[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32844, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 9 december 2011)

Herstel van wetstechnische gebreken alsmede andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetten op of in verband met het terrein van infrastructuur en milieu

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2011D61982, datum: 2011-12-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z15206:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (d.d. 9 december 2011)





	32 844	Herstel van wetstechnische gebreken alsmede andere wijzigingen
van ondergeschikte aard in diverse wetten op of in verband met het
terrein van infrastructuur en milieu



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in een
aantal wetten op het terrein van infrastructuur en milieu wetstechnische
gebreken te herstellen alsmede daarin andere wijzigingen van
ondergeschikte aard aan te brengen;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt als volgt
gewijzigd:

A

	Na artikel 1.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.7a

	Na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1 van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht wordt, voor zover in een voor dat
tijdstip vastgesteld bestemmingsplan, exploitatieplan, inpassingsplan of
voorbereidingsbesluit of in een voor dat tijdstip vastgestelde
beheersverordening op grond van artikel 3.3, 3.6, eerste lid, onder c,
3.7, derde of vierde lid, 3.26, tweede lid, 3.28, tweede lid, 3.38,
derde of vierde lid, 4.1, derde of vijfde lid, 4.2, derde lid, 4.3,
derde of vierde lid, 4.4, derde lid, of 6.13, tweede lid, onder e, van
de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde voor dat tijdstip, is
bepaald dat een vergunning is vereist of een ontheffing kan worden
verleend, onder een zodanige vergunning respectievelijk een zodanige
ontheffing een omgevingsvergunning verstaan.

B

	In artikel 1.10 wordt na “projectbesluit” ingevoegd: , met dien
verstande dat de aanwijzing vijf jaar na dagtekening van dat besluit van
rechtswege vervalt.

ARTIKEL II

	De Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 9.4.1, eerste lid, en 9.4.2, eerste lid, wordt
“artikel 9, derde lid van de Wet voorkeursrecht gemeenten” vervangen
door: artikel 9, tweede lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten.

B

	In artikel 9.4.4 wordt “artikel 9, vijfde lid, van de Wet
voorkeursrecht gemeenten” vervangen door: artikel 9, derde lid, van de
Wet voorkeursrecht gemeenten.

Artikel IIa

Artikel 6.26 van de Waterwet wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Op vergunningen voor het lozen of storten van stoffen zijn de
volgende bepalingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van
overeenkomstige toepassing: 

a. 2.14, eerste lid en derde tot en met zesde lid, 

b. 2.22, vijfde lid, eerste en tweede volzin, met dien verstande dat aan
de watervergunning voorschriften worden verbonden die strengere eisen
bevatten dan de algemeen verbindende voorschriften, bedoeld in de eerste
volzin van dat lid, voor zover deze eisen naar het oordeel van het
bevoegd gezag noodzakelijk zijn ter verwezenlijking van de voor het
desbetreffende oppervlaktewaterlichaam in het beheerplan, bedoeld in
hoofdstuk 4, paragraaf 3, van deze wet, opgenomen maatregelen;

c. 2.25, eerste lid, 2.30, 2.31, eerste lid, aanhef en onder b, 2.33,
eerste lid, aanhef en onder b, en 8.1, met dien verstande dat voor
“omgevingsvergunning” wordt gelezen “vergunning” dat voor
“milieu” wordt gelezen “chemische en ecologische kwaliteit van
watersystemen” en voor “een inrichting of mijnbouwwerk of de werking
daarvan”: het storten of lozen van stoffen.

2. In het vierde lid, eerste volzin, wordt “tweede lid” vervangen
door: derde lid.

3. In het vijfde lid wordt “tweede en derde lid” vervangen door:
derde en vierde lid.

ARTIKEL III

	In artikel 75, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 wordt “de in
het eerste lid, onderdeel a, bedoelde eisen” vervangen door: de
ingevolge artikel 71 gestelde eisen.

