[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33161 Advies RvSt inzake de Invoeringswet Wet werken naar vermogen

Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en enige andere wetten gericht op bevordering deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met arbeidsvermogen en harmonisatie van deze regelingen (Invoeringswet Wet werken naar vermogen)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2012D03892, datum: 2012-02-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z01653:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W12.11.0477/III	's-Gravenhage, 13 januari 2012

Bij Kabinetsmissive van 8 november 2011, no.11.002688, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter
overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de
Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten en enige andere wetten gericht op
bevordering deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met arbeidsvermogen
en harmonisatie van deze regelingen (Invoeringswet Wet werken naar
vermogen), met memorie van toelichting.

Het voorstel implementeert de aangekondigde maatregelen in het kader van
"werken naar vermogen". Kern daarvan is dat de Wet werk en bijstand
(Wwb) wordt omgevormd tot een "Wet werken naar vermogen" (Wwnv). In die
wet komt het accent, meer nog dan thans het geval is, te liggen op
activering. Een belangrijk nieuw instrument daarvoor is dat van
loondispensatie, waarbij het verrichten van reguliere arbeid tegen een
beloning onder het wettelijke minimumloon (wml) onder voorwaarden wordt
toegestaan. Personen die thans vallen onder de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong), de Wet investeren in
jongeren (Wij) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) worden
overgeheveld naar de Wwnv, met uitzondering van de
uitkeringsgerechtigden die beschikken over onvoldoende dan wel geen
mogelijkheid tot reguliere arbeid.  

Op 21 december 2011 heeft een delegatie van de Afdeling advisering van
de Raad van State op de voet van artikel 24 van de Wet op de Raad van
State met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over
het wetsvoorstel beraadslaagd. 

De Afdeling onderschrijft de met het voorstel beoogde integratie van
regelingen in de Wwnv, de bundeling van re-integratiebudgetten en de
inzet van het instrument van loondispensatie. Door de integratie van
regelingen en budgetten vindt ook integratie van bestuurlijke
verantwoordelijkheid plaats. Met de invoering van het instrument van
loondispensatie wordt een belemmering aan de zogenoemde onderkant van de
arbeidsmarkt weggenomen. Dit kan een impuls geven aan het aanboren van
nieuwe vraag naar arbeid. 

De Afdeling heeft evenwel een aantal vragen bij de opzet en
effectiviteit van de voorgestelde maatregelen. Haar opmerkingen hebben
meer in het bijzonder betrekking op de Wsw. Zij zal hierna ingaan op de
betekenis van het voorstel voor werkgevers en voor hen die zullen worden
aangesproken op werken naar hun vermogen, alsmede voor de gemeenten, met
name ook op de vraag in hoeverre deze voldoende in staat worden gesteld
om hun rol in het proces van uitvoering van met name de Wsw op adequate
wijze te vervullen. 

De Afdeling is van oordeel dat in verband met haar opmerkingen
aanpassing van het voorstel wenselijk is. 

1.	Werkgevers

a. De betekenis van het instrument loondispensatie. Welke andere
factoren bepalen effectieve activering?

Het voorstel betekent een ander accent in het re-integratiebeleid.
Uitgangspunt is dat een belangrijk deel van hen die thans een uitkering
genieten op grond van één van de wetten die opgaan in de Wwnv, in
beginsel in staat moet worden geacht om (weer) deel te nemen in het
arbeidsproces, zij het afgestemd op hun vermogen daartoe. Het voorstel
betekent dat de aandacht in belangrijke mate wordt verlegd van de
ontwikkeling en begeleiding van de uitkeringsgerechtigde naar het
wegnemen van belemmeringen voor de werkgever voor het aannemen van
personen als hier bedoeld aan de onderkant van de arbeidsmarkt. 

Het instrument van loondispensatie is hierbij een belangrijk nieuw
element. Met dit instrument kunnen werkgevers, onder voorwaarden,
personen als werknemer aanstellen tegen een loon dat lager ligt dan het
wml. Aan hen die niet in staat zijn tot een productiviteit ter waarde
van minimaal het wml en die om deze reden thans zijn afgesneden van de
arbeidsmarkt, kan op deze wijze een toegang worden geboden tot de
arbeidsmarkt. Het wml werkt voor de werkgever dan niet meer als drempel
om iemand aan te stellen om arbeid te laten verrichten, terwijl door de
loonaanvullende uitkering voor de werknemer/uitkeringsgerechtigde werken
toch loont.  

