[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de regeling betreffende herziening ten voordele van de gewezen verdachte (Wet hervorming herziening ten voordele)

Eindtekst

Nummer: 2012D00796, datum: 2011-12-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z15446:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

20 december 2011



Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een
hervorming van de regeling betreffende herziening ten voordele van de
gewezen verdachte (Wet hervorming herziening ten voordele)



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Wetboek
van Strafvordering te wijzigen in verband met een verbetering van de
mogelijkheden tot herziening van onherroepelijke rechterlijke uitspraken
ten voordele van de gewezen verdachte;

	Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	In het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering komt de Achtste
Titel te luiden:

TITEL VIII

HERZIENING VAN ARRESTEN EN VONNISSEN

Artikel 457

	1. Op aanvraag van de procureur-generaal of van de gewezen verdachte te
wiens aanzien een vonnis of arrest onherroepelijk is geworden, kan de
Hoge Raad ten voordele van de gewezen verdachte een uitspraak van de
rechter in Nederland houdende een veroordeling herzien:

	a. op grond van de omstandigheid dat bij onderscheidene arresten of
vonnissen die onherroepelijk zijn geworden of bij verstek zijn gewezen,
bewezenverklaringen zijn uitgesproken die niet zijn overeen te brengen;

	b. op grond van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van
de Mens waarin is vastgesteld dat het Europees Verdrag tot bescherming
van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden of een protocol
bij dit verdrag is geschonden in de procedure die tot de veroordeling of
een veroordeling wegens hetzelfde feit heeft geleid, indien herziening
noodzakelijk is met het oog op rechtsherstel als bedoeld in artikel 41
van dat verdrag;

	c. indien er sprake is van een gegeven dat bij het onderzoek op de
terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat op zichzelf of in
verband met de vroeger geleverde bewijzen met de uitspraak niet
bestaanbaar schijnt, zodanig dat het ernstige vermoeden ontstaat dat
indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak
zou hebben geleid, hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte,
hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de
niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de
toepassing van een minder zware strafbepaling.

	2. Waar in deze bepaling wordt gesproken van een veroordeling, is
hieronder het ontslag van alle rechtsvervolging met oplegging van een
vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in de artikelen 37 en 37a van
het Wetboek van Strafrecht begrepen.

Artikel 458

	1. Na het overlijden van de gewezen verdachte kan de
herzieningsaanvraag gedaan worden door:

	a. de procureur-generaal;

	b. de overlevende echtgenoot of geregistreerde partner, of bij
afwezigheid dan wel niet in staat of bereid zijn van deze;

	c. elke bloedverwant in de rechte lijn of bij afwezigheid dan wel niet
in staat of bereid zijn van deze;

	d. de bloedverwanten in de zijlijn tot en met de tweede graad.

	2. Elke bevoegdheid die op grond van deze titel aan de gewezen
verdachte is toegekend, komt ook toe aan de in het eerste lid, onder b,
c en d genoemde personen die herziening hebben aangevraagd. Indien de
aanvraag is gedaan door de procureur-generaal wordt door de Hoge Raad
een bijzondere vertegenwoordiger benoemd.

	3. De artikelen van deze titel zijn van overeenkomstige toepassing, met
dien verstande dat er na vernietiging van de uitspraak geen straf of
maatregel kan worden opgelegd.

	4. Indien gedurende de behandeling van de zaak de gewezen verdachte
overlijdt, wordt het geding voortgezet en door de rechter voor wie de
zaak dient of moet dienen, een bijzondere vertegenwoordiger benoemd. De
artikelen van deze titel zijn van overeenkomstige toepassing.

	5. Indien de gewezen verdachte de leeftijd van zestien jaren nog niet
heeft bereikt of anders dan wegens verkwisting onder curatele is
gesteld, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet in staat is te
beoordelen of zijn belang gediend is met een herzieningaanvraag, kan
zijn wettelijke vertegenwoordiger in burgerlijke zaken de aanvraag doen
indienen door zijn raadsman. De artikelen van deze titel zijn van
overeenkomstige toepassing.

