviseert de memorie van toelichting aan te vullen met een
passage waarin wordt uitgelegd dat plattelandswoningen minder problemen
geven voor de bedrijfsvoering van ‘derde bedrijven’, omdat het
niveau van milieubescherming ten aanzien van deze bedrijven niet wijzigt
bij gebruik als plattelandswoning. 

2.	Geen overgangsrecht

De Afdeling merkt op dat het wetsvoorstel niet voorziet in
overgangsrecht. De regering stelt dit niet nodig te achten omdat –
kort gezegd – het wetsvoorstel in de praktijk alleen tot een verlaging
van het milieubeschermingsniveau leidt in geval van ‘illegaal bewoonde
gebouwen’. 

De Afdeling acht deze motivering niet toereikend. Het voorstel heeft
niet alleen consequenties voor ‘illegaal bewoonde gebouwen’, maar
ook voor gebouwen die legaal worden bewoond en ingevolge de huidige
wetgeving overeenkomstig het feitelijke gebruik een hoger
milieubeschermingsniveau genieten tegenover de eigen agrarische
inrichting dan onder het voorstel. De Afdeling adviseert in de
toelichting aan te geven waarom voor (de bewoners van) deze gebouwen is
afgezien van enige vorm van overgangsrecht.

3.	Omschrijving plattelandswoning

Het voorgestelde artikel 1.1a, eerste lid, van de Wabo omschrijft een
plattelandswoning als een bedrijfswoning, “behorend tot of voorheen
behorend tot een landbouwinrichting”. Door het gebruik van de zinsnede
“voorheen behorend tot” kunnen ook woningen, die planologisch reeds
herbestemd zijn van agrarische bedrijfswoning tot burgerwoning, onder
deze omschrijving vallen. Daardoor geldt in theorie ook voor deze
burgerwoningen de verlaagde milieubescherming, hetgeen niet beoogd zal
zijn met de herbestemming.

De Afdeling adviseert aan het vorenstaande aandacht te besteden in de
memorie van toelichting en het voorstel zo nodig aan te passen.

4. 	Code Interbestuurlijke Verhoudingen

Op grond van de Code Interbestuurlijke Verhoudingen (hierna: Code) moet
conceptregelgeving met relevantie voor decentrale overheden voor advies
aan het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) worden voorgelegd. Hun adviezen dienen te worden
meegezonden aan de Raad van State.

De Afdeling constateert dat er op ambtelijk niveau overleg is gevoerd
met het IPO en de VNG. Het wetsvoorstel is als zodanig evenwel niet ter
advisering voorgelegd aan het IPO en de VNG. De Afdeling merkt op dat
het wetsvoorstel evidente gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk van
de provincies en gemeenten. Gelet op de afspraken neergelegd in de Code
is het van belang dat het IPO en de VNG bestuurlijk advies uitbrengen
over het wetsvoorstel. 

De Afdeling adviseert voorstellen van wet en algemene maatregel van
bestuur met relevantie voor decentrale overheden voorafgaand aan de
advisering door de Afdeling voor te leggen aan het IPO en de VNG. Voorts
adviseert de Afdeling de adviezen tegelijkertijd met die voorstellen mee
te zenden, zodat de Afdeling daarvan tijdig kennis kan nemen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State,



	Memorie van toelichting, Algemeen deel, Hoofdstuk 1. Inleiding en
artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel A.

	Memorie van toelichting, Algemeen deel, Hoofdstuk 2. Probleemschets
plattelandswoningen, derde tekstblok. 

	Memorie van toelichting, Algemeen deel, Hoofdstuk 5. De oplossing,
onderdeel B. De ‘plattelandswoningen’, derde tekstblok. 

	Onder de huidige wetgeving worden bedrijfswoningen op grotendeels
dezelfde wijze beschermd tegen hinder van geluid, geur en fijn stof van
omliggende ‘derde’ bedrijven als burgerwoningen. Het gebruik als
plattelandswoning leidt derhalve onder de huidige wetgeving niet tot een
gewijzigd beschermingsniveau. Zie ook de Memorie van toelichting,
Algemeen deel, Hoofdstuk 3. Korte beschrijving van relevante wet- en
regelgeving.

	Memorie van toelichting, Algemeen deel, Hoofdstuk 6. Geen
overgangsrecht.

	Code Interbestuurlijke Verhoudingen, bijlage I, onderdeel IV "Afspraken
Interbestuurlijke Verhoudingen", in

	samenhang met bijlage III, onderdeel 6 "Checklist voor rijksregelgeving
en beleid met relevantie voor

	decentrale overheden", Den Haag, 2004, blz. 28, 29 en 40, 41.

	Memorie van toelichting, Algemeen deel, Hoofdstuk 10. Consultatie en
adviezen.

	Ambtelijk advies is niet gelijk aan een bestuurlijk advies. Net zomin
als rijksambtenaren in een

	interdepartementaal overleg hun minister kunnen binden, kunnen
medewerkers van het IPO en de VNG hun

	bestuur binden.

 PAGE    

  PAGE  2 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........