ARTIKEL IV

	De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 2.7, eerste lid, wordt “artikel 2.10, tweede lid,”
vervangen door: de artikelen 2.10, tweede lid, en 2.11, tweede lid,.

B

Artikel 2.9a wordt als volgt gewijzigd: 

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot een
activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, categorieën
gevallen worden aangewezen waarin de eerste volzin van overeenkomstige
toepassing is. 

2. In het tweede lid wordt “dat besluit of de mededeling, bedoeld in
artikel 3.12” vervangen door “de mededeling van dat besluit
krachtens artikel 3.12, tweede lid, onder b”, en wordt “indien het
besluit” vervangen door: indien de mededeling. 

C

	Artikel 2.11, tweede lid, komt te luiden:

	2. Indien sprake is van strijd met de regels, bedoeld in het eerste
lid, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een
vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid,
onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien
vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.

D

In artikel 2.20, eerste lid, wordt “een activiteit met betrekking tot
een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of e”
vervangen door: een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid,
onder a, of in artikel 2.1, eerste lid, onder e, met betrekking tot een
inrichting.

E

Aan artikel 2.27, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij
die maatregel kan worden bepaald dat het aangewezen bestuursorgaan
categorieën gevallen kan aanwijzen waarin de verklaring niet is
vereist. 

F

	In artikel 5.2, vierde lid, vervalt “de voorschriften die betrekking
hebben op”.

ARTIKEL V

	Artikel 3, derde lid, eerste volzin, van de Wet ammoniak en veehouderij
komt te luiden:

	Het eerste lid geldt evenmin voor het weigeren van de
omgevingsvergunning op de grond dat door verlening daarvan niet aan
artikel 2.14, eerste lid, onder c, onder 1°, van de Wet algemene
bepalingen omgevingrecht kan worden voldaan en voor voorschriften die
met toepassing van het bepaalde krachtens artikel 2.22, derde lid, van
die wet of artikel 1.3c of 8.40 van de Wet milieubeheer worden gesteld
om te bereiken dat in de veehouderij ten minste de voor de veehouderij
in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.

ARTIKEL VI

	Artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onderdeel 6°, van de Wet
bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur komt te
luiden:

	6°. artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e,
van die wet voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting
als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet, en artikel 2.1,
eerste lid, aanhef en onder i, van die wet voor zover dat onderdeel
betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van
bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald dat de
beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3,
kan worden geweigerd;.

ARTIKEL VII

	De Wet bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de aanhef van artikel 12, eerste lid, wordt “artikel 6.1 van de
Waterwet” vervangen door: artikel 1.1 van de Waterwet.

B

	In artikel 27, tweede lid, wordt “reinigbaarheid” telkens vervangen
door: reinigbaarheid en de immobiliseerbaarheid.

C

	Artikel 28, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel e wordt na “gereinigd” ingevoegd: of
geĂŻmmobiliseerd.

	2. In onderdeel f wordt na “reinigbaarheid” ingevoegd: of de
immobiliseerbaarheid.

D

	In artikel 28a, onderdeel a, wordt na “reinigbaarheid” ingevoegd:
of de immobiliseerbaarheid.

ARTIKEL VIII

	In artikel 5, eerste lid, van de Wet explosieven voor civiel gebruik
wordt “wijst een of meer instellingen aan” vervangen door: kan een
of meer instellingen aanwijzen.

ARTIKEL IX

	De Wet geluidhinder wordt als volgt gewijzigd:

aA

	In de artikelen 49, 58 en 76a wordt “het nemen van een
omgevingsvergunning” vervangen door: de beslissing op een aanvraag om
een omgevingsvergunning.

A

	Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt na “eerste” ingevoegd: en vierde.

