[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Invoering van de Politiewet 200. en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 201X)

Eindtekst

Nummer: 2012D00780, datum: 2011-12-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z13595:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

6 december 2011



Invoering van de Politiewet 200. en aanpassing van overige wetten aan
die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 201X)

GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
invoering van de nieuwe Politiewet 200. en daarmee samenhangende
onderwerpen te regelen, zulks in verband met de intrekking van de
Politiewet 1993, alsmede een aantal wetten aan te passen;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. INVOERING VAN DE POLITIEWET 200.

Artikel 1

	Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn de
korpsbeheerders van de regio’s, bedoeld in artikel 21 van de
Politiewet 1993, eervol uit hun ambt ontslagen.

Artikel 2

	1. Het personeel van de regio’s, van het Korps landelijke
politiediensten en van de voorziening tot samenwerking Politie Nederland
gaat op de datum van inwerkingtreding van deze wet over in dienst van de
politie op dezelfde voet en ook overigens in dezelfde rechtstoestand als
waarin het op de dag, voorafgaand aan die datum, werkzaam was.

	2. Op de datum van inwerkingtreding van artikel 25, eerste lid, van de
Politiewet 201X blijft voor de vervulling van en benoeming in de
functies, genoemd in bijlage A van deze wet, hoofdstuk VII.b van het
Besluit algemene rechtspositie politie buiten toepassing. Artikel 3 van
het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994 is hierop niet van
toepassing.

Artikel 3

	1. De vermogensbestanddelen van de regio’s, van de Staat die aan het
Korps landelijke politiediensten kunnen worden toegerekend, en van de
voorziening tot samenwerking Politie Nederland gaan met ingang van de
datum van inwerkingtreding van deze wet onder algemene titel over op de
politie zonder dat daarvoor een akte of betekening wordt gevorderd.

	2. Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan in overeenstemming met
Onze Minister van Financiën bepaalde vermogensbestanddelen van de Staat
die aan het Korps landelijke politiediensten kunnen worden toegerekend,
uitzonderen van de in het eerste lid bedoelde overgang.

	3. Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde
vermogensbestanddelen die in openbare registers te boek zijn gesteld,
zal verandering van de tenaamstelling in die registers plaatsvinden door
de bewaarders van die registers. De daartoe nodige opgaven worden door
de zorg van de regio’s en Onze Minister van Veiligheid en Justitie,
voor zover het betreft de voorziening tot samenwerking Politie Nederland
en het Korps landelijke politiediensten, aan de bewaarders van de
desbetreffende registers gedaan.

	4. Ter zake van de in het eerste lid bedoelde overgang van
vermogensbestanddelen blijft heffing van overdrachtsbelasting
achterwege.

Artikel 4

	1. Archiefbescheiden van de regio’s, het Korps landelijke
politiediensten en de voorziening tot samenwerking Politie Nederland
betreffende zaken die op de datum van inwerkingtreding van deze wet nog
niet zijn afgedaan, worden overgedragen aan de politie, voor zover zij
niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een
archiefbewaarplaats.

	2. Archiefbescheiden van de rijksrecherche betreffende zaken die op de
datum van inwerkingtreding van deze wet nog niet zijn afgedaan, worden
overgedragen aan het College van procureurs-generaal, voor zover zij
niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een
archiefbewaarplaats.

Artikel 5

	1. In wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij een regio, het
Korps landelijke politiediensten of de voorziening tot samenwerking
Politie Nederland is betrokken, treedt met ingang van de datum van
inwerkingtreding van deze wet de politie, dan wel de korpschef, bedoeld
in artikel 27 van de Politiewet 201X, in de plaats van de regio, de
Staat of de voorziening tot samenwerking Politie Nederland, dan wel de
korpsbeheerder van de regio, Onze Minister van Veiligheid en Justitie of
de voorzitter van het algemeen bestuur van voorziening tot samenwerking
Politie Nederland.

	2. In wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij de
rijksrecherche is betrokken, treedt met ingang van de datum van
inwerkingtreding van deze wet het College van procureurs-generaal in de
plaats van Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel 6

	1. In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet
aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de
Nationale ombudsman een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die
kan worden toegerekend aan een bestuursorgaan van een regio, van de
voorziening tot samenwerking Politie Nederland of Onze Minister van
Veiligheid en Justitie voor wat betreft het Korps landelijke
politiediensten, treedt de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de
Politiewet 201X, op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de Wet
Nationale ombudsman in de plaats van dat bestuursorgaan.

	2. In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet
aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de
Nationale ombudsman een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die
kan worden toegerekend aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor
wat betreft de rijksrecherche, treedt het College van
procureurs-generaal op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de
Wet Nationale ombudsman in de plaats van Onze Minister van Veiligheid en
Justitie.

Artikel 7

	1. Na inwerkingtreding van deze wet berusten de algemene maatregelen
van bestuur, genoemd in bijlage B van deze wet, voor zover deze
berustten op de Politiewet 1993, op de in deze bijlage genoemde
artikelen van de Politiewet 201X.

	2. Na inwerkingtreding van deze wet berusten de ministeriële
regelingen, genoemd in bijlage C van deze wet, voor zover deze berustten
op de Politiewet 1993, op de in deze bijlage genoemde artikelen van de
Politiewet 201X.

	3. Na inwerkingtreding van deze wet berusten de krachtens artikel 8,
zevende lid, van de Politiewet 1993 genomen besluiten van Onze Minister
van Veiligheid en Justitie op artikel 7, zevende lid, van de Politiewet
201X.

	4. Na inwerkingtreding van deze wet berust de Beschikking van de
Minister van Justitie van 25 september 2003, houdende aanwijzing van
functionarissen en ambtenaren in het arrondissement Amsterdam voor de
uitvoering van de dienst bij de gerechten en het transport van personen
die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd (Stcrt. 189), voor zover deze
berustte op de Politiewet 1993, op artikel 9, zesde lid, van de
Politiewet 201X.

	5. Na inwerkingtreding van deze wet berusten de bij of krachtens de
artikelen 25, eerste en derde lid, en 42, eerste en tweede lid,
onderscheidenlijk artikel 52 van de Politiewet 1993 genomen koninklijke
besluiten op artikel 28, derde lid, onderscheidenlijk 45, tweede lid,
van de Politiewet 201X.

	6. Na inwerkingtreding van deze wet wordt een aanwijzing als bedoeld in
artikel 60, tweede lid, van de Wet op de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten 2002 van de korpsbeheerder van een regionaal
politiekorps of Onze Minister van Veiligheid en Justitie wat betreft het
Korps landelijke politiediensten, aangemerkt als een aanwijzing van de
korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 201X, ten aanzien van
de in de aanwijzing genoemde persoon bij de regionale eenheid in het
gebied waar hij op de dag voor inwerkingtreding van deze wet werkzaam
was onderscheidenlijk bij een landelijke eenheid. Na inwerkingtreding
van deze wet wordt de aan de aanwijzing gegeven instemming van Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangemerkt als
een instemming ten aanzien van de in de aanwijzing genoemde persoon bij
de in de eerste volzin bedoelde regionale eenheid of landelijke eenheid.
Een aan de instemming verbonden bepaling dat bij wijziging van de
functieaanduiding, dan wel bij inhoudelijke wijziging van de functie, de
aanwijzing vervalt, blijft buiten toepassing.

HOOFDSTUK 2. WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN

§ 1. Ministerie van Algemene Zaken

Artikel 8

	De Noodwet rechtspleging wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 3, 4, 12 tot en met 18 wordt “Onze Minister van
Justitie” telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en
Justitie.

B

	In artikel 3, zesde lid, wordt “bij en krachtens de Politiewet
vastgestelde territoriale indelingen” vervangen door: krachtens de
Politiewet 201X vastgestelde grenzen van de gebieden waarin de regionale
eenheden van de politie de politietaak uitvoeren.

Artikel 9

	De Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag wordt als volgt
gewijzigd:

A

	In de artikelen 5 tot en met 9, 12, 13, 16, derde lid, 17, eerste,
tweede en derde lid, 18, 19, 21, 22, 25, 28, en 29 wordt “Onze
Minister van Binnenlandse Zaken” telkens vervangen door: Onze Minister
van Veiligheid en Justitie.

B

	Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan artikel 56 van de
Politiewet 201X of afzonderlijke artikelleden daarvan voor het gehele
land of een gedeelte daarvan buiten werking stellen.

	2. In het tweede lid wordt “Onze voornoemde Ministers treffen”
vervangen door “Onze voornoemde Minister treft” en wordt “de
Politiewet 1993” vervangen door: de Politiewet 201X.

C

	In artikel 14, eerste lid, wordt “Onze Minister van Binnenlandse
Zaken in overeenstemming met Onze Minister van Justitie” vervangen
door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

D

	In de artikelen 14, tweede lid, 15, tweede lid, 16, vierde lid, en 17,
vierde lid, wordt “Onze Minister van Binnenlandse Zaken geeft in
overeenstemming met Onze Minister van Justitie nadere regels” telkens
vervangen door: Bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en
Justitie worden nadere regels gegeven.