Artikel 459

	Het bestuur van de raad voor rechtsbijstand kan de gewezen verdachte
alsmede de personen genoemd in artikel 458 met overeenkomstige
toepassing van de artikelen 42, derde lid, en 43 een raadsman toevoegen
in geval van een herzieningsaanvraag of een verzoek als bedoeld in
artikel 461.

Artikel 460

	1. De procureur-generaal dient de herzieningsaanvraag bij de Hoge Raad
in door middel van een schriftelijke vordering.

	2. De gewezen verdachte kan de herzieningsaanvraag slechts door zijn
raadsman laten indienen bij de Hoge Raad. De door de raadsman
ondertekende aanvraag is schriftelijk en vermeldt de gronden waarop deze
berust, met bijvoeging van de bescheiden waaruit van die gronden kan
blijken, alsmede van een kopie van de uitspraak waarvan herziening wordt
gevraagd.

Artikel 461

	1. Ter voorbereiding van een herzieningsaanvraag kan een gewezen
verdachte, die is veroordeeld voor een feit waarop naar de wettelijke
omschrijving gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en
waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt, door zijn raadsman aan de
procureur-generaal doen verzoeken een nader onderzoek in te stellen naar
de aanwezigheid van een grond voor herziening als bedoeld in artikel
457, eerste lid, onder c.

	2. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend en door de raadsman
ondertekend. Het verzoek behelst een opgave van de onderzoekshandelingen
die dienen te worden verricht, met bijvoeging van een kopie van de
uitspraak waarvan de gewezen verdachte herziening wil aanvragen, en is
met redenen omkleed. Het verzoek kan tevens strekken tot de instelling
van een onderzoeksteam als bedoeld in artikel 463.

	3. Indien het verzoek niet voldoet aan de in het eerste en tweede lid
genoemde voorwaarden, verklaart de procureur-generaal het niet
ontvankelijk. Indien het verzoek ontvankelijk is kan de
procureur-generaal het verzoek slechts afwijzen indien:

	a. er onvoldoende aanwijzingen zijn dat er mogelijkerwijs sprake is van
een grond tot herziening, of

	b. het verzochte onderzoek niet noodzakelijk is.

	4. De procureur-generaal beslist zo spoedig mogelijk. De beslissing is
met redenen omkleed en wordt schriftelijk ter kennis gebracht van degene
die het verzoek heeft ingediend. In geval van toewijzing van het verzoek
vermeldt de beslissing de te verrichten onderzoekshandelingen.

	5. Artikel 457, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 462

	1. In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 461 kan de
procureur-generaal ambtshalve of op verzoek van de gewezen verdachte
advies inwinnen van een commissie belast met de advisering over de
wenselijkheid van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 461, eerste
lid.

	2. Tenzij het verzoek als bedoeld in artikel 461 naar zijn oordeel
niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, dan wel voor toewijzing
vatbaar is, wint de procureur-generaal in ieder geval advies in van de
commissie indien de gewezen verdachte is veroordeeld tot een
gevangenisstraf van zes jaren of meer.

	3. Het advies van de commissie wordt schriftelijk uitgebracht en is
openbaar. Indien de beslissing van de procureur-generaal over het in
artikel 461, eerste lid, bedoelde verzoek afwijkt van het advies van de
commissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld.

	4. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld
betreffende samenstelling, inrichting, bevoegdheden en werkwijze van de
in het eerste lid bedoelde commissie. De algemene maatregel van bestuur
bevat in ieder geval bepalingen over het aantal leden en de zittingsduur
van deze leden, de vervulling van het secretariaat en de aan de
commissie ter beschikking te stellen financiële middelen. De benoeming
van de leden geschiedt door de Minister van Veiligheid en Justitie op
voordracht van de procureur-generaal.

Artikel 463

	1. In geval van toewijzing van het in artikel 461 bedoelde verzoek,
stelt de procureur-generaal het nader onderzoek in. Indien daarbij naar
zijn oordeel enig onderzoek door de rechter-commissaris noodzakelijk is,
kan hij dat onderzoek opdragen aan de rechter-commissaris belast met de
behandeling van strafzaken, in een rechtbank die van de zaak nog geen
kennis heeft genomen. Artikel 469, derde lid, is van overeenkomstige
toepassing.

