33008, bijgewerkt t/m 7 (NvW d.d. 23 januari 2012)
Partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het herstel van een lacune in de regeling van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
Bijgewerkte tekst
Nummer: 2012D02750, datum: 2012-01-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2011Z18062:
- Indiener: F. Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2011-09-21 14:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-09-28 13:15: Procedurevergadering commissie Veiligheid en Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2011-10-04 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-12-01 14:00: Partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het herstel van een lacune in de regeling van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (33008) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2012-02-02 14:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2012-02-09 12:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-03-15 10:15: Partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verbandmet het herstel van een lacune in de regeling van de voorwaardelijkebeëindiging van de maatregel plaatsing in een inrichting voorjeugdigen (33008) (Hamerstukken), TK
Preview document (🔗 origineel)
Bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 23 januari 2012) 33 008 Partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het herstel van een lacune in de regeling van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige wijzigingen aan te brengen in de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht betreffende de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 77f, eerste lid, wordt “artikel 1, onderdeel f, van de Wet op de jeugdzorg” vervangen door: artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg. B In de artikelen 77o, eerste lid, 77ta, eerste lid, 77w, zesde lid, 77wa, tweede lid, 77aa, tweede en derde lid en artikel 77hh, eerste lid, wordt “artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg” telkens vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg. C Artikel 77s, zevende lid, onderdeel c, komt te luiden: c. wanneer de maatregel voorwaardelijk is geëindigd als bedoeld in het zesde lid en artikel 77t, tweede lid. D Artikel 77t wordt als volgt gewijzigd: 1. In artikel 77t, eerste lid, wordt tussen “eerste volzin” en “telkens” een komma ingevoegd. 2. In het tweede lid wordt na de tweede volzin een volzin ingevoegd, luidende: De rechter geeft in de beslissing tot verlenging van de maatregel aan wanneer de maatregel, behoudens verdere verlenging, onvoorwaardelijk eindigt. 3. In het tweede lid wordt “de maximale duur” vervangen door: de door de rechter vastgestelde duur. E Artikel 77ta wordt als volgt gewijzigd: 1. In het tweede lid wordt “de stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg” vervangen door: de stichting, de reclasseringsinstelling of reclasseringsambtenaar als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b,. 2. Het derde lid komt te luiden: 3. Een jaar nadat de maatregel voorwaardelijk is geëindigd als bedoeld in artikel 77s, zesde lid, en artikel 77t, tweede lid, eindigt de maatregel van rechtswege onvoorwaardelijk, tenzij de voorwaardelijke beëindiging wordt verlengd op de wijze als bedoeld in artikel 77tb. In de gevallen waarin de voorwaardelijke beëindiging is verlengd, eindigt de maatregel onvoorwaardelijk nadat de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging is bereikt. F Artikel 77tb wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid vervalt de zinsnede “telkens met ten hoogste een jaar” en wordt een volzin toegevoegd, luidende: De rechter bepaalt de duur van de verlenging. 2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De termijn van de voorwaardelijke beëindiging loopt niet wanneer de jeugdige zich langer dan een week onttrekt aan het toezicht. 3. Het derde lid tot en met zesde komen te luiden: 3. Tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel kan de in het eerste lid bedoelde rechter ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de jeugdige of diens raadsman: a. bijzondere voorwaarden stellen die het gedrag van de jeugdige betreffen; b. aan een andere instelling dan die welke daarmee tevoren was belast, de begeleiding van de jeugdige opdragen; c. indien de jeugdige zich niet heeft gedragen naar de aanwijzingen bedoeld in artikel 77ta, eerste lid, onderdeel b, bevelen dat de jeugdige tijdens de voorwaardelijke beëindiging wordt teruggeplaatst in een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, dan wel, indien de jeugdige inmiddels de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in een penitentiaire inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Penitentiaire beginselenwet dan wel een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden. 4. De rechter bepaalt de duur van een terugplaatsing als bedoeld in het derde lid, onderdeel c. Deze duur kan de duur van de voorwaardelijke beëindiging niet overschrijden en bedraagt ten hoogste een jaar. Bij herhaalde terugplaatsing kan de totale duur van de terugplaatsingen de maximale duur van een jaar niet overstijgen. Een terugplaatsing kan maximaal twee keer worden toegepast. 5. Indien de rechter bijzondere voorwaarden stelt, als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, is artikel 77z van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de rechter de werking van de bijzondere voorwaarden kan beperken tot een in de beslissing te bepalen tijdsduur binnen de termijn waarmee de voorwaardelijke beëindiging wordt verlengd. 6. Indien ten aanzien van de jeugdige een rechterlijke machtiging op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen is gegeven, eindigt de maatregel onvoorwaardelijk. G [vervallen] H Artikel 77x wordt als volgt gewijzigd: 1. De zinsnede “, tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, tot de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige” vervalt. 2. Voor de tekst wordt de aanduiding 1. geplaatst. 3. Er wordt lid toegevoegd, luidende: 2. In geval van een veroordeling tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen kan de rechter bepalen dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd. I Artikel 77z wordt als volgt gewijzigd: 1. In de eerste volzin vervalt de zinsnede “als bedoeld in de tweede volzin”. 2. In de tweede volzin vervalt “daarnaast”. J In artikel 280, tweede lid, onderdeel b, wordt “artikel 1, onder g, van de Wet op de jeugdzorg” vervangen door: artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg. ARTIKEL II Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 493, eerste lid, wordt “artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg” vervangen door: artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg. B Artikel 502 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt “artikel 77u” vervangen door: artikel 77t. 2. In het tweede lid wordt “77wb” vervangen door: 77wd. ARTIKEL III De Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: 1. In onderdeel t, wordt “artikel 3, eerste lid,” vervangen door: artikel 3. 2. In onderdeel dd, wordt “artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg”, vervangen door: artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg. B In artikel 77, derde lid, wordt “de selectiefunctionaris” vervangen door: “Onze Minister” en wordt na de laatste volzin een volzin toegevoegd, luidende: De jeugdige heeft ook het recht een beroepschrift in te dienen indien een tijdige beslissing op de aanvraag tot het verlenen van een machtiging uitblijft en tegen de beslissing tot intrekking van die machtiging door Onze Minister. ARTIKEL IV De artikelen I, onderdelen C tot en met F, II, onderdeel B en III, onderdeel B, werken terug tot het moment waarop de wet van 13 december 2010 tot wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten, in verband met de aanpassing van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende jeugdsancties in werking is getreden (Stb. 2010, 818). ARTIKEL V Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, PAGE PAGE 1