E

	Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “Onze Minister van Binnenlandse Zaken
bepaalt, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie,” vervangen
door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie bepaalt.

	2. In het tweede lid wordt “Onze Minister van Justitie” vervangen
door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

F

	In artikel 26, tweede lid, wordt “Onze Minister van Binnenlandse
Zaken” vervangen door “Onze Minister van Veiligheid en Justitie”
en vervalt:, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie,.

Artikel 10

	De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 wordt als volgt
gewijzigd:

A

	In de artikelen 6, tweede lid, onderdeel e, en 7, tweede lid, onderdeel
f, wordt:

	1. “Onze Minister van Justitie” telkens vervangen door “Onze
Minister van Veiligheid en Justitie”,

	2. “de personen, bedoeld in de artikelen 6, derde lid, onderdeel b,
en 38, eerste lid, onderdeel c, van de Politiewet 1993” telkens
vervangen door “de personen, bedoeld in de artikelen 4, derde lid,
onderdeel b, en 42, eerste lid, onder c, van de Politiewet 201X” en

	3. “artikel 15a van die wet” telkens vervangen door “artikel 16
van die wet”.

B

	De artikelen 6a, eerste lid, en 7a, eerste lid, worden als volgt
gewijzigd:

	1. In de onderdelen a en b wordt “de personen, bedoeld in de
artikelen 6, derde lid, onderdeel b, en 38, eerste lid, onderdeel c, van
de Politiewet 1993” telkens vervangen door: de personen, bedoeld in de
artikelen 4, derde lid, onder b, en 42, eerste lid, onder c, van de
Politiewet 201X.

	2. In onderdeel c wordt “artikel 15a van de Politiewet 1993”
telkens vervangen door: artikel 16 van de Politiewet 201X.

C

	In artikel 13, tweede lid, onderdeel i, wordt “de artikelen 6, derde
lid, onderdeel b, en 38, eerste lid, onderdeel c, respectievelijk
artikel 15a van de Politiewet 1993” vervangen door: de artikelen 4,
derde lid, onderdeel b, en 42, eerste lid, onderdeel c,
onderscheidenlijk artikel 16 van de Politiewet 201X.

D

	In de artikelen 21, zevende lid, en 86, tweede lid, wordt “Onze
Minister van Justitie” telkens vervangen door: Onze Minister van
Veiligheid en Justitie.

E

	Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “De korpschef van een politiekorps”
vervangen door: De korpschef, de politiechef van een regionale eenheid.

	2. In het tweede lid wordt “de korpsbeheerders van een regionaal
politiekorps” vervangen door: de korpschef.

	3. In het vierde lid wordt “hoofdstuk X van de Politiewet 1993”
vervangen door: hoofdstuk 7 van de Politiewet 201X.

Ea

	In artikel 62 wordt de laatste zin vervangen door: In afwijking van de
eerste zin vindt de mededeling van ambtenaren van politie die zijn
tewerkgesteld bij een regionale eenheid plaats aan de politiechef van de
desbetreffende regionale eenheid. De in artikel 60, eerste lid, bedoelde
ambtenaar waaraan de mededeling is gedaan, zendt de gegevens aan die
dienst.

F

	In artikel 63, tweede lid, wordt “Onze Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties” vervangen door “Onze Minister van
Veiligheid en Justitie” en wordt “het Korps Landelijke
Politiediensten” vervangen door: een of meerdere landelijke eenheden
van de politie.

Artikel 11

	In artikel 412, tweede lid, van het Wetboek van Koophandel wordt
“ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak”
vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering
van de politietaak.

§ 2. Ministerie van Veiligheid en Justitie

Artikel 12

	De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 5:12, derde lid, en 5:19, vijfde lid, wordt “Onze
Minister van Justitie” telkens vervangen door: Onze Minister van
Veiligheid en Justitie.

B

	In artikel 8:7, eerste lid, wordt “, een waterschap of een regio als
bedoeld in artikel 21 van de Politiewet 1993” vervangen door: of een
waterschap.

C

	In artikel 11:1, eerste lid, wordt “Onze Ministers van Justitie en
van Binnenlandse Zaken” vervangen door: Onze Ministers van Veiligheid
en Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

D

	In de bijlage wordt onderdeel A als volgt gewijzigd:

	1. Het opschrift komt te luiden: Ministerie van Veiligheid en Justitie.

	2. Onderdeel 4 komt te luiden:

	4. De artikelen 18, 20, 34, 35, 37, vijfde lid, 39, derde en vijfde
lid, 52 en 68 van de Politiewet 201X.

Artikel 13

	In artikel 87, eerste lid, van de Faillissementswet wordt “ambtenaar,
aangesteld voor de uitvoering van de politietaak” vervangen door:
ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

Artikel 14

	In artikel 46, tweede lid, van de Overleveringswet wordt “de dienst
internationale netwerken, Sirene Nederland van het Korps landelijke
politiediensten” vervangen door: een of meerdere landelijke eenheden
van de politie.

Artikel 15

	In artikel 6 van de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof wordt “het
Korps landelijke politiediensten” vervangen door: een of meerdere
landelijke eenheden van de politie.

Artikel 16

	In artikel 8, derde lid, van de Uitvoeringswet internationale
kinderbescherming wordt “ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van
de politietaak” vervangen door: ambtenaar van politie, aangesteld voor
de uitvoering van de politietaak.

Artikel 17

	In artikel 8 van de Uitvoeringswet Speciaal Tribunaal voor Libanon
wordt “het Korps landelijke politiediensten” vervangen door: een of
meerdere landelijke eenheden van de politie.

Artikel 18

	Artikel 9 van de Uitvoeringswet verdragen inzake internationale
ontvoering van kinderen wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering
van de politietaak” vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld
voor de uitvoering van de politietaak.

	2. In het derde lid wordt “ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering
van de politietaak” vervangen door: ambtenaar van politie, aangesteld
voor de uitvoering van de politietaak.

Artikel 19

	In artikel 7, vijfde lid, van de Veiligheidswet BES wordt “artikel
60, eerste lid, van de Politiewet 1993” vervangen door “artikel 59,
eerste lid, van de Politiewet 201X” en wordt “Artikel 60, tweede
lid, van de Politiewet 1993” vervangen door: Artikel 59, derde, vierde
en vijfde lid, van de Politiewet 201X.

Artikel 20

	In artikel 813, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering wordt “ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de
politietaak” vervangen door: ambtenaar van politie, aangesteld voor de
uitvoering van de politietaak.

Artikel 21

	Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen van deze wet wordt “Onze Minister van Justitie”,
“De Minister van Justitie”, “de Minister van Justitie” en “den
Minister van Justitie” telkens vervangen door: Onze Minister van
Veiligheid en Justitie.

B

	In de artikelen 124, vijfde lid, en 556, eerste lid, wordt
“ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak”
vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering
van de politietaak.

C

	Artikel 141, onderdeel b, komt te luiden:

	b. de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder a, van de
Politiewet 201X, en de ambtenaren van politie, bedoeld artikel 2, onder
c en d, van die wet, voor zover zij zijn aangesteld voor de uitvoering
van de politietaak;

D

	In artikel 146, eerste lid, wordt “de Politiewet 1993” door: de
Politiewet 201X.

E

	In artikel 154, onderdeel a, vervalt:, en de bijzondere ambtenaren van
politie.

F

	In de artikelen 391, 541, tweede lid, en 587, tweede lid, wordt
“ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak”
telkens vervangen door: ambtenaar van politie, aangesteld voor de
uitvoering van de politietaak.

Artikel 22

	De Wet bescherming persoonsgegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1, onderdeel j, wordt “Onze Minister van Justitie”
telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

B

	Artikel 2, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

	c. ten behoeve van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de
artikelen 3 en 4, eerste lid, van de Politiewet 201X;

C

	In artikel 21, eerste lid, onderdeel e, wordt “Onze Minister van
Justitie” vervangen door: Onze Minister.

Artikel 23

	In artikel 1, onder a, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur wordt “een politieregio” vervangen door:
de politie.

Artikel 23a

	De Wet controle op rechtspersonen wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 3, tweede lid, onderdeel d, komt als volgt te luiden:

	d. de politie en de Koninklijke marechaussee, die worden verwerkt met
het oog op de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4, eerste lid,
van de Politiewet 201X;.

B

	In artikel 7, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, onderdeel c, wordt
“een regionaal politiekorps, het Korps landelijke politiediensten”
vervangen door: de politie.