	2. Indien naar zijn oordeel het belang van het nader onderzoek dit
vordert, kan de procureur-generaal zich bij het verrichten daarvan laten
bijstaan door een onderzoeksteam.

	3. Het in het tweede lid bedoelde team wordt samengesteld uit
opsporingsambtenaren die niet eerder bij de strafzaak betrokken zijn
geweest. Het team kan worden aangevuld met leden van het openbaar
ministerie of deskundigen, die niet eerder bij de strafzaak betrokken
zijn geweest. Het College van procureurs-generaal verleent de
procureur-generaal op diens verzoek de nodige bijstand bij de instelling
van het onderzoeksteam en de uitvoering van het onderzoek. De leden van
het onderzoeksteam worden benoemd door de procureur-generaal.

	4. De werkzaamheden van het onderzoeksteam geschieden onder leiding en
verantwoordelijkheid van de procureur-generaal. Artikel 111, derde lid,
van de Wet op de rechterlijke organisatie is van overeenkomstige
toepassing.

	5. Indien tijdens het nader onderzoek getuigen of deskundigen worden
gehoord, nodigt de procureur-generaal of degene die in diens opdracht
met het verhoor is belast, de raadsman van gewezen verdachte tot
bijwoning van het verhoor uit, voor zover dit met de bescherming van de
in artikel 187d, eerste lid, vermelde belangen verenigbaar is. De
gewezen verdachte kan in de gelegenheid worden gesteld het verhoor bij
te wonen. De gewezen verdachte en diens raadsman kunnen de vragen
opgeven die zij gesteld wensen te zien. Artikel 187, tweede en derde
lid, 187b en 187d zijn van overeenkomstige toepassing.

	6. Nadat de onderzoekshandelingen zijn voltooid worden de daarop
betrekking hebbende stukken aan de processtukken toegevoegd en wordt aan
de verzoeker een afschrift van die stukken toegezonden.

Artikel 464

	1. Ten aanzien van het in artikel 463, tweede lid, bedoelde onderzoek
vinden de artikelen 28 tot en met 31, 94, eerste en derde lid, 96 tot en
met 102a, 104 tot en met 116, eerste lid, 124 tot en met 125o, 126n tot
en met 126nd, 126nf tot en met 126ni, 126aa tot en met 126dd, 141, 142,
148, 150 tot en met 151d en 152 tot en met 157 overeenkomstige
toepassing met dien verstande dat daar waar wordt gesproken van de
verdachte daaronder wordt verstaan de gewezen verdachte, voorzover niet
uit enige bepaling het tegendeel volgt.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de inrichting van het onderzoek.

Artikel 464a 

1. In gevallen waarin de Hoge Raad beslist op een herzieningsaanvraag
die betrekking heeft op een uitspraak als bedoeld in artikel 457, eerste
lid, waartegen beroep in cassatie als bedoeld in de Derde Titel van het
Derde Boek is ingesteld, is hij samengesteld uit raadsheren die niet op
het beroep in cassatie hebben beslist.

2. In gevallen waarin de procureur-generaal, de plaatsvervangend
procureur-generaal of een advocaat-generaal met betrekking tot een
uitspraak als bedoeld in artikel 457, eerste lid, eerder bevoegdheden
heeft uitgeoefend die op grond van de Derde Titel van het Derde Boek aan
de procureur-generaal zijn toegekend, worden de bevoegdheden die in deze
Titel aan de procureur-generaal zijn toegekend bij voorkeur uitgeoefend
door:

    a. in geval het de procureur-generaal betreft: de plaatsvervangend
procureur-generaal of een advocaat-generaal;

    b. in geval het de plaatsvervangend procureur-generaal betreft: een
advocaat-generaal; 

    c. in geval het een advocaat-generaal betreft – een andere
advocaat-generaal.

Artikel 465

	1. De Hoge Raad verklaart de herzieningsaanvraag niet-ontvankelijk
indien deze niet een onherroepelijke uitspraak van de rechter in
Nederland houdende een veroordeling of een ontslag van alle
rechtsvervolging als bedoeld in artikel 457, tweede lid, betreft, dan
wel niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 460 gesteld.