	2. In het vierde lid vervalt “ in bij algemene maatregel van bestuur
aan te geven gevallen”.

B

	Artikel 87b, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel a komt te luiden:

	a. een wijziging van de intensiteit, de verkeerssnelheid of een
combinatie van beide in het toekomstig maatgevende jaar van door Onze
Minister te bepalen categorieën spoorvoertuigen op een bepaald
spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten als gevolg
waarvan de geluidemissie van de betreffende spoorgedeelten of de
combinatie daarvan onafgerond niet meer dan 1,0 dB toeneemt ten opzichte
van de gemiddelde geluidemissie, bepaald volgens bij ministeriële
regeling te stellen regels, van de drie jaren voorafgaand aan de
wijziging;

	2. Onderdeel b vervalt.

	3. De onderdelen c tot en met e worden geletterd tot b tot en met d.

C

	Artikel 89 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “artikel 111, derde lid” vervangen door:
artikel 111, tweede lid.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Met betrekking tot gevallen, die aan Onze Minister zijn gemeld op
grond van artikel 88, eerste lid, zoals dat luidde voor 1 januari 2007,
worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gegeven
omtrent de aard van de maatregelen die in aanmerking komen en de
omstandigheden waaronder dit het geval is, alsmede omtrent de opzet en
het tijdstip van vaststelling van een programma.

ARTIKEL X

	Artikel 2, tweede lid, van de Wet geurhinder en veehouderij komt te
luiden:

	2. Het eerste lid geldt niet voor het weigeren van de
omgevingsvergunning op de grond dat door verlening daarvan niet aan
artikel 2.14, eerste lid, onder c, onder 1°, van de Wet algemene
bepalingen omgevingrecht kan worden voldaan en voor voorschriften die
met toepassing van het bepaalde krachtens artikel 2.22, derde lid, van
die wet of artikel 1.3c of 8.40 van de Wet milieubeheer worden gesteld
om te bereiken dat in de veehouderij ten minste de voor de veehouderij
in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.

ARTIKEL XI

	In artikel 13, eerste lid, van de Wet hygiëne en veiligheid
badinrichtingen en zwemgelegenheden vervalt “artikel 10b, tweede lid,
en”.

ARTIKEL XII

	De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1.3c, eerste lid, vervalt de komma na “voorschriften”.

B

Artikel 5.16, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. de artikelen 9.5.1 en 9.5.6;.

2. In onderdeel g wordt onder vernummering van onderdeel 2° tot
onderdeel 3°, een onderdeel ingevoegd, luidende:

2°. activiteiten die op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder i, van
die wet, bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, voor zover
die activiteiten plaatsvinden binnen een inrichting en voor zover dat
bij die maatregel is bepaald;.

C

	Artikel 7.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. “7.7 tot met 7.12” wordt vervangen door: 7.7 tot en met 7.12.

	2. Na “dit hoofdstuk” wordt ingevoegd: en de daarop berustende
bepalingen.

D

	In artikel 7.1a wordt na “Dit hoofdstuk” ingevoegd: en de daarop
berustende bepalingen.

Da

In artikel 8.48, eerste lid, onder a, wordt “artikel 8.45” vervangen
door: artikel 2.22, derde lid, van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht.

E

	Artikel 9.2.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt na “betreffende” ingevoegd: het ter zake
bevoegde gezag,.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De vergunning kan slechts worden geweigerd in het belang van de
bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu, alsmede
indien de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een
voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie
daartoe noopt.

	3. In het vijfde lid wordt aan het slot, onder vervanging van een punt
door een komma, toegevoegd: alsmede indien de uitvoering van een voor
Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit
van een volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt.

	4. In het zesde lid wordt na “vergunning” ingevoegd: in het belang
van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu.

	5. In het zevende lid wordt aan het slot, onder vervanging van de punt
door een komma, toegevoegd: tenzij uitvoering van een voor Nederland
verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een
volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt.

F

	In artikel 13.1, eerste lid, wordt “beschikkingen krachtens de in het
tweede lid genoemde wetten” vervangen door: beschikkingen krachtens
deze wet en van beschikkingen krachtens de in het tweede lid genoemde
wetten.

