33085 Adv RvSt inzake Wijziging van de Remigratiewet (Heroverweging Remigratiewet)
Wijziging van de Remigratiewet (Heroverweging Remigratiewet)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2011D55561, datum: 2011-11-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2011Z22853:
- Indiener: J.P.H. Donner, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2011-11-15 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-11-17 10:45: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2011-12-15 12:00: Wijziging van de Remigratiewet (heroverweging Remigratiewet) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2012-03-21 13:30: Procedurevergadering cie. Immigratie en Asiel (Procedurevergadering), algemene commissie voor Immigratie, Integratie en Asiel (2010-2012)
- 2012-03-28 13:20: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-05-30 13:30: Procedurevergadering cie. Immigratie en Asiel (Procedurevergadering), algemene commissie voor Immigratie, Integratie en Asiel (2010-2012)
- 2012-12-04 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2013-01-24 19:30: Wijziging van de Remigratiewet (heroverweging Remigratiewet) (33085) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2013-01-29 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W04.11.0285/I 's-Gravenhage, 23 september 2011 Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2011, no.11.001784, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Remigratiewet (Heroverweging Remigratiewet), met memorie van toelichting. Met het wetsvoorstel wordt de leeftijdsgrens om in aanmerking te komen voor een voorziening met een maandelijkse uitkering verhoogd van 45 naar 55 jaar, worden de basisvoorzieningen afgeschaft en wordt de mogelijkheid tot het aanvragen van remigratievoorzieningen in de tijd beperkt. De Afdeling advisering van de Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen met betrekking tot het schrappen van de basisvoorziening, de relatie tussen integratie en remigratie, de aanwijzing van de doelgroepen en over de sancties op het niet naleven van verplichtingen op basis van de Remigratiewet. Zij is van oordeel dat in verband daarmee het voorstel deels nader dient te worden overwogen. 1. Doelstelling van de Remigratiewet en de basisvoorziening De toelichting bij het voorstel verwoordt de doelstelling van de Remigratiewet (Rw) aldus: 'De kern en aanleiding van de Remigratiewet is het bieden van een uitweg aan degenen die ooit naar Nederland kwamen voor arbeid en vestiging, maar nu een dringende wens tot terugkeer hebben, doordat zij in een uitzichtloze situatie van afhankelijkheid verkeren en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen.' Daartoe voorziet de Rw in een basisvoorziening, die bestaat uit een eenmalige vergoeding van reis- en verhuiskosten en een vergoeding voor de overbrugging van de eerste twee maanden na terugkeer, en een remigratievoorziening, bestaande uit een maandelijkse uitkering en een ziektekostenverzekering. In het voorstel vervalt de basisvoorziening met de motivering dat remigratie berust op een bewuste keuze. Remigranten dragen daarvoor een eigen verantwoordelijkheid en dienen daarom ook de kosten te dragen van remigratie, aldus de toelichting. Het Landelijk Overleg Minderheden heeft geadviseerd de basisvoorziening tenminste in stand te houden voor minder draagkrachtige remigranten. Dit advies wijst de regering af, omdat dit niet zou stroken met het huidige kabinetsbeleid. De Afdeling constateert dat in de toelichting wordt gesteld dat de keuze tot remigratie een bewuste is, maar dat daarin geen rekening wordt gehouden met de behoeftigheid van de (potentiële) remigrant en het feit dat de uitzichtloze situatie van de betrokkene kan nopen tot terugkeer naar het land van herkomst. Indien de regering de hierboven weergegeven doelstelling van de Rw onderschrijft om remigranten in een uitzichtloze situatie de mogelijkheid tot terugkeer te bieden wanneer zij zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen, is het schrappen van de basisvoorziening daarmee naar het