	2. De Hoge Raad kan de herzieningsaanvraag betreffende het in artikel
457, eerste lid, onder b, vermelde geval niet-ontvankelijk verklaren
indien deze niet wordt ingediend binnen drie maanden nadat zich een
omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de uitspraak van
het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de gewezen verdachte bekend
is.

	3. Indien de herzieningsaanvraag kennelijk ongegrond is, wijst de Hoge
Raad deze af.

	4. In de overige gevallen zijn de navolgende bepalingen uit deze titel
van toepassing.

	5. De Hoge Raad kan alvorens een beslissing te nemen opdracht geven tot
een nader onderzoek als bedoeld in de artikelen 461 en 463 of tot het
inwinnen van advies van de in artikel 462 bedoelde commissie.

Artikel 466

	1. De Hoge Raad beveelt de verdere behandeling op de openbare
terechtzitting op een daartoe door de voorzitter te bepalen dag.

	2. Indien op de voet van artikel 463, zesde lid, een afschrift is
toegezonden van de resultaten van het onderzoek, wordt de dienende
rechtsdag bepaald op een datum niet eerder dan zes weken na die
toezending, en kan de gewezen verdachte of zijn raadsman de
herzieningsaanvraag schriftelijk nader toelichten tot uiterlijk de
laatste dag voor de dienende rechtsdag.

	3. De procureur-generaal doet ten minste tien dagen voor de dienende
rechtsdag aan de gewezen verdachte aanzegging van die dag.

Artikel 467

	1. De herzieningsaanvraag wordt in behandeling genomen op een openbare
terechtzitting voor strafzaken van de enkelvoudige kamer van de Hoge
Raad.

	2. De enkelvoudige kamer verwijst een zaak naar de meervoudige kamer:

	a. wanneer de raadsman van de gewezen verdachte te kennen geeft de
herzieningsaanvraag mondeling te willen toelichten;

	b. wanneer zij de dag voor de uitspraak bepaalt;

	c. wanneer zij verwijzing wenselijk acht.

	3. De meervoudige kamer verwijst een zaak wederom naar de enkelvoudige
kamer, indien dat in enige stand van het geding nodig is.

Artikel 468

	1. Op de terechtzitting van de enkelvoudige kamer, of op de
terechtzitting van de meervoudige kamer wanneer de raadsman daar de
herzieningsaanvraag mondeling heeft toegelicht, dan wel op een nadere
terechtzitting neemt de procureur-generaal zijn conclusie, die hij aan
de Hoge Raad overlegt.

	2. Voorafgaand aan zijn conclusie kan de procureur-generaal ambtshalve
een nader onderzoek instellen als bedoeld in de artikelen 461 en 463
alsmede een advies inwinnen bij de commissie als bedoeld in artikel 462.
De artikelen 461, 462, eerste, derde en vierde lid, 463 en 464 zijn van
overeenkomstige toepassing.

	3. Nadat de procureur-generaal zijn conclusie heeft genomen wordt de
dag voor de uitspraak bepaald.

	4. Aan de raadsman wordt een afschrift van de conclusie toegezonden.

	5. De raadsman kan binnen twee weken na verzending van het afschrift
van de conclusie zijn schriftelijk commentaar daarop aan de Hoge Raad
doen toekomen.

Artikel 469

	1. Indien de Hoge Raad de noodzakelijkheid daarvan blijkt draagt hij
aan de procureur-generaal op een nader onderzoek te verrichten als
bedoeld in de artikelen 461 en 463, dan wel advies in te winnen van de
in artikel 462 bedoelde commissie. De artikelen 463, tweede tot en met
zesde lid, en 464 zijn van overeenkomstige toepassing. Nadat het
onderzoek is voltooid, doet de procureur-generaal de stukken toekomen
aan de Hoge Raad.

	2. Tevens kan de Hoge Raad een nader onderzoek opdragen aan een daartoe
uit zijn midden te benoemen raadsheer-commissaris, doch hij kan dit ook,
indien de herziening niet betreft een door de Hoge Raad in eerste aanleg
gewezen arrest, opdragen aan de rechter-commissaris belast met de
behandeling van strafzaken, in een rechtbank die van de zaak nog geen
kennis heeft genomen.