G

	In artikel 21.6, zesde lid, wordt “onder vermelding van de korte
inhoud” vervangen door: onder korte vermelding van de inhoud.

H

	In hoofdstuk 8 wordt het opschrift “Titel 8.4. Regels met betrekking
tot plaatsing van stortplaatsen op een lijst” vervangen door:
Paragraaf 8.3.

ARTIKEL XIII

	In artikel 1a, onderdeel 1°, van de Wet op de economische delicten
wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer “17.4
eerste lid, 17.12, eerste lid, 17.13, eerste lid, 17.19, vijfde lid
17.5b, 17.5c, tweede lid, en 17.5d in verbinding met 17.5b en 17.5c,
tweede lid,” vervangen door: 17.4, eerste lid, 17.12, eerste lid,
17.13, eerste lid, 17.5b, 17.5c, tweede lid, en 17.5d in verbinding met
17.5b en 17.5c, tweede lid, en 17.19, vijfde lid,.

ARTIKEL XIV

	De Wet ruimtelijke ordening wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 6.1, tweede lid, onder f, wordt “artikel 2.10, eerste lid,
onder f, artikel 2.11, derde lid,” vervangen door: artikel 2.10,
eerste lid, onder c, 2.11, eerste lid,.

B

	In artikel 6.13, tweede lid, onder d, wordt “de artikelen 3.1, eerste
lid, en 3.10, derde lid,” vervangen door: artikel 3.1, eerste lid, en
artikel 2.22, zesde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

C

	Artikel 6.21, tweede lid, komt als volgt te luiden:

	2. Burgemeester en wethouders kunnen het verschuldigde bedrag, bedoeld
in het eerste lid, bij dwangbevel invorderen.

D

[vervallen]

ARTIKEL XV

	De Wet voorkeursrecht gemeenten wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 2 en 6, tweede lid, wordt “10 tot en met 24, 26 en
27” vervangen door: 10 tot en met 15, 24 en 26.

Aa

In artikel 3, eerste lid, vervalt “ of besluit”.

Ab

In artikel 6, derde lid, wordt na “wordt het bezwaar of beroep”
ingevoegd: mede.

B

	Aan artikel 8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. In geval van onherroepelijke vernietiging in beroep van het in
artikel 3, eerste lid, bedoelde bestemmingsplan of inpassingsplan, geldt
de in artikel 3 bedoelde aanwijzing tot een jaar na de datum van de
vernietiging als zijnde in overeenstemming met de eisen gesteld in
artikel 3, eerste lid, behoudens eerdere intrekking door burgemeester en
wethouders.

C

	Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt de komma na “bestemmingsplan” vervangen
door: of.

	2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende:

	4. Indien artikel 8, derde lid, van toepassing is, vervalt het besluit
tot aanwijzing, bedoeld in artikel 3, van rechtswege na afloop van de in
het derde lid van artikel 8 genoemde termijn, tenzij voor dat tijdstip
voor de in de aanwijzing begrepen gronden een bestemmingsplan of
inpassingsplan is vastgesteld, dat voldoet aan de in artikel 3, eerste
lid, gestelde eisen. In dat geval vervalt het besluit tot aanwijzing van
rechtswege tien jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan
onderscheidenlijk inpassingsplan.

D

	Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid komt te luiden:

	3. De artikelen 6, derde lid, 7 tot en met 15, 24 en 26 zijn van
overeenkomstige toepassing.

	2. In het vijfde en zesde lid vervalt “en 16 tot en met” en wordt
na “12” een komma geplaatst.

E

	In artikel 9b wordt in het eerste en tweede lid ”11 tot en met 21”
vervangen door: 11 tot en met 15.

F

	In artikel 9c vervalt de zinsnede “, tenzij de intrekking het gevolg
is van het na een vernietiging van het bestemmingsplan, respectievelijk
inpassingsplan niet langer voldoen aan de eisen, gesteld in artikel 3,
eerste lid, met dien verstande dat een aldus verlengd voorkeursrecht
vervalt als niet binnen een jaar een bestemmingsplan is vastgesteld op
grondslag waarvan de aanwijzing kan plaatsvinden”.