Artikel 24

	In artikel 1, onderdeel d, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden
wordt “een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid,
onder a, van de Politiewet 1993, een ambtenaar van politie als bedoeld
in   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0006299/geldigheidsdatum_07-01-2011" \l
"HoofdstukII_Artikel3"  artikel 3, eerste lid, onder b, van die wet ”
vervangen door: een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2,
onder a, van de Politiewet 201X, een ambtenaar van politie als bedoeld
in artikel 2, onder b, van die wet.

Artikel 25

	De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt
gewijzigd:

A

	In artikel 1, onderdeel h, wordt “Onze Minister van Justitie” en
“de Minister van Justitie” telkens vervangen door: Onze Minister van
Veiligheid en Justitie.

B

	Artikel 39e, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

	d. ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a, van de
Politiewet 201X en ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2,
onder c en d, voor zover zij zijn aangesteld voor de uitvoering van de
politietaak;.

C

	In artikel 42, tweede lid, onderdeel c, wordt “de Minister van
Justitie” vervangen door: Onze Minister.

Artikel 26

	De Wet op de bijzondere opsporingsdiensten wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel b wordt “Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen door: Onze Minister
van Infrastructuur en Milieu.

	2. In onderdeel c wordt “Onze Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit” vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie.

B

	In de artikelen 3, 7, 9, 10, 13, tweede, derde en vierde lid, wordt
“Onze Minister van Justitie” telkens vervangen door: Onze Minister
van Veiligheid en Justitie.

C

	In artikel 6, vijfde lid, wordt “artikel 9 van de Politiewet 1993”
vervangen door: artikel 9 van de Politiewet 201X.

D

	In artikel 12, tweede lid, wordt “Onze Ministers van Justitie en van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties” vervangen door: Onze
Minister van Veiligheid en Justitie.

E

	In artikel 13, eerste lid, wordt “Onze betrokken Minister, Onze
Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties” vervangen door: Onze betrokken Minister en Onze
Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel 27

	De Wet op de identificatieplicht wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1, tweede lid, wordt “Onze Minister van Justitie”
vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

B

	In artikel 2 wordt “artikel 8a van de Politiewet 1993” vervangen
door: artikel 8 van de Politiewet 201X of artikel 6a van de Wet op de
bijzondere opsporingsdiensten.

Artikel 28

	De Wet op het LSOP en het politieonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel b wordt “Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties” vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en
Justitie.

	2. In onderdeel c vervalt: in overeenstemming met Onze Minister van
Justitie.

	3. In onderdeel d vervallen “, en voor zover het vervolgopleidingen
betreft op het terrein van de strafrechtelijke handhaving van de
rechtsorde dan wel de taken ten dienste van justitie de door Onze
Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie,” en “in
overeenstemming met Onze Minister van Justitie”.

	4. In onderdeel g wordt “een regionaal politiekorps of bij het Korps
landelijke politiediensten” vervangen door: de politie.

B

	Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel f, vervalt: of Onze Minister van
Justitie na overleg met Onze andere Minister.

	2. In het derde lid wordt “Bij regeling van Onze Minister”
vervangen door: Bij ministeriële regeling.

C

	Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid vervalt:, op voordracht van Onze Minister in
overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

	2. In het derde lid wordt “ambtenaar is als bedoeld in artikel 3,
eerste lid, onderdeel a, van de Politiewet 1993” vervangen door:
ambtenaar is als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet
201X.

D

	In artikel 8, derde lid, vervalt: of Onze Minister van Justitie.

E

	In artikel 9, eerste lid vervalt:, op voordracht van Onze Minister in
overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

F

	Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid vervallen “op voordracht van Onze Minister” en
“op voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister
van Justitie”.

	2. In het vierde lid wordt “de korpsbeheerder van het regionale
politiekorps of van het Korps landelijke politiediensten” vervangen
door “de korpschef” en vervalt de tweede volzin.

	3. In het vijfde lid wordt “artikel 50, eerste lid, van de Politiewet
1993” vervangen door “artikel 47, eerste lid, van de Politiewet
201X” en vervalt: op voordracht van Onze Minister.

	4. In het zesde lid wordt “Artikel 50, derde lid, van de Politiewet
1993” vervangen door: Artikel 47, derde lid, van de Politiewet 201X.

	5. In het zevende lid wordt “Artikel 50, vierde lid, van de
Politiewet 1993” vervangen door: Artikel 47, vierde lid, van de
Politiewet 201X.

G

	Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “de politiekorpsen” vervangen door: de
politie.

	2. In het negende lid wordt “de korpsbeheerder van het regionale
politiekorps waarbij de student is aangesteld, of door het college van
bestuur en de korpsbeheerder van het Korps landelijke politiediensten”
vervangen door: de korpschef.

H

	In de artikelen 14, eerste, vierde en vijfde lid, vervalt telkens:, en
voor zover het opleidingen betreft op het terrein van de
strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de taken ten
dienste van de justitie Onze Minister in overeenstemming met Onze
Minister van Justitie,.

I

	In artikel 15, eerste lid, aanhef, vervalt: respectievelijk Onze
Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

J

	In artikel 18, vijfde lid, wordt “de korpsbeheerder in wiens regio
door de student het praktische opleidingsdeel wordt gevolgd” vervangen
door: de korpschef.

K

	Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het vierde vervalt:, op voordracht van Onze Minister in
overeenstemming met Onze Minister van Justitie,.

	2. In het zesde lid, onderdeel a, wordt “een korpsbeheerder”
vervangen door: een burgemeester.

	3. In het zesde lid, onderdeel b, wordt “drie hoofdcommissarissen”
vervangen door: drie strategisch leidinggevenden van het politiekorps.

	4. In het zevende lid vervalt: in overeenstemming met Onze Minister van
Justitie.

L

	Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt “het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties” vervangen door: het Ministerie van Veiligheid en
Justitie.

	2. In het derde lid vervalt “, en voor zover het opleidingen betreft
op het terrein van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan
wel de taken ten dienste van de justitie Onze Minister en Onze Minister
van Justitie,” en wordt “de regionale politiekorpsen en het Korps
landelijke politiediensten” vervangen door: de regionale en landelijke
eenheden van de politie.

	3. In het vijfde lid vervalt:, en voor zover het opleidingen betreft op
het terrein van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel
de taken ten dienste van de justitie Onze Minister en Onze Minister van
Justitie,.

M

	In artikel 23 vervalt: van Onze Minister, en voor zover het opleidingen
betreft op het terrein van de strafrechtelijke handhaving van de
rechtsorde dan wel de taken ten dienste van de justitie van Onze
Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie,.

N

	In artikel 24 wordt “het beleidsplan, bedoeld in artikel 43a van de
Politiewet 1993,” vervangen door “het beleidsplan, bedoeld in
artikel 18, eerste lid, van de Politiewet 201X,” en vervallen “in
overeenstemming met Onze Minister van Justitie” en “of door Onze
Minister van Justitie”.

O

	In artikel 25 wordt “Onze Minister en Onze Minister van Justitie
voeren” vervangen door: Onze Minister voert.

P

	In artikel 26, vierde lid, vervalt: en in afschrift aan Onze Minister
van Justitie.

Q

	Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties” vervangen door: het Ministerie van Veiligheid en
Justitie.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de
doorberekening van een deel van de opleidingskosten door het LSOP aan de
politie.

	3. In het zesde lid vervalt: op voordracht van Onze Minister.

R

	In artikel 28 vervalt “, in overeenstemming met Onze Minister van
Justitie,” en wordt “de korpsbeheerders, de korpschefs” vervangen
door: de regioburgemeesters, de korpschef.

S

	In artikel 29, derde lid, vervalt: en in afschrift aan Onze Minister
van Justitie.

T

	In artikel 31 vervalt:, en voor zover het werkzaamheden betreft op het
terrein van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de
taken ten dienste van de justitie door Onze Minister in overeenstemming
met Onze Minister van Justitie,.

U

	Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Het toezicht op de kwaliteit van de opleidingen en de examinering is
opgedragen aan Onze Minister.

	2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot
tweede lid.

	3. In het tweede lid (nieuw) wordt “het eerste en het tweede lid”
vervangen door: het eerste lid.

V

	Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

	1. De artikelen 65, 66 en 67 van de Politiewet 201X zijn van
overeenkomstige toepassing.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over de wijze waarop het college van bestuur zorg draagt voor de
kwaliteit van de taakuitvoering, de resultaten en het beheer van het
LSOP, alsmede over verstrekking van informatie hierover aan Onze
Minister.

W

	Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de eerste volzin vervalt: of aan Onze Minister van Justitie.

	2. In de tweede volzin vervalt: in de eerste volzin bedoelde.

Artikel 29

	De Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus wordt
als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel a wordt “Onze Minister van Justitie” vervangen
door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

	2. Onderdeel b komt te luiden:

	b. korpschef: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet
201X;

	3. In onderdeel i wordt “artikel 6, eerste lid, onder c, van de
Politiewet 1993” vervangen door: artikel 4, eerste lid, onder c, van
de Politiewet 201X.