	3. Het in het tweede lid bedoelde onderzoek wordt overeenkomstig de
tweede tot en met de vijfde en de achtste afdeling van de Derde Titel
van het Tweede Boek gevoerd. De getuigen worden beëdigd of wel
overeenkomstig artikel 216, tweede lid, aangemaand. Indien het onderzoek
geschiedt door een raadsheer-commissaris, geldt al hetgeen bepaald is
over de rechtbank, de rechter-commissaris, de officier van justitie en
de griffier, ten aanzien van de Hoge Raad, de raadsheer-commissaris, de
procureur-generaal en de griffier van de Hoge Raad, behoudens dat de
raadsheer-commissaris en de procureur-generaal zich bij het doorzoeken
van plaatsen en bij een schouw kunnen doen vervangen door de
rechter-commissaris en de officier van justitie bij de rechtbank binnen
welker rechtsgebied de doorzoeking of schouw moet plaatshebben. Artikel
172 is van overeenkomstige toepassing.

	4. Na afloop van het onderzoek doet de raadsheer- of
rechter-commissaris de stukken toekomen aan de Hoge Raad.

	5. Aan de raadsman wordt een afschrift van de stukken van het onderzoek
toegezonden.

	6. Indien de procureur-generaal opnieuw een conclusie neemt is artikel
468, eerste en derde tot en met vijfde lid, van overeenkomstige
toepassing.

Artikel 470

	Indien de Hoge Raad de herzieningsaanvraag niet gegrond acht, wijst hij
die af.

Artikel 471

	1. Indien de Hoge Raad de herzieningsaanvraag betreffende het geval in
artikel 457, eerste lid, onder a, gegrond acht, vernietigt hij de
arresten of vonnissen, met verwijzing van de zaken naar een gerechtshof
dat daarvan nog geen kennis heeft genomen, ten einde die gelijktijdig
opnieuw te onderzoeken en daarin bij een en dezelfde uitspraak recht te
doen, zonder dat echter de straf de bij de vernietigde arresten of
vonnissen opgelegde straffen te boven mag gaan. Hebben reeds alle
gerechtshoven van de zaak kennis genomen, dan wordt niettemin één
daarvan aangewezen.

	2. Indien een van de onherroepelijke uitspraken door de Hoge Raad in
eerste aanleg is gewezen, wordt de zaak verwezen naar de terechtzitting
van de Hoge Raad samengesteld als in artikel 477 vermeld.

	3. De gewezen verdachte aan wie krachtens de vernietigde uitspraak zijn
vrijheid is ontnomen, is van rechtswege vrij en wordt onverwijld in
vrijheid gesteld, behoudens het bepaalde in artikel 473.

Artikel 472

	1. Indien de Hoge Raad de herzieningsaanvraag betreffende het geval,
vermeld in artikel 457, eerste lid, onder b, gegrond acht, doet hij bij
wijze van herziening de zaak zelf af of beveelt hij de opschorting of
schorsing van de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke uitspraak en
verwijst hij de zaak op de voet van artikel 471, teneinde – met
inachtneming van het arrest van de Hoge Raad – hetzij de
onherroepelijke uitspraak te handhaven hetzij met vernietiging daarvan
recht te doen.

	2. Indien de Hoge Raad de herzieningsaanvraag betreffende het geval
genoemd in artikel 457, eerste lid, onder c, gegrond acht, beveelt hij
de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de
onherroepelijke uitspraak en verwijst hij de zaak op de voet van artikel
471, teneinde hetzij de onherroepelijke uitspraak te handhaven, hetzij
met vernietiging daarvan:

	a. het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren,

	b. de verdachte vrij te spreken of

	c. als niet-strafbaar te ontslaan van alle rechtsvervolging, of

	d. de verdachte opnieuw te veroordelen met toepassing van de minder
zware strafbepaling of met oplegging van een lagere straf.

