[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beantwoording schriftelijke vragen begroting BZK 2012

Brief regering

Nummer: 2011D56380, datum: 2011-11-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2011Z23313:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Op 16 november jl. is tijdens de eerste termijn van uw Kamer gesproken
over het onderdeel Begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(inclusief onderdeelĀ Integratie en onderdeel Volkshuisvesting) (33000
VII). 

Een deel van de vragen die tijdens deze eerste termijn mondeling zijn
gesteld, bied ik u hierbij schriftelijk aan ten behoeve van de
voorzetting van het debat op donderdag 17 november a.s. 

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.P.H. Donner

BIJLAGE: SCHRIFTELIJKE BEANTWOORDING

BEGROTINGSBEHANDELING BZK

Wonen 

Fractie: Christenunie

Vraag 24:

Is de minister bereid onderzoek te doen met de AFM en
hypotheekverstrekkers naar criteria en voorwaarden voor tijdelijke huur
en vrij erkende bemiddelingsbureaus?

Antwoord:

Ik ben van mening dat tijdelijke verhuur middels de Leegstandwet een
uitstekende manier is om te koop staande koopwoningen in verhuur te
geven.

In het kader van de crisismaatregelen is uitgebreid aandacht daaraan
besteed. In samenwerking met VNG en Vereniging Eigen Huis zijn gemeenten
en burgers in 2009 voorgelicht over de mogelijkheden die deze wet biedt.
Deze informatie is via internet nog steeds beschikbaar.

Ook is het met de Crisis- en Herstelwet mogelijk gemaakt te koop staande
koopwoningen bij voldoende punten geliberaliseerd te verhuren, zoals ook
op grond van het normale huurprijzenrecht mogelijk is.

Banken zijn verzocht mee te werken met deze vorm van tijdelijke verhuur.
Banken lopen immers door het ontbreken van huurbescherming bij
toepassing van de Leegstandwet geen risico op verkoop in verhuurde
staat. Mijn beeld is dat banken inmiddels over het algemeen goed
meewerken met tijdelijke verhuur op grond van de Leegstandwet.
Desgewenst ben ik wel bereid te bezien waar zich knelpunten voordoen, en
of/ hoe deze aangepakt kunnen worden. De AFM heeft in dit kader geen
rol.

Fractie: Christenunie

Vraag 25:

De regeling met betrekking tot de aftrek van dubbele hypotheeklasten
loopt eind 2012 af. Kan de minister in overleg met de staatssecretaris
van Financiƫn bekijken of deze regeling kan worden verlengd tot en met
2013?

Antwoord: 

Ik zal hier over in overleg treden met de staatssecretaris van
Financiƫn.

Fractie: Christenunie

Vraag 26:

Amsterdam heeft een leegstandsverordening vastgesteld. Ortega noemt dit
als een voorbeeld. Vraag aan minister: Is de minister bereid het gesprek
aan te gaan met gemeenten over een meer actief leegstandsbeleid.

Antwoord: 

Op dit moment inventariseert BZK, conform afspraak met uw Kamer, in
hoeverre gemeenten een leegstandbeleid hebben of dat ontwikkelen, en in
hoeverre het instrumentarium, dat sinds 1 oktober 2010 door middel van
de Wet kraken en leegstand is aangeboden, hierbij gebruikt wordt. De
resultaten van deze inventarisatie komen rond de jaarwisseling
beschikbaar. Ik zal deze aan de Kamer zenden, waarbij dan het antwoord
op de vraag gegeven kan worden of terzake het gesprek met gemeenten moet
worden aangegaan.

Fractie: Christenunie

Vraag 27: 

Graag de reactie van de minister op de volgende 3 punten:

Krimp en preventie meenemen in nieuwe verdeling Gemeentefonds

Waarsschuwingssysteem voor verloedering

Regelgeving aanpassen om gegevens uit een dergelijk systeem aan elkaar
te koppelen.

Antwoord: 

1 en 2:

Krimp is in de vorm van een tijdelijke maatstaf voor de periode
2011-2015 al onderdeel van de verdeling van het gemeentefonds. De
werking daarvan wordt geƫvalueerd om op basis van de opgedane
ervaringen over een structurele maatregel te kunnen beslissen. 

Ik ben van mening dat tijdelijke verhuur middels de Leegstandwet een
uitstekende manier is om te koop staande koopwoningen in verhuur te
geven.

In het kader van de crisismaatregelen is uitgebreid aandacht daaraan
besteed. In samenwerking met VNG en Vereniging Eigen Huis zijn gemeenten
en burgers in 2009 voorgelicht over de mogelijkheden die deze wet biedt.
Deze informatie is via internet nog steeds beschikbaar.

Ook is het met de Crisis- en Herstelwet mogelijk gemaakt te koop staande
koopwoningen bij voldoende punten geliberaliseerd te verhuren, zoals ook
op grond van het normale huurprijzenrecht mogelijk is.

Banken zijn verzocht mee te werken met deze vorm van tijdelijke verhuur.
Banken lopen immers door het ontbreken van huurbescherming bij
toepassing van de Leegstandwet geen risico op verkoop in verhuurde
staat. Mijn beeld is dat banken inmiddels over het algemeen goed
meewerken met tijdelijke verhuur op grond van de Leegstandwet.
Desgewenst ben ik wel bereid te bezien waar zich knelpunten voordoen, en
of/ hoe deze aangepakt kunnen worden. De AFM heeft in dit kader geen
rol.

Wat betreft een sleutel voor preventie in het gemeentefonds; er is
onderzoek gedaan naar zogenaamde ā€œtipping pointsā€, omslagpunten in
leefbaarheid. Uit dat onderzoek blijkt dat de Leefbaarometer twee
omslagpunten kan blootleggen, die mede gerelateerd zijn aan
verloedering. In vervolgonderzoek wordt momenteel bekeken in hoeverre de
signalering van die omslagpunten middels de Leefbaarometer kan helpen om
beleid vroegtijdig en preventief aan te passen zodat negatieve
ontwikkelingen kunnen worden voorkomen. Mocht blijken dat de
Leefbaarometer tijdig meer signalen kan afgeven voor preventief beleid,
dan geeft dat gemeenten een belangrijk instrument om preventief in te
grijpen tegen geringe kosten en ligt een aanpassing van het
gemeentefonds niet in de rede. 

3:

Momenteel ken ik geen problemen met regelgeving over de koppeling van
diverse gegevens bij de ontwikkeling van waarschuwingssystemen door
gemeenten. Mocht blijken dat regelgeving beperkingen oplegt aan de
ontwikkeling van een dergelijk systeem, dan ben ik bereid daarnaar te
kijken.

Fractie: Christenunie

Vraag 28:

Kan de minister de evaluatie van de Ortega-gemeenten uitstellen ? Kan de
minister verloedering eerder signaleren in wijken?

Antwoord: 

Signalen van leefbaarheidsontwikkelingen en eventuele verloedering in
buurten worden zichtbaar via de Leefbaarometer. De leefbaarometer geeft
online informatie over de leefbaarheid in alle buurten en wijken in
Nederland. Met de Leefbaarometer kunnen gemeenten en provincies gericht
en vroegtijdig reageren.

Specifiek met de Ortega-gemeenten heeft BZK een agenda opgesteld met als
doel via een preventieve aanpak een neerwaartse spiraal in de
leefbaarheid te voorkomen. Deze Uitvoeringsagenda is eind 2009 aan de
Tweede Kamer aangeboden. In overleg met de Ortega-gemeenten is op 1
november 2011 opdracht gegeven voor de evaluatie van deze aanpak.
Daarmee is uitstel niet meer mogelijk. De eindrapportage wordt eind
januari 2012 verwacht.

Fractie: PvdA

Vraag 33:

Door maatregelen die ervoor zorgen dat huurverhoging (ā€˜25 puntenā€™)
pas optreedt bij verhuizing loopt de woningmarkt vast. De PvdA noemt dit
verhuisboete. Is de minister bereid de verhuisboete voor huurders in de
schaarste gebieden op zijn minst op te schorten zodat de mensen in deze
crisis ten minste kunnen blijven verhuizen?.

Antwoord: 

Het gaat hier om het verhogen van de maximale huur in schaarstegebieden
met maximaal 25 WWS-punten. Deze maatregel is uitgebreid in deze Kamer
besproken en in werking getreden per 1 oktober 2011. 

De maatregel is geen verhuisboete maar geeft verhuurders de ruimte om de
huurprijs meer in verhouding te brengen  met de kwaliteit.  

Door de combinatie van de verhoging van de maximale huur en de extra
huurverhoging van 5% meen ik dat er sprake is van een effectieve prikkel
voor doorstroming en niet van een boete die stagnatie bevordert. 

Met deze maatregel wordt meer ruimte en marktwerking op de
huurwoningmarkt beoogd. Ik zie de maatregel niet als een verhuisboete
maar juist als een stimulans voor verhuurders tot investeringen in
woningen in schaarstegebieden waardoor het aanbod zal toenemen. 

De maatregel houdt overigens niet in, dat over de gehele linie nieuwe
huren met maximaal ā‚¬ 120 moeten worden verhoogd. Het is aan
verhuurders om hun eigen huurprijsbeleid te bepalen binnen de kaders die
de rijksregelgeving biedt en de afspraken die daarover met gemeenten
zijn of worden gemaakt.

Fractie: PvdA

Vraag 34:

Verzoek aan de minister om goed te kijken naar de maatregelen mbt de
marktwerking in de woningmarkt en de afspraken die daarover gemaakt
zijn.

Antwoord: 

Het beleid van het kabinet ten aanzien van de woningmarkt is in de
woonvisie neergelegd en onlangs met u besproken. De daaruit
voortvloeiende acties worden opgepakt. Enkele maatregelen zijn al
ingevoerd. 

Fractie: PvdA

Vraag 36:

De subsidie aan de LSA stopt in 2013. Is de minister bereid om middelen
te zoeken om dit ook in de toekomst blijvend mogelijk te maken gelet op
het feit dat hij bewonersparticipatie ook belangrijk vindt?

Antwoord: 

Het Landelijke Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA) speelt een
belangrijke rol in het betrekken van bewoners bij het verbeteren van de
leefbaarheid in de eigen buurt of wijk. Met het LSA wordt momenteel
geƫxperimenteerd op het terrein van de wijkonderneming waarvoor het LSA
een aanvullende projectsubsidie gaat ontvangen. Ik ben voornemens om
begin 2013 de effectiviteit van de subsidieaanvraag van het LSA te
evalueren. Op basis van deze evaluatie zal ik ā€“ mede in het licht van
het belang dat ik inderdaad aan bewonersparticipatie hecht - bezien of
en hoe de subsidie na 2013 wordt gecontinueerd.

Fractie: PvdA

Vraag 38:

Is de minister bereid tot het vrijmaken van ā‚¬100.000 aan
onderzoeksbudget voor een award voor de best betaalbare woning per
inkomensgroep, waarbij gelet wordt op energieneutraliteit en de maximale
woonlasten die de groep kan dragen?

Antwoord: 

Indien partijen in het veld hier animo voor hebben zal ik dit met
belangstelling volgen. Ik geloof echter dat de minister in deze geen rol
moet hebben.

Fractie: PvdA

Vraag 39:

De PvdA verzoekt de minister dringend zich niet blind te staren op de
maatregelen uit het Regeerakkoord, die, zoals de verhuisboete, juist een
tegengesteld effect hebben. Graag de reactie van de minister hierop.

Antwoord: 

Het beleid van het kabinet ten aanzien van de woningmarkt is in de
woonvisie neergelegd en onlangs met u besproken. De daaruit
voortvloeiende acties zijn opgepakt.

Het betreft hier een samenhangend pakket aan maatregelen waarmee het
kabinet inzet op een betere werking van de huurmarkt en versterking van
het vertrouwen in de koopmarkt. 

Ten behoeve van de doorstroming worden meerdere maatregelen ingezet. In
de huursector wordt de doorstroming bevorderd door de combinatie van het
verhogen van de maximale huur in schaarstegebieden en de extra ruimte
via huurverhoging voor huishoudens met een inkomen boven ā‚¬ 43.000. De
woningtoewijzing van huurwoningen van corporaties wordt meer toegespitst
op huishoudens met lagere inkomens als gevolg van de staatssteunregels.
De doorstroming naar de koopsector wordt bevorderd door te regelen dat
huurders hun huurwoning van de corporatie kunnen kopen tegen een
redelijke prijs.

Het kabinet biedt vertrouwen aan woningkopers door handhaving van de
hypotheekrenteaftrek. Gelet op de stagnatie op de woningmarkt is
ondermeer de overdrachtsbelasting tijdelijk verlaagd. Uiteraard staat
het denken niet stil. Ik sta steeds open voor nieuwe gedachten, maar zal
er op letten of die een meerderheid kunnen krijgen.

Fractie: VVD

Vraag 40:

Hoe krijgt men woningen energiezuiniger? Wie kan de consument hiervoor
bellen (met vragen)? Wanneer kunnen we de verkenning niet-financiele
prikkels energiebesparing verwachten? Kan er een energieloket komen,
waar de particulieren terecht kunnen voor de verbetering van de eigen
woning? Graag een reactie van de minister.

Antwoord:

Het energiezuiniger maken van woningen wordt bereikt door het nemen van
energiebesparende maatregelen, zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van
isolatie of het plaatsen van een nieuwe verwarmingsketel. Voor
informatie hierover kunnen particulieren in veel gemeenten terecht bij
een energieloket. Bijvoorbeeld in de provincie Overijssel hebben vrijwel
alle gemeenten al zoā€™n loket. Er kan ook, digitaal of telefonisch,
informatie worden verkregen bij Milieu Centraal. Dit is een
onafhankelijke, landelijk werkende organisatie die consumenten
praktische informatie biedt, onder andere op het gebied van
energiebesparing.

De verkenning naar niet-fiscale prijsprikkels wordt momenteel uitgevoerd
onder leiding van de minister van E&LI. De Kamer zal in het voorjaar
2012 geinformeerd worden over de uitkomsten van deze verkenning. 

Fractie: VVD en CU

Vraag 42 en 22: 

Graag een reactie van de minister op de mogelijkheden van het
versoepelen van de regels onder de leegstandswet zodag het
aantrekkelijker wordt om een tweede woning te verhuren.

Antwoord:

De Leegstandwet is de aangewezen weg om te koop staande woningen
tijdelijk te verhuren. Daarbij wordt een gemeentelijke vergunning
gehanteerd. De voorwaarden die daarbij gelden zijn bedoeld om het
volgende te waarborgen:

deze vorm van tijdelijke verhuur wordt slechts toegepast in de situaties
waarvoor deze bedoeld is en dus niet door huisjesmelkers wordt
misbruikt;

de huurder is ervan op de hoogte dat hij een contract aangaat met een
beperkte vorm van huurbescherming; 

de eigenaar krijgt een document waarmee hij bij de hypotheekbank kan
aantonen dat de woning bij verkoop vrij van huur kan worden opgeleverd. 

Over het algemeen werken banken alleen maar mee aan tijdelijke verhuur
op grond van de Leegstandwet als ze beschikken over deze waarborg dat de
woning vrij van verhuur kan worden verkocht. 

Uw Kamer heeft op 31 mei 2011 het wetsvoorstel van de ā€œVerzamelwet van
rechtswege vergunningā€ (32454) aangenomen. Dit voorstel ligt nu ter
behandeling in de Eerste Kamer. Deze wet bepaalt dat vergunningen -
zoals de onderhavige op grond van de Leegstandwet - van rechtswege
verleend worden indien de gemeente de beslistermijn ongebruikt laat
verstrijken. Dat leidt er toe dat woningeigenaren geen nadeel hebben van
gemeenten die lang doen over de besluitvorming ten aanzien van de
vergunningverlening. Daarmee wordt het gebruik van de Leegstandwet dus
al versoepeld.