G

	Artikel 10, tweede lid, onderdeel f, komt te luiden:

	f. een overeenkomst, betrekking hebbende op gronden die zijn aangewezen
bij een besluit als bedoeld in artikel 5 of 6 dan wel artikel 9a, eerste
of tweede lid, in samenhang met artikel 5 of 6, gesloten met een pachter
aan wie ten aanzien van deze gronden ten tijde van de inwerkingtreding
van dit besluit een voorkeursrecht toekwam als bedoeld in artikel 378
van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

H

	In artikel 25, eerste en tweede lid, wordt “10 tot en met 24”
vervangen door: 10 tot en met 15, 24.

Artikel XVa

In artikel II van de wet van 18 juni 2009 tot wijziging van de Wet
explosieven voor civiel gebruik ten behoeve van de implementatie van
richtlijn nr. 2008/43/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen
van 4 april 2008 tot instelling van een systeem voor de identificatie en
de traceerbaarheid van explosieven voor civiel gebruik overeenkomstig
Richtlijn 93/15/EEG van de Raad betreffende harmonisatie van de
bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op
explosieven voor civiel gebruik (PbEG L 127) (Stb. 298) wordt na
“tijdstip” ingevoegd: , dat voor de verschillende onderdelen van
artikel I verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel XVb

In artikel II, onderdeel H, van de wet van 29 april 2010 tot kleine
wijzigingen en reparaties in diverse wetten op het terrein van
volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer (Stb. 2010, 187)
wordt “koninklijk besluit“ vervangen door “koninklijke
boodschap” en wordt “artikel 3.1 van de Wet dieren” vervangen
door: de artikelen 3.1, 3.3 tot en met 3.6, 6.4 en 7.1 van de Wet dieren
met betrekking tot dierlijke bijproducten.

 

Artikel XVc

De wet van 6 juli 2011 inzake implementatie van het op 23 februari 2006
te GenĂšve tot stand gekomen Maritiem arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007,
93) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel GG, wordt in artikel 69c, vijfde lid, van de
Zeevaartbemanningswet “artikel 48c, tweede lid, onderdeel a,”
vervangen door: artikel 48c, derde lid, onderdeel a,.

B

In artikel VII vervalt onderdeel n, onder vervanging van de puntkomma
aan het slot van onderdeel m door een punt.

ARTIKEL XVI

	Indien het bij koninklijke boodschap van 7 maart 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van
de evaluatie van die wet, alsmede uitbreiding van de reikwijdte ervan en
wijziging van enige andere wetten (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob)
(32 676) tot wet wordt verheven en artikel I, onderdeel A, onderdeel 2,
onderdeel b, van die wet eerder in werking treedt dan artikel VI van
deze wet, vervalt artikel VI van deze wet.

ARTIKEL XVII

	Indien het bij koninklijke boodschap van 7 maart 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van
de evaluatie van die wet, alsmede uitbreiding van de reikwijdte ervan en
wijziging van enige andere wetten (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob)
(32 676) tot wet wordt verheven en die wet in werking treedt op of na
het tijdstip van inwerkingtreding van artikel VI van deze wet, vervalt
artikel I, onderdeel A, onderdeel 2, onderdeel b, van die wet en wordt
onderdeel c van onderdeel 2 geletterd onderdeel b.

