[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33085 Adv RvSt inzake Wijziging van de Remigratiewet (Heroverweging Remigratiewet)

Wijziging van de Remigratiewet (Heroverweging Remigratiewet)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2011D55561, datum: 2011-11-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z22853:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W04.11.0285/I	's-Gravenhage, 23 september 2011

Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2011, no.11.001784, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State
ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van
de Remigratiewet (Heroverweging Remigratiewet), met memorie van
toelichting.

Met het wetsvoorstel wordt de leeftijdsgrens om in aanmerking te komen
voor een voorziening met een maandelijkse uitkering verhoogd van 45 naar
55 jaar, worden de basisvoorzieningen afgeschaft en wordt de
mogelijkheid tot het aanvragen van remigratievoorzieningen in de tijd
beperkt.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt naar aanleiding van
het wetsvoorstel een aantal opmerkingen met betrekking tot het schrappen
van de basisvoorziening, de relatie tussen integratie en remigratie, de
aanwijzing van de doelgroepen en over de sancties op het niet naleven
van verplichtingen op basis van de Remigratiewet. Zij is van oordeel dat
in verband daarmee het voorstel deels nader dient te worden overwogen.

1.	Doelstelling van de Remigratiewet en de basisvoorziening 

De toelichting bij het voorstel verwoordt de doelstelling van de
Remigratiewet (Rw) aldus: 'De kern en aanleiding van de Remigratiewet is
het bieden van een uitweg aan degenen die ooit naar Nederland kwamen
voor arbeid en vestiging, maar nu een dringende wens tot terugkeer
hebben, doordat zij in een uitzichtloze situatie van afhankelijkheid
verkeren en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen.' Daartoe
voorziet de Rw in een basisvoorziening, die bestaat uit een eenmalige
vergoeding van reis- en verhuiskosten en een vergoeding voor de
overbrugging van de eerste twee maanden na terugkeer, en een
remigratievoorziening, bestaande uit een maandelijkse uitkering en een
ziektekostenverzekering. In het voorstel vervalt de basisvoorziening met
de motivering dat remigratie berust op een bewuste keuze. Remigranten
dragen daarvoor een eigen verantwoordelijkheid en dienen daarom ook de
kosten te dragen van remigratie, aldus de toelichting. Het Landelijk
Overleg Minderheden heeft geadviseerd de basisvoorziening tenminste in
stand te houden voor minder draagkrachtige remigranten. Dit advies wijst
de regering af, omdat dit niet zou stroken met het huidige
kabinetsbeleid. 

De Afdeling constateert dat in de toelichting wordt gesteld dat de keuze
tot remigratie een bewuste is, maar dat daarin geen rekening wordt
gehouden met de behoeftigheid van de (potentiële) remigrant en het feit
dat de uitzichtloze situatie van de betrokkene kan nopen tot terugkeer
naar het land van herkomst. Indien de regering de hierboven weergegeven
doelstelling van de Rw onderschrijft om remigranten in een uitzichtloze
situatie de mogelijkheid tot terugkeer te bieden wanneer zij zelf hun
remigratie niet kunnen bekostigen, is het schrappen van de
basisvoorziening daarmee naar het oordeel van de Afdeling niet in
overeenstemming. In die zin zijn de opmerkingen over de mogelijkheid tot
sparen voor de remigratie en een eventueel lichtvaardig vertrek uit
Nederland in de toelichting evenmin te verenigen met de doelstelling van
de Rw. In de toelichting bij het voorstel is wel de aanleiding tot het
voorstel aangegeven, maar ontbreekt een samenhangende visie op de
doelstelling(en) daarvan.

Voor behoeftige remigranten kan de basisvoorziening de drempel om te
remigreren verlagen en daardoor bijdragen aan de verwezenlijking van de
doelstelling van de Rw en een gunstige uitwerking hebben op het hierna
te bespreken inverdieneffect. De Afdeling is van oordeel dat de noodzaak
tot het schrappen van de basisvoorziening niet overtuigend is aangetoond
en adviseert de basisvoorziening te handhaven.