Ik zal nader bezien of er nog verantwoorde mogelijkheden zijn om voor
deze categorie van tijdelijke verhuur (categorie te koop staande
woningen) onderdelen van de huurprijsregelgeving buiten toepassing te
verklaren. Ik zal de Kamer daarover in de eerder toegezegde brief over
Huur op Maat, tijdelijke huurcontracten en het plan van D66 ā€˜Weg met
de wachtlijstā€™ informeren.

Fractie: VVD

Vraag 43:

Er moet meer ruimte komen voor kleinschalige bouwlocaties, ook in het
Groene Hart. Wanneer komt de minister met een voorstel hiertoe?

Antwoord:

Het kabinet kiest, teneinde beter aan te sluiten bij de woningvraag van
de consument, voor meer ruimte voor kleinschalige locaties en
natuurlijke groei (onder andere in het Groene Hart).

Met de ontwerp-Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervallen diverse
beperkingen op rijksniveau (bijvoorbeeld ruimtelijke regimes van
rijksbufferzones, nationale landschappen, herijking Ecologische
HoofdStructuur). Op deze wijze schept de rijksoverheid in het nationaal
beleid meer ruimte voor regionaal maatwerk in de woningbouw. 

Het is nu aan de decentrale overheden om in de uitvoering van het
ruimtelijk beleid,waaronder ook de woningbouw, gebruik te maken van de
ruimte die het kabinet biedt. Het kabinet verwacht dat de provincies er
op toezien dat bij de uitvoering van de ruimtelijke ordening rekening
wordt gehouden met de rijksdoelstellingen voor woningbouw. Het gaat
daarbij onder andere om: voldoende ruimte voor woningbouw in aansluiting
op de kwalitatieve vraag, meer ruimte voor kleinschalige bouwlocaties
ook in het Groene Hart, en meer ruimte voor particulier
opdrachtgeverschap en voor meegroei-, mantelzorg- en
meergeneratiewoningen.

Fractie: SP

Vraag 45: 

Met minder mensen die een koopwoning kunnen betalen, moeten er meer
sociale huurwoningen zijn. Dit staat haaks op de uitverkoop van de
sociale huursector met het right to buy uit het regeerakkoord. Is er op
dit punt al voortschrijdend inzicht bij de minister?

Antwoord:

Laat ik voorop stellen dat van uitverkoop geen sprake is. We hebben ook
met eigendomsrecht te maken. Er zijn dus grenzen aan de mogelijkheden
van kooprecht voor huurders. Maar het kabinet streeft wel naar een zo
breed mogelijke invulling van het kooprecht met als doel dat mensen zelf
kunnen kiezen tussen een huurwoning of een koopwoning.

De bereikbaarheid van een koopwoning voor een huishouden is daarbij van
vele factoren afhankelijk, zoals het inkomen, eventueel vermogen, de
koopprijzen, bijkomende kosten, rente en andere leningsvoorwaarden. 

Een kooprecht houdt geen koopplicht in. Als minder hurende huishoudens
kunnen kopen dan zullen er ook minder sociale huurwoningen worden
verkocht. Bovendien, als wel wordt verkocht in het kader van kooprecht,
dan gaat het om verkoop aan de zittende huurder die de woning anders ook
bezet zou houden.

Fractie: SP

Vraag 46: 

Is de minister bereid om na te denken over een positievere benadering
bijvoorbeeld om corporaties pas achteraf heffingen op te leggen als de
leefbaarheid achteruit gaat in wijken.

Antwoord:

In het Regeerakkoord heeft het Kabinet aangegeven dat de
ā€œVogelaarheffingā€ wordt afgeschaft. Er komt dus geen heffing die een
directe relatie heeft met de leefbaarheid van wijken. Het Regeerakkoord
kondigt wel een nieuwe heffing aan vanaf 2014 voor alle verhuurders met
meer dan 10 woningen als bijdrage aan de huurtoeslag. Deze heffing geldt
dus niet alleen voor corporaties. Deze heffing is noodzakelijk voor het
dekken van de uitgaven aan huurtoeslag en het ligt dus niet in de rede
om deze afhankelijk te maken van prestaties van corporaties. Overigens
heeft de eerder met de kamer besproken analyse van het CFV aangetoond
dat macro gezien de investeringen van de corporaties niet onder deze
heffing hoeven te leiden. Ik ga er vanuit dat lokale en regionale
knelpunten door samenwerking tussen corporaties kunnen worden opgelost.

Fractie: SP

Vraag 47: 

Gaat de Minister een beweging maken mbt tot de opgave om te komen tot
betaalbare woningen? Geldt voor alle inkomensgroepen in Nederland
Antwoord:

De veronderstelling dat steeds minder mensen een koophuis kunnen betalen
is een te snelle conclusie. De koopprijzen zijn gedaald, de rente is nog
steeds laag, dit kabinet heeft de overdrachtsbelasting verlaagd, de
hypotheekrenteaftrek gehandhaafd en de verhoging van de NHG verlengd.
Wel zijn de leenvoorwaarden voor het verstrekken van hypotheken
aangescherpt. Maar het belangrijkste is mijns inziens dat als gevolg van
een gebrek aan vertrouwen in de economie veel mensen zich echter op dit
moment terughoudend opstellen. Tegelijkertijd wijst onderzoek uit dat er
een structureel hoge vraag is naar koopwoningen. Hierop sluit het
kabinet aan door de introductie van het kooprecht, zodat er een breder
segment betaalbare koopwoningen op de markt ontstaat, waarmee beter aan
de vraag van woningzoekenden kan worden voldaan. Zittende huurders
krijgen de mogelijkheid om hun woning van de corporatie te kopen,
waarbij uiteraard geen sprake is van een koopplicht, maar van een
kooprecht. Voor de corporaties levert dit middelen op die zij kunnen
gebruiken om te investeren in woningen voor de doelgroep en in de
leefbaarheid van wijken en buurten.

Het kabinet staat voor de beschikbaarheid van voldoende betaalbare
huurwoningen. Hier zet het kabinet ook op in. Allereerst door de
inflatievolgende huurstijging voor huishoudens met een inkomen tot
43.000 euro. Daarnaast wordt de betaalbaarheid voor de laagste inkomens
gegarandeerd door de huurtoeslag. 

Het is van belang dat er voldoende betaalbare woningen zijn voor de
doelgroep. Gegeven de omvang en samenstelling van het huidige
corporatiebezit is er meer dan voldoende ruimte om de doelgroep te
huivesten. Er zijn 2,4 miljoen corporatiewoningen tegenover een
doelgroep van 1,9 miljoen huishoudens in de huursector, waarvan er
overigens nog een aantal in de particuliere sector huurt. 

In het kader van het afgrenzen van staatssteun voor de DAEB-activiteiten
van corporaties moet nu 90% van de woningen met een huur onder ā‚¬ 652
per maand worden toegewezen aan de doelgroep. Dat was in het verleden
circa 75%. De slaagkansen van de doelgroep worden daarmee groter.

Fractie: SP

Vraag 48: 

Waarom is er een open-einderegeling op de Hypotheekrenteaftrek en
villasubsidie, maar wordt er gekort op de Huurtoeslag?

Antwoord:

De maatregelen in de huurtoeslag zijn noodzakelijk vanwege de
budgettaire overschrijdingen waarbij gezien de financiƫle positie van
de overheidsfinanciƫn het niet mogelijk maakt de tekorten op andere
wijze te dekken. De andere regelingen waar de vragensteller naar
verwijst maken onderdeel uit van het fiscale kader en vallen daarmee
onder een andere budgettair kader. Bovendien is het Kabinet van mening
dat het gegeven de stand van zaken op de markt van koopwoningen
onwenselijk is daar met beperkende maatregelen te komen. Het kabinet
heeft al eerder in de Woonvisie aangegeven geen wijzigingen zullen
worden aangebracht in de hypotheekrenteaftrek. 

Fractie: SP

Vraag 50: 

Voor het komend jaar is ā€˜slechtsā€™ ā‚¬ 5,8 mln. beschikbaar voor
bewonersinitiatieven voor bewoners. Karabulut dient een amendement in
met als doel dat bewoners wƩl mogelijkheden behouden om initiatieven te
nemen. Graag een reactie van de minister.

Antwoord:

In 2012 is ā‚¬ 5,8 miljoen beschikbaar voor het beleidsprogramma
woonomgeving. Hieronder vallen ondermeer de uitvoering van het plan van
aanpak bevolkingsdaling, de preventieve aanpak in de Ortega-gemeenten,
de uitvoering van de charters met aandachtswijken en
bewonersparticipatie. 

In de periode 2008-2011 is in totaal ā‚¬ 95 miljoen aan
bewonersbudgetten aan de G32 en 40+ gemeenten beschikbaar gesteld. Deze
budgetten voor bewonersinitiatieven worden tot en met eind 2011
verstrekt. Gemeenten die deze middelen nog niet hebben uitgeput, kunnen
deze ook in de komende jaren nog inzetten. 

In de afgelopen vier jaar is geƫxperimenteerd met de vouchersystematiek
en zijn de werking van de vouchers en het effect van de
bewonersinitiatieven onderzocht. Hieruit blijkt dat de initiatieven een
positieve bijdrage hebben geleverd aan het vergroten van de leefbaarheid
en sociale cohesie. De mate van participatie en zeggenschap is
toegenomen. Tevens heeft het geleid tot een verbetering van de relatie
tussen bewoners en professionals. 

Nu is het aan de gemeenten om op lokaal niveau de bewonersbudgetten
voort te zetten. Het ministerie van BZK ondersteunt met
kennisuitwisseling en experimenteerruimte.

Fractie: SP

Vraag 51: 

Is de Minister bereid concrete afspraken/convenanten (over financiƫn,
Rijkshuisvesting, etc.) met krimpgebieden te maken om de Rijksoverheid
mede-probleemeigenaar te maken?

Antwoord:

Gemeenten zijn eerstverantwoordelijk voor de aanpak van de gevolgen van
bevolkingsdaling. De provincie heeft een regierol, in het bijzonder in
het fysieke domein. Ik ben in overleg met gemeenten en provincies die
met bevolkingsdaling te maken hebben en krijgen. Inzet is om concrete
afspraken te maken, al dan niet in de vorm van convenanten, over hoe het
Rijk gemeenten en provincies kan ondersteunen bij de aanpak van de
gevolgen van bevolkingsdaling.

Fractie: CDA

Vraag 52: 

Wat gaat het Kabinet doet aan de focus op het verhogen van het aanbod
voor middeninkomens (huren tussen 600-800 euro), ongeacht de
ontwikkelingen in Brussel?

Antwoord:

Het kabinet neemt diverse maatregelen om het aanbod in het middensegment
van de huursector te vergroten. In het algemeen zal de regel dat
minimaal 90% van de vrijkomende sociale huurwoningen voortaan moet
worden toegewezen aan huishoudens met een inkomen tot ā‚¬ 33.614, bij
huishoudens met een inkomen boven deze grens leiden tot meer vraag naar
huurwoningen in het middensegment. Dit zal zowel woningcorporaties als
particuliere verhuurders stimuleren meer aanbod in dit segment te
creƫren. 

Woningcorporaties kunnen daartoe vrijkomende sociale huurwoningen met
meer dan 142 WWS-punten boven de liberaliseringsgrens van ā‚¬ 652,52
brengen. Dat was al mogelijk voor 40% van alle sociale huurwoningen.
Door de extra WWS-punten in schaarstegebieden zal dit percentage nog
hoger worden. Daarnaast is het de inzet van het kabinet om bij de nadere
regelgeving op grond van de Woningwet corporaties voldoende
mogelijkheden te geven te bouwen en te verhuren voor de middeninkomens.

Voor particuliere verhuurders wordt het aanbod in het middensegment
aantrekkelijker gemaakt doordat er een gelijk speelveld met corporaties
ontstaat. Corporaties moeten immers sinds begin 2011 zonder staatssteun
(zoals WSW-borging) opereren in het geliberaliseerde huursegment.
Daarnaast kunnen particuliere verhuurders vanwege de op 1 november j.l.
in werking getreden circulaire Verkoop Corporatiewoningen gemakkelijker
(al dan niet complexgewijs) woningen kopen van woningcorporaties, met
name waar het gaat om woningen met huren die boven de
liberaliseringsgrens liggen. IVBN heeft in haar recente visie op de
huurwoningmarkt al aangegeven dat institutionele beleggers mogelijkheden
zien om te beleggen in het middensegment van de huurmarkt. Zij achten
een verdubbeling van hun aanbod mogelijk, deels door nieuwbouw, deels
door de aankoop van corporatiewoningen.

Met deze maatregelen schept het kabinet de randvoorwaarden voor
corporaties en particuliere verhuurders om meer woningen in het
middensegment aan te kunnen en willen bieden. Uiteraard blijf ik mij
inzetten voor het bevorderen van het aanbod woningen voor het genoemde
segment onder meer door partijen bij elkaar te brengen en daar waar
nodig een faciliterende rol te spelen.

Fractie: CDA

Vraag 54:

De minister als koppelaar om dochters van woningcorporaties uit te
huwelijken? Waarom zijn er geen voorwaarden meegegeven door het kabinet?

Antwoord:

Onlangs heeft het kabinet de mogelijkheden voor corporaties om woningen
te verkopen aan beleggers en aan dochters verruimd. Bij die verruiming
zijn wel voorwaarden meegegeven, namelijk voorwaarden die eerder ook al
in de Woonvisie van het kabinet waren aangekondigd: het vastleggen van
een minimale exploitatieperiode en winstdeling om speculatie te
voorkomen.

Voor zowel sociale als commerciƫle huurwoningen zal worden toegezien
dat dergelijke overdrachten voor een redelijke prijs plaatsvinden zodat
het maatschappelijk bestemde vermogen voor de sociale huursector
behouden blijft. De huurders van dergelijke woningen behouden uiteraard
ook de huurprijsbescherming die het Burgerlijk Wetboek hen biedt.

Wat betreft de oproep om met een plan van aanpak te komen om dochters
van corporaties liaisons te laten aangaan met pensioenfondsen en andere
institutionele beleggers, ben ik van oordeel dat een dergelijk
initiatief primair vanuit de sectoren zelf zou moeten komen. Ik blijf
dat wel volgen en zal waar behulpzaam is partijen soms een ā€˜zetjeā€™
kunnen geven. Zo heb ik de rol van een koppelaar altijd begrepen; het is
geen huwelijksmakelaar.

Fractie: CDA

Vraag 55: 

Er bestaat een keurmerk voor partijen die zich richten op beheer en
onderhoud. Toch is het stelsel nog niet voldoende en horen we uit het
veld dat het keurmerk nog verre van optimaal is. Een beroep op de
Minister hoe we een ANWB en Bovag inrichten voor VVEā€™s? Wat met
autoā€™s kan, kan toch ook met woningen?

Antwoord: 

De situatie ten aanzien van de VVEā€™s is niet optimaal. Dit heeft
verschillende redenen. Ten eerste speelt mee dat een deel van met name
de kleine VVEā€™s nog steeds een slapend bestaan kent. Om dit te
activeren is recent de wet gewijzigd, zodat gemeenten een vergadering
van de VVE bijeen kunnen roepen en punten op de agenda kunnen zetten.
Van belang hierbij is ook de inschrijving bij de Kamer van Koophandel,
zodat helder is wie de bestuurder is van een VVE.

In de praktijk besteden veel VVEā€™s het beheer/de administratie uit aan
een administratiekantoor. Een beperkt deel van de administratiekantoren
heeft een keurmerk. 