B

	In artikel 5, vierde lid, wordt “Onze Minister van Binnenlandse Zaken
in overeenstemming met Onze Minister en Onze andere Minister wie het
aangaat” vervangen door: Onze Minister in overeenstemming met Onze
Minister die het aangaat.

C

	Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid vervalt: van het politiekorps in de regio waar de
beveiligingsorganisatie of het recherchebureau dan wel een onderdeel
daarvan is gevestigd.

	2. Het vierde vervalt, onder vernummering van het vijfde tot en met
achtste lid tot vierde tot en met zevende lid.

	3. In het zesde lid (nieuw) wordt “de regio” vervangen door: de
politie.

D

	Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid vervalt:, na overleg met Onze Minister van
Binnenlandse Zaken,.

	2. In het zevende lid, eerste volzin, vervalt “van het politiekorps
in de regio, waar een beveiligingsorganisatie werkzaamheden verricht”.

	3. In het zevende lid vervallen de vierde en vijfde volzin.

E

	In artikel 10, vijfde lid, vervalt “van het politiekorps in de regio
waar de desbetreffende persoon woonachtig is” en wordt “hij”
vervangen door “de desbetreffende persoon” en wordt “een
korpschef” vervangen door: de korpschef.

F

	Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid vervalt “van het politiekorps in de regio waar
een beveiligingsorganisatie of recherchebureau aan welke een vergunning
is verleend werkzaamheden verricht,” en wordt “deze
beveiligingsorganisatie of dit recherchebureau” vervangen door: een
beveiligingsorganisatie of recherchebureau.

	2. In het tweede lid vervalt: van het politiekorps in de regio waarin
deze gemeente gelegen is.

	3. In het derde lid vervalt de tweede volzin.

G

	In artikel 15 wordt “7, eerste, tweede of vijfde lid” vervangen
door: 7, eerste, tweede of vierde lid.

Artikel 30

	De Wet politiegegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel b wordt “de artikelen 2 en 6, eerste lid, van de
Politiewet 1993” vervangen door: de artikelen 3 en 4, eerste lid, van
de Politiewet 201X.

	2. Onderdeel f komt te luiden:

	f. verantwoordelijke: dit is bij:

	1°. de politie: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet
201X;

	2°. de rijksrecherche: het College van procureurs-generaal;

	3°. de Koninklijke marechaussee: Onze Minister van Defensie;

	4°. een gemeenschappelijke verwerking van politiegegevens met het oog
op een gemeenschappelijk doel door twee of meer organisaties als bedoeld
in dit onderdeel: de verantwoordelijke die door de betrokken
verantwoordelijken is belast met de feitelijke zorg voor de verwerking
en het treffen van de maatregelen, bedoeld in artikel 4;

	3. In onderdeel j wordt “Onze Ministers van Justitie, van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie gezamenlijk”
vervangen door: Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van
Defensie gezamenlijk.

	4. In onderdeel k wordt “artikel 3 van de Politiewet 1993”
vervangen door “artikel 2 van de Politiewet 201X” en wordt
“artikel 6, eerste lid, van de Politiewet 1993” vervangen door:
artikel 4, eerste lid, van de Politiewet 201X.

B

	In de artikelen 11, vierde lid, en 19 wordt “het op grond van de
Politiewet 1993 bevoegde gezag” telkens vervangen door: het bevoegd
gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 201X.

C

	In artikel 14, derde lid, wordt “het op grond van de Politiewet 1993
bevoegde gezag” vervangen door: het bevoegd gezag, bedoeld in de
artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 201X,.

D

	Artikel 16, eerste lid, onderdeel e, wordt als volgt gewijzigd:

	1. De aanhef komt te luiden: de korpschef, het College van
procureurs-generaal, Onze Minister van Veiligheid en Justitie of Onze
Minister van Defensie voor zover zij deze behoeven in verband met:

	2. In subonderdeel 1°. wordt “artikel 64 van de Politiewet 1993”
vervangen door: artikel 70 van de Politiewet 201X;

	3. In subonderdeel 2°. wordt “artikel 50 van de Politiewet 1993”
vervangen door: artikel 47 van de Politiewet 201X.

	4. In subonderdeel 3°. wordt “artikel 6, eerste lid, van de
Politiewet 1993” vervangen door: artikel 4, eerste lid, van de
Politiewet 201X.

E

	Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het opschrift vervalt: voor alle regio’s.

	2. In het tweede lid wordt “Onze Minister van Justitie of Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties” vervangen
door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

F

	In het opschrift van artikel 19 vervalt: voor alle regio’s.

G

	In artikel 20, eerste lid, wordt “het op grond van de Politiewet 1993
bevoegd gezag” vervangen door: het bevoegd gezag, bedoeld in de
artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 201X.

H

	Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “Onze minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties en Onze minister van Justitie” vervangen door:
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze
Minister van Veiligheid en Justitie.

	2. In het tweede lid wordt “Onze minister van Defensie en Onze
minister van Justitie” vervangen door: Onze Minister van Defensie en
Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

I

	In artikel 25, eerste lid, tweede volzin, wordt “ook bij andere
politiekorpsen” vervangen door: bij verschillende regionale of
landelijke eenheden van de politie.

J

	In artikel 29 wordt “Onze Minister van Justitie” telkens vervangen
door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

K

	Artikel 36b, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In subonderdeel 1°. wordt “Onze Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties” vervangen door: Onze Minister van Veiligheid
en Justitie.

	2. In subonderdeel 3°. wordt “Onze Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met Onze Minister van
Justitie” vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

L

	Artikel 36c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel e wordt:

	a. “en 19, aanhef” vervangen door “19, aanhef, en 20, eerste
lid”;

	b. “Politiewet 1993 bevoegde gezag” vervangen door: het bevoegd
gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 201X”,
en

	c. “Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire,
Sint Eustatius en Saba bevoegde gezag op Bonaire, Sint Eustatius of
Saba” vervangen door: het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 16 en
17 van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van
Bonaire, Sint Eustatius en Saba en artikel 8 van de Veiligheidswet BES.

	2. Onderdeel i vervalt, onder verlettering van de onderdelen j en k tot
i en j.

	3. Na onderdeel j (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

	k. artikel 25, eerste lid, wordt in plaats van “bij verschillende
regionale of landelijke eenheden van de politie” gelezen: bij
regionale of landelijke eenheden van de politie, bedoeld in artikel 25
van de Politiewet 201X;.

M

	In artikel 36d, eerste lid, onderdeel c, wordt na “Onze Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties” ingevoegd:, Onze Minister
van Veiligheid en Justitie.

N

	In de artikelen 36f, derde lid, en 46, tweede lid, wordt “Onze
Minister van Justitie” telkens vervangen door: Onze Minister van
Veiligheid en Justitie.

Artikel 31

	De Wet tijdelijk huisverbod wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1, onderdeel a, wordt “ambtenaar van politie, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, onderdelen a en c, van de Politiewet 1993”
vervangen door: de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder a,
van de Politiewet 201X, en de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel
2, onder c, van die wet, voor zover hij is belast met de uitvoering van
de politietaak.

Aa

	In artikel 2, vijfde lid, wordt “Bij regeling van Onze Minister van
Justitie” vervangen door: Bij ministeriĂ«le regeling.

B

	In artikel 15 wordt “Onze Minister van Justitie en Onze Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zenden” vervangen door: Onze
Minister van Veiligheid en Justitie zendt.

Artikel 32

	In artikel 8 van de Wet van 21 april 1994, houdende bepalingen verband
houdende met de instelling van het Internationaal Tribunaal voor de
vervolging van personen aansprakelijk voor ernstige schendingen van het
internationale humanitaire recht, begaan op het grondgebied van het
voormalige JoegoslaviĂ« sedert 1991 (Stb. 308) wordt “het Korps
landelijke politiediensten” vervangen door: een of meerdere landelijke
eenheden van de politie.

Artikel 33

	De Wet veiligheidsregio’s wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. De zinsnede “Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties” wordt vervangen door “Onze Minister: Onze
Minister van Veiligheid en Justitie”.

	2. Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1 door een
puntkomma, wordt toegevoegd: korpschef: de korpschef, bedoeld in artikel
27 van de Politiewet 201X.

B

	Artikel 11, tweede lid, komt te luiden:

	2. De voorzitter van het bestuur wordt, in afwijking van artikel 13,
negende lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, bij koninklijk
besluit, gehoord het algemeen bestuur, benoemd uit de burgemeesters van
de gemeenten in de regio. De voorzitter kan bij koninklijk besluit
worden geschorst en ontslagen. Ter zake de benoeming, de schorsing en
het ontslag wordt de commissaris van de Koning om advies gevraagd. Bij
of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
omtrent de rechtspositie van de voorzitter van een veiligheidsregio.

C

	Artikel 12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van
de Politiewet 1993,.