2.	Relatie tussen integratie en remigratie en het inverdieneffect 

In de brief van de toenmalige Minister voor Wonen, Wijken en Integratie
(WWI) inzake de heroverweging van de Rw is een verband gelegd tussen
integratie en remigratie: migranten die geen uitzicht hebben op
succesvolle integratie omdat zij te oud zijn en/of aangewezen zijn op
een uitkering of omdat zij niet (meer) bemiddelbaar zijn voor deelname
aan het arbeidsproces, kunnen kiezen voor remigratie. De
remigratievoorzieningen zijn daarbij voorzien voor minder
draagkrachtigen, waarbij sprake is van een inverdieneffect. Bij vertrek
van uitkeringsgerechtigden uit Nederland vinden immers geen uitkeringen
meer plaats voor werkloosheid en bijstand. Deze uitkeringen zijn hoger
dan de remigratie-uitkeringen, omdat de remigratie-uitkeringen zijn
gebaseerd op de – over het algemeen – lagere bestaanskosten in
bestemmingslanden.

De Afdeling stelt vast dat het voorstel strekt tot het beperken en op
termijn laten vervallen van de mogelijkheid tot het aanvragen van een
remigratie-uitkering. In de toelichting bij het voorstel wordt geen
melding gemaakt van een inverdieneffect. Onverminderd het bovenstaande
inzake de basisuitkering is de Afdeling van oordeel dat met de
voorgestelde beperking een prikkel wordt weggenomen tot remigratie van
diegenen die geen uitzicht (meer) hebben op succesvolle integratie en
met gelijktijdig teniet doen van het inverdieneffect. De Afdeling
adviseert de toelichting op dit punt dragend te motiveren. 

3.	Doelgroepen

Het aanvragen van remigratievoorzieningen blijft mogelijk tot 1 januari
2025. De leeftijd waarop een aanvraag voor remigratievoorzieningen kan
worden ingediend wordt van 45 jaar of ouder verhoogd naar 55 jaar of
ouder. Tevens wordt de kring van aanvragers beperkt tot migranten van de
eerste generatie die in Nederland verblijven vóór inwerkingtreding van
het voorstel. De regering motiveert de inperking van de doelgroep met
een verwijzing naar de leeftijdsverhoging ten behoeve van de vergroting
van de arbeidsparticipatie en naar de motie Dibi voor de beperking tot
migranten van de eerste generatie. Deze inperking is overeenkomstig de
voorstellen tot heroverweging van de Rw in 2009 van de toenmalige
Minister voor WWI. 

De Afdeling merkt op dat in de huidige Rw, naast de asielgerechtigden,
de doelgroepen zijn omschreven als de migranten die afkomstig zijn uit
die landen waarmee Nederland een band heeft (gehad), omdat het
voormalige koloniën zijn of omdat in het verleden met deze landen een
wervingsovereenkomst is gesloten. Een bijzondere categorie vormen de
Chinezen, omdat zij als doelgroep zijn opgenomen na een pleidooi
hiervoor van Chinese organisaties. De toenmalige Minister voor WWI
stelde voor, met het oog op de hiervoor genoemde relatie tussen
integratie en remigratie, een koppeling aan te brengen met die groepen
migranten die bij binnenkomst in Nederland over een geldige machtiging
tot voorlopig verblijf dienen te beschikken (MVV-plichtig zijn). Daarmee
zou een objectief criterium worden gehanteerd dat een ongerechtvaardigd
onderscheid in de aanwijzing van de doelgroepen zoveel mogelijk
voorkomt. Thans worden de doelgroepen opgesomd in artikel 2 van de
Regeling aanwijzing doelgroepen Remigratiewet. 