In overleg met de betrokken branche-organisaties wil ik de komende tijd
bezien of het mogelijk is het (belang van het hebben van een) keurmerk
prominenter neer te zetten en onder de aandacht van de VVEā€™s te
brengen.

Fractie: CDA

Vraag 56: 

Kan de Minister met een stappenplan komen tot een heffing bij
verhuurders? Het CDA wil tot een evenwichtige verdeling komen in relatie
tot de kosten (korting) van de Huurtoeslag.

Antwoord:

De planning is om in het voorjaar van 2012 een nadere uitwerking van de
heffing bij verhuurders met ingang van 1 januari 2014 aan de Tweede
Kamer voor te leggen. Op dat moment kan dan ook met uw Kamer het debat
gevoerd worden over de effecten van deze heffing en de samenhang met de
huurprijsstelling van corporaties en de huurtoeslag.

Fractie: CDA

Vraag 58: 

Graag een reactie van de Minister op de mogelijkheid tot meer
flexibiliteit in bestemmingsplannen, om tot een minder harde scheiding
te komen tussen wonen en werken te komen.

Antwoord:

Ook het Kabinet wil dat er vaker gebruik wordt gemaakt van flexibele
bestemmingsplannen. In de woonvisie heb ik dit ook aangegeven. Essentie
van flexibele bestemmingsplannen is dat wanneer bij het opstellen van
het bestemmingsplan rekening wordt gehouden met meerdere mogelijke
functies, geen strikte scheiding tussen bijvoorbeeld wonen en werken
nodig is. De snelheid van locatieontwikkelingen wordt hierdoor
bevorderd. In dit verband wordt door de minster van Infrastructuur en
Milieu, nader gekeken naar de voorwaarden waaronder de financiƫle
uitvoerbaarheid van flexibele bestemmingsplannen kan worden gewaarborgd.

Fractie: D66

Vraag 60: 

Is de Minister bereid te onderzoeken wat precies de juridische
knelpunten zijn, en welke mogelijkheden er zijn om knelpunten met
betrekking tot de huurbescherming weg te nemen, bijvoorbeeld door
tijdelijke contracten?

Antwoord:

Ik heb u tijdens het Algemeen Overleg over de Woonvisie toegezegd de
Kamer te informeren over de evaluatie van Huur op Maat en daarbij in te
gaan op tijdelijke huurcontracten en het D66-plan ā€˜Weg met de
wachtlijstā€™. 

Ik zal daarbij dus ook ingaan op de mogelijkheden voor tijdelijke
huurcontracten. 

Ik vind het D66-plan sympathiek, wel heeft het aspecten die nader
onderzoek vergen. Het gaat daarbij ondermeer om de effecten op de
huurbescherming en om de hoogte van een huursprong bij een hoger
inkomen. Om dit verder te onderzoeken zou een experiment op dit terrein
wenselijk zijn, bijvoorbeeld in Amsterdam. 

Ik zal hier in mijn brief, die u voor het eind van het jaar tegemoet
kunt zien, verder op ingaan.

Fractie: D66

Vraag 61:

Is de minister bereid om bij Najaarsnota het Fonds Startersleningen aan
te vullen met 40 miljoen euro?

Antwoord:

Ik ben zeer gevoelig voor het belang en de positie van starters op de
woningmarkt. Tegelijk worden de drempels voor toetreding in deze periode
vooral verlaagd door de lagere huizenprijzen en de groei van het aanbod.
Ik zie geen ruimte om budget voor startersleningen vrij te maken. Mijn
voorkeur gaat overigens niet uit naar een gefragmenteerde aanpak door
het stapelen van specifieke maatregelen voor specifieke groepen, maar
naar generiek beleid. Generieke maatregelen zullen ook beter werken dan
maatregelen voor specifieke groepen om de doorstroming in de woningmarkt
als geheel weer op gang te helpen. Starters profiteren juist bij uitstek
van de generieke maatregelen, zoals de tijdelijke verlaging van de
overdrachtsbelasting, de tijdelijke verruiming van de NHG en de
verschillende koopmogelijkheden van corporatiewoningen.

Fractie: D66

Vraag 62: 

Is de Minister bereid om snelheid te maken om de toegankelijkheid van
executieveilingen voor particulieren te verbeteren?

Antwoord:

De verwachting is dat de Minister van V&J eind van het jaar het
wetsvoorstel aan de Kamer zal aanbieden. Het wetsvoorstel beoogt de
toegankelijkheid en transparantie van executieveilingen te verbeteren.

Fractie: D66

Vraag 63: 

Kent de minister het initiatief VVE 010, dat VVEā€™s in Rotterdam helpt
bij het opknappen van woonblokken en het energiezuinig maken van
woningen?

Antwoord:

Ja. 

De stichting VVE 010 ondersteunt Rotterdamse VVEā€™s bij het uitvoeren
van hun taken. Op het gebied van energiebesparing heeft VVE 010 een
samenwerking met het klimaatbureau van de gemeente Rotterdam. Dit
voorbeeld past uitstekend binnen het plan van aanpak energiebesparing in
de gebouwde omgeving.

Fractie: D66

Vraag 64: 

Kan de minister iets doen aan het feit dat besturen van VVEā€™s zich in
moeten schrijven bij de KVK? Dit zorgt voor administratieve rompslomp.

Antwoord:

De zorgen over slapende VVEā€™s zijn terecht. De prangende situatie
bijvoorbeeld met veel gespreid en veelal slecht onderhouden bezit in
Rotterdam Zuid onderstreept de noodzaak van geregistreerde VVEā€™s die
het mogelijk maken bewoners, al dan niet via de bestuurders hiervan, te
benaderen en waar nodig gericht aan te schrijven. Registratie en
inschrijving bij de KvK helpt hierbij zeer. Want hierdoor wordt men
gedwongen aan te geven wie binnen de VVE welke verantwoordelijkheid
draagt. Voor zowel de VVE als voor derden is van groot belang dat bekend
is wie binnen de VVE bevoegd is tot het (namens de VVE) doen van
juridische handelingen, zoals bijvoorbeeld het afsluiten van
onderhoudscontracten. 

De genoemde voordelen wegen ruim op tegen de beperkte administratieve
rompslomp. De kosten van inschrijving zijn relatief laat (26 eur) en is
derhalve geen obstakel. Mede ook omdat de inschrijving bij de KvK een
eenmalige actie is en nadien alleen wijzigingen door gegeven hoeven te
worden. Bij een VVE van een paar woningen zal dat mijns inziens slechts
eens in de zoveel jaar (in verband met woningverkoop en bijgevolg
aanpassing van het bestuur) het geval zijn. Desalniettemin zal ik bezien
of nog administratieve lasten kunnen worden teruggedrongen.

Fractie: D66

Vraag 65: 

Wanneer kunnen we de Minister toevoegen aan de lange lijst met namen van
instanties en personen die staan voor hervormingen op de woningmarkt,
zoals de OESO, IMF, SER, AFM etc. ?

Antwoord:

U grijpt de rapporten van de OESO, CPB, IMF en andere instituten aan om
nog een keer het punt van de beperking van de hypotheekrenteaftrek te
maken. Wij hebben daar al uitgebreid met elkaar over gesproken. Dit
kabinet heeft haar integrale visie op de woningmarkt gepresenteerd.
Vanuit het perspectief van de woningmarkt is, gelet op de langjarige
verplichtingen van kopers voor de financiering van de eigen woning,
zekerheid over de hypotheekaftrek nu cruciaal. Het kabinet vindt
belangrijk dat kopers niet te grote risicoā€™s nemen bij de aanschaf van
een woning. Zekerheid over handhaving van de hypotheekrenteaftrek speelt
een belangrijke rol bij het vertrouwen in de koopmarkt. In de huursector
wil het kabinet bereiken dat de sociale huurvoorraad ook echt
beschikbaar is voor hen die dat nodig hebben, de doelgroep van beleid.

Fractie: PVV

Vraag 66: 

Welke concrete stappen kan de minister nemen om de groep starters op de
koopmarkt door de storm heen te helpen?

Antwoord:

Starters zijn inderdaad belangrijk voor de woningmarkt. Zij kunnen de
motor vormen voor de markt omdat zij geen eigen woning te verkopen
hebben. Als gevolg van de crisis kunnen starters profiteren van de
gedaalde huizenprijzen. Bovendien is de rente nog relatief laag.
Daarnaast profiteren starters van de generiek verlaagde
overdrachtsbelasting en de verschillende koopmogelijkheden voor
corporatiewoningen. Verder wil ik erop wijzen dat in 2012 de regels van
de NHG worden aangepast waardoor voor tweeverdieners op verantwoorde
wijze doorgaans een iets hogere lening mogelijk wordt. Het zal mogelijk
worden om het tweede inkomen voor 1/3 mee te tellen bij de bepaling van
het zogenaamde financieringslastpercentage, het aandeel van het inkomen
dat volgens de normen aan hypotheeklasten mag worden besteed, waardoor
in veel gevallen een hogere hypotheek mogelijk wordt in 2012.

Fractie: PVV

Vraag 68: 

Zijn er mogelijkheden voor een centraal register voor huurders die
wegens overlast hun corporatiewoning zijn uitgezet?

Antwoord:

Er zijn twee particuliere initiatieven van centrale registers voor
huurders:

Het national meldpunt ongewenst huurgedrag (NMOH),

Het waarderingsregister huurders (WRH).

Bij het NMOH zijn ongeveer 100 verhuurders aangesloten. Bij het WRH 600.
Het betreft hier zowel corporaties, particuliere verhuurders als
makelaars (die verhuur regelen). De gevraagde centrale registers zijn
derhalve voorhanden.

Fractie: PVV

Vraag 69: 

Is de minister bereid om een verplichte keuring in te stellen voor
moderne balans/ventilatiesystemen in corporatiewoningen om een gezonde
leefomgeving te realiseren voor huurders?

Antwoord:

Een verplichte keuring voor ventilatiesystemen levert extra regeldruk op
en de naleving van een dergelijke verplichting is moeilijk te
controleren. Bovendien is een verplichting alleen voor corporaties
wettelijk niet goed mogelijk vanwege het ontstaan van
rechtsongelijkheid. 

Een gezonde leefomgeving wordt geborgd door het deugdelijk aanbrengen
van de ventilatiesystemen en goed onderhoud ervan. Over het deugdelijk
aanbrengen, het gebruik en het onderhoud van de systemen heeft de
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu in de Nationale aanpak
milieu en gezondheid al toezeggingen gedaan aan de Kamer (juli 2011).
Sinds de problemen met de balansventilatie in de Amersfoortse wijk
Vathorst hebben corporaties aandacht voor goed onderhoud. Ik zal het
belang van regelmatige controles van mechanische ventilatiesystemen in
corporatiewoningen bij Aedes benadrukken, en wil bespreken welke
mogelijkheden er zijn met betrekking tot verbetering van de
kwaliteitscontrole. 

Fractie: PVV

Vraag 71: 

Er is een toename van te hoge toekenningen van de huurtoeslag. Dit leidt
tot hoge terugvorderingen jaren later. Kwestbare mensen zijn hierdoor
extra kwetsbaar. Zijn er in het nieuwe belastingplan hierover afspraken
gemaakt? Zijn huurders gewaarschuwd voor een mogelijke te hoge
toekenning?

Antwoord:

Naar genoemde problematiek is uitgebreid onderzoek gedaan. Er is
inderdaad geconstateerd dat er een groep aanvragers is die op basis van
een te lage schatting van het inkomen geen of slechts beperkt recht op
huurtoeslag heeft, maar die steeds opnieuw toekenningen en vorderingen
krijgt.

De Belastingdienst onderzoekt maatregelen om het aantal terugvorderingen
van deze groep terug te dringen. 

Dit betreft o.a. het stopzetten van aanvragen van aanvragers die
waarschijnlijk geen recht hebben tot het aanschrijven van bepaalde
groepen, waarbij de kans is dat ze geen of beperkt recht hebben op
huurtoeslag met het verzoek eventuele wijzigingen aan de Belastingdienst
door te geven.

Het aanpakken van deze problematiek heeft geen plaats in het
Belastingplan, omdat het op dit moment door maatregelen in de uitvoering
wordt aangepakt. Mocht bijvoorbeeld uit bovengenoemde werkgroep blijken
dat ook de regelgeving dient te worden aangepast, zal dan een
wetgevingstraject in gang worden gezet.

Fractie: PVV

Vraag 72: 

Corporaties: hoe staat het met de motie over meldplicht asbest in
corporatiewoningen? Investeren corporaties inmiddels voldoende in
communicatie richting huurders hierover (over aanwezigheid asbest in
huurwoningen)?

Antwoord:

Uw Kamer is bij brief van 8 juli 2011 geĆÆnformeerd over de
vervolgstappen naar aanleiding van de moties over de voorlichting over
asbest door woningcorporaties aan hun huurders. Bij Aedes is aandacht
gevraagd voor goede voorlichting over asbest in woningen en voor de
zorgplicht van de corporaties in deze. Aedes draagt aan haar leden uit
dat corporaties transparant moeten zijn richting hun huurders. Het beeld
is dat de corporaties hieraan invulling geven. Aedes werkt in overleg
met het ministerie van Infrastructuur en Milieu aan producten die de
voorlichting verder moeten verbeteren, zoals een handboek en best
practices die naar verwachting eind dit jaar beschikbaar komen.

Fractie: Groenlinks

Vraag 74: 

Is het kabinet bereid tot het verlagen van BTW voor transformatie om
leegstand te bestrijden?

Antwoord:

Het kabinet is op verschillende wijze betrokken bij het streven om
leegstaande kantoren te transformeren in woningen; met name via
vereenvoudiging van regelgeving en aanpassing bepalingen ruimtelijke
ordening Er is echter geen budget beschikbaar. De schaarse middelen zijn
niet toereikend om dit te doen.

Tevens zijn de mogelijkheden op dat punt voor wijziging van wetgeving
waaraan Europese regelgeving ten grondslag ligt, beperkt.

Dat geldt in het bijzonder voor de BTW, waar een verlaagd tarief voor
niet-woningen niet wordt toegestaan volgens de richtlijnen. 

Maatregelen voor een specifiek segment, zoals voor kantoren, moeten
worden voorgelegd aan de Europese Commissie. Het risico bestaat dat zij
worden aangemerkt als ongeoorloofde staatssteun.

Fractie: Groenlinks

Vraag 76: 

Is het Kabinet bereid met corporaties en gemeenten in conclaaf te gaan
over leegstand op locaties zoals defensieterrein Merwedekanaal in
Utrecht?

Antwoord:

Ja, het kabinet is over het hergebruik en het geven van eventuele andere
bestemmingen van complexen in rijksbezit met partijen in gesprek.

Fractie: Groenlinks

Vraag 77: 

Kinderen blijven langer thuiswonen, hiervoor zijn toegeruste woningen
nodig. Realiseert het kabinet zich dat er dan extra maatregelen voor
huurwoningen nodig zijn? In de huurvisie is hierover namelijk niets
opgenomen? Kan de minister aangeven hoe de scheiding tussen wonen en
zorg goed aangepakt kan worden?

Antwoord:

Of kinderen met 18 jaar, 23 jaar of 28 jaar uit huis gaan: voor de
fysieke kenmerken van de woning maakt dat niet veel verschil. Extra
maatregelen lijken derhalve niet aan de orde.

Op 1 juni 2011 heeft uw Kamer over onder meer het scheiden van wonen en
zorg een brief van de staatssecretaris van VWS ontvangen. Hierin wordt
aangekondigd dat per 1 januari 2014 gestart wordt met het scheiden van
wonen en zorg, een proces dat in 2018 afgerond moet zijn.

Fractie: SGP

Vraag 78: 

In hoeverre zijn er provinciale belemmeringen (die een aantrekkelijk
klimaat voor investering in de bouw in de weg staan) als het gaat om het
realiseren van de eigen woningbehoefte? Wat is het perspectief voor
starters? Wat zijn de mogelijkheden voor mantelzorg en
generatiewoningen?

