Eindtekst
Wijziging van de Wet vervoer over zee in verband met de intrekking van de groepsvrijstelling voor lijnvaartconferences
Eindtekst
Nummer: 2011D63343, datum: 2011-12-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2011Z13001:
- Indiener: M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus, minister van Infrastructuur en Milieu
- Medeindiener: M.J.M. Verhagen, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2011-06-21 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-06-29 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Milieu (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2011-09-08 14:00: Wijziging van de Wet vervoer over zee in verband met de intrekking van de groepsvrijstelling voor lijnvaartconferences (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2011-12-07 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-12-15 10:14: Hamerstuk: Wijziging van de Wet vervoer over zee in verband met de intrekking van de groepsvrijstelling voor lijnvaartconferences (32811) (Hamerstukken), TK
Preview document (🔗 origineel)
De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE Generaal zendt bijgaand door haar aangenomen wetsvoorstel aan de Eerste Kamer. De Voorzitter, 15 december 2011 Wijziging van de Wet vervoer over zee in verband met de intrekking van de groepsvrijstelling voor lijnvaartconferences VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in verband met verordening (EG) nr. 1419/2006 van de Raad van de Europese Unie van 25 september 2006 houdende intrekking van verordening (EEG) nr. 4056/86 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag op het zeevervoer en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1/2003 inzake de uitbreiding van het toepassingsgebied van deze verordening tot cabotage en internationale wilde vaart (PbEU L 269), in verband met verordening (EG) nr. 1490/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 december 2007 tot intrekking verordening (EEG) nr. 954/79 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de bekrachtiging door de lidstaten van of de toetreding van de lidstaten tot het Verdrag van de Verenigde Naties inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences (PbEU L 332) en in verband met het voornemen tot opzegging van laatstgenoemd verdrag, de Wet vervoer over zee te wijzigen; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I De Wet vervoer over zee wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 8 vervalt. B Artikel 20, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden: c. het naleven van maatregelen of beslissingen van een staat die uitvoering geven aan een volkenrechtelijke overeenkomst of een volkenrechtelijk besluit waarbij Nederland en de betreffende staat partij zijn, betrekking hebbende op het vervoer over zee. C Artikel 32 vervalt. ARTIKEL II Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst met uitzondering van artikel I, onderdeel C, dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven De Minister van Infrastructuur en Milieu, De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, PAGE PAGE 2