Om op voorhand de focus op deze mogelijke ontwikkelingen zo scherp
mogelijk te krijgen, acht de Afdeling het van belang dat de toelichting
een - kwalitatieve en kwantitatieve - analyse geeft van de betekenis die
het instrument loondispensatie kan hebben voor het met het voorstel
beoogde hoofddoel. Zo'n analyse zou mede moeten ingaan op de
demografische en economische ontwikkelingen op en perspectieven van de
arbeidsmarkt. Meer in het bijzonder denkt de Afdeling daarbij aan het
effect van loondispensatie op de vraag naar ongeschoolde arbeid,
waarvoor het wml op dit moment mogelijk een drempel vormt. Zo'n analyse
is van belang voor een goed inzicht in de te verwachten effecten van de
invoering van het instrument loondispensatie. 

In dit verband werd de aandacht van de Afdeling getrokken door de in de
toelichting opgenomen stelling dat bij werkgevers bereidheid bestaat om
personen met een arbeidsbeperking werk te bieden. In dat kader verwijst
de toelichting naar een reeks bedrijven die (vrijwel) alle niet behoren
tot het midden- en kleinbedrijf (MKB), dit terwijl het MKB, zeker ook
voor het onderhavige voorstel, een uiterst belangrijk segment vormt van
de arbeidsmarkt. De Afdeling mist node een verdere onderbouwing van de
bedoelde stelling, ter zake van de verschillende groepen die onder het
stelsel van de Wwnv zullen gaan vallen, en gedifferentieerd naar de
segmenten van de arbeidsmarkt, in de verschillende regio's. Zij merkt in
dit verband op dat voor een werkgever de loonwaarde van potentiële
werknemers uit de doelgroepen waarop het wetsvoorstel ziet weliswaar van
belang is, maar dat deze niet de enige relevante overweging zal vormen
voor het al dan niet bieden van werk aan personen met een
arbeidsbeperking. Zo zullen ongetwijfeld ook de kosten van eventueel
noodzakelijke begeleiding en technische voorzieningen onderdeel kunnen
vormen van de bedrijfseconomische afweging. De Afdeling acht een gedegen
onderbouwing van de bedoelde stelling wenselijk nu, zoals ook uit de
toelichting naar voren komt, de bereidheid van werkgevers cruciaal is
voor het slagen van de gekozen opzet.  

In het verlengde van het voorgaande acht de Afdeling het van belang dat
een nader en scherper inzicht wordt verkregen in de gehele reeks van
factoren die tot belemmeringen (kunnen) leiden voor de inzet van
personen die zich bevinden aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Enkele
van deze factoren, zoals het wml, administratieve lasten en de sociale
verzekeringen, worden al in de toelichting benoemd. Er zijn echter nog
de nodige andere factoren, zoals noodzakelijke scholing en aanpassing
van het ontslagrecht; deze blijven in de toelichting onderbelicht. Voor
een effectieve aanpak gericht op het wegnemen van de bedoelde
belemmeringen is inzicht wenselijk in al deze factoren, in hun
samenhang, meer in het bijzonder voor zover hun aanpak ligt binnen de
mogelijkheden van de wetgever en van de overheidsorganisaties die het
aangaat. Dit draagt bij aan de effectiviteit van de met de Wwnv gekozen
aanpak, en met name van het instrument loondispensatie daarbinnen.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en
daarbij meer in het bijzonder de positieve verwachting ten aanzien van
het instrument loondispensatie nader te onderbouwen. 

 

b. Pilots loondispensatie

In de toelichting wordt vermeld dat met de Tijdelijke wet pilot
loondispensatie (die in werking trad medio 2010 en op 1 januari 2013
vervalt) pilots met betrekking tot loondispensatie zijn opgezet. Hoewel
hiermee thans nog weinig ervaring is opgedaan, heeft de regering om
sociale, economische en financiële redenen besloten loondispensatie al
vanaf 2013 breed in te voeren. 