	3. Artikel 471, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 473

	1. Bij de verwijzing kan de Hoge Raad een bevel tot gevangenhouding
tegen de gewezen verdachte uitvaardigen. Dit bevel is geldig voor
onbepaalde termijn, doch kan door het gerechtshof worden geschorst of
opgeheven. In geen geval zal deze gevangenhouding langer mogen duren dan
de nog niet volbrachte vrijheidsstraf die de gewezen verdachte krachtens
de onherroepelijke uitspraak dient te ondergaan. De artikelen 62, 67,
67a, 69, 73 en 77 tot en met 86 zijn van overeenkomstige toepassing.

	2. Indien bij de onherroepelijke uitspraak aan de gewezen verdachte een
tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel is opgelegd, kan het in het
eerste lid bedoelde bevel tot gevangenhouding ten uitvoer worden gelegd
in een inrichting die ingevolge de Penitentiaire beginselenwet of de
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden bestemd is voor de
tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel. Voor de gewezen verdachte
blijft de rechtspositie van de Penitentiaire beginselenwet of de
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden onverminderd van
toepassing.

	3. Indien de gewezen verdachte, tegen wie een bevel tot gevangenhouding
als bedoeld in het eerste lid is uitgevaardigd, geen raadsman heeft,
wordt deze hem ambtshalve door het bestuur van de raad voor
rechtsbijstand op last van de voorzitter van het gerechtshof toegevoegd.

	4. Hangende de beslissing op de herzieningsaanvraag kan de Hoge Raad te
allen tijde de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke uitspraak
opschorten.

Artikel 474

	Beslissingen als bedoeld in de artikelen 465 en 470 tot en met 472
worden gegeven bij met redenen omkleed arrest. Het arrest wordt op een
openbare terechtzitting uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en
de procureur-generaal.

Artikel 475

	De beslissingen van de Hoge Raad genoemd in de artikelen 465, 470 tot
en met 473 worden zodra mogelijk vanwege de procureur-generaal aan de
belanghebbende schriftelijk medegedeeld en in afschrift toegezonden aan
de ambtenaar belast met de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke
uitspraak waarvan de herziening is gevraagd, of van het vernietigde
arrest of vonnis.

Artikel 476

	1. Het rechtsgeding in de verwezen zaak of zaken wordt bij het
gerechtshof gevoerd met overeenkomstige toepassing van de artikelen 412,
eerste, tweede en derde lid, 413, 414, 415, 417, 418, eerste en tweede
lid, 419, 420 en 421, met dien verstande dat artikel 312 buiten
toepassing blijft.

	2. De raadsheer die enig onderzoek in de zaak heeft verricht, neemt op
straffe van nietigheid aan het onderzoek op de terechtzitting geen deel.

	3. In de gevallen bedoeld in de artikelen 316 en 347 wordt het
onderzoek gevoerd door een daartoe door het gerechtshof aangewezen
rechter-commissaris of raadsheer-commissaris die nog geen onderzoek in
de zaak heeft verricht.

	4. Het onderzoek en de beraadslaging, bedoeld in de artikelen 348 en
350, geschieden zowel naar aanleiding van het onderzoek op de
terechtzitting in herziening als van het onderzoek in vorige
terechtzittingen, zoals dat volgens daarvan opgemaakt proces-verbaal
heeft plaats gehad.

	5. Ten aanzien van de bij de verwijzing vernietigde uitspraken doet het
gerechtshof opnieuw recht; ten aanzien van de bij de verwijzing niet
vernietigde uitspraak handhaaft het gerechtshof deze met gehele of
gedeeltelijke overneming, aanvulling of verbetering van de gronden of
doet, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak, opnieuw
recht met inachtneming van artikel 472, eerste of tweede lid.

Artikel 477

	1. Indien de Hoge Raad ingevolge verwijzing op de voet van artikel 471,
eerste lid, of artikel 472, eerste of tweede lid, zelf recht doet,
oordeelt hij met een aantal van tien raadsheren. Bij het staken van de
stemmen wordt een uitspraak gewezen ten voordele van de gewezen
verdachte.