	2. Na de eerste volzin wordt ingevoegd:

	Indien een arrondissement het grondgebied van meer dan Ă©Ă©n
veiligheidsregio omvat, treedt in elke regio de hoofdofficier van
justitie of een door hem daartoe aangewezen plaatsvervangend
hoofdofficier van justitie of officier van justitie namens hem op.

D

	In artikel 14, derde lid, wordt “het beleidsplan, bedoeld in artikel
31 van de Politiewet 1993, van het regionale politiekorps” vervangen
door: het beleidsplan, bedoeld in artikel 39 van de Politiewet 201X, van
de betrokken regionale eenheid van de politie.

E

	In artikel 15, vierde lid, wordt “het regionale college, bedoeld in
artikel 22 van de Politiewet 1993” vervangen door: de door de
korpschef daartoe aangewezen ambtenaren van politie, de hoofdofficier
van justitie, bedoeld in artikel 12, eerste lid.

F

	Artikel 19, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de eerste volzin wordt “het regionale college, bedoeld in
artikel 22 van de Politiewet 1993, en Onze Minister in zijn hoedanigheid
van beheerder van het Korps landelijke politiediensten” vervangen
door: de korpschef en de hoofdofficier van justitie, bedoeld in artikel
12, eerste lid,.

	2. In de tweede volzin wordt “artikel 6, eerste lid, onder c, van de
Politiewet 1993” vervangen door: artikel 4, eerste lid, onder c, van
de Politiewet 201X.

G

	Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “de regionale politiekorpsen, het Korps
landelijke politiediensten” vervangen door “de politie” en wordt
“artikel 6, eerste lid, onder c, van de Politiewet 1993” vervangen
door: artikel 4, eerste lid, onder c, van de Politiewet 201X.

	2. In het tweede lid vervalt:, en door Onze Minister en Onze Minister
van Justitie gezamenlijk indien zij voorschriften bevat ten behoeve van
de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de vervulling
van taken ten dienste van de justitie.

H

	Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerst lid wordt “het regionale college, bedoeld in artikel
22 van de Politiewet 1993,” vervangen door: de korpschef.

	2. In het derde lid wordt “het regionale college van politie”
vervangen door: de door de korpschef daartoe aangewezen ambtenaar van
politie.

	3. In het vijfde lid wordt “de betrokken regionale colleges van
politie” vervangen door: de korpschef.

I

	Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. de artikelen 11, 14, eerste lid, 56, eerste en vierde lid, en 62 van
de Politiewet 201X;

	2. In het tweede lid, wordt na “de hoofdofficier van justitie”
ingevoegd:, bedoeld in artikel 12, eerste lid,.

J

	In artikel 46, eerste lid, wordt na “de hoofdofficier van justitie”
ingevoegd:, bedoeld in artikel 12, eerste lid,.

K

	Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt “Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen door “Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties” en wordt “Verkeer en Waterstaat”
vervangen door: Infrastructuur en Milieu.

	2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt “artikel 53a, eerste lid,
van de Politiewet 1993” vervangen door: artikel 65, eerste lid, van de
Politiewet 201X.

	3. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde
en vijfde lid tot tweede en derde lid.

	4. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

	2. Onze Minister wijst het hoofd en de overige ambtenaren van de
inspectie aan.

L

	Artikel 58, tweede lid, komt te luiden:

	2. De inspectie rapporteert, gevraagd en ongevraagd, rechtstreeks aan
Onze Minister.

M

	In artikel 62, eerste en tweede lid, wordt “artikel 57, tweede en
derde lid” vervangen door: artikel 57, tweede lid.

O

	Artikel 78, zesde lid, vervalt.

Artikel 34

	De Wet wapens en munitie wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1, onderdeel 2°., wordt “de korpschef, bedoeld in artikel
24 van de Politiewet 1993” vervangen door: de korpschef, bedoeld in
artikel 27 van de Politiewet 201X.

B

	In artikel 3a, tweede lid, vervalt “en Onze Minister van Binnenlandse
Zaken” en wordt “hebben bepaald” vervangen door: heeft bepaald.

C

	Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid vervalt: in de plaats waar de aanvrager is
gevestigd.

	2. In het vierde lid vervalt: die de erkenning verleent of heeft
verleend.

D

	In artikel 24 vervalt: in de plaats waar het vervoer een aanvang neemt
of waar de aanvrager is gevestigd.

E

	In de artikelen 28, eerste lid, en 28a, derde lid, vervalt telkens: in
de woon- of verblijfplaats van de aanvrager.

F

	In artikel 32, eerste lid, vervalt: van hun woon- of verblijfplaats.

G

	Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste en tweede lid wordt “korpschefs” telkens vervangen
door: korpschef.

	2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot
derde lid.

H

	In artikel 41 wordt “de betrokken politieregio” vervangen door: de
politie.

Artikel 35

	1. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en
aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en
vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing
bestuursprocesrecht) (32 450), tot wet is of wordt verheven, en die wet
eerder in werking is getreden of treedt dan onderscheidenlijk op
dezelfde datum in werking treedt als artikel 12 van deze wet, wordt
artikel 12 van deze wet als volgt gewijzigd: 

A

	Onderdeel C vervalt.

B

	Onderdeel D komt te luiden:

D

	In artikel 1 van bijlage 2 (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak)
wordt de zinsnede met betrekking tot de Politiewet 1993 vervangen door: 

Politiewet 201X: de artikelen 18, 20, 34, 35, 37, vijfde lid, 39, derde
en vijfde lid, 52 en 68

	2. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en
aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en
vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing
bestuursprocesrecht) (32 450), tot wet is of wordt verheven, en die wet
later in werking treedt dan artikel 12 van deze wet, wordt die wet als
volgt gewijzigd:

A

	In deel A, artikel I, onderdeel CC, wordt in artikel 8:7, eerste lid,
de zinsnede “, een waterschap of een regio als bedoeld in artikel 21
van de Politiewet 1993” vervangen door: of een waterschap.

B

	In deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, wordt in artikel 1 van Bijlage 2
(Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) de zinsnede met betrekking
tot de Politiewet 1993 vervangen door: 

Politiewet 201X: de artikelen 18, 20, 34, 35, 37, vijfde lid, 39, derde
en vijfde lid, 52 en 68

Artikel 36

	1. Indien het bij koninklijke boodschap van 31 januari 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de
Dienstenwet en enige andere wetten ter vastlegging van uitzonderingen op
de toepasselijkheid van de positieve fictieve beschikking bij niet
tijdig beslissen ingevolge de Dienstenwet (32 614), tot wet is of wordt
verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan,
onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel 29 van
deze wet, wordt in artikel 29, onderdeel C, onder 2, van deze wet
“onder vernummering van het vijfde tot en met achtste lid tot vierde
tot en met zevende lid” vervangen door: onder vernummering van het
vijfde lid tot en met negende lid tot vierde tot en met achtste lid.

	2. Indien het bij koninklijke boodschap van 31 januari 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de
Dienstenwet en enige andere wetten ter vastlegging van uitzonderingen op
de toepasselijkheid van de positieve fictieve beschikking bij niet
tijdig beslissen ingevolge de Dienstenwet (32 614), tot wet is of wordt
verheven, en die wet later in werking treedt dan artikel 29 van deze
wet, komt artikel XVII, onderdeel C, van die wet als volgt te luiden:

C

	Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	8. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de
Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet
van toepassing op een verzoek tot toestemming als bedoeld in het eerste,
tweede en derde lid.

Artikel 37

	1. Indien het bij koninklijke boodschap van 13 oktober 2009 ingediende

voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering
en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie
van DNA-verwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijk
waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de
regeling van enige andere onderwerpen (32 168) tot wet is of wordt
verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan,
onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel 21 van
deze wet, wordt in artikel 21 van deze wet na onderdeel A een onderdeel
ingevoegd, luidende:

Aa

	In artikel 55c, eerste lid, wordt “de ambtenaren van politie, bedoeld
in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993” vervangen
door: de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de
Politiewet 201X.

	2. Indien het bij koninklijke boodschap van 13 oktober 2009 ingediende
voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering
en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie
van DNA-verwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijk
waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de
regeling van enige andere onderwerpen (32 168) tot wet is of wordt
verheven, en die wet later in werking treedt dan artikel 21 van deze
wet, wordt in artikel I, onderdeel A, van die wet “de ambtenaren van
politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet
1993” vervangen door: de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2,
onder b, van de Politiewet 201X.

Artikel 38

	1. Indien het bij koninklijke boodschap van 31 augustus 2010 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in
verband met de herziening van de regels inzake de processtukken, de
verslaglegging door de opsporingsambtenaar en enkele andere onderwerpen
(herziening regels betreffende de processtukken in strafzaken) (32 468)
tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel I, van die wet
eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op
dezelfde datum in werking treedt als artikel 21 van deze wet, wordt
artikel 21 van deze wet als volgt gewijzigd:

A

	Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

	Artikel 146a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel a wordt “de door Onze Minister van Justitie
aangewezen ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de
politietaak, en de bijzondere ambtenaren van politie” vervangen door:
de door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaren
van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

	2. In de onderdelen c en d wordt “Onze Minister van Justitie”
telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

B

	Onderdeel E vervalt.