In de toelichting wordt niet nader uiteengezet wat die sociale,
economische en financiële redenen zijn. De pilots vragen tijd alvorens
zij kunnen leiden tot conclusies. De toelichting maakt evenmin duidelijk
waarom het verantwoord is om, met het voorstel, vooruit te lopen op de
uitkomst van de pilots, die toch waren bedoeld om nader zicht te krijgen
op de betekenis van het instrument loondispensatie. Zonder enig zicht op
deze uitkomst, lijken de pilots als experiment, achteraf gezien, weinig
zinvol te zijn geweest. 

De Afdeling adviseert nader in te gaan op de betekenis van de pilots en
het voorstel toe te lichten in het perspectief van de ervaringen die
althans tot het moment van indienen met deze pilots zijn opgedaan. 

2.	Belanghebbenden

a.	Loondispensatie: verdringingseffecten op de arbeidsmarkt?

Het voorgestelde instrument van loondispensatie kan alleen worden
ingezet voor hen die vallen onder de Wwnv. Daarmee kan een nieuwe vraag
naar arbeid aan de onderkant van de arbeidsmarkt worden aangeboord.
Doordat de betrokken personen arbeid kunnen gaan verrichten tegen een
loon dat lager is dan het wml, valt echter niet uit te sluiten dat er op
de arbeidsmarkt ook verdringingseffecten zullen optreden. De Afdeling
wijst in dit verband op hen die weliswaar niet vallen onder de Wwnv maar
die eveneens beschikken over een verdiencapaciteit beneden het wml.
Daarbij kan worden gedacht aan gedeeltelijk arbeidsongeschikten in het
kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wia) en de Wet op
de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Wao), alsmede de Wsw. 

De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op het
mogelijke effect van de inzet van het instrument van de loondispensatie
op de arbeidsmarktpositie en arbeidsmarktperspectieven van hen voor wie
dit instrument niet mag worden ingezet, en zo nodig het voorstel aan te
passen.   

b.	Verhouding loondispensatie - Wsw

In aansluiting op hetgeen hiervoor onder a. is opgemerkt, merkt de
Afdeling het volgende op. 

Blijkens het in artikel I, onderdeel A, voorgestelde artikel 6, eerste
lid, onder e, Wwb behoren tot de doelgroep van de loondispensatie
personen die algemene bijstand ontvangen of een
niet-uitkeringsgerechtigde zijn en van wie is vastgesteld dat zij als
gevolg van lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen dan
wel vanwege andere redenen met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot
het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel tot tenminste 20
procent daarvan. Tot de doelgroep voor de (nieuwe) Wsw behoren, blijkens
artikel 1, eerste lid, Wsw personen, die nog niet de leeftijd hebben
bereikt waarop volgens de Algemene Ouderdomswet recht op
ouderdomspensioen ontstaat en die als rechtstreeks en objectief medisch
vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling
uitsluitend onder aangepaste en beschutte omstandigheden tot regelmatige
arbeid in staat zijn. 

De Afdeling is de afbakening tussen beide doelgroepen niet geheel
duidelijk. Bij loondispensatie is weliswaar sprake van reguliere arbeid
bij een reguliere werkgever, maar de werknemer is als gevolg van
lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen dan wel vanwege
andere redenen niet in staat arbeid te verrichten op het niveau van
minimaal het wml. Bij de Wsw is weliswaar van belang dat de werknemer
uitsluitend in aangepaste en beschutte omstandigheden tot regelmatige
arbeid in staat is. Dit criterium behoeft op zichzelf echter niet al op
voorhand uit te sluiten dat deze aangepaste en beschutte arbeid ook zou
kunnen plaatsvinden bij een reguliere werkgever. Hoewel de achtergrond
en doelstellingen, ook historisch gezien, voor deze doelgroepen van
elkaar verschillen, komen deze groepen in de praktijk mogelijk dicht bij
elkaar te liggen en zullen zij elkaar mogelijk voor een deel gaan
overlappen, terwijl de regimes waarin zij vallen van elkaar verschillen.


De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de
verhouding tussen beide doelgroepen, en bij handhaving van het
onderscheid tussen hen deze verhouding te verduidelijken 

c. 	Toegang tot de Wsw

Het voorstel beoogt een drastische beperking van de instroom in de Wsw,
met dien verstande dat van de uitgestroomde plaatsen tenminste een derde
opnieuw dient te worden ingevuld met Wsw-gerechtigden. 