ARTIKEL XVIII

	Indien het bij koninklijke boodschap van 7 maart 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van
de evaluatie van die wet, alsmede uitbreiding van de reikwijdte ervan en
wijziging van enige andere wetten (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob)
(32 676) tot wet wordt verheven en artikel IV van die wet eerder in
werking treedt dan artikel XII, onderdeel E, van deze wet, komt artikel
XII, onderdeel E, van deze wet te luiden:

E

	Artikel 9.2.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt na “betreffende” ingevoegd: het ter zake
bevoegde gezag,.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De vergunning kan slechts worden geweigerd:

	a. in het belang van de bescherming gezondheid van de mens en van het
milieu;

	b. indien de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of
een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke
organisatie daartoe noopt, of

	c. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur,
indien dat bij de maatregel is bepaald.

	3. Het zesde lid komt te luiden:

	6. Onverminderd artikel 5.19, eerste lid, van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht kan een vergunning worden ingetrokken:

	a. indien de handeling aanmerkelijk gevaar oplevert voor de gezondheid
van de mens of voor het milieu en wijziging of aanvulling van de aan de
vergunning verbonden voorschriften redelijkerwijs geen oplossing kan
bieden;

	b. indien de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of
een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke
organisatie daartoe noopt, of

	c. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
indien dat bij de maatregel is bepaald.

	4. In het zevende lid wordt na “vergunning” ingevoegd: in het
belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het
milieu.

	5. In het achtste lid wordt aan het slot, onder vervanging van de punt
door een komma, toegevoegd: tenzij uitvoering van een voor Nederland
verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een
volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt.

ARTIKEL XIX

	Indien het bij koninklijke boodschap van 7 maart 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van
de evaluatie van die wet, alsmede uitbreiding van de reikwijdte ervan en
wijziging van enige andere wetten (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob)
(32 676) tot wet wordt verheven en artikel IV van die wet in werking
treedt op of na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XII,
onderdeel E, van deze wet, komt artikel IV, van die wet te luiden:

ARTIKEL IV

	Artikel 9.2.2.3 van de Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De vergunning kan slechts worden geweigerd:

	a. in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en
van het milieu;

	b. indien de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of
een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke
organisatie daartoe noopt, of

	c. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur,
indien dat bij de maatregel is bepaald.

	2. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vierde
tot en met achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	3. Voordat toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, aanhef en onder
b, of het zesde lid, aanhef en onder b, kan het Bureau bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel
8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar
bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden
gevraagd.

	3. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

	6. Onverminderd artikel 5.19, eerste lid, van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht kan een vergunning worden ingetrokken:

	a. indien de handeling aanmerkelijk gevaar oplevert voor de gezondheid
van de mens of voor het milieu en wijziging of aanvulling van de aan de
vergunning verbonden voorschriften redelijkerwijs geen oplossing kan
bieden;

	b. indien de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of
een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke
organisatie daartoe noopt,of

	c. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur,
indien dat bij de maatregel is bepaald.

Artikel XIXa

Indien het bij koninklijke boodschap van 20 mei 2010 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en enige
andere wetten in verband met de revitalisering van het generiek
interbestuurlijk toezicht (Wet revitalisering generiek toezicht) (32
389) tot wet is of wordt verheven en artikel 3.9 van die wet eerder in
werking treedt dan deze wet, vervalt artikel XI van deze wet.

Artikel XIXb

Indien het bij koninklijke boodschap van 20 mei 2010 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en enige
andere wetten in verband met de revitalisering van het generiek
interbestuurlijk toezicht (Wet revitalisering generiek toezicht) (32
389) tot wet is of wordt verheven en artikel 3.3, onderdeel B, van die
wet in werking treedt, wordt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
als volgt gewijzigd:

1. In artikel 2.29, derde lid (nieuw), wordt “eerste, tweede of derde
lid” vervangen door: eerste of tweede lid.

2. In artikel 2.32 wordt “een verzoek als bedoeld in artikel 2.29,
derde lid” vervangen door: een verzoek als bedoeld in artikel 2.29,
tweede lid.