Antwoord:

Om in de woningbehoefte van de consument te kunnen voorzien vindt het
kabinet het belangrijk dat er meer ruimte komt voor woningbouw. Hiertoe
heeft het kabinet in de Structuurvisie Infrastructuuur en Ruimte
ruimtelijke beperkingen van rijkswege weggenomen. Het kabinet verwacht
van provincies dat ook zij eventuele beperkingen in hun regelgeving
wegnemen, om zo goed mogelijk te kunnen voorzien in de woningbehoefte
van de consument. Wanneer blijkt dat provincies (maar ook gemeenten) bij
locatieontwikkelingen in onvoldoende mate rekening houden met de
behoefte van de consument, kan het Rijk hen daarop aanspreken. Ik ga de
rol van provincies bij de ontwikkeling van woningbouwlocaties volgen.
Wanneer daaruit knelpunten en belemmeringen blijken, dan zal ik hen ook
daarop aanspreken.

Als gevolg van de crisis kunnen starters profiteren van de gedaalde
huizenprijzen. Bovendien is de rente nog relatief laag. Daarnaast
profiteren starters van de generiek verlaagde overdrachtsbelasting en de
verschillende koopmogelijkheden voor corporatiewoningen. Verder wil ik
erop wijzen dat in 2012 de regels van de NHG worden aangepast waardoor
voor tweeverdieners op verantwoorde wijze doorgaans een iets hogere
lening mogelijk wordt. Het zal mogelijk worden om het tweede inkomen
voor een derde mee te tellen bij de bepaling van het zogenaamde
financieringslastpercentage (het aandeel van het inkomen dat volgens de
normen aan hypotheeklasten mag worden besteed), waardoor in veel
gevallen een hogere hypotheek mogelijk wordt in 2012.

Ik zal u voor het einde van het jaar een brief sturen over de wijze
waarop het kabinet belemmeringen wil wegnemen ter stimulering van de
bouw van mantelzorg-, meegroei- en meergeneratiewoningen.

Fractie: SGP

Vraag 79: 

Kan de minister voor langere termijn integraal kijken naar de balans
tussen geldstromen huren en kopen, waarbij ik verwijs naar de onlangs
aangenomen motie hierover uit de Eerste Kamer?

Antwoord:

Het kabinet heeft in haar Woonvisie een integrale visie op de koop- en
de huurmarkt voor de langere termijn gepresenteerd. Ik heb u eerder
gemeld dat ik een nieuwe studie naar de hypotheekrenteaftrek niet nodig
vind, omdat er reeds vele studies over dit onderwerp voor handen zijn,
zoals de ambtelijke heroverwegingen en de studies van o.a. CPB, SER en
de VROM-raad. Dat geldt ook voor studie naar de balans tussen
geldstromen m.b.t. huren en kopen. Ik heb toegezegd een overzicht van de
eerder verrichte studies aan de Kamer toe te sturen. 

Overigens zal het kabinet een reactie op de motie geven voor de Algemene
Financiele Beschouwingen in de Eerste Kamer op 22 november a.s. ,
conform het verzoek van 1 november jl. hiertoe van de voorzitters van de
vaste commissie voor Financien en Binnenlandse Zaken van de Eerste
Kamer.

Fractie: CDA

Vraag 80: 

Ziet de minister met de CDA-fractie mogelijkheden dat particuliere
huizenbezitters, bijvoorbeeld in krimpregioā€™s zich inkopen bij het
nieuwe stelsel?

Antwoord:

In de aanpak van de diverse lokale partijen in de krimpgebieden, waarbij
ook het Rijk is betrokken, zal de positie van particuliere
huizenbezitters een belangrijke plaats innemen. Lokale initiatieven
zoals in Heerlen en Oost-Groningen spelen daar reeds op in. De suggestie
van de heer Van Bochove zal bij de verdere planvorming voor deze
gebieden worden meegenomen.

Integratie en inburgering

Fractie: Christenunie

Vraag 20: 

Wat is de visie op betrekken kerken en vrijwilligers? Kan dit worden
vormgegeven in een handvest? Kan de Minister komen tot een integrale
aanpak om de kracht van vrijwilligers in kerkelijke organisaties te
versterken? Graag reactie.

Antwoord:

Het kabinet wil de kracht van de samenleving aanspreken. Om die reden is
ook in de Integratiebrief verwoord dat vrijwilligers en kerken een
belangrijke rol kunnen hebben bij de integratie en inburgering van
nieuwe inwoners in Nederland.

Het vorige kabinet heeft discussies in het land georganiseerd om over
een handvest burgerschap te praten. Daarnaast is er onderzocht onder
brede lagen van de bevolking hoe mensen over zoā€™n handvest en de
eventuele invulling daarvan denken. Belangrijkste conclusie daaruit is
dat de invulling van burgerschap niet van de overheid moeten komen, maar
dat mensen, maatschappelijke organisaties en bedrijven zelf invulling
geven aan burgerschap.

Fractie: Christenunie, PvdA, CDA

Vraag 21, 84, 99: 

Kan de minister waarborgen dat de expertise en kennis mbt minderheden
behouden blijft? Wordt hier geld voor vrijgemaakt en op welke termijn
kunnen we de plannen verwachten?

Is de Minister bereid om met de LOM in gesprek te gaan en geen
onomkeerbare stappen te zetten?

Het LOM slaat een nieuwe weg in Ze zijn bezig met een sociaal contract
voor burgerschap en integratie. Welke ondersteuning biedt de minister in
de overgangsperiode? Is de minister het er mee eens dat de noodzaak voor
gesprek niet verdwijnt na het wegvallen van de wettelijke basis? Hoe
ziet de minister bijvoorbeeld de rol als het gaat om spanningen tussen
Turkse Nederlanders en Koerdische Nederlanders?

Antwoord:

De beƫindiging van de subsidies aan de LOM-samenwerkingsverbanden vindt
plaats per 1 januari 2015. Van 2012 t/m 2014 hebben de
LOM-samenwerkingsverbanden de gelegenheid om hun kennis en expertise te
borgen en om de organisatie af te bouwen. 

Naast het Rijk en de LOM-samenwerkingsverbanden hebben ook het
expertisecentra zoals FORUM en SCP kennis en expertise m.b.t.
minderheden. Met de Jaarrapportage Integratie en de SIM en SING
onderzoeken stelt BZK kennis beschikbaar over de positie van
verschillende migrantengroepen in de Nederlandse samenleving.

Het kabinet streeft ernaar dat kennis en expertise m.b.t. minderheden
aanwezig is bij andere overheden en instellingen. BZK ondersteunt de
ontwikkeling en verspreiding van bewezen methoden en interventies. 

Voor een effectieve aanpak van integratieproblematiek is een nauw
contact met sleutelfiguren en organisaties met kennis over, en een breed
netwerk binnen, migrantengemeenschappen van groot belang. Dit om voeling
te houden met wat er in de samenleving leeft en om te kunnen vaststellen
of het reguliere beleid voldoende effectief is.

De noodzaak voor gesprek blijft na het wegvallen van de wettelijke basis
dus bestaan, maar een geĆÆnstitutionaliseerd overleg met organisaties
die op etnische basis zijn gevormd, past niet in deze tijd waarin niet
de afkomst, maar de toekomst telt.

In het overleg met het LOM van 6 juli 2011 heb ik zelf de
LOM-samenwerkingsverbanden voorgesteld om met voorstellen te komen voor
nieuwe dialoogvormen.

In mijn volgend overleg met het LOM, nog dit jaar, zal ik met de
LOM-samenwerkingsverbanden in gesprek gaan over hun voorstellen voor
nieuwe dialoogvormen. 

Ik ben niet bereid om de garantie te geven dat ik tot die tijd geen
onomkeerbare stappen zal nemen, immers het wetgevingsproces om de Wet
Overleg Minderhedenbeleid in te trekken gaat door. 

De ongeregeldheden tussen Turken en Koerden hebben zich tot nu toe op
lokaal niveau voorgedaan, en het is de verantwoordelijkheid van de
burgemeester om de lokale orde te handhaven. Het Inspraakorgaan Turken
heeft het initiatief genomen voor een overleg van Turkse en Koerdische
organisaties op 26 oktober jl. Ik hoop dat de organisaties ook in de
toekomst op deze wijze hun verantwoordelijkheid zullen nemen.
Vanzelfsprekend houd ik in dit soort gevallen ook zelf de vinger aan de
pols en zal ik in gesprek gaan met de organisaties wanneer dat nodig is.

Fractie: PvdA

Vraag 81: 

Om het uitbuiten van oost-europese arbeidsmigranten tegen te gaan, doet
PvdA 7 voorstellen. Is de minister bereid de volgende plannen over te
nemen? 

maak uitzendbureaus die verantwoordelijk zijn voor het halen van grote
hoeveelheden mensen wettelijk verplicht taallessen aan te bieden

huisjesmelken strafbaar maken met nieuw artikel in wetboek van
strafrecht

huisbaas die huurders onwettig op straat zet moeten niet alleen boete
betalen maar ook kosten voor onderdak en terugreizen arbeidsmigranten
betalen

verbod op verhuren kamers aan meerdere personen tegelijkertijd

7 mln vrijmaken voor het aanstellen van 100 handhavers die zich bezig
houden met aanpak illegale verhuur, overlast, etc. 

wet wijzigen om gemeenten makkelijker te maken panden te sluiten of te
onteigenen of bij illegale overlast

Opdrachtgevers moeten volledige cao loon uitbetalen aan
arbeidsmigranten, ook voor ZZPers

Antwoord:

maak uitzendbureaus die verantwoordelijk zijn voor het halen van grote
hoeveelheden mensen wettelijk verplicht taallessen aan te bieden

Aangezien het een aangelegenheid is van de minister van SZW zal ik hem
op dit punt wijzen. In de volgende voortgangsrapportage over EU
arbeidsmigranten zal hier nader op ingegaan worden.

huisjesmelken strafbaar maken met nieuw artikel in wetboek van
strafrecht

Ik kies voor een publiekrechterlijke aanpak. Over een publiekrechtelijke
aanpak is herhaaldelijk contact geweest met Rotterdam. Er wordt een
aanpak uitgewerkt waarbij malafide eigenaar eerst een boete krijgt
opgelegd en waarbij daarna, indien dit niet heeft geholpen, het beheer
van het betreffende pand kan worden overgenomen. Wanneer deze eigenaar
ook andere panden op een slechte manier beheerd, dan zou het
uiteindelijk mogelijk moeten zijn de gehele woningportefeuille van deze
eigenaar in een bepaalde buurt in beheer te geven aan een derde bonafide
partij. Dit komt in de buurt van het door wethouder Karakus voorgestelde
huurverbod. 

Huisjesmelkerij is geen vaststaand juridisch begrip. Daaronder begrepen
zijn uiteenlopende verschijnselen als te hoge huurprijzen vragen,
betrokkenheid bij hennepteelt, verwaarlozing van panden, toestaan van
overbewoning. Al deze verschijnselen zijn middels bestaande wet- en
regelgeving aan te pakken.

Wil huisjesmelkerij strafbaar worden gesteld, dan zal precies moeten
worden omschreven op welke gedragingen het fenomeen huisjesmelkerij
ziet. Wanneer de handhavende instanties nu niet toekomen aan het
optreden tegen de afzonderlijke normschendingen, dan zal het optreden
tegen een combinatie daarvan ook niet van de grond zal komen. Een
verdere strafrechtelijke aanpak van huisjesmelkers heeft daarom niet
mijn voorkeur.

huisbaas die huurders onwettig op straat zet moeten niet alleen boete
betalen maar ook kosten voor onderdak en terugreizen arbeidsmigranten
betalen

Huurders hebben huurbescherming en huurprijsbescherming. Wanneer een
verhuurder het huurcontract wil ontbinden en de huurder is het daar niet
mee eens, zal de verhuurder de kantonrechter om een uitspraak moeten
vragen.

Bij logies geldt er geen huurbescherming. Het is een vorm van
huisvesting die naar zijn aard van korte duur is. Daar is van belang wat
partijen zijn overeengekomen. Vaak bieden werkgevers of uitzendbureaus
huisvesting in de vorm van logies aan, waarbij is geregeld dat de
huisvesting ophoudt op het moment dat de arbeidsrelatie wordt
beƫindigd. Dat is een legale overeenkomst.

Overigens vindt er op dit moment overleg plaats met de koepels van
werkgevers en uitzendbureaus en vakbonden om te komen tot vastlegging
van goede normen voor goed werkgeverschap en goede huisvesting voor
arbeidsmigranten in de CAOā€™s. In dat kader streven vakbonden ook naar
het vastleggen van een redelijke opzeggingstermijn voor huur en logies
bij beƫindiging van het arbeidscontract.

verbod op verhuren kamers aan meerdere personen tegelijkertijd

Bij de verhuur van reguliere woonruimte, zowel zelfstandige als
onzelfstandige, gelden de normen van de bouwregelgeving die een minimaal
12 vierkante meter gebruiksoppervlak per in die woning verblijvende
persoon verplicht stellen. Overbewoning kan op deze wijze worden
voorkomen. Gemeenten kunnen op basis van een eigen
huisvestingsverordening ook een vergunning vereisen voor het onttrekken
van woonruimte ten behoeve van de bedrijfsmatige verhuur van
onzelfstandige woningen en aan die vergunning de eis verbinden van een
maximum aantal personen dat samen een huishouden vormt.

Bij logies zijn er geen wettelijke normen voor een minimum aantal
vierkante meters per persoon; werkgevers en werknemers werken aan een
norm van minimaal 10 vierkante meter per persoon. Wettelijk gelden
overigens wel zware eisen ten aanzien van de (brand)veiligheid. Logies
is een vorm van huisvesting die voor met name arbeidsmigranten van groot
belang is, vanwege hun vaak tijdelijke verblijf op een plek, de snelle
beschikbaarheid en de relatief goedkope prijs. Uit onderzoeken blijkt
dat arbeidsmigranten er regelmatig bewust vrijwillig voor kiezen een
kamer te delen. Soms omdat zij een relatie met elkaar hebben, in andere
gevallen omdat zij (vooral bij kortdurend verblijf in Nederland) kiezen
voor zo laag mogelijke verblijfskosten. Een verbod op de verhuur van
kamers aan meerdere personen is niet nodig.

7 mln vrijmaken voor het aanstellen van 100 handhavers die zich bezig
houden met aanpak illegale verhuur, overlast, etc. 

De wetgever heeft de verantwoordelijkheid voor handhaving op wonen en
overlast bij de gemeenten neergelegd. Ik ondersteun de gemeenten actief
bij hun handhaving met:

Handreikingen over praktische toepassing van wettelijke mogelijkheden
tot tegengaan van overlast en overbewoning

Een ā€˜netwerk van MOE-landergemeentenā€™ dat gericht is op kennis- en
ervaringsuitwisseling

Aanpassing van de regelgeving om de handhaving effectiever te maken.

een financiƫle ondersteuning is daarbij niet aan de orde.wet wijzigen
om gemeenten makkelijker te maken panden te sluiten of te onteigenen of
bij illegale overlast

Een verhuurverbod en een verkoopplicht (snelle onteigening) voor
malafide huiseigenaren zijn in maart 2011 ook voorgesteld door de
gemeente Rotterdam. Zoals aangegeven bij punt 2 wordt samen met
Rotterdam een aanpak uitgewerkt die escaleert van een boete tot het
overnemen van het beheer van het totale woningbezit van een eigenaar in
een buurt. Dit in aanvulling op het huidige instrumentarium. Er wordt
nauw saemn met Rotterdam en de deskundigen gezocht naar een uitwerking
die effectief is voor gemeenten, maar niet botst met de wetgeving inzake
eigendom en onteigening. 