	2. Indien het bij koninklijke boodschap van 31 augustus 2010 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in
verband met de herziening van de regels inzake de processtukken, de
verslaglegging door de opsporingsambtenaar en enkele andere onderwerpen
(herziening regels betreffende de processtukken in strafzaken) (32 468)
tot wet is of wordt verheven, en later in werking treedt dan artikel 21
van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel I, van die wet in artikel
146a:

	a. in onderdeel a “de door Onze Minister van Justitie aangewezen
ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de
politietaak, en de bijzondere ambtenaren van politie” vervangen door:
de door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaren
van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

	b. in de onderdelen c en d “Onze Minister van Justitie” telkens
vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel 39

	1. Indien het bij koninklijke boodschap van 12 november 2010 ingediende

voorstel van wet tot wijziging van de Wet politiegegevens en van de Wet
justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie
van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie 2008/977/JBZ over
de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van
de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en de
implementatie van het Besluit van de Raad 2009/371/JBZ van 6 april 2009
tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (32 554), tot wet
is of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt
dan onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als de
artikelen 25 en 30 van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 25, onderdeel A, wordt “artikel 1, onderdeel h”
vervangen door: artikel 1, onderdeel j.

B

	In artikel 30, onderdeel I, wordt “Artikel 25, eerste lid, tweede
volzin” vervangen door: Artikel 25, eerste lid, derde volzin.

	2. Indien het bij koninklijke boodschap van 12 november 2010 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet politiegegevens en van de Wet
justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie
van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie 2008/977/JBZ over
de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van
de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en de
implementatie van het Besluit van de Raad 2009/371/JBZ van 6 april 2009
tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (32 554), tot wet
is of wordt verheven, en die wet later in werking treedt dan artikel 30
van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel F, van die wet in artikel
25, eerste lid, de zinsnede: ook bij andere politiekorpsen” vervangen
door: bij verschillende regionale of landelijke eenheden van de politie.

Artikel 40

	1. Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juli 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet veiligheidsregio’s in
verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en in
verband met de volledige regionalisering van de brandweer (32 841), tot
wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdelen A, C, I, J en K van
die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 33 van deze
wet, wordt artikel 33 van deze wet als volgt gewijzigd:

A

	In onderdeel A vervalt het eerste lid alsmede de aanduiding “2.”.

B

	In onderdeel G vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding “1.”.

C

	In onderdeel K vervalt het vierde lid.

D

	Onderdeel L vervalt.

E

	Onderdeel M wordt “artikel 57, tweede en derde lid” vervangen door:
artikel 57, vierde lid.

	2. Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juli 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet veiligheidsregio’s in
verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en in
verband met de volledige regionalisering van de brandweer (32 841), tot
wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdelen A, C, I, J en K van
die wet later in werking treedt dan artikel 33 van deze wet, wordt die
wet als volgt gewijzigd:

A

	De onderdelen A, C, J en K vervallen.

B

	Onderdeel I komt te luiden:

Artikel 57

	1. Er is een Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, die onder gezag van
Onze Minister, belast is met:

	a. het toetsen van de wijze waarop een orgaan van een veiligheidsregio,
een gemeente of een ander openbaar lichaam uitvoering geeft aan de taken
met betrekking tot de brandweerzorg, de rampenbestrijding of
crisisbeheersing;

	b. het, in overeenstemming met de inspecties die werkzaam zijn onder
gezag van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Infrastructuur en Milieu en
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, periodiek toetsen van de
voorbereiding op de rampenbestrijding en de crisisbeheersing door de
bestuursorganen, bedoeld onder a;

	c. het verrichten van onderzoek naar aanleiding van een brand, ramp of
crisis, tenzij de Onderzoeksraad voor veiligheid, bedoeld in artikel 2
van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, een onderzoek instelt;

	d. de werkzaamheden die in het kader van artikel 65, eerste lid, van de
Politiewet 201X worden uitgevoerd;

	e. het toezicht op de kwaliteit van de opleidingen, bedoeld in artikel
32, eerste lid, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs.

	2. Onze Minister wijst het hoofd en de overige ambtenaren van de
inspectie aan.

	3. De artikelen 5:12 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht
zijn van overeenkomstige toepassing op de ambtenaren van de inspectie.

Artikel 41

	Indien het bij koninklijke boodschap van 13 augustus 2010 ingediende
voorstel van wet houdende wijziging van de Gemeentewet in verband met de
versteviging van de regierol van de gemeente ten aanzien van het lokaal
veiligheidsbeleid (32 459), niet tot wet is of wordt verheven,
onderscheidenlijk tot wet is of wordt verheven, en later in werking
treedt dan artikel 13, tweede lid, van de Politiewet 201X, komt artikel
13, tweede lid, van de Politiewet 201X als volgt te luiden,
onderscheidenlijk komt artikel 13, tweede lid, van de Politiewet 201X
tot het tijdstip waarop het voorstel van wet houdende wijziging van de
Gemeentewet in verband met de versteviging van de regierol van de
gemeente ten aanzien van het lokaal veiligheidsbeleid in werking treedt,
als volgt te luiden:

	2. In het driehoekoverleg worden door de burgemeester en de officier
van justitie afspraken gemaakt over de inzet van de politie ten behoeve
van de handhaving van de openbare orde en de hulpverlening,
onderscheidenlijk ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de
rechtsorde en de taken ten dienste van de justitie.

Artikel 42

	1. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 maart 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van
de evaluatie van die wet, alsmede uitbreiding van de reikwijdte ervan en
wijziging van enige andere wetten (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob)
(32 676), tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel Z, van
die wet eerder in werking is getreden of treedt dan onderscheidenlijk op
dezelfde datum in werking treedt als artikel 23 van deze wet, komt
artikel 23 van deze wet als volgt te luiden:

Artikel 23

	De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1, onder a, wordt “een politieregio” vervangen door: de
politie.

B

	In artikel 28, tweede lid, wordt “artikel 14 van de Politiewet
1993” vervangen door: artikel 13 van de Politiewet 201X.

	2. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 maart 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van
de evaluatie van die wet, alsmede uitbreiding van de reikwijdte ervan en
wijziging van enige andere wetten (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob)
(32 676), tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel Z, van
die wet later in werking treedt dan artikel 23 van deze wet, wordt in
artikel I, onderdeel Z, van die wet “artikel 14 van de Politiewet
1993” vervangen door: artikel 13 van de Politiewet 201X.

Artikel 42a

	1. Indien het bij koninklijke boodschap van 9 september 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling,
de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere wetten in
verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten
(Wet herziening gerechtelijke kaart) (32 891) tot wet is verheven, en
artikel I van die wet later in werking treedt dan artikel 25, eerste
lid, van de Politiewet 201X, is er, in afwijking van artikel 25, tweede
lid, van de Politiewet 201X, tot het tijdstip waarop artikel I van de
Wet herziening gerechtelijke kaart in werking treedt, een regionale
eenheid als bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder a, van de
Politiewet 201X in elk van de gebieden, genoemd in de artikelen 4 tot en
met 13 van de Wet op de rechterlijke indeling, zoals die luiden na het
tijdstip van inwerkingtreding van de Wet herziening gerechtelijke kaart.

	2. Degene die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel
25, eerste lid, van de Politiewet 201X is benoemd in het ambt van
hoofdofficier en voor wie op diezelfde dag is vastgesteld dat hij het
ambt van hoofdofficier vervult bij het arrondissementsparket te
Amsterdam, onderscheidenlijk het arrondissementsparket te
’s-Gravenhage, onderscheidenlijk het arrondissementsparket te
Maastricht, onderscheidenlijk het arrondissementsparket te Utrecht,
onderscheidenlijk het arrondissementsparket te Haarlem,
onderscheidenlijk het arrondissementsparket te Groningen,
onderscheidenlijk het arrondissementsparket te ’s-Hertogenbosch,
onderscheidenlijk het arrondissementsparket te Arnhem, onderscheidenlijk
het arrondissementsparket te Rotterdam, onderscheidenlijk het
arrondissementsparket te Breda, treedt met ingang van de datum van
inwerkingtreding van artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 201X voor
de uitoefening van de taken en bevoegdheden opgedragen bij de Politiewet
201X op als hoofdofficier van justitie in het gebied, genoemd in artikel
4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 onderscheidenlijk 13 van de Wet op de
rechtelijke indeling, zoals dat luidt na het tijdstip van
inwerkingtreding van de Wet herziening gerechtelijke kaart.