Artikel XIXc

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 februari 2011 ingediende
voorstel van wet tot vaststelling van overgangsrecht en wijziging van
diverse wetten ten behoeve van de invoering van de wet van (...) tot
wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van de
geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet
geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium
geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (Invoeringswet
geluidproductieplafonds) (32 625) tot wet is of wordt verheven en
artikel XI van die wet in werking treedt dan wel, indien artikel XI van
die wet eerder in werking is getreden dan deze wet, op het tijdstip
waarop deze wet in werking treedt, wordt in artikel XI, tweede lid,
onderdeel b, van die wet “de onderdelen b, d, e en c” vervangen
door: de onderdelen b, d tot en met g en c.

Artikel XIXd

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 februari 2011 ingediende
voorstel van wet tot vaststelling van overgangsrecht en wijziging van
diverse wetten ten behoeve van de invoering van de wet van (...) tot
wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van de
geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet
geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium
geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (Invoeringswet
geluidproductieplafonds) (32 625) tot wet is of wordt verheven en
artikel I van die wet in werking treedt dan wel, indien artikel I van
die wet eerder in werking is getreden dan deze wet, op het tijdstip
waarop deze wet in werking treedt, wordt de Wet geluidhinder, zoals deze
luidt na inwerkingtreding van genoemd artikel I, als volgt gewijzigd:

1. In de artikelen 46, tweede lid, onderdeel a, 55, derde lid, onderdeel
a, 62, eerste lid, 89, eerste lid, en 100a, eerste lid, onderdeel a,
onder 2 wordt “artikel 111” vervangen door: artikel 111b.

2. In de artikelen 113 en 114 wordt “de artikelen 111 en 112”
vervangen door: de artikelen 111b en 112.

Artikel XIXe

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 februari 2011 ingediende
voorstel van wet tot vaststelling van overgangsrecht en wijziging van
diverse wetten ten behoeve van de invoering van de wet van (...) tot
wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van de
geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet
geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium
geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (Invoeringswet
geluidproductieplafonds) (32 625) tot wet is of wordt verheven en de
wijziging van de Wet milieubeheer in werking treedt of is getreden,
zoals gewijzigd door Artikel II van genoemde wet, wordt de aldus
gewijzigde Wet milieubeheer als volgt gewijzigd: 

1. In artikel 11.1, eerste lid, komt de begripsomschrijving van
«geprojecteerde weg of spoorweg» te luiden:

geprojecteerde weg of spoorweg: nog niet aangelegde weg of spoorweg, in
de aanleg waarvan wordt voorzien door een geldend bestemmingsplan,
tracébesluit, of wegaanpassingsbesluit als bedoeld in de Spoedwet
wegverbreding, dan wel door een omgevingsvergunning waarbij met
toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt
afgeweken;.

2. Artikel 11.42, eerste lid, komt te luiden:

1. Het tweede tot en met vijfde lid zijn van toepassing indien een
verzoek tot wijziging van een geluidproductieplafond of een wijziging
van een geluidproductieplafond in het kader van een tracébesluit
betrekking heeft op een weg of spoorweg waarvoor de beheerder op grond
van artikel 11.56, eerste lid, een verzoek tot vaststelling van een
saneringsplan moet doen, en er voor deze weg of spoorweg nog niet eerder
een saneringsplan is vastgesteld.

3. Artikel 11.43 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde lid wordt genummerd tweede lid.

4. In artikel 11.56, vijfde lid, wordt “tweede en zesde lid”
vervangen door: tweede en zevende lid.

5. Artikel 11.57 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Na het eerste lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Onder saneringsobjecten als bedoeld in het eerste lid worden niet
verstaan geluidsgevoelige objecten met betrekking waartoe met toepassing
van de Interimwet stad-en-milieubenadering een hogere geluidsbelasting
is toegestaan dan de wettelijke maximumwaarde ingevolge de Wet
geluidhinder.

ARTIKEL XX

	1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

	2. De artikelen I, onderdeel A, en IV, onderdeel E, werken terug tot en
met 1 oktober 2010.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

 

 

 PAGE    

 PAGE   13