Naar het oordeel van de Afdeling betreft het criterium voor de
aanwijzing voor de doelgroepen die in aanmerking kunnen komen voor een
remigratie-uitkering, een hoofdelement van de regeling dat in de
(formele) wet dient te worden opgenomen. De Afdeling is van oordeel dat
de opmerking in de toelichting, dat de aanpassing zal geschieden in
overeenstemming met de uitgangspunten van de Algemene wet gelijke
behandeling (Awgb), daartoe ontoereikend is. Niet wordt aangegeven welke
deze uitgangspunten zouden moeten zijn. Ingevolge artikel 1, eerste lid,
onder b, van de Awgb is direct onderscheid op grond van nationaliteit
uitgesloten. Ingevolge artikel 2, vijfde lid, onder a, van de Awgb geldt
het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid op grond van
nationaliteit niet indien het onderscheid is gebaseerd op algemeen
verbindende voorschriften, zoals hier het geval is. De Awgb bevat
derhalve geen uitgangspunten waaraan een algemeen verbindend
voorschrift, dat de doelgroepen die onder de Remigratiewet vallen
definieert, zou moeten voldoen. 

De Afdeling adviseert in de Rw een objectief criterium op te nemen voor
de aanwijzing van de doelgroepen die in aanmerking komen voor een
remigratie-uitkering.

4.	Sancties

In het geval aan een voorwaarde niet is voldaan of een verplichting op
grond van de Rw niet is nagekomen, kan het besluit tot verlening van een
uitkering krachtens de Rw door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) worden
beëindigd en kan de uitkering worden teruggevorderd. In de Aanvullende
uitvoeringstoets stelt de SVB voor om voor het afdwingen van de
mededelingsverplichtingen of het opvolgen van controlevoorschriften
bestuurlijke boetes te introduceren op een overeenkomstige wijze als is
geschied in sociale zekerheidswetten. De SVB doet daartoe een voorstel
tot aanpassing van de Rw. De Afdeling constateert dat dit voorstel niet
is overgenomen. 

Naar aanleiding van hetgeen de SVB heeft opgemerkt over sancties op de
niet naleving van verplichtingen die voortvloeien uit de Rw, stelt de
Afdeling vast dat de huidige grondslag voor korting, intrekking en
terugvordering van uitkeringen in artikel 6 van de Rw is beperkt tot de
voorwaarden in de artikel 3 en 4 van de Rw en voor het overige verwijst
naar een regeling bij of krachtens AMvB. Op deze grondslag berusten de
maatregelen in het Uitvoeringsbesluit Rw. De Afdeling is van oordeel dat
het wenselijk is dat wordt voorzien in een sluitend stelsel en dat de
huidige wettelijke grondslag in artikel 6 Rw daartoe ontoereikend is. De
Afdeling is van oordeel dat eventuele sancties op de niet naleving van
verplichtingen op grond van de Rw als hoofdelement dienen te worden
opgenomen in de (formele) wet en adviseert het voorstel
dienovereenkomstig aan te vullen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

	Zie ook de brief van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XVIII, nr. 29, blz. 1.

	Toelichting, paragraaf 4.

	Toelichting, paragraaf 3.2. 

	Brief van de Minister voor WWI, Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XVIII,
nr. 29, blz. 2.

	Idem, blz. 4 (par. 2).

	Motie Dibi, Kamerstukken II 2010/11, 32500 VII, nr. 39.

	Brief van de Minister voor WWI, Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XVIII,
nr. 29, blz. 3 en 4.

	Onder meer Suriname.

	Onder meer met Marokko. Sinds 1973 (oliecrisis) zijn de
wervingsovereenkomsten in onbruik geraakt.

	Brief van de Minister voor WWI, Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XVIII,
nr. 29, blz. 5.

	Zie Afdeling Bestuursrechtspraak RvS 21 september 2011, zaak
201009845/1/V6. 

	Stcrt. 2000, 62, blz.11.

	Zie aanwijzing 22 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

	Artikelen 13 en 15 van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet, Stb. 2000,
128.

	Aanvullende uitvoeringstoets SVB 12 mei 2010, kenmerk RvB.78/10/ES/ep.

	Maatregelenbesluit sociale zekerheidswetten, Stb. 2007, 304.

	Aanwijzing 22 Aanwijzingen voor de regelgeving.

  PAGE  4 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........