De Afdeling merkt op dat de Wsw is gericht op hen die uitsluitend
beschut kunnen werken; zij kunnen daartoe aan deze wet aanspraken
ontlenen. Ingevolge het voorgestelde artikel 1 Wsw, waarin de doelgroep
voor de Wsw is gedefinieerd, vindt de indicatie voor de Wsw plaats op
basis van objectieve criteria. De toelichting maakt niet duidelijk of de
beoogde vergaande beperking van de instroom mogelijk zal zijn zonder dat
afbreuk wordt gedaan aan een goede uitvoering en naleving van de in
artikel 1 bedoelde objectieve criteria. Berust het voorstel op dit punt
op ervaringsgegevens met betrekking tot de arbeidscapaciteiten van hen
die tot nu toe instroomden in de Wsw, of gaat het hier voor alles om een
financiële taakstelling? 

De Afdeling adviseert naar aanleiding van het voorgaande de toelichting
aan te vullen.  

d. 	Eerbiedigende werking m.b.t. Wsw en Wajong

Met de aangepaste Wajong en Wsw wordt de instroom in die regelingen
beperkt en zullen betrokkenen zoveel mogelijk vallen onder de regels van
de Wwnv. Voor jonggehandicapten die volledig arbeidsongeschikt zijn,
blijft echter een uitkering op grond van de Wajong beschikbaar. Verder
blijft de Wsw beschikbaar voor personen die uitsluitend in een beschutte
werkomgeving tot arbeid in staat zijn. 

Voor de Wajong geldt dat de zittende populatie via herkeuringen zal
worden heringedeeld. Afhankelijk van het jaar van instroom, zullen voor
personen die over voldoende verdiencapaciteit beschikken de regels van
Wwnv gaan gelden (instroom vanaf 2012), dan wel zal een (aangepast)
regime van de Wajong blijven gelden. 

Voor de Wsw blijven degenen die tot 2013 zijn ingestroomd in het stelsel
van de Wsw oude stijl. Vanaf 2013 gelden de nieuwe regels voor de nieuwe
instroom. 

De Afdeling constateert dat er in sterke mate is gekozen voor
eerbiedigende werking van lopende contracten en uitkeringen. In de
toelichting wordt geen nadere motivering voor de gemaakte keuzes
gegeven, maar wordt wel gesteld dat de voorgestelde wijzigingen naar het
oordeel van de regering voldoen aan artikel 1 van het eerste protocol
bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en
de fundamentele vrijheden. De regering voert daartoe aan dat hiermee het
billijk evenwicht in acht wordt genomen tussen het algemeen belang en
het individueel belang van bescherming van eigendom en met name dat door
de inmenging geen disproportionele last wordt opgelegd. 

De Afdeling meent dat de genoemde bepaling een ruime beoordelingsruimte
laat in de afweging van belangen. De ruime mate waarin met het voorstel
is gekozen voor eerbiedigende werking, leidt ertoe dat inderdaad niet
snel sprake zal zijn van een disproportionele last voor betrokkene. Het
ontbreken van een inhoudelijke motivering en afweging in de toelichting
beschouwt de Afdeling in dit licht bezien echter als een gebrek. Zij
wijst er op dat de nadruk op de eerbiediging van bestaande rechten
verhult dat bij deze afweging meer aspecten moeten worden afgewogen. Zo
moet worden onderkend dat met de nu gemaakte keuzes nog decennia lang
(tot medio jaren vijftig) verschillende regimes naast elkaar zullen
blijven gelden. Hierbij spelen budgettaire aspecten een belangrijke rol,
evenals de uitvoeringslasten van het zeer langdurig naast elkaar bestaan
van verschillende regimes. Daarnaast wordt bij een zo lange
overgangsperiode het vraagstuk van gelijkheid van behandeling van
onderscheiden groepen personen steeds klemmender. 

In dit verband moet voorts worden onderkend dat eerbiediging niet alleen
maar (financiële) voordelen geeft: zij kan voor de betrokken personen
ook nadelen hebben. Zo zullen bijvoorbeeld degenen in de Wsw voor wie de
regels van de Wwnv niet gelden ook niet in aanmerking komen voor
loondispensatie. Doordat zij onder de eerbiedigende werking vallen,
zullen zij, zoals hiervoor aan de orde is geweest, op de arbeidsmarkt in
een moeilijker positie kunnen komen ten opzichte van hen die wel in
aanmerking komen voor inzet van het instrument loondispensatie. Nog
anders geformuleerd: niet valt uit te sluiten dat er personen zijn voor
wie de keuze voor eerbiedigende werking juist in de weg zal blijken te
staan aan kansen die invoering van het nieuwe regime ook voor hen zou
bieden. 