	2. Het rechtsgeding in de verwezen zaak of zaken wordt bij de Hoge Raad
gevoerd op de voet van artikel 476, eerste en derde tot en met vijfde
lid, met dien verstande dat in het geval van het derde lid van dat
artikel het onderzoek ook kan worden opgedragen aan een daartoe door de
Hoge Raad uit zijn midden aangewezen raadsheer-commissaris. Tegen de
beslissingen van de Hoge Raad is geen beroep of bezwaar toegelaten.

Artikel 478

	1. In geen geval mag door de Hoge Raad of door het gerechtshof een
straf of maatregel worden opgelegd, die zwaarder is dan die bij het
vernietigde arrest of vonnis was opgelegd of een zwaardere strafbepaling
worden toegepast.

	2. Indien bij samenloop van meerdere feiten één hoofdstraf is
uitgesproken en de herziening slechts gevraagd is ten aanzien van een of
meer van die feiten, wordt, in geval van vernietiging, bij de uitspraak
in herziening de straf voor het andere feit of de andere feiten bepaald.

	3. Bij de uitspraak wordt bepaald dat de reeds vroeger krachtens de
vernietigde uitspraak voor het feit ondergane straf, en de krachtens
artikel 473 ondergane voorlopige hechtenis in mindering zal worden
gebracht.

Artikel 479

	1. Indien de bij de onherroepelijke uitspraak opgelegde straf of
maatregel bij wege van gratie reeds is kwijtgescholden, kan geen straf
worden opgelegd.

	2. Is de straf door gratie gewijzigd of verminderd, dan wordt geen
straf opgelegd, die de gewijzigde of verminderde straf te boven gaat.

Artikel 480

	1. Indien na de vernietiging van de onherroepelijke uitspraak geen
straf of maatregel dan wel de maatregel, bedoeld in artikel 37 van het
Wetboek van Strafrecht, wordt opgelegd, wordt, op verzoek van de gewezen
verdachte of van zijn erfgenamen, wat betreft de ondergane straf of
vrijheidsbenemende maatregel een schadevergoeding toegekend. De
toekenning heeft plaats, voor zover daartoe, naar het oordeel van de
rechter, gronden van billijkheid aanwezig zijn op de voet van de
artikelen 89 tot en met 93.

	2. Ten aanzien van de ondergane verzekering en van de ondergane
voorlopige hechtenis vinden die artikelen overeenkomstige toepassing.

Artikel 481

	1. Indien er een herzieningsaanvraag of een verzoek tot een nader
onderzoek als bedoeld in artikel 461 is ingediend, vraagt het openbaar
ministerie zo mogelijk aan het slachtoffer of diens nabestaanden of hij
op de hoogte wenst te worden gehouden van de voortgang van de
herzieningsprocedure.

	2. Op verzoek van het slachtoffer of diens nabestaanden wordt door het
openbaar ministerie in ieder geval mededeling gedaan van de beslissing
van de Hoge Raad over de herzieningsaanvraag en van de einduitspraak in
de herzieningszaak tegen de verdachte. In daartoe aangewezen gevallen en
in ieder geval indien het feit waarvoor de gewezen verdachte werd
veroordeeld een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, of een van de
misdrijven genoemd in de artikelen 240b, 247, 248a, 248b, 249, 250,
273f, eerste lid, 285, 285b, 300, tweede en derde lid, 301, tweede en
derde lid, 306 tot en met 308 en 318 van het Wetboek van Strafrecht en
artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 doet het openbaar ministerie
desgevraagd tevens mededeling van de invrijheidstelling van de gewezen
verdachte.

Artikel 482

	1. Indien de gewezen verdachte bij het vernietigde arrest of vonnis is
veroordeeld tot een vergoeding aan de benadeelde partij van de door het
strafbare feit veroorzaakte schade kan bij de uitspraak in herziening
worden bepaald dat reeds betaalde schadevergoedingen aan de gewezen
verdachte worden vergoed. Deze kosten komen ten laste van ’s Rijks
kas.

	2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op door de gewezen
verdachte aan de benadeelde partij betaalde proceskosten.

ARTIKEL IA

	Onze Minister van Veiligheid en Justitie zendt binnen vijf jaar na de
inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL II

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

ARTIKEL III

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet hervorming herziening ten voordele.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 PAGE    

 PAGE   10