	3. Indien het bij koninklijke boodschap van 9 september 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling,
de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere wetten in
verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten
(Wet herziening gerechtelijke kaart) (32 891) tot wet is verheven, en
artikel I van die wet later in werking treedt dan artikel 25, eerste
lid, van de Politiewet 201X, komt artikel 12, eerste lid, van de Wet
veiligheidsregio’s tot het tijdstip waarop artikel I van Wet
herziening gerechtelijke kaart in werking treedt, als volgt te luiden: 

	1. De hoofdofficier van justitie aan wie de taken en bevoegdheden,
genoemd in de Politiewet 201X, zijn opgedragen, en de voorzitter van het
waterschap binnen welks grondgebied de veiligheidsregio is gelegen,
worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur
van de veiligheidsregio. Indien het gebied waarin een regionale eenheid
de politietaak uitvoert, het grondgebied van meer dan Ă©Ă©n
veiligheidsregio omvat, treedt op dat grondgebied de hoofdofficier van
justitie, bedoeld in de eerste volzin, of een door hem daartoe
aangewezen andere hoofdofficier van justitie of fungerend hoofdofficier
van justitie namens hem op. Indien het grondgebied van een
veiligheidsregio in meer dan Ă©Ă©n waterschap is gelegen, bepalen de
betrokken voorzitters van de waterschappen wie van hen deelneemt aan de
vergaderingen.

	4. Omtrent de uitoefening van de taken of bevoegdheden van de
hoofdofficier van justitie, bedoeld in de artikelen 38, tweede lid, 39,
eerste, tweede en derde lid, 41 en 71, zesde lid, van de Politiewet 201X
en de artikelen 12, eerste lid, 15, vierde lid, 19, eerste lid, 39,
tweede lid, en 46, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s, overlegt
de hoofdofficier van justitie, bedoeld in het tweede lid, met de andere
hoofdofficieren van justitie of fungerend hoofdofficieren van justitie
in dat gebied.

§ 3. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Artikel 43

	De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 151b, tweede lid, 151c, tweede lid, en 154b, vijfde
lid, van de Gemeentewet wordt “het overleg, bedoeld in artikel 14 van
de Politiewet 1993” telkens vervangen door: het overleg, bedoeld in
artikel 13, eerste lid, van de Politiewet 201X.

B

	In artikel 172 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. De commissaris van de Koning geeft, indien een ordeverstoring van
meer dan plaatselijke betekenis dan wel ernstige vrees voor het ontstaan
van zodanige ordeverstoring zulks noodzakelijk maakt, de burgemeesters
in de provincie zoveel mogelijk na overleg met hen, de nodige
aanwijzingen met betrekking tot het door hen ter handhaving van de
openbare orde te voeren beleid. De aanwijzingen worden zo enigszins
mogelijk schriftelijk gegeven.

Artikel 44

	In artikel J 24, tweede lid, van de Kieswet wordt
“opsporingsambtenaar van de Nederlandse politie” vervangen door:
opsporingsambtenaar van de politie in het Europese deel van Nederland of
in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 45

	In artikel 96, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens wordt “het regionale politiekorps” vervangen door
“de politie” en vervalt: van de gemeente die behoort tot de regio
van het desbetreffende korps,.

Artikel 46

	In artikel 1, onderdeel q, subonderdelen 4°. en 5°.,van de Wet
privatisering ABP wordt “Onze Minister” onderscheidenlijk “Onze
Minister van Justitie” telkens vervangen door: Onze Minister van
Veiligheid en Justitie.

Artikel 47

	De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1, onderdeel g, wordt “de korpschef, bedoeld in artikel 24
van de Politiewet 1993” vervangen door: de korpschef, bedoeld in
artikel 27 van de Politiewet 201X.

B

	Artikel 46, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel b wordt “de ambtenaren van het regionale politiekorps
Rotterdam-Rijnmond” vervangen door: de ambtenaren die zijn
tewerkgesteld bij de regionale eenheid in het gebied waarin de haven van
Rotterdam is gelegen.

	2. In onderdeel d wordt “ambtenaren van politie als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, onder a en c, en tweede lid, van de Politiewet
1993” vervangen door: ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2,
onder a, c en d, van de Politiewet 201X die zijn aangesteld voor de
uitvoering van de politietaak.

C

	Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “de ambtenaren van politie
als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en c, en tweede lid, van
de Politiewet 1993” vervangen door: de ambtenaren van politie, bedoeld
in artikel 2, onder a, c en d, van de Politiewet 201X, die zijn
aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

	2. In het tweede lid, wordt “De ambtenaren van politie als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, onder a en c, en tweede lid, van de Politiewet
1993” vervangen door: De ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2,
onder a, c en d, van de Politiewet 201X, die zijn aangesteld voor de
uitvoering van de politietaak.

D

	In artikel 48, derde lid, onder a, wordt “de beheerder van het
regionale politiekorps” vervangen door: Onze Minister van Veiligheid
en Justitie.

E

	In artikel 50, vierde lid, vervalt: , bevoegd ter plaatse waar die
persoon zich bevindt,.

Artikel 48

	In artikel 1, onderdeel b, van de Wet kaderregeling vut
overheidspersoneel wordt “ Onze Minister van Justitie” vervangen
door “Onze Minister van Veiligheid en Justitie”, wordt “de
sectoren Rijk en Politie” vervangen door “de sector Rijk” en wordt
“de sector Rechterlijke Macht” vervangen door: de sectoren
Rechterlijke Macht en Politie.

Artikel 49

	1. Indien artikel I, onderdeel O, van de Wet van 7 juli 2010 tot
wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en enkele andere wetten in
verband met de versterking van de positie van de referent in het
reguliere vreemdelingenrecht en versnelling van de
vreemdelingenrechtelijke procedure (Wet modern migratiebeleid) eerder in
werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking
treedt als artikel 47 van deze wet, wordt in artikel 47 na onderdeel C
een onderdeel ingevoegd, luidende:

C1

	In artikel 47a, tweede lid, wordt “de ambtenaren van politie als
bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en c, en tweede lid, van de
Politiewet 1993” vervangen door: de ambtenaren van politie, bedoeld in
artikel 2, onder a, c en d, van de Politiewet 201X, die zijn aangesteld
voor de uitvoering van de politietaak.

	2. Indien artikel I, onderdeel O, van de Wet van 7 juli 2010 tot
wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en enkele andere wetten in
verband met de versterking van de positie van de referent in het
reguliere vreemdelingenrecht en versnelling van de
vreemdelingenrechtelijke procedure (Wet modern migratiebeleid) later in
werking treedt dan artikel 47 van deze wet, wordt in artikel I,
onderdeel O, van die wet in artikel 47a, tweede lid, “de ambtenaren
van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en c, en
tweede lid, van de Politiewet 1993” vervangen door: de ambtenaren van
politie, bedoeld in artikel 2, onder a, c en d, van de Politiewet 201X,
die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

Artikel 50

	Indien het bij koninklijke boodschap van 12 januari 2010 ingediende
voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Bussum, Muiden,
Naarden en Weesp (32 280), tot wet is of wordt verheven, en die wet
later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in
werking treedt als artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 201X,
vervalt artikel 7 van die wet.

Artikel 51

	1. Indien het bij geleidende brief van 3 november 2010 van de leden
Kaya en Van Hijum ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de
Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het in
overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van
werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet
normalisering rechtspositie ambtenaren) (32 550), tot wet is of wordt
verheven, en artikel II van die wet eerder in werking is getreden of
treedt dan de artikelen 47 en 53 van de Politiewet 201X, wordt de
Politiewet 201X als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 47 vervallen het eerste, derde en vierde lid, alsmede de
aanduiding “2.” voor het tweede lid.

B

	In artikel 53, derde lid, wordt “de artikelen 47, eerste en tweede
lid, en 48” vervangen door: de artikelen 47 en 48. 

	2. Indien het bij geleidende brief van 3 november 2010 van de leden
Kaya en Van Hijum ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de
Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het in
overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van
werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet
normalisering rechtspositie ambtenaren) (32 550), tot wet is of wordt
verheven, en de artikelen I en II van die wet later in werking treden
dan de artikelen 47 en 53 van de Politiewet 201X, wordt de Wet
normalisering rechtspositie ambtenaren als volgt gewijzigd:

A

	In artikel I wordt in de artikelen 16 en 17 “artikel 50, eerste lid,
van de Politiewet 1993” vervangen door: artikel 47, eerste lid, van de
Politiewet 201X.

B

	Artikel II komt te luiden:

Artikel II

	De Politiewet 201X wordt als volgt gewijzigd:

	In artikel 47 vervallen het eerste, derde en vierde lid, alsmede de
aanduiding “2.” voor het tweede lid.

	2. In artikel 53, derde lid, wordt “de artikelen 47, eerste en tweede
lid, en 48” vervangen door: de artikelen 47 en 48.

§ 4. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Artikel 52

	In artikel 24 van de Leerplichtwet 1969 wordt “Ambtenaren, aangesteld
voor de uitvoering van de politietaak” vervangen door: Ambtenaren van
politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

§ 5. Ministerie van Financiën

Artikel 53

	In artikel 11:9 van de Algemene douanewet wordt “ambtenaren,
aangesteld voor de uitvoering van de politietaak” vervangen door:
ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de
politietaak.