De Afdeling adviseert de keuze voor een zo ruim overgangsregime in de
Wajong en de Wsw in het licht van het voorgaande, en mede van wat
hierna, onder 3, wordt opgemerkt over de effecten van het voorstel voor
de gemeenten, nader te overwegen, en, binnen de grenzen van artikel 1
van het Eerste Protocol van het EVRM, te kiezen voor een in de tijd
beperkter overgangsregime.

3.	Gemeenten

Het voorstel geeft de gemeenten een centrale rol bij de re-integratie.
In dat verband, en allereerst, moet ervan worden uitgegaan dat
re-integratie in het reguliere arbeidsproces van de personen op wie het
voorstel ziet niet vanzelf gaat. Afhankelijk van de situatie, zullen
deze personen doorgaans ook in de toekomst enige vorm van begeleiding
vanuit hun gemeente nodig hebben. Daarnaast zullen de gemeenten ook
beleid en een gerichte aanpak moeten ontwikkelen om werkgevers te
benaderen en hen te stimuleren tot het formuleren van een vraag naar
arbeid ook van personen uit de doelgroepen op wie het wetsvoorstel ziet,
met name door in te haken op het instrument loondispensatie. Wil de
uitvoering van de Wwnv succesvol kunnen zijn, dan dienen de gemeenten te
beschikken over de capaciteit en de personele kwaliteiten die nodig zijn
om deze - deels nieuwe - rollen effectief te vervullen. 

 

Zoals ook uit de toelichting naar voren komt, heeft de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG) in haar overleggen met het kabinet over het
voorstel ernstige zorgen naar voren gebracht. Deze zorgen richten zich
voor een belangrijk deel op de uitvoering van de Wsw. Blijkens het
commentaar van de VNG bij het voorstel is de regering er kennelijk nog
niet in geslaagd de zorgen die leven bij de gemeenten weg te nemen. Dit
brengt risico's mee voor een goede en effectieve uitvoering van de Wwnv,
nu gemeenten daarin een belangrijke rol hebben.    

Tegen deze achtergrond merkt de Afdeling het volgende op. 

 3.1. 	Wsw

Bijzondere aandacht verdient de uitvoering door de gemeenten van de Wsw
gegeven het regime van de Wwnv. Dit betreft zowel de exploitatie van de
Wsw-bedrijven als de financiering van de uitvoering van de Wsw in
relatie tot hen die tot deze regeling zijn toegelaten.

a. Exploitatie

Een belangrijk knelpunt bij de uitvoering van de Wsw is dat deze sector
als geheel verlies maakt. Dit is het gevolg van een combinatie van
tekortschietende productiviteit en relatief hoge beloningen. De
CAO-beloningen in de Wsw kunnen op dit moment namelijk oplopen tot
130-140% van het wml, terwijl de arbeidsproductiviteit van de
Wsw-werknemers doorgaans onder wml-niveau ligt. Daardoor is de
uitvoering van de Wsw in veel gevallen verliesgevend. Indien de in een
CAO vastgelegde beloningsstructuren voor hen die thans al in de Wsw
werkzaam zijn na de inwerkingtreding van de Wwnv onaangetast zouden
blijven, zal dit een in verhouding groot beslag leggen op de beschikbare
financiële ruimte van de gemeenten. Dit betreft niet alleen de
uitvoering van de Wsw maar daarmee, gegeven de bundeling van
re-integratiebudgetten, ook die van de andere regelingen waarop het
voorstel ziet. 