Opdrachtgevers moeten volledige cao loon uitbetalen aan
arbeidsmigranten, ook voor ZZPers

Het betreft hier een onderwerp dat de portefeuille van de minister van
SZW raakt. CAO-loon moet altijd worden uitbetaald. Dat is een zaak
tussen partijen. Voor ZZP-ers zijn er geen CAOā€™s omdat zij ZZP-er
zijn.

In de volgende voortgangsrapportage over EU arbeidsmigranten zal hier
nader op ingegaan worden.

Fractie: PvdA

Vraag 82: 

Integratiebeleid afgelopen jaren Antilliaanse en Marokkaanse jongeren
heeft successen geboekt; geleid tot lagere criminaliteitscijfers.

Wat is belangrijker: ideologie of resultaat? Wat gaat het kabinet
concreet doen om het behaalde resultaat te behouden?

Antwoord:

De afname van criminaliteit onder Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse
jongeren is naar verhouding niet groter dan bij de rest van de
bevolking. De oververtegenwoordiging is onverminderd hoog. Niettemin
hebben gemeenten mij aangegeven dat zij op lokaal niveau verbetering
zien. Met name de overlast is afgenomen. Om deze reden geven gemeenten
ook aan in de aanpak van de problematiek te willen blijven investeren.

Het kabinet vindt dat generiek beleid effectief moet zijn voor alle
burgers en wil geen onderscheid maken naar groepen. 

In 2012 is het aan gemeenten om de succesvolle elementen uit het
specifieke beleid in te bedden in het generieke beleid. Het Rijk biedt
hierbij tot in 2012 nog ondersteuning.

Fractie: PvdA

Vraag 83: 

Er zijn problemen met Somalische vluchtingen zoals werkloosheid,
analfabetisme en qat-gebruik, dit schreeuwt om oplossingen. Is de
minister bereid om voor het eind van het jaar met een agenda te komen om
deze problemen aan te pakken?

Antwoord:

De problemen onder Somalische Nederlanders zijn inderdaad zorgelijk.
Oplossing van deze problemen vraagt echter niet om specifiek beleid maar
om meer gerichte actie van bestaande generieke maatregelen. De
verantwoordelijkheid hiervoor ligt in eerste instantie bij de betrokken
gemeenten en uitvoeringsinstanties. Het Rijk faciliteert gemeenten door
middel van kennisdeling, via handreikingen met een profiel van de
doelgroep en het organiseren van expertbijeenkomsten met gemeenten en
reguliere instellingen. 

Daarnaast zal het kabinet zoals aangekondigd in de drugsbrief en
integratiebrief, op basis van een onderzoek naar de problemen rond het
gebruik en de handel in qat, begin volgend jaar beslissen welke
maatregelen nodig zijn om deze problemen aan te pakken. Hierbij zal
tevens worden bezien of Qat op de lijst van verboden middelen moet
worden geplaatst. Een verbod op Qat is een serieuze optie.

Fractie: VVD

Vraag 87: 

Een belangrijk punt is de borging van de kwaliteit van de inhoud van de
inburgeringscursussen. Die laat nu te wensen over. Waarom moet een
Mexicaan bijvoorbeeld weten hoeveel keer Marokko groter is dan
Nederland? Waarom zijn er voor de inburgering vanuit het buitenland in
Islamitische landen gekuiste versies in omloop als het gaat om
doodnormale zaken als topless zonnende vrouwen, zoenende mannen, etc?
Hoe gaat de minister dit verbeteren?

Antwoord:

De overheid stelt ten aanzien van de inburgeringsplicht eisen aan
taalniveau en kennis van de Nederlandse samenleving via het vaststellen
van de eindtermen. De kwaliteit is voldoende geborgd.

De branche-organisaties hebben een keurmerk Inburgering ingesteld voor
aanbieders van cursussen. Immers, er is marktwerking in het
inburgeringsonderwijs. De overheid koppelt dit Keurmerk aan het
leenstelsel: als een inburgeraar een lening aanvraagt is hij verplicht
tot een cursus bij een gekeurmerkte instelling. 

Het zelfstudiepakket dat mensen kunnen aanschaffen ter voorbereiding op
het basisexamen inburgering in het buitenland is in een aantal talen
beschikbaar in een aangepaste versie. In deze versie ontbreken bepaalde
beelden waarop in sommige landen een wettelijk verbod bestaat om deze te
bezitten.

Fractie: VVD

Vraag 88: 

Het is een aloude wens, van de VVD en van deze Kamer, dat ook voor
Europeanen die zich in Nederland vestigen, inburgeringseisen gelden. Hoe
heeft het kabinet de motie Ormel waarin werd gevraagd de mogelijkheden
hierin te onderzoeken uitgevoerd? Heeft het huidige kabinet dit
onderzoek opgepakt? Wat zijn de resultaten hiervan?

Antwoord:

Ik neem aan dat gedoeld wordt op de motie Ormel uit 2007 waarin de
Regering wordt verzocht om op Europees niveau inburgeringcursussen te
bevorderen voor eenieder die zich voor langere tijd vestigt in een
lidstaat van de EU. 

De regering heeft hier per brief van 14 mei 2008 aan de Kamer op
gereageerd. 

In de brief aan de Kamer werd vermeld dat de inzet van het bevorderen
van inburgeringscursussen op Europees niveau niet mogelijk en niet
wenselijk werd geacht omdat integratie en inburgering nationale
competenties zijn en dit naar de mening van het kabinet dienen te
blijven. 

Dit is ook het uitgangspunt van dit kabinet. 

Het kabinet acht het wel wenselijk dat EU-burgers die zich vestigen in
een EU-lidstaat ook kennis hebben van de cultuur en geschiedenis van
deze lidstaat, en zich kunnen uitdrukken in de taal van deze lidstaat.
Bij de uitwerking van het concept van de leeftijdsonafhankelijke
leerplicht zal dit worden meegenomen.

Inzet is een grotere eigen verantwoordelijkheid. Deze arbeidsmigranten
zijn over het algemeen relatief hoog opgeleid en kunnen in staat worden
geacht de taal te leren via zelfstudie. Daarom biedt BZK een
zelfstudiepakket aan (inburgering, A1 taalniveau). Met werkgevers wordt
besproken dat zij tijd, ruimte en ondersteuning bieden bij de
zelfstudie; met gemeenten wordt gesproken over het organiseren van een
netwerk van taalcoaches. 

In mijn gesprekken met collegaā€™s, onlangs in Londen en Parijs heb ik
het belang van het stellen van integratie eisen, waaronder kwalificatie
eisen onder de aandacht gebracht. Ook mijn collega voor Immigratie en
Asiel vraagt bij zijn collegaā€™s in Europa aandacht hiervoor.

Fractie: VVD

Vraag 89: 

Het bedrijfsleven kan een belangrijke rol spelen door
inburgeringscursussen aan te bieden gericht op werk binnen een bepaalde
sector met bijbehorende jargon, etc. De zogenaamde duale trajecten.
Staat de minister positief tegenover deze ontwikkelingen?

Antwoord:

Het kabinet is bekend met de initiatieven van werkgevers om hun
werknemers taalcursussen aan te bieden en staat daar positief tegenover.
Met het aanbieden van die cursussen maken de werkgevers hun
verantwoordelijkheid in deze waar. De overheid zal dat niet af dwingen.

De wijziging van de Wet inburgering brengt met zich mee dat vanuit het
inburgeringsbeleid en de daarmee gepaard gaande wet- en regelgeving geen
voorzieningen meer worden aangeboden, dus ook geen duale voorzieningen.
Dit betekent echter niet dat duale trajecten in de praktijk niet meer
mogelijk zijn. De wetswijziging impliceert alleen dat niet meer voorzien
wordt in overheidsfinanciering voor het inburgeringsdeel van een duaal
traject.

Fractie: VVD

Vraag 90: 

Op dit moment worden er nauwelijks meetbare, afrekenbare doelen
geformuleerd voor subsidieverstrekking, of de subsidie gaat naar de
verkeerde groepen. Dat moet anders; is de Minister bereid meer op
outcome te gaan sturen?

Antwoord:

Het doelgroepenbeleid wordt afgeschaft. Na 2012 moet het zijn ingebed in
het reguliere beleid gericht op schooluitval, werkloosheid, overlast en
criminaliteit. Die beantwoorden reeds aan de behoefte naar criteria.

Met de Marokkanengemeenten zijn afspraken gemaakt dat eind 2012 de
cijfers voor schooluitval, werkloosheid en criminaliteit zijn gedaald.
Het kabinet zorgt jaarlijks voor een monitor die op outcome niveau de
ontwikkeling bij de Marokkanen- en Antillianengemeenten volgt voor
schooluitval, werkloosheid en criminaliteit.

Fractie: VVD

Vraag 91: 

Geen vage, algemene ā€˜integratiebevorderendeā€™ projecten meer. In
plaats daarvan gerichte aanpak van problemen in opdracht van
vakministers. Geen specifieke groepen aanpakken, maar specifieke
problemen in open concurrentie met marktpartijen. Deelt de minister deze
visie?

Antwoord:

De opmerkingen van de VVD over doelgroepenbeleid en gerichte aanpak van
problemen door vakministers beschouw ik als ondersteuning van het
kabinetsbeleid. 

Vakministers zijn verantwoordelijk om te zorgen dat het generieke beleid
effectief en toegankelijk is voor iedereen. Een effectieve werking van
het reguliere beleid vergt gedegen kennis over specifieke problemen en
de achtergronden daarvan, over de uitwerking van het reguliere beleid en
eventuele knelpunten daarin, en over succesvolle interventies en
methoden. Mijn departement ondersteunt de vakminister daarbij met
expertise en netwerk op het gebied van integratie en specifieke groepen.

De aanpak voor specifieke groepen wordt afgeschaft. Na 2012 moet het
zijn ingebed in het reguliere beleid gericht op schooluitval,
werkloosheid, overlast en criminaliteit. Het kabinet zorgt tot die tijd
dat er jaarlijks een monitor wordt uitgebracht die op outcome niveau de
ontwikkeling bij de Marokkanen- en Antillianengemeenten volgt voor
schooluitval, werkloosheid en criminaliteit. De uitkomsten worden
besproken in bestuurlijk overleg met de betrokken gemeenten.

Ook de subsidie aan de LOM-organisaties wordt stopgezet. Tot de
beƫindiging van de subsidie per 1 januari 2015 zullen de
LOM-samenwerkingsverbanden ruimschoots door mij in de gelegenheid worden
gesteld om hun verzelfstandiging goed voor te bereiden. Daarna moeten ze
net als iedereen op de markt concureren.

Fractie: VVD

Vraag 92: 

Asielzoekers moeten wat de VVD betreft meteen ervaren hoe de Nederlandse
samenleving in elkaar zit, bijvoorbeeld gelijke rechten voor mannen en
vrouwen. Is de Minister ook van mening dat de overheid of haar ZBOā€™s
integratiefrustrerende activiteiten (zoals speciale computeruren voor
vrouwen in een AZC) niet moeten legitimeren, subsidiƫren of
faciliteren? Bent u bereid Minister Leers, verantwoordelijk voor het
COA, hierop aan te spreken? Ziet de minister bijvoorbeeld iets in een
algemene beleidsregel dat integratiefrustrerende effecten worden
meegewogen bij het beoordelen van subsidieaanvragen?

Antwoord:

Bij het verstrekken van subsidie in het kader van integratiebeleid wordt
altijd gekeken of de activiteiten die ondernomen worden passen binnen
het beleid van het kabinet. Onderdeel hiervan is uiteraard ook dat
activiteiten de integratie niet in de weg mogen staan. Het kabinet zal
geen subsidie geven aan organisaties die activiteiten ondernemen die
zich tegen de integratie richten. Ik zal mij op de hoogte stellen van de
situatie bij het CAO en mij over mijn bevindingen verstaan met minister
Leers.

Fractie: SP

Vraag 94: 

Integratie, de overheid faciliteert hierbij. Waarom legt de regering
zich neer bij de groeiende segregatie in Nederland? Waarom worden mensen
die iniatief nemen in de steek gelaten?

Zie ook het door Karabulut ingediende amendement, nr 33000 VII, 32.
Verhoging artikel 5 met 0,4 mln tbv initiatieven voor integratie.

Antwoord:

Het kabinet herkent zich niet in het beeld dat er sprake is van
groeiende segregatie waarbij zij zich neerlegt. En bovendien worden
mensen die initiatief nemen niet in de steek gelaten. 

In de taakverdeling tussen gemeenschap en overheid is daarbij het
streven het zelforganiserende vermogen uit de samenleving beter aan te
spreken en waar mogelijk te benutten, bijvoorbeeld als het gaat om de
betrokkenheid van ouders bij het onderwijs. 

Het kabinet zet in op de factoren die een structurele bijdrage leveren
aan de participatie van mensen, namelijk de kwaliteit van het onderwijs
en de leefbaarheid in de steden.

Dan het amendement van mevrouw Karabulut om een bedrag van ā‚¬ 400.000
vrij te maken voor burgerschap, integratie en sociale veiligheid door de
regeling scholing en vorming raadsleden te schrappen.

Wanneer het idee van mevrouw Karabulut is om een bedrag vrij te maken
voor burgerschap in brede zin dan spreekt mij dat aan. Ik laat het
oordeel over dit amendement over aan de Kamer. Daarbij wijs ik wel op de
consequenties van het amendement. Om het amendement van dekking te
voorzien, wordt de regeling scholing en vorming raadsleden geschrapt.
Die is in 2009 ingevoerd op verzoek van en bij amendement van de Kamer.

De regeling scholing en vorming raadsleden biedt subsidie voor
landelijke en voor lokale politieke partijen. Als de regeling wordt
ingetrokken, vervalt de enige subsidiemogelijkheid voor lokale partijen.

Fractie: SP

Vraag 95: 

Waarom wordt voor grote groepen inburgeraars het inburgeringsbeleid
losgelaten?

Is de minister bereid het sociaal leenstelsel voor vrijwillige
inburgeraars en/of MOE-landers open te te stellen?

Antwoord:

Uitgangspunt is dat migranten zelf verantwoordelijk zijn voor hun
inburgering. Dat is de basis van het voorstel voor wijziging van de Wet
inburgering dat op 14 november jl. aan de Kamer is aangeboden. 

De doelgroep vrijwillige inburgeraars in de Wet inburgering komt te
vervallen met de wijziging van de wet inburgering die ik deze week aan
uw Kamer heb aangeboden. Deze doelgroep bestaat uit EU-onderdanen en
(genaturaliseerde) Nederlanders die niet verplicht kunnen worden tot
inburgering. Zij kunnen voortaan gebruik maken van de mogelijkheden die
het reguliere onderwijs- en arbeidsmarktbeleid bieden. Met het
ingediende voorstel tot wijziging van de Wet inburgering vervalt de
mogelijkheid van gemeenten om op grond van de Wet inburgering deze groep
een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. De
Wet educatie en beroepsonderwijs (Web) zal met ingang van de
inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zodanig worden aangepast dat
EU-onderdanen en genaturaliseerde Nederlanders in aanmerking kunnen
komen voor een opleiding Nederlands als Tweede Taal (NT2) op grond van
de Web.

Op dit moment kan een vrijwillige inburgeraar (bijvoorbeeld een Europese
arbeidsmigrant) geen gebruik maken van het reeds bestaande leenstelsel.
Daar staat tegenover dat gemeenten wel een inburgeringsaanbod kunnen
doen aan Europese arbeidsmigranten. Zo zijn er in 2010 tenminste 9.000
Europese arbeidsmigranten aan een inburgeringstraject begonnen met een
voorziening van de gemeente. Deze mogelijkheid eindigt bij de meeste
gemeenten voor 2013. In het kader van wetsvoorstel tot wijziging van de
wet inburgering, is sprake van een sociaal leenstelsel uitsluitend voor
verplichte inburgeraars. 