Artikel 54

	In artikel 86 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt
“ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak”
vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering
van de politietaak.

Artikel 55

	In artikel 15, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op belastingen van
rechtsverkeer wordt “een politieregio in de zin van artikel 21 van de
Politiewet 1993” vervangen: de politie.

§ 6. Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Artikel 56

	De Scheepvaartverkeerswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 9, derde lid, 28a, zesde, negende tot en met elfde lid,
32, eerste lid, en 53, tweede lid, wordt “Onze Minister van
Justitie” telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en
Justitie.

B

	In artikel 9, derde lid, wordt “ambtenaren, aangesteld voor de
uitoefening van de politietaak” vervangen door: ambtenaren van
politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

C

	In artikel 28a, zesde, negende en tiende lid, wordt “ambtenaren,
aangesteld voor de uitvoering van de politietaak” telkens vervangen
door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de
politietaak.

C

	Artikel 51 vervalt.

Artikel 57

	In artikel 89, vijfde lid, van de Spoorwegwet wordt “ambtenaren,
aangesteld voor de uitvoering van de politietaak” vervangen door:
ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de
politietaak.

Artikel 58

	De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 163, vijfde, achtste en negende lid, wordt “ambtenaren,
aangesteld voor de uitvoering van de politietaak” telkens vervangen
door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de
politietaak.

B

	In artikel 174, eerste lid, wordt “ambtenaar, aangesteld voor de
uitvoering van de politietaak” vervangen door: ambtenaar van politie,
aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

Artikel 59

	De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 5.8, tweede lid, wordt “Politiewet 1993” vervangen door:
Wet veiligheidsregio’s.	

B

	In artikel 5.12, eerste lid, wordt “Onze Minister van Justitie”
vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel 60

	De Wet explosieven voor civiel gebruik wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel a wordt “Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen door: Onze Minister
van Infrastructuur en Milieu.

	2. In onderdeel b wordt “korpschef als bedoeld in artikel 24 van de
Politiewet 1993” vervangen door: korpschef als bedoeld in artikel 27
van de Politiewet 201X.

B

	In de artikelen 13, 16 en 18 wordt “Onze Minister van Economische
Zaken” telkens vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie.

C

	Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid vervalt onderdeel c en wordt de puntkomma aan het
slot van onderdeel b vervangen door een punt.

	2. In het tweede lid vervalt: en c.

§ 7. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Artikel 61

	De Flora- en faunawet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “de korpschef van het regionale
politiekorps in de regio, waarin de woonplaats van de aanvrager is
gelegen, of, indien deze niet woonachtig is in Nederland, bij de
korpschef van het politiekorps in de regio Haaglanden” vervangen door:
de korpschef, bedoeld in artikel 27, van de Politiewet 201X,.

	2. In het tweede lid vervalt: die de akte heeft verleend.

	3. In het derde lid wordt “Onze Minister van Justitie” vervangen
door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

	4. In het vierde lid vervalt “als bedoeld in het eerste en tweede
lid” en wordt “Onze Minister van Justitie” vervangen door: Onze
Minister van Veiligheid en Justitie.

B

	In artikel 104, eerste lid, wordt “Onze Minister van Justitie”
vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel 61a

	In artikel 57, tweede lid, van de Visserijwet 1963 vervalt: en in het
Algemeen Politieblad.

§ 8. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Artikel 62

	In de artikelen 20, vierde lid, en 66, tweede lid, van de Wet
bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt
“ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak”
telkens vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de
uitvoering van de politietaak.

Artikel 63

	Indien het bij koninklijke boodschap van 30 juni 2009 ingediende

voorstel van wet houdende regels ten aanzien van zorg en dwang voor
personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke
handicap (Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk
gehandicapte cliënten) (31 996), tot wet is of wordt verheven, wordt in
artikel 28, eerste lid, van die wet “ambtenaren, aangesteld voor de
uitvoering van de politietaak” vervangen door: ambtenaren van politie,
aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 64

	1. Indien ingevolge enig wettelijk voorschrift:

	a. over het ontwerp van een regeling of het voornemen tot het treffen
van een regeling advies moet worden gevraagd,

	b. van het ontwerp van een regeling kennis moet worden gegeven, of

	c. de voordracht voor een algemene maatregel van bestuur moet worden
gedaan door een andere minister dan Onze Minister van Veiligheid en
Justitie,

	geldt dat voorschrift niet ten aanzien van het Aanpassingsbesluit
Politiewet 201X.

	2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op het horen van
de Raad van State.

Artikel 65

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 66

	Deze wet wordt aangehaald als: Invoerings- en aanpassingswet Politiewet
201X.

Artikel 67

	Voor het tijdstip van plaatsing in het Staatsblad vervangt Onze
Minister van Veiligheid en Justitie de in deze wet voorkomende
aanduiding “201X” door het jaartal van het Staatsblad, waarin het
bij koninklijke boodschap van 21 november 2006 ingediende voorstel van
wet houdende vaststelling van een nieuwe Politiewet (Politiewet 200.)
(30 880), na tot wet te zijn verheven, is geplaatst.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Bijlage A als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Invoerings- en
aanpassingswet Politiewet 201X

korpschef; 

directeur operatiën, tevens plaatsvervangend korpschef;

directeur operatiën;

directeur bedrijfsvoering;

politiechefs;

hoofd operatiën, tevens plaatsvervangend politiechef; 

hoofd operatiën (van de landelijke en regionale eenheden);

hoofd bedrijfsvoering (van de landelijke en regionale eenheden);

chief information officer;

directeur financiën;

directeur HRM;

directeur facilitair;

directeur communicatie;

hoofd korpsstaf;

hoofd dienst infrastructuur;

hoofd dienst landelijke recherche;

hoofd landelijke operationeel centrum;

hoofd dienst landelijke informatieorganisatie;

hoofd dienst landelijke operationele samenwerking;

hoofd dienst bewaken en beveiligen;

hoofd dienst speciale interventie.

Bijlage B als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Invoerings- en
aanpassingswet Politiewet 201X

Naam algemene maatregel van bestuur	Grondslag in de Politiewet 201X

Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere
opsporingsambtenaren	Artikelen 7, zevende lid, en 9, eerste en vierde
lid

Besluit van 25 april 1994, houdende aanwijzing van de personen, bedoeld
in artikel 6, tweede lid, van de Politiewet 1993, over wie de
politietaak van de Koninklijke marechaussee zich mede uitstrekt (Stb.
353)	Artikel 4, tweede lid

Besluit algemene rechtspositie politie	Artikel 47, eerste lid

Besluit beschikbaarstelling politieambtenaren ten behoeve van
vredesmissies	Artikel 47, eerste lid

Besluit bezoldiging politie	Artikel 47, eerste lid

Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie	Artikel 47,
eerste lid

Besluit Kroonbenoemingen politie	Artikel45, tweede lid

Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie	Artikel 47,
eerste lid

Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994	Artikel 47, eerste lid

Besluit rangen politie	Artikel 48

Besluit rechtspositie vrijwillige politie	Artikel 47, eerste lid

Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie 	Artikel 47, eerste
lid

Besluit suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector
politie	Artikel 47, eerste lid

Besluit zorgaanspraken AWBZ	Artikel 47, eerste lid



Bijlage C als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Invoerings- en
aanpassingswet Politiewet 201X

Naam regeling	Grondslag in de Politiewet 201X

Regeling van de ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en van
Defensie van 29 maart 1994 (nrs. 430241/594/GBJD, EA 94/U894 en CWW
85/008), houdende aanwijziging van de overige luchtterrein waarop de
Koninklijke marechaussee de politietaak uitvoert (Stcrt. 70)	Artikel 4,
eerste lid, onderdeel c

Klachtenregeling politietaken Koninklijke Marechaussee/krijgsmacht 2004
Artikel 69, eerste lid

Klachtenregeling Rijksrecherche	Artikel 68, eerste lid

Regeling bijstand bestrijding luchtvaartterrorisme	Artikel 58, tweede
lid

Regeling C2000 en GMS	Artikel 23, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid

Regeling informatiebeveiliging politie	Artikel 23, eerste lid, onderdeel
a en b

Samenwerkingsregeling bestrijding terroristische misdrijven	Artikel 23,
eerste en tweede lid

Regeling Dienst speciale interventies	Artikel 59, vierde lid

Samenwerkingsregeling mobiele eenheden	Artikel 5

Samenwerkingsregeling politie-Koninklijke marechaussee	Artikel 5

Aanwijzing ambtenaren belast met vervoer arrestanten (Stcrt. 1998, 204)
Artikel 9, zesde lid



 

 

 PAGE    

 PAGE   41