Gelet op het vorenstaande signaleert de Afdeling met bezorgdheid dat de
Wsw-bedrijven zich gesteld zullen gaan zien voor steeds zwaardere
problemen in het rond krijgen van hun exploitatie. Dit kan niet zonder
gevolgen blijven voor hun functioneren. De toelichting maakt weliswaar
melding van herstructureringsfaciliteit van € 400 mln. De Afdeling
heeft in de toelichting echter node een nadere analyse gemist van het
perspectief voor de uitvoering van de Wsw, en met name voor de
levensvatbaarheid van de daartoe gevormde bedrijven, in de door het
voorstel te creëren nieuwe omstandigheden. Deze zullen er immers toe
leiden dat de populatie van deze bedrijven in de (verdere) toekomst
uitsluitend zal worden gevormd door personen voor wie de plaatsing in
deze bedrijven een vorm van dagbesteding zal zijn, met hooguit een
afgeleide bedrijfseconomische betekenis voor de desbetreffende
organisatie en haar financiers.  

De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op het
vorenstaande en zo nodig het voorstel aan te passen. 

b. Financiën

De Wwnv betekent een decentralisatie van beleid die gepaard gaat met een
bezuiniging die oploopt tot een kleine € 2 mrd structureel. Daarvan
betreft rond de € 300 mjn de re-integratiebudgetten. Deze bezuiniging
is volgens de regering verantwoord omdat na invoering van de Wwnv de
re-integratiemiddelen efficiënter en effectiever kunnen worden ingezet.


Zoals opgemerkt onder 2.d. en hierna, onder 3.2., voorziet het voorstel
in belangrijke overgangsmaatregelen. Met name het nog vele jaren
voortbestaan van de Wsw oude stijl en de daarmee verbonden CAO- en
pensioenlasten kan voor gemeenten aanzienlijke kosten met zich brengen.
De Afdeling merkt hierover het volgende op.

1˚Wsw-CAO

Er is thans een CAO voor de Wsw. Daarin is voor het huidige bestand
Wsw-ers gemiddeld een loonniveau van 110% van het WML afgesproken. De
VNG heeft aangegeven dat het voorstel ertoe zal leiden dat de loonkosten
van de bestaande CAO-afspraken voor de gemeenten een te zware last
zullen vormen. 

De regering stelt in de toelichting dat de Wwnv geen nadere voorwaarden
stelt aan de arbeidsvoorwaarden in de Wsw, maar dat gemeenten daarvoor
zelf verantwoordelijk zijn en blijven. De VNG heeft echter aangevoerd
dat zij weinig mogelijkheden ziet om de huidige loonkosten en andere
arbeidsvoorwaarden door onderhandeling aan te passen. In verband met
deze opvatting van de VNG is het aangewezen dat de toelichting nader
ingaat op de mogelijkheden van de gemeenten om te komen tot neerwaartse
aanpassing van het loonniveau, niet alleen voor de nieuwe instroom maar
met name ook voor hen die vallen onder de huidige CAO. 

2˚Wsw-pensioen

Er is een pensioenfonds voor de sociale werkvoorziening, het
Pensioenfonds voor Werk en (Re)integratie (PWRI). De VNG heeft
aangegeven dat de beoogde lagere instroom in de Wsw zal leiden tot
minder premie-inkomsten voor het fonds. Als gevolg daarvan dreigen
financieringsproblemen voor het PWRI, en daarmee voor de gemeenten (als
werkgever). 

In de toelichting wordt niet ingegaan op deze problematiek. De
Staatssecretaris van SZW heeft de Afdeling laten weten dat de gemeenten
verantwoordelijk zijn voor het beheer van het PWRI en dat er geen
rijksbijdrage ten behoeve van het PWRI zal worden verstrekt.

Gelet op het voorgaande, en daargelaten hoe de bedragen moeten worden
gewaardeerd die in de toelichting en door de VNG zijn genoemd,
concludeert de Afdeling dat na de invoering van de Wwnv de financiering
van de Wsw de gemeenten stelt voor een aanzienlijke opgave. Daar komt
bij dat althans een aantal gemeenten op het moment van inwerkingtreding
van het voorstel ten aanzien van de Wwb een financiële achterstand
kent. Dit alles kan een risico betekenen voor een goede uitvoering van
het voorstel in zijn totaliteit, dat wil zeggen ook voor die gedeelten
die niet zien op de Wsw. In dit verband dient tevens acht te worden
geslagen op de cumulatieve effecten - en eventuele risico's - van de
verschillende maatregelen waarmee gemeenten thans worden geconfronteerd.
Naast het onderhavige voorstel moet in dit verband met name worden
gewezen op de voorgenomen overheveling van een belangrijk gedeelte van
de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten naar de Wet maatschappelijke
ondersteuning en van de uitvoering van de jeugdzorg naar gemeenten. 