Onderzocht wordt of en hoe een sociaal leenstelsel ook voor (werkende)
Europese arbeidsmigranten en mogelijk anderen met een taal- dan wel
inburgeringsbehoefte gestalte zou kunnen krijgen.

Fractie: SP

Vraag 96: 

Is de minister bereid te onderzoeken, in overleg met werknemers en
werkgevers, in welke sectoren nog meer behoefte is aan extra
scholingmogelijkheden?

Antwoord:

Het vervullen van de behoefte aan scholingsmogelijkheden voor werknemers
binnen bedrijven is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de
werkgever en de werknemer. Er is van de kant van het kabinet meermalen
en op verschillende plaatsen gewezen op het belang van scholing en op
het belang van het beheersen van de Nederlandse taal. Er wordt overleg
gevoerd met de koepels van uitzendbureauā€™s, met LTO, met het
productschap Pluimvee en Eieren, met het Productschap Vee en Vlees en
met de vakbonden. De vraag naar scholingsbehoefte zal daar aan de orde
worden gesteld.

Fractie: CDA

Vraag 100: 

Kan de minister concreet aangeven hoe het kabinet zorgt ā€œdat kennis
over integratie en over de positie van verschillende groepen in de
Nederlandse samenleving, effectieve interventies en succesvolle
methoden, beschikbaar worden gesteld en dat het benutten ervan actief
wordt bevorderd bij algemene instellingenā€? 

Kan de minister aangeven op welke wijze het kabinet de expertise op alle
betrokken ministeries behoudt?

Antwoord:

Zoals in de integratievisie staat, vergt een effectief generiek beleid
gedegen kennis van specifieke problemen en achtergronden, de uitwerking
van het reguliere beleid en eventuele knelpunten en succesvolle
interventies en methoden. 

Vakministers zijn zelf verantwoordelijk om te zorgen voor een effectief
beleid, maar BZK ondersteunt hen daarbij met zijn expertise en netwerk
op het gebied van integratie en specifieke groepen. 

FORUM heeft hier de komende jaren als expertisecentrum een belangrijke
ondersteunende rol. Met de Jaarrapportage Integratie en de Survey
Integratie Minderheden (SIM) en de Survey Integratie Nieuwe Groepen
(SING) onderzoeken die in opdracht van het ministerie van BZK zijn
verricht, stelt BZK jaarlijks kennis beschikbaar over de positie van
verschillende migrantengroepen in de Nederlandse samenleving.

Fractie: CDA

Vraag 103: 

Gezien de problemen die het veroorzaakt, dient het verdovende middel Qat
ons insziens verboden te worden. Kan de Minister al iets aangeven over
de resultaten van zijn reeds lopende onderzoek hiernaar?

Antwoord:

Zoals eerder aangegeven in de drugsbrief en de integratiebrief zal het
kabinet op basis van een onderzoek naar de problemen rond het gebruik en
de handel in qat, begin volgend jaar beslissen welke maatregelen nodig
zijn om deze problemen aan te pakken. Hierbij zal tevens worden bezien
of Qat op de lijst van verboden middelen moet worden geplaatst. Op dit
moment zijn nog geen resultaten te noemen uit het lopende onderzoek. 

Zie ook vraag 83 PvdA

Fractie: CDA

Vraag 104: 

Hoe benutten we het migratiepotentieel maximaal, door de kansen die er
zijn (op onderwijs, de arbeidsmarkt, volwaardige deelname aan de
maatschappij) te benutten? Hiervoor is actief burgerschap nodig. Wanneer
kunnen we daar met de Minister in de volle breedte over praten? D66 ziet
ook een rol weggelegd voor kennisinstituut Forum.

Antwoord:

Het kabinet wil actief burgerschap stimuleren en ontwikkelt daartoe de
agenda burgerschap. Initiatief door burgers zelf vormt hierbij de kern.
In de taakverdeling tussen gemeenschap en overheid is daarbij het
streven het zelforganiserend vermogen uit de samenleving beter aan te
spreken en waar mogelijk te benutten. Deze kanteling van burger- naar
overheidsparticipatie ondersteunt zelfredzaamheid, het tonen van eigen
verantwoordelijkheid en biedt een kans om de relatie tussen overheid en
samenleving aan te passen aan de eisen van onze tijd. De agenda richt
zich op alle burgers, niet alleen op migranten.

FORUM heeft reeds aandacht voor het thema burgerschap.Voor het werkplan
2012 is FORUM gevraagd in haar werkplan aandacht te geven aan dit
onderwerp. Meer in het bijzonder is FORUM gevraagd welke mogelijkheden
er zijn om burgers toe te rusten opdat ze hun verantwoordelijkheid in
het integratieproces zelf oppakken.

Fractie: D66

Vraag 106: 

De RvS heeft het wetsvoorstel om de inburgeringsplicht te koppelen aan
een verblijfsvergunning afgeraden. Kan de minister ingaan op de
opmerkingen van de RvS bij dit voorstel? Kan de ministers tevens ingaan
op het punt uit dit voorstel of het uitzetten van die migranten die
hieronder vallen, wel realistisch is?

Antwoord:

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het nader rapport dat
tezamen met het voorstel voor wijziging van de Wet inburgering maandag
14 november jl. aan de Kamer is verzonden.

Fractie: PVV

Vraag 107: 

Is de minister bereid gemeenten en provincies aan te sporen om te
stoppen met het steken van geld in integratiebelemmerend
diversiteitsbeleid?

Antwoord:

Het past mij als minister van BZK niet om een dergelijke rol op te
pakken. Gemeenten en provincies zijn vrij om binnen de geldende wet- en
regelgeving hun eigen beleid te voeren. 

Overigens is niet alle diversiteitbeleid integratiebelemmerend. Ik hoop
dat gemeenten door budgettaire problematiek dergelijk beleid niet zullen
staken. De uitdaging voor hen is de beperkte middelen in te zetten op de
meest effectieve maatregelen.

Fractie: SGP

Vraag 110: 

Hebben wij voldoende in beeld en bevorderen wij voldoende dat die mensen
(de moe-landers) die hier langere tijd zijn maar de Nederlandse taal nog
niet spreken, dit wel leren?

Antwoord:

In de antwoorden op de schriftelijke vragen (113 en 114) is reeds
ingegaan op arbeidsmigratie MOE-landers. 

De eigen verantwoordelijkheid van Europese arbeidsmigranten en de
verantwoordelijkheid van de werkgevers staan centraal. In vergelijking
met veel niet-westerse migranten hebben de meeste Europese
arbeidsmigranten een relatief hoog opleidingsniveau. Daardoor zijn zij
veelal in staat tot zelfstudie. Met werkgevers wordt overlegd dat zij
hun werknemers tijd en ruimte bieden om zich aan deze zelfstudie te
wijden.

Op vrijwillige basis begonnen in 2009 3.206 arbeidsmigranten uit de 10
MOE-landen aan een inburgeringtraject via de gemeente, in 2010 waren het
er 7.235 en in 2011 zullen het er circa 3.000 zijn. In totaal zijn in de
periode 2009-2011 ongeveer 13.500 MOE-landers aan een traject begonnen.

Onbekend is hoeveel arbeidsmigranten uit Midden- en Oost Europa op dit
moment een inburgeringscursus dan wel taalcursus via de werkgever
volgen. De cursussen die arbeidsmigranten via hun werkgever volgen zijn
zeer divers en vooral gericht op werk. In hoeverre dit aanbod voldoende
is laat zich moeilijk meten. Helder is dat we zo goed mogelijk het
aanleren van taal ook door migranten binnen de EU moeten bevorderen.

Fractie: SGP

Vraag 111: 

Het geleidelijk verminderen van integratiesubsidies. Voor Forum blijft
wel veel budget (3 mln) beschikbaar. Past dit wel binnen het
subsidiebeleid? Kan dit niet binnen reguliere organisaties (VNG)? Kan er
niet gekeken worden naar maatschappelijke verankering en betrokkenheid?

Antwoord:

In de Integratievisie is aangegeven dat een effectieve werking van het
reguliere beleid gedegen kennis vergt over specifieke problemen en de
achtergronden daarvan, over de uitwerking van het reguliere beleid en
eventuele knelpunten daarin, en over succesvolle interventies en
methoden. Forum speelt daarin een essentiƫle rol.

Fractie: SGP

Vraag 112: 

Het Kabinet wil doelgroepenbeleid afschaffen, dat vinden wij de goede
richting. Echter, de SGP maakt zich wel zorgen dat specifieke problemen
onvoldoende in beeld zijn. Zou gericht beleid in sommige gevallen toch
geen uitkomst voor de problemen kunnen bieden?

Antwoord:

Het is belangrijk om problemen in beeld te hebben, dat ben ik helemaal
met de heer Van der Staaij eens. Culturele aspecten kunnen er toe doen,
net als vele andere aspecten, niet in de laatste plaats de
sociaal-economische status. Als er problemen ontstaan dan willen we
weten wat er aan de hand is. 

Met de Jaarrapportage Integratie en de SIM en SING onderzoeken die in
opdracht van het ministerie van BZK zijn verricht, stelt BZK jaarlijks
kennis beschikbaar over de positie van verschillende migrantengroepen in
de Nederlandse samenleving. Het is dus zeker niet zo als in Frankrijk,
dat dit kabinet niet wil weten hoe het gaat met specifieke groepen in
het land. Als mocht blijken dat groepen onvoldoende bereikt worden, dan
zal bekeken moeten worden hoe dit het beste kan worden aangepakt binnen
het generieke beleid. 

Het generiek beleid moet voor iedereen werken. Om kwaliteit te kunnen
leveren moeten professionals in de uitvoering van het beleid rekening
houden met de specifieke aspecten die bij de problemen een rol spelen.
Daarvoor zijn geen aparte subsidies of beleidsinstrumenten nodig.

Bestuur

Fractie: VVD

Vraag 3,4: 

Voorstellen mbt de aanpak van de knelpunten bij het stemmen vanuit het
buitenland, omdat de bestaande procedures zo omslachtig zijn. De laatste
keer was de opkomst maar 10%, uitgaande van de aanname dat er ca 500.000
Nederlanders zijn in het buitenland die mogen stemmen. Minister heeft
eerder toegezegd er naar te streven maatregelen te hebben genomen vĆ³Ć³r
de verkiezingen Europees parlement in 2014, gaat dit lukken? Hoe staat
het implementatie van het Register Niet Ingezetenen (RNI).

Antwoord:

Ik ben het met de heer Taverne eens dat de procedures voor de kiezers
die vanuit het buitenland kunnen stemmen omslachting zijn. Het kabinet
wil dat ook veranderen. U heeft dat kunnen lezen in mijn brief van 30
mei 2011.

We moeten naar mijn mening af van de twee belangrijkste
ā€œhindernissenā€ voor deze groep kiezers, te weten:

De registratie voor elke verkiezing; 

Het tijdig kunnen beschikken over de stembescheiden.

Aan beide punten wordt nu hard gewerkt. Concreet betekent dit:

De vorming van het Register Niet Ingezetenen (RNI). De Nederlanders van
18 jaar en ouder in dit register ontvangen als het register er is direct
de stembescheiden. De registratie vooraf en voor elke verkiezing is dan
verdwenen. De wettelijke basis voor de RNI wordt gelegd in de wet
Basisregistratie Personen. Dit wetsvoorstel ligt thans voor advies bij
de Raad van State. Aan de ontwikkeling van de RNI wordt echter nu al
gewerkt en het streven is erop gericht om de RNI in 2013 beschikbaar te
hebben. De wijziging van de Kieswet is eveneens in voorbereiding. wordt
ter hand genomen. 

ā€¢	Het zo vroeg mogelijk sturen en zo mogelijk ook langs elektronische
weg sturen van de stembescheiden inclusief het stembiljet. Dan zullen
veel minder kiezers in het buitenland in tijdsnood komen om hun stem uit
te brengen.

De heer Taverne vroeg zich af of internetstemmen voor deze groep kiezers
niet een goede optie zou kunnen zijn. Ik ben daar heel voorzichtig mee.
En dat is de Kamer ook. Ik breng in herinnering dat in 2008 de Kamer de
toenmalige staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft opgeroepen
niet in te stemmen met de invoering van internetstemmen voor de
Waterschapsverkiezingen. 

De reden voor deze voorzichtigheid is dat bij internetstemmen niet
alleen het stemgeheim heel moeilijk te waarborgen is, maar met
dergelijke systemen is de controleerbaarheid en transparantie nauwelijks
vorm te geven. En dan laat ik nog buiten beschouwing alle
beveiligingsproblemen die aan het internet kleven. Verder, en dat is ook
niet triviaal, het kost heel veel geld gezien het feit dat het om een
voorziening gaat die hooguit 1 keer in de twee jaar gebruikt zal worden.

Fractie: D66

Vraag 14: 

Heeft het gesprek met de voorzitters van de planbureaus en andere
adviesorganen (wat de MP heeft aangekondigd) over de problematiek mbt
hun positie en het feit dat ze regelmatig op de man worden aangevallen,
al plaatsgevonden, is het al ingepland en wat zijn de resultaten?

Antwoord:

Er zijn dit jaar gesprekken gevoerd tussen de minister president, de
minister van BZK en de voorzitters van de strategische adviescolleges.
Onderwerpen van gesprek waren onder meer de positie van de
adviescolleges en de afstemming van de werkprogramma's van deze
adviescolleges. 

Resultaat van deze gesprekken is onder meer dat het bestaande stelsel
van adviescolleges zal worden bestendigd en beter benut. Voorts zal de
rijksbrede kennisagenda, die gebaseerd is op de ontwikkelingen op
middellange termijn en het regeerakkoord, de basis vormen voor de
inhoudelijke koers van de werkprogrammaā€™s. In het gesprek is een
aantal rijksbrede thema's benoemd, dat volgt uit deze kennisagenda en
het regeerakkoord.

De gesprekken met de planbureaus worden gevoerd door de minister
waaronder het desbetreffende planbureau ressorteert.

Fractie: PVV

Vraag 16: 

Graag een onderzoek naar de wijze waarop en de vraag of de lagere
overheden hun informatie op een juiste wijze verstrekken aan de burger
in het kader van de WOB.

Antwoord:

Andere overheden hebben een eigen verantwoordelijkheid om de Wob goed
uit te voeren. 

Als bijvoorbeeld uit het structureel verliezen van beroepszaken blijkt
dat een andere overheid de Wob niet goed uitvoert, dan moet dat voor de
organisatie zelf reeds reden zijn om het gevoerde beleid aan te passen. 

Doet een andere overheid dat niet, dan is het aan het desbetreffende
controlerende orgaan ā€“ bijvoorbeeld Provinciale Staten of de
gemeenteraad ā€“ daar verantwoordelijkheid in te nemen.

Vooralsnog hebben mij geen signalen bereikt dat er structureel iets mis
zou zijn.

Daarom zie ik voor een onderzoek geen directe aanleiding. Ik zal dit
onderwerp evenwel bespreken met de Commissarissen van de Koningin
teneinde ook bij hen vast te stellen of mijn indruk juist is.

In 2010 zijn er maar vier WOB-hoger beroepszaken geweest waarin het
college van Gedeputeerde Staten procespartij was. Dat duidt niet op
grote problemen.

Fractie: Christenunie

Vraag 18: 

Opslag biometrische gegevens: de opbrengst staan niet in verhouding tot
de inbreuk op privacy. Wil het kabinet de plannen tot opslag
vingerafdrukken laten varen?