oordeel van de Afdeling niet in overeenstemming. In die zin zijn de opmerkingen over de mogelijkheid tot sparen voor de remigratie en een eventueel lichtvaardig vertrek uit Nederland in de toelichting evenmin te verenigen met de doelstelling van de Rw. In de toelichting bij het voorstel is wel de aanleiding tot het voorstel aangegeven, maar ontbreekt een samenhangende visie op de doelstelling(en) daarvan. Voor behoeftige remigranten kan de basisvoorziening de drempel om te remigreren verlagen en daardoor bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstelling van de Rw en een gunstige uitwerking hebben op het hierna te bespreken inverdieneffect. De Afdeling is van oordeel dat de noodzaak tot het schrappen van de basisvoorziening niet overtuigend is aangetoond en adviseert de basisvoorziening te handhaven. 2. Relatie tussen integratie en remigratie en het inverdieneffect In de brief van de toenmalige Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) inzake de heroverweging van de Rw is een verband gelegd tussen integratie en remigratie: migranten die geen uitzicht hebben op succesvolle integratie omdat zij te oud zijn en/of aangewezen zijn op een uitkering of omdat zij niet (meer) bemiddelbaar zijn voor deelname aan het arbeidsproces, kunnen kiezen voor remigratie. De remigratievoorzieningen zijn daarbij voorzien voor minder draagkrachtigen, waarbij sprake is van een inverdieneffect. Bij vertrek van uitkeringsgerechtigden uit Nederland vinden immers geen uitkeringen meer plaats voor werkloosheid en bijstand. Deze uitkeringen zijn hoger dan de remigratie-uitkeringen, omdat de remigratie-uitkeringen zijn gebaseerd op de – over het algemeen – lagere bestaanskosten in bestemmingslanden. De Afdeling stelt vast dat het voorstel strekt tot het beperken en op termijn laten vervallen van de mogelijkheid tot het aanvragen van een remigratie-uitkering. In de toelichting bij het voorstel wordt geen melding gemaakt van een inverdieneffect. Onverminderd het bovenstaande inzake de basisuitkering is de Afdeling van oordeel dat met de voorgestelde beperking een prikkel wordt weggenomen tot remigratie van diegenen die geen uitzicht (meer) hebben op succesvolle integratie en met gelijktijdig teniet doen van het inverdieneffect. De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt dragend te motiveren. 3. Doelgroepen Het aanvragen van remigratievoorzieningen blijft mogelijk tot 1 januari 2025. De leeftijd waarop een aanvraag voor remigratievoorzieningen kan worden ingediend wordt van 45 jaar of ouder verhoogd naar 55 jaar of ouder. Tevens wordt de kring van aanvragers beperkt tot migranten van de eerste generatie die in Nederland verblijven vóór inwerkingtreding van het voorstel. De regering motiveert de inperking van de doelgroep met een verwijzing naar de leeftijdsverhoging ten behoeve van de vergroting van de arbeidsparticipatie en naar de motie Dibi voor de beperking tot migranten van de eerste generatie. Deze inperking is overeenkomstig de voorstellen tot heroverweging van de Rw in 2009 van de toenmalige Minister voor WWI. De Afdeling merkt op dat in de huidige Rw, naast de asielgerechtigden, de doelgroepen zijn omschreven als de migranten die afkomstig zijn uit die landen waarmee Nederland een band heeft (gehad), omdat het voormalige koloniën zijn of omdat in het verleden met deze landen een wervingsovereenkomst is gesloten. Een bijzondere categorie vormen de Chinezen, omdat zij als doelgroep zijn opgenomen na een pleidooi hiervoor van Chinese organisaties. De toenmalige Minister voor WWI stelde voor, met het oog op de hiervoor genoemde relatie tussen integratie en remigratie, een koppeling aan te brengen met die groepen migranten die bij binnenkomst in Nederland over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf dienen te beschikken (MVV-plichtig zijn). Daarmee zou een objectief criterium worden gehanteerd dat een ongerechtvaardigd onderscheid in de aanwijzing van de doelgroepen zoveel mogelijk voorkomt. Thans worden de doelgroepen opgesomd in artikel 2 van de Regeling aanwijzing doelgroepen Remigratiewet. Naar het oordeel van de Afdeling betreft het criterium voor de aanwijzing voor de doelgroepen die in aanmerking kunnen komen voor een remigratie-uitkering, een hoofdelement van de regeling dat in de (formele) wet dient te worden opgenomen. De Afdeling is van oordeel dat de opmerking in de toelichting, dat de aanpassing zal geschieden in overeenstemming met de uitgangspunten van de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb), daartoe ontoereikend is. Niet wordt aangegeven welke deze uitgangspunten zouden moeten zijn. Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder b, van de Awgb is direct onderscheid op grond van nationaliteit uitgesloten. Ingevolge artikel 2, vijfde lid, onder a, van de Awgb geldt het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid op grond van nationaliteit niet indien het onderscheid is gebaseerd op algemeen verbindende voorschriften, zoals hier het geval is. De Awgb bevat derhalve geen uitgangspunten waaraan een algemeen verbindend voorschrift, dat de doelgroepen die onder de Remigratiewet vallen definieert, zou moeten voldoen. De Afdeling adviseert in de Rw een objectief criterium op te nemen voor de aanwijzing van de doelgroepen die in aanmerking komen voor een remigratie-uitkering. 4. Sancties In het geval aan een voorwaarde niet is voldaan of een verplichting op grond van de Rw niet is nagekomen, kan het besluit tot verlening van een uitkering krachtens de Rw door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) worden beëindigd en kan de uitkering worden teruggevorderd. In de Aanvullende uitvoeringstoets stelt de SVB voor om voor het afdwingen van de mededelingsverplichtingen of het opvolgen van controlevoorschriften bestuurlijke boetes te introduceren op een overeenkomstige wijze als is geschied in sociale zekerheidswetten. De SVB doet daartoe een voorstel tot aanpassing van de Rw. De Afdeling constateert dat dit voorstel niet is overgenomen. Naar aanleiding van hetgeen de SVB heeft opgemerkt over sancties op de niet naleving van verplichtingen die voortvloeien uit de Rw, stelt de Afdeling vast dat de huidige grondslag voor korting, intrekking en terugvordering van uitkeringen in artikel 6 van de Rw is beperkt tot de voorwaarden in de artikel 3 en 4 van de Rw en voor het overige verwijst naar een regeling bij of krachtens AMvB. Op deze grondslag berusten de maatregelen in het Uitvoeringsbesluit Rw. De Afdeling is van oordeel dat het wenselijk is dat wordt voorzien in een sluitend stelsel en dat de huidige wettelijke grondslag in artikel 6 Rw daartoe ontoereikend is. De Afdeling is van oordeel dat eventuele sancties op de niet naleving van verplichtingen op grond van de Rw als hoofdelement dienen te worden opgenomen in de (formele) wet en adviseert het voorstel dienovereenkomstig aan te vullen. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Zie ook de brief van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XVIII, nr. 29, blz. 1. Toelichting, paragraaf 4. Toelichting, paragraaf 3.2. Brief van de Minister voor WWI, Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XVIII, nr. 29, blz. 2. Idem, blz. 4 (par. 2). Motie Dibi, Kamerstukken II 2010/11, 32500 VII, nr. 39. Brief van de Minister voor WWI, Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XVIII, nr. 29, blz. 3 en 4. Onder meer Suriname. Onder meer met Marokko. Sinds 1973 (oliecrisis) zijn de wervingsovereenkomsten in onbruik geraakt. Brief van de Minister voor WWI, Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XVIII, nr. 29, blz. 5. Zie Afdeling Bestuursrechtspraak RvS 21 september 2011, zaak 201009845/1/V6. Stcrt. 2000, 62, blz.11. Zie aanwijzing 22 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Artikelen 13 en 15 van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet, Stb. 2000, 128. Aanvullende uitvoeringstoets SVB 12 mei 2010, kenmerk RvB.78/10/ES/ep. Maatregelenbesluit sociale zekerheidswetten, Stb. 2007, 304. Aanwijzing 22 Aanwijzingen voor de regelgeving. PAGE 4 AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........