De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op het
voorgaande, en daarbij antwoord te geven op de vraag of de wetgever
ervan mag uitgaan dat, mede gelet op de beschikbare financiële
middelen, in alle gemeenten een goede uitvoering van de Wwnv, in al haar
onderdelen, voldoende zal zijn gewaarborgd. 

3.2.	Overgangsmaatregelen: verschillende regimes

Het voorstel gaat uit van bundeling van re-integratieregelingen en
–budgetten. De  voorgestelde overgangsmaatregelen leiden er toe dat
voor bepaalde groepen gedurende een lange periode afzonderlijke regimes
blijven gelden. Het gaat hier om personen die vallen onder de
voorgestelde overgangsregimes in de Wajong en op het laten voortbestaan
van de Wsw in de huidige vorm voor hen die bij inwerkingtreding van de
Wwnv al in dat kader werkzaam zijn. Deze overgangsmaatregelen betekenen
dat de gemeenten, alles bijeen, nog ruim 40 jaar voor deze wetten
verschillende regimes naast elkaar zullen moeten uitvoeren. 

De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de gevolgen
van het zo lang naast elkaar laten bestaan van verschillende regimes
voor de uitvoering en de uitvoerbaarheid van het voorstel.

4.	Overige opmerkingen 

a.	Delegatiebepaling

In artikel II, onderdeel, H, wordt met het voorgestelde vierde lid van
artikel 12 Wsw een delegatiebepaling in deze wet voorgesteld. Ingevolge
deze bepaling wordt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
(amvb) geregeld wanneer ingezetenen die zijn geïndiceerd, beschikbaar
zijn om een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, te
aanvaarden.

De Afdeling heeft een toelichting op deze delegatiebepaling gemist. Zij
merkt op dat het moment waarop een geïndiceerde persoon een
dienstbetrekking kan aanvaarden per individu kan verschillen. 

Ziet de Afdeling het goed, dan is bedoeld bij amvb te bepalen aan de
hand van welke algemene regels het moment kan worden bepaald waarop
betrokkene beschikbaar zal kunnen zijn. Indien dit juist is, dient dit
in de wettekst te worden gepreciseerd. De Afdeling adviseert de
delegatiebepaling aan te passen en in de toelichting in te gaan op het
soort regels dat bij amvb zal worden gesteld. 

b.	Indeling Wajong 

In het in artikel III, onderdeel B, voorgestelde artikel 1a:13 Wajong
wordt voor wat betreft de verplichtingen van de jonggehandicapte die is
ingestroomd in 2012 verwezen naar bepalingen in hoofdstuk 3 van de
Wajong. 

De Afdeling constateert dat met de Wet van 3 december 2009 tot wijziging
van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in
verband met het bevorderen van de participatie van jonggehandicapten
door werk en arbeidsondersteuning (Stb. 2009, 580) in hoofdstuk 2a van
de Wajong de plichten in diverse artikelen zijn uitgeschreven.

Gelet op het feit dat de Wajong voor drie verschillende groepen
jonggehandicapten verschillende regels stelt, adviseert de Afdeling, ten
behoeve van een goede leesbaarheid van de wet, de verplichtingen voor
jonggehandicapten die zijn ingestroomd in 2012 als zodanig uit te
schrijven en op te nemen in hoofdstuk 1a.

c.	Definitie begrip voorziening

In de in artikel IV, onderdeel A, voorgestelde definitie van het begrip
re-integratievoorziening in de Wet participatiebudget, wordt de
ondersteuning bij arbeidsinschakeling door de gemeente gedefinieerd als
voorziening. 

De Afdeling constateert dat bijvoorbeeld in het in artikel I, onderdeel
B, voorgestelde artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Wwb, waarnaar in
bedoelde definitiebepaling ook wordt verwezen, wordt bepaald dat de
gemeente in het kader van die ondersteuning bij arbeidsinschakeling een
voorziening kan aanbieden. De ondersteuning zelf kan daarom niet als
voorziening worden gedefinieerd. 

De Afdeling adviseert de definitie van het begrip
re-integratievoorziening aan te passen.