Antwoord:

Zoals de Kamer weet, is de enige permanente opslag van de
vingerafdrukken de opslag in de chip van het reisdocument omdat dit als
gevolg van Europese regelgeving moet.De bewaartermijn van de
vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie eindigt zodra de
uitreiking van het reisdocument is geregistreerd danwel de aanvraag is
komen te vervallen. Voor de wijze waarop de vernietiging van de
persoonsgegevens in de reisdocumentenadministratie gaat plaatsvinden
verwijs ik naar de brieven die ik naar de Kamer heb gezonden,
laatstelijk op 22 september 2011.

Achtergrond:

Tweede Kamer is geĆÆnformeerd over het bewaren en vernietigen van de
vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie in de brieven van:

26 april 2011 (TK, 2010 - 2011, 25764, nr. 46)

19 mei 2011 (TK, 2010 ā€“ 2011, 25 764, nr. 48)

5 juli 2011 (TK 2010-2011, Antwoord Kamervragen 3058)

5 juli 2011 (TK 2010-2011, 25764, nr. 50)

22 september 2011 (TK, 2011 ā€“ 2012, 25 764, nr. 52)

Fractie: Christenunie

Vraag 19: 

Wat zijn de mogelijkheden om de adequate juridische ondersteuning voor
burgemeesters en gemeenteraden te vergroten?

Antwoord:

Decentrale overheden zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor
het aantrekken van adequate ambtelijke ondersteuning, bijvoorbeeld voor
de ondersteunende afdelingen van de burgemeester en wat de gemeenteraden
betreft voor griffiers en griffieambtenaren. Het recht op ambtelijke
bijstand ten behoeve van gemeenteraden en leden van de raad wordt bij
verordening geregeld. Dat is een waarborg voor ambtelijke ondersteuning
bijvoorbeeld bij het ontwerpen van initiatief-raadsvoorstellen.

In samenwerking met BZK organiseren VNG en Genootschap van Burgemeesters
regelmatig professionaliseringsactiviteiten in de vorm van symposia,
cursussen op diverse vakinhoudelijke gebieden. Hiermee kan ook de
juridische expertise bij gemeenten worden vergroot.

Fractie: Christenunie

Vraag 23: 

Wat kan eraan gedaan worden om de zorgen op de BES weg te nemen over het
verlies van de eigen cultuur? Is de minister bereid de verdragen m.b.t.
aanmerking als nationale minderheden op de BES van toepassing te laten
zijn?

Antwoord:

In zijn algemeenheid is er bij de transitie van de BES-eilanden naar
Nederland voor gezorgd dat in de onderwijswetgeving en in de wetgeving
inzake het bestuurlijk verkeer de positie van de eigen talen (Papiaments
op Bonaire en Engels op Saba en Sint-Eustatius) goed is geregeld. In de
praktijk zijn er evenwel signalen die erop wijzen dat daarmee de zorg
over het verlies van de eigen cultuur, wat overigens meer omvat dan de
eigen taal, duidelijk aanwezig is. Die boodschap is ook overgebracht
tijdens het bezoek van de Koningin aan de eilanden in het Caribisch
gebied. Ik ben bereid om samen met mijn collega van OCW te bezien of
daartoe verdere inspanningen mogelijk en wenselijk zijn. 

Bij de transitie van de BES-eilanden is uitdrukkelijk de vraag aan de
orde geweest of de regering de verdragen van de Raad van Europa met
betrekking tot nationale minderheden op de BES van toepassing laat zijn.
De conclusie is, en die opvatting werd ook door de meerderheid van de
Kamer gedeeld, dat hier geen sprake van kan zijn. Ik verwijs in dat
verband naar argumenten die zijn genoemd in de Kamerstukken 31954*, nr.
15, blz. 49** 

*Dit verdrag van de Raad van Europa (het Europees handvest voor
regionale talen of talen van minderheden) heeft blijkens de preambule
tot doel de bescherming van historische streektalen of talen van
minderheden in Europa. Dit in het kader van Ā«de specifieke
omstandigheden en historische tradities van de Europese statenĀ».
Toepassing voor de Nederlandse Antillen is om die reden nooit aan de
orde geweest; het Papiaments op de Nederlandse Antillen is geen
beschermde taal in de zin van dit verdrag. Het is niet mogelijk om het
Papiaments onder de strekking van dit verdrag te brengen.

en **Kamerstuk 31945, nr. C, blz. 24-25. 

Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden De leden
van de OSF-fractie stellen vast dat het Europees Handvest voor regionale
talen of talen van minderheden niet is vermeld in onderhavig
wetsvoorstel en vragen of dit betekent dat het Handvest geen geldigheid
zal hebben op de BES-eilanden of dat het juist op grond van artikel 2,
eerste lid, juncto artikel 1 automatisch van toepassing geacht moet
worden op de BES-eilanden. In het verlengde van hetgeen in januari
tijdens het wetgevingsoverleg met de Tweede Kamer reeds aan de orde is
geweest, kan ik u het volgende meedelen. Dit verdrag van de Raad van
Europa heeft blijkens de preambule tot doel de bescherming van de
historische regionale talen of talen van minderheden in Europa, waarbij
rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden en historische
tradities in de verschillende regioā€™s in Europa. Het is dan ook niet
mogelijk om voor de BES-eilanden het Papiaments of Engels onder de
strekking van dit verdrag te brengen. Dit laat onverlet dat Nederland
ten aanzien van het Papiaments en het Engels op de BES-eilanden zijn
verantwoordelijkheid erkent. Een en ander komt tot uitdrukking in
(voorstellen van) wetgeving. 

Het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden Het lid
van de OSF-fractie vragen of de regering het zinvol acht om van
toepassingverklaring van het Kaderverdrag inzake de bescherming van
nationale minderheden op de BES-eilanden te overwegen. Aangezien het
Kaderverdrag tot doel heeft de nationale minderheden in Europa te
beschermen, is toepassing van het verdrag voor de Neder-landse Antillen
of Aruba niet aan de orde geweest. Verder heeft de Kamer bij de
ratificatie van dit verdrag de Nederlands-Antillianen en Arubanen in
Nederland evenmin aangemerkt als nationale minderheden in de zin van het
Kaderverdrag. Tegen die achtergrond is er dus geen reden de bevolking of
delen van de bevolking op de BES-eilanden te zien als nationale
minderheid in de zin van dit verdrag.

Fractie: SGP

Vraag 30: 

Kan de minister op het belang van gewetensvrijheid van trouwambtenaren
ingaan?

Antwoord:

Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 8 november jl. zal het kabinet
naar aanleiding van het advies van de Commissie gelijke behandeling
ā€œTrouwen? Geen bezwaar!ā€ voorlichting vragen aan de Raad van State
betreffende de problematiek rondom gewetensbezwaren in relatie tot
ambtenaren, in het bijzonder ambtenaren van de burgerlijke stand. 

Na ontvangst van deze voorlichting zal het kabinet nader ingaan op dit
onderwerp.

Fractie: CDA

Vraag 97: 

Het Handvest voor Burgerschap dat het kabinet aankondigt om burgers en
bedrijven meer te betrekken is een mooi aanknopingspunt om mensen
betrokken te krijgen bij de samenleving, actief te maken in hun
instituties, in hun kracht zetten los van hun achtergrond of religieuze
voorkeur. Wat is de stand van zaken rondom de Agenda voor Hedendaags
burgerschap?

Antwoord:

Het Handvest voor Burgerschap is niet hetzelfde als de Agenda voor
Hedendaags Burgerschap. Ten aanzien van de Agenda ben ik druk bezig met
gemeenten, maatschappelijke organisaties en burgers. Het is een
gemeenschappelijke Agenda. Het gaat dan in ieder geval om concrete
themaā€™s als financiering van maatschappelijke initiatieven en
wijkondernemingen. Het kabinet komt zeer binnenkort met een brief over
de stand van zaken rondom de Agenda voor Hedendaags Burgerschap. Daarin
worden ook de acties van het kabinet in dat kader genoemd.

Raad van State

Fractie: SGP

Vraag 31: 

In hoeverre functioneert de rechtseenheidsvoorziening naar behoren als
verschillende instituties in hoogste instantie rechtspreken?

Antwoord:

Er vindt al enige tijd geregeld overleg plaats tussen de hoogste
rechtscolleges over bestuursrechtelijke vraagstukken waar ze allemaal
mee te maken hebben. 

Daaraan nemen naast de Afdeling bestuursrechtspraak ook deel: de
centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven
en de strafkamer en belastingkamer van de Hoge Raad. 

Naar ik heb vernomen, heeft dit overleg sinds vorig jaar al geleid tot
verschillende richtinggevende uitspraken waarmee de rechtseenheid wordt
bevorderd. Die uitspraken hebben betrekking op allerlei onderwerpen, uit
de aard der zaak vooral procesrechtelijk van aard. Veel gaan er over de
interpretatie van termijnbepalingen. Enkele ook over de wijze van
toetsing door de rechter in bepaalde gevallen. 

Naar mijn indruk werpt deze wijze van werken dus zeker zijn vruchten af.


In het wetsvoorstel over aanpassing bestuursprocesrecht (32450; bij de
Tweede Kamer aanhangig) zijn voorstellen opgenomen die deze werkwijze
nog verder kunnen versterken. Ik noem met name de mogelijkheid om in een
ā€˜grote kamerā€™ van vijf leden uitspraak te doen; Dat maakt het
gemakkelijker om rechters uit andere kamers of andere colleges aan een
zaak te laten deelnemen en het helpt er ook voor te zorgen dat een
uitspraak eerder als richtinggevend opvalt.

Fractie: SP

Vraag 8:

Zou de wettelijke procedure voor benoeming van de vice-president van de
RvS niet gewijzigd moeten worden in die zin dat de Tweede Kamer daarin
een rol krijgt net zoals bij de Nationale Ombudsman.

Fractie: D66

Vraag 13: 

Is de minister bereid het voortouw te nemen om de Tweede Kamer een
grotere rol te geven bij de benoemingspocedure voor de Vice-president
van de RvS?

Antwoord op beide vragen:

De vergelijking met de Nationale ombudsman gaat niet op. 

De benoeming van de Nationale ombudsman door de Tweede Kamer is een
unicum in ons staatsrecht. De indiener van het betrokken amendement
motiveerde zijn voorstel zelf al met de volstrekte eigensoortigheid van
het nieuw in te stellen orgaan, dat aan het Scandinavische recht was
ontleend, en met de bijzondere relatie die de ombudsman met de Tweede
Kamer heeft. Hij wees om die reden zelfs nadrukkelijk elke vergelijking
met andere benoemingen van de hand.

Bij de benoeming van de leden van de Algemene Rekenkamer en de Hoge Raad
speelt de Tweede Kamer eveneens een rol. Ook in die beide gevallen is er
een bijzondere reden geweest om dat te doen.

De Algemene Rekenkamer vervult haar taak vooral ten behoeve van het
parlement. Nu die taak eruit bestaat controle uit te oefenen over de
handelingen van de regering, is er veel voor te zeggen de benoeming van
de controleur niet uitsluitend in handen te laten van de gecontroleerde.

Bij de Hoge Raad is er voor een bijzondere procedure gekozen omdat die
tevens belast is met de grondwettelijke taak om in voorkomend geval
bewindspersonen te berechten wegens ambtsdelicten.

Bij de leden van de Raad van State of zijn vice-president is van dit
alles geen sprake. Zij worden benoemd door de regering, net als de
voorzitters en leden van andere adviesorganen of rechterlijke colleges.

De benoemingswijze van leden van de Raad is al enkele keren eerder aan
de orde is geweest. Onder andere: 

Bij de grondwetsherziening van 1983.

Bij de Wet herstructurering Raad van State die in september vorig jaar
in werking is getreden. 

De grondwetgever heeft begin jaren 80 uitdrukkelijk en uitvoerig
overwogen of voor de leden van de Raad van State een overeenkomstige
procedure zou moeten gaan gelden als voor de leden van de Hoge Raad. 

Daar is toen niet toe besloten: 

Ten eerste omdat (zoals gezegd) de vergelijking met de Hoge Raad niet
opgaat. 

Ten tweede, omdat de Raad van State als adviseur niet een speciale band
met de Tweede Kamer heeft, zoals de Algemene Rekenkamer dat bijvoorbeeld
wel heeft. (NB: De Nationale ombudsman was er toen nog niet).

Nu de Grondwetgever deze vraag zo nadrukkelijk onder ogen heeft gezien,
moet geconcludeerd worden dat de Grondwet geen ruimte laat voor een
afwijkende regeling. Daarvoor zou dus wijziging van de Grondwet nodig
zijn.

Dat was ook de conclusie die de Raad van State in oktober 2007 trok toen
hem advies was gevraagd over een amendement dat in deze Kamer was
ingediend op het wetsvoorstel herstructurering Raad van State. Dat
amendement voorzag in een voordracht van de Tweede Kamer voor benoeming
van de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Fractie: VVD 

Vraag 5 en 6: 

De bestuursrechtspraak en advisering RvS zouden 2 aparte taken moeten
zijn die ook bij verschillende instituties belegd zouden moeten worden.
Hoe staat de minister tegenover verdergaande institutionele wijzigingen?
Hoe kunne we verder het aantal dubbelfuncties vermindering? Hoe zou dit
er in de praktijk uit komen te zien, mede in het licht van de nieuwe
organisatie van de rechtspraakketen?

Graag vernemen wij van de minister zijn opvattingen over het beperken
van de taak van de RvS tot advisering

Antwoord:

De onrust over de functiecombinatie is in 1995 opgekomen door een arrest
van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in een Luxemburgse zaak
(Procola).

Sommigen trokken daaruit de vergaande conclusie dat een organisatie
nooit tegelijkertijd belast kon zijn met rechtspraak en advisering.

In 2003 heeft datzelfde Hof in een uitspraak over een Nederlandse zaak
(Kleyn e.a.) verduidelijkt dat men die conclusie niet hoefde te trekken.
Wel is het van belang dat een rechter die een bepaalde rechtsvraag te
beoordelen krijgt, niet eerder zelf betrokken is geweest bij het
opstellen van een advies waarin dezelfde rechtsvraag (ā€˜same caseā€™)
aan de orde was. Maar zoiets is niet gauw het geval als de advisering
uitsluitend betrekking heeft op algemene wetgeving en de rechtspraak op
concrete, individuele besluiten of beschikkingen. In de zaak Kleyn was
er om die reden ook niets verkeerds gebeurd volgens het Hof: de
TracƩwet en de regeringsbeslissing over het BetuwetracƩ waren niet een
ā€˜same caseā€™.

Dit is in 2006 door het Hof nog eens bevestigd en verder verduidelijkt
in een zaak over de Franse Conseil dā€™Ć‰tat, die op dit punt erg op de
Nederlandse Raad van State lijkt.

In de Franse Raad van State zijn op enkele uitzonderingen na zelfs alle
leden betrokken bij zowel adviserende als rechtsprekende taken!

De Nederlandse wetgever heeft hieruit de conclusie getrokken dat een
institutionele scheiding niet vereist is. Wel werd het wenselijk
gevonden om binnen de Raad de nodige voorzieningen te treffen om de kans
te verkleinen dat zich een samenloopgeval voordoet, om dit in zoā€™n
geval tijdig intern te signaleren en om ook rechtzoekenden en hun
advocaten beter in staat te stellen een en ander te controleren.

Daarvoor zijn nu juist in het al genoemde wetsvoorstel Herstructurering
Raad van State de nodige voorzieningen getroffen: met name:

Instelling van een afzonderlijke Afdeling advisering, naast de al
bestaande Afdeling bestuursrechtspraak;

Het nieuwe artikel 42, lid 4, van de Wet op de Raad van State: ā€œEen
lid van de Afdeling bestuursrechtspraak dat betrokken is geweest bij de
totstandkoming van een advies van de Raad, neemt geen deel aan de
behandeling van een geschil over een rechtsvraag waarop dat advies
betrekking had.ā€

Wat de zogenoemde ā€˜dubbelfunctiesā€™ betreft:

De gewijzigde wet op de Raad van State beperkt die tot een maximum van
10. Dat is geen streefgetal, maar een maximum.

Anders dan onder de oude wet, is de dubbelbenoeming dus geen regel meer,
maar de uitzondering op de regel.

AIVD

Fractie: SP

Vraag 9: 

Bent u bereid een eind te maken aan de mogelijkheid van het rekruteren
van journalisten door geheime diensten en deze wettelijke mogelijkheid
te schrappen 

Antwoord:

Nee, daartoe ben ik niet bereid. 

Ik neem afstand van de door u gewekte suggestie als zou een complete
beroepsgroep worden misbruikt door inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Het op deze wijze voeren van discussie acht ik bovendien weinig
vruchtbaar en niet in het belang van de beroepsgroep zelf.

Zoals ik in het Algemeen Overleg met uw Kamer over AIVD-onderwerpen op
29 juni jl. heb aangegeven, hecht ik eraan te benadrukken dat het de
diensten conform de Wiv 2002 is toegestaan om zich bij de uitvoering van
zijn taak, dan wel ter ondersteuning van een goede taakuitvoering, te
wenden tot een ieder die geacht wordt de benodigde gegevens te kunnen
verstrekken. 

De Wiv 2002 bepaalt voorts dat de diensten bevoegd is tot de inzet van
natuurlijke personen, al dan niet onder dekmantel van een aangenomen
identiteit of hoedanigheid, die onder verantwoordelijkheid en onder
instructie van de dienst zijn belast met het gericht verzamelen van
gegevens omtrent personen en organisaties die voor de taakuitvoering van
de diensten van belang kunnen zijn (artikel 21). Dit artikel bevat geen
uitzonderingen waar het gaat om het soort dekmantel of de hoedanigheid
waaronder de agent functioneert. 

In dat kader gaat het mij aanmerkelijk te ver om op voorhand bepaalde
beroepsgroepen, zoals de journalistieke beroepsgroep, van bepaalde
activiteiten van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten uit te sluiten.
Een dergelijk standpunt vindt geen steun in de Wiv 2002 en het EVRM en
zou de taakuitvoering van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
ernstig (kunnen) belemmeren. 

Wanneer iemand bijvoorbeeld over informatie beschikt die betrekking
heeft op een terroristische dreiging, moet het voor de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten in het belang van de bescherming van de nationale
veiligheid mogelijk zijn een beroep op betrokkene te kunnen doen, ook in
het geval het een journalist betreft. En omgekeerd moet een journalist
die over dergelijke informatie beschikt zich vrij kunnen voelen om
dergelijke informatie aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten te
verstrekken. 

Hierbij geldt echter altijd dat zowel de medewerking als de
informatieverstrekking aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
geheel vrijwillig is.

Ik heb mijn standpunt in dezen schriftelijk overgebracht aan de NVJ.

Overig

Fractie: SP

Vraag 10: 

Is de minister bereid de verklaring wetenschappelijke onafhankelijkheid
van de KNAW te ondertekenen namens het Kabinet?

Antwoord:

De Koninklijke Nederlandse Academie Wetenschappen valt onder de
verantwoordelijkheid van de Minister van OCW. Ook de onafhankelijkheid
van de wetenschap, en daarmee ook die van de Koninklijke Nederlandse
Academie Wetenschappen, valt onder de bevoegdheid van de Minister van
OCW.

Ik heb de verklaring gelezen en begrijp niet goed de uitnodiging om deze
mede te ondertekenen. De minister is geen onderzoeker. Bovendien herken
ik mij niet in het beeld dat uitkomsten van onderzoek ā€œgestuurdā€
worden door de opdrachtgever.

Fractie: SGP

Vraag 29: 

Waarom is Operationele doelstelling Waarborgen van de grondrechten en
zorgen voor een goed functionerend constitutioneel bestel verdwenen? Dit
komt niet expliciet terug in de begroting 2012. Wil de minister hier
nader op ingaan? Welke activiteiten passen bij het waarborgen van de
grondrechten en een goed functionerend constitutioneel bestel om de
werking ervan te waarborgen?

Antwoord:

Op 20 april 2011 ging de Tweede Kamer akkoord met het invoeren van
Verantwoord Begroten (kamerstuk 31 865, nr, 26). De nieuwe begroting
maakt onderscheid tussen apparaatsgeld en programmageld. Op het Centraal
Apparaatsartikel staan de uitgaven aan personeel en materieel. In het
begrotingsartikel staat toegelicht waaraan en waarvoor het programmageld
wordt uitgegeven; dat richt zich met name op financiƫle instrumenten.

Het waarborgen van grondrechten en een goed functionerend
constitutioneel bestel wordt uitgevoerd door BZK-ambtenaren. Ambtenaren
toetsen wetsvoorstellen bijvoorbeeld aan de grondwet, adviseren over
kabinetsvisies en zijn betrokken bij de oprichting van het College
bescherming mensenrechten. De ambtenaren die belast zijn met deze taken
staan op het Centraal Apparaatsartikel waar alle uitgaven voor personeel
en materieel staan. BZK geeft geen programmageld uit aan deze taken,
waardoor de mogelijkheid vervalt om deze werkzaamheden op te nemen in
een Operationeel Doel in een begrotingsartikel. 

Conclusie: het waarborgen van grondrechten en een goed functionerend
constitutioneel bestel blijft een taak van BZK, maar is om
begrotingstechnische redenen niet meer opgenomen als Operationeel Doel
in een begrotingsartikel.

Fractie: VVD

Vraag 93: 

Alle werkgevers, inclusief de overheid, hebben de verantwoordelijkheid
om iedereen een gelijke kans te bieden op werk. Ik wil de overheid
daarom aanspreken op goed werkgeverschap. Bijvoorbeeld door kritisch te
kijken of overal wel een VoG nodig is. Graag uw reactie.

Antwoord:

Voor wat betreft de Rijksoverheid ā€“ waarvoor ik aanspreekbaar ben als
coƶrdinerend minister - is bepaald dat het bevoegd gezag kan vergen dat
een betrokkene voorafgaande aan een aanstelling een verklaring omtrent
het gedrag moet overleggen. Afhankelijk van de omstandigheden, waaronder
de te verrichten werkzaamheden, zal het bevoegd gezag na een zorgvuldige
afweging gebruik maken van deze discretionaire bevoegdheid.

Overigens zijn er ook functies bij de Rijksoverheid waarvoor deze
discretionaire bevoegdheid niet geldt. Het gaat dan om
vertrouwensfuncties, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a,
van de Wet veiligheidsonderzoeken, waarvoor een verklaring van geen
bezwaar is vereist of functies waaraan bijzondere eisen aan de
integriteit zijn gesteld en onderzoek naar de betrouwbaarheid en
geschiktheid wordt ingesteld (veiligheidsonderzoek).

Fractie: CDA

Vraag 98: 

Graag een reactie van de minister op het concept van maatschappelijke
obligaties. Achtergrond: Het CDA wil dat het kabinet een proefproject
gaat doen met maatschappelijke obligaties naar analogie van
Groot-Brittannie. Met dit type obligaties steunen private investeerders
projecten tegen bijvoorbeeld schooluitval, drugsgebruik, het leren van
de Nederlandse taal. Daarbij moeten doelen worden vastgesteld. Bereikt
met dat doel dan krijgt men het geld terug met een rendement van 13%.
Doelen worden uitgedrukt in een daadwerkelijke verbetering van de
maatschappelijke situatie. Het moet gaan om preventieve oprojecten op
lokaal niveau, waarbij de doelgroep goed wordt afgebakend en de
resultaten makkelijk meetbaar zijn.

Antwoord:

Ik vind de inzet van sociale obligaties interessant, immers:

Het draagt bij aan de kanteling van overheids- naar burgerparticipatie;

Het ondersteunt zelfredzaamheid en het tonen van eigen
verantwoordelijkheid en sociaal vertrouwen in de samenleving;

Het komt tegemoet aan de financiƫle beperkingen waar de (lokale)
overheid zich voor gesteld ziet.

Ik wil daarom de mogelijke toepassing van het instrument nader
verkennen. Daarbij kan worden bezien voor welke maatschappelijke
vraagstukken en onder welke voorwaarden dit instrument in de Nederlandse
context kan worden toegepast.

Naturalisatie

Fractie: VVD

Vraag 85: 

Wanneer komt er een nieuw voorstel gebaseerd op wederkerigheid voor de
Rijkswet personenverkeer? Wat vindt de minister van de eenzijdige eisen
van Curacao aan de instroom van Nederlandse migranten? Moet Nederland
dit dan omgekeerd ook gaan doen?

Antwoord:

Naar aanleiding van de motie van de heer Bosman, waarin de regering
wordt verzocht om dit onderwerp te agenderen voor de
Koninkrijksconferentie op 14 december 2011 a.s, zal dit onderwerp aan de
orde komen in de discussie. Zoals ik ook al heb aangegeven tijdens de
begrotingsbehandeling van HIV betekent dit overigens niet dat op de
Koninkrijksconferentie alle knopen worden doorgehakt.

De keuze voor een Rijkswet impliceert dat er in beginsel overeenstemming
is tussen de vier landen van het Koninkrijk. Ik kan op dit moment dan
ook geen uitspraken doen over de termijn wanneer de Tweede Kamer over
een regeling personenverkeer wordt geĆÆnformeerd. Het streven is dat er
voor eind van dit jaar een kader is opgesteld waarin de hoofdlijnen van
een regeling worden aangegeven.

De Nederlandse inzet is om samen met alle andere landen, ook CuraƧao,
een regeling van het personenverkeer te formuleren, die tegemoet komt
aan de belangen en behoeften van alle landen en waarin de thema's
grensoverschrijdend verkeer, economische en sociale ontwikkeling en
openbare orde en veiligheid worden uitgewerkt. De kaders voor deze
thema's zullen over en weer moeten gelden.

De regeling op CuraƧao betreft een initiatiefverordening waar de
regering thans een standpunt over moet innemen. Daarom is een oordeel
daarover nog wel mogelijk.

Fractie: PvdA

Vraag 86: 

Waarom wil de Minister het Nederlandse paspoort innemen van Nederlanders
die de nationaliteit aannemen van hun partner en in het buitenland
woonachtig zijn? Verzoek aan de Minister dit deel van het wetsvoorstel
te schrappen.

Antwoord:

Dit kabinet hanteert als uitgangspunt het tegengaan van meervoudige
nationaliteit bij Nederlanders. 

In het voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap is
daarom een bepaling opgenomen waardoor vaker dan nu de Nederlandse
nationaliteit verloren gaat als iemand een andere nationaliteit
aanneemt.

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap
ligt momenteel bij de Raad van State voor advies.

Fractie: D66

Vraag 105: 

Gaat het plan voor het aanpakken van de dubbele nationaliteit van tafel
(het is namelijk overbodig)?

Antwoord:

Nee, zoals bekend, huldigt het kabinet een andere opvatting over
meervoudige nationaliteit. Aan het vermijden van meervoudige
nationaliteit na naturalisatie of optie ligt het Verdrag tot beperking
van gevallen van meervoudige nationaliteit uit 1963 ten grondslag (het
verdag van Straatsburg). Nederland is partij bij het Verdrag.

Het bezit van Ć©Ć©n nationaliteit bevordert eenduidigheid in
rechtspositie. Zowel voor het individu als voor de staat is helder welke
rechten en plichten over en weer gelden.

Fractie: PVV

Vraag 108: 

Hoe wordt gecontroleerd of immigranten die hun oude nationaliteit
neerleggen om de Nederlandse aan te nemen, vervolgens niet opnieuw de
oude nationaliteit aanvragen?

Antwoord:

Het is niet in alle gevallen goed vast te stellen of een Nederlander een
andere nationaliteit heeft aangenomen. 

Nederland ontvangt van Belgiƫ, Duitsland, Griekenland, Italiƫ,
Luxemburg, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal en Suriname informatie dat
een Nederlander de nationaliteit van dat land heeft aangenomen.

Er zijn verdragen voor de uitwisseling van deze informatie, maar slechts
weinig landen doen er aan mee.

Als betrokkene in Nederland woont, dan is hij op grond van de Wet
gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) verplicht
aan de gemeente te melden dat hij nog een andere nationaliteit heeft
gekregen.

De gemeente is vervolgens verplicht dit op te nemen.

Overigens moet worden opgemerkt, dat de Nederlandse nationaliteit,
behoudens wettelijke uitzonderingengevallen, bij aanvaarding van een
andere nationaliteit van rechtswege vervalt. Of dit wordt gecontroleerd
of niet, doet daar niet aan toe of af. Het is niet zo, dat als het niet
gecontroleerd wordt, het Nederlanderschap dan niet verloren gaat. Het
rechtsgevolg van het aanvaarden van een andere nationaliteit is dan toch
ingetreden.

  DOCPROPERTY  Datum_kop  \* MERGEFORMAT  Datum 

  DOCPROPERTY  Datum  \* MERGEFORMAT  17 november 2011 

  DOCPROPERTY  Kenmerk_kop  \* MERGEFORMAT  Kenmerk 

  DOCPROPERTY  Kenmerk  \* MERGEFORMAT  2011-2000518396 











  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   	 Pagina   PAGE   \*
MERGEFORMAT  55  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  55 







  DOCPROPERTY  Directie  \* MERGEFORMAT  Bestuursondersteuning 

  DOCPROPERTY  Onderdeel  \* MERGEFORMAT  Bestuurszaken 

  DOCPROPERTY  Bezoekadres  \* MERGEFORMAT  Schedeldoekshaven 200

2511 EZ  Den Haag 

  DOCPROPERTY  Postadres  \* MERGEFORMAT  Postbus 20011

2500 EA  Den Haag 

  DOCPROPERTY  InternetAdres  \* MERGEFORMAT  www.rijksoverheid.nl 

  DOCPROPERTY  Contactpersoon_kop  \* MERGEFORMAT  Contactpersoon 

  DOCPROPERTY  CPNaam  \* MERGEFORMAT  Rianne Spoor  

  DOCPROPERTY  T_kop  \* MERGEFORMAT  T    DOCPROPERTY  CPTel  \*
MERGEFORMAT  070-4266811 

  DOCPROPERTY  CPEmail  \* MERGEFORMAT   



  DOCPROPERTY  Kenmerk_kop  \* MERGEFORMAT  Kenmerk 

  DOCPROPERTY  Kenmerk  \* MERGEFORMAT  2011-2000518396 

  DOCPROPERTY  UwKenmerk_kop  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  UwKenmerk  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  Bijlagen_kop  \* MERGEFORMAT  Bijlagen 

  DOCPROPERTY  AantalBijl  \* MERGEFORMAT  1 





  DOCPROPERTY  Retouradres_kop  \* MERGEFORMAT  > Retouradres   
DOCPROPERTY  Retouradres  \* MERGEFORMAT  Postbus 20011 2500 EA  Den
Haag 

  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  Aan  \* MERGEFORMAT  Aan de Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG 



  DOCPROPERTY  Datum_kop  \* MERGEFORMAT  Datum 	  DOCPROPERTY  Datum 
\* MERGEFORMAT  17 november 2011 

  DOCPROPERTY  Onderwerp_kop  \* MERGEFORMAT  Betreft 			  DOCPROPERTY 
Onderwerp  \* MERGEFORMAT  Beantwoording schriftelijke vragen begroting
BZK 





  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   	 Pagina   PAGE   \*
MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  1