5.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
betreffende no.W12.11.0477/III met redactionele kanttekeningen die de
Afdeling in overweging geeft.

Toelichten wat wordt bedoeld met de zinsnede 'rechtens geldend loon' in
het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 6, tweede lid,
onderdeel g, Wwb.

In het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 7, eerste lid,
onderdeel a, onder 2, Wwb de doelgroepen omschrijven zonder te verwijzen
naar de artikelen 34a, 35 en 36 Wia.

In het in artikel I, onderdeel F, voorgestelde artikel 10c, eerste lid,
Wwb de zinsnede "uit de doelgroep loondispensatie" vervangen door: die
behoort tot de doelgroep loondispensatie.

Het in artikel II, onderdeel E, voorgestelde artikel 8 Wsw als volgt
formuleren:

Artikel 8

De uitvoering van de hoofdstukken 2 en 3, met uitzondering van de
uitvoeringskosten, wordt bekostigd uit de uitkering die het college
ontvangt op grond van de Wet participatiebudget. (reden wijziging:
anders lijkt het alsof in de Wsw de uitkering ten behoeve van
re-integratie wordt vastgesteld, terwijl de Wet participatiebudget daar
de basis voor is)

In de toelichting op artikel II, onderdeel E, aangeven waaruit de
uitvoeringskosten Wsw worden betaald.

In het in artikel II, onderdeel G, voorgestelde artikel 11, tweede lid,
Wsw de zinsnede "die tot de doelgroep behoren overeenkomstig de
krachtens artikel 6, tweede lid, onderdeel a, gestelde regels" vervangen
door:, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a.

In het in artikel III, onderdeel B, voorgestelde artikel 1a:1, vierde
lid, Wajong na "duurzaam" invoegen: geen mogelijkheden tot
arbeidsparticipatie hebben.

In het in artikel III, onderdeel B, voorgestelde artikel 1a:1, vijfde
lid, de zinsnede "vierde lid" vervangen door: vijfde lid.

In het in artikel III, onderdeel B, voorgestelde hoofdstuk 1a Wajong een
algemene bepaling opnemen die de het begrip grondslag definieert
(vergelijk artikel 2:1 Wajong).

In het in artikel IV, onderdeel D, voorgestelde artikel 3a, derde lid,
Wet participatiebudget na de zinsnede "het aantal van deze
dienstbetrekkingen dat" invoegen: in een jaar.

In het in artikel V, onderdeel D, aan hoofdstuk II van de Ziektewet toe
te voegen artikel de zinsnede "Wet invoering Wet werken naar vermogen"
vervangen door: Invoeringswet Wet werken naar vermogen.

In de met artikel VII, onderdeel I, aan de Wia toe te voegen twee
artikelen de zinsnede "Invoeringswet Werken naar vermogen" telkens
vervangen door: Invoeringswet Wet werken naar vermogen.

Artikel VIII, onderdeel F, toelichten (in de artikelsgewijze toelichting
wordt voor een toelichting op dit artikel ten onrechte verwezen naar
hoofdstuk 5 van de toelichting).

	Zie met name Kamerstukken II 2010/11, 29 544, nr. 297.

	Zie memorie van toelichting, paragraaf 2.4 (verwezen wordt naar de
Wajongmonitor) en paragraaf 7.1, onder 1. Het valt op dat de toelichting
zwijgt over de vraag of de organisaties van werkgevers zijn geraadpleegd
over het voorontwerp.

	Zie memorie van toelichting, hoofdstuk 3, inleiding.

	Uit de toelichting blijkt dat er eind mei 2011 786 deelnemers waren,
van wie 7 met een arbeidscontract. De overige deelnemers werken met
behoud van uitkering.  

	Zie memorie van toelichting, paragraaf 4.1.

	Immers de cesuur voor de Wajong is gelegd bij de instroom in 2012, bij
de Wsw in 2013. Bij instroom van een 18-jarige in de Wsw in 2012,
blijven voor die persoon de oude regels van de Wsw gelden tot het
bereiken van de AOW-leeftijd, dus minimaal tot 2059. Bij verhoging van
de AOW-leeftijd schuift deze datum uiteraard mee.  

7	Zie daarvoor hierna, onder 3.2.

	Zie memorie van toelichting, paragraaf 7.1.

	Zie het advies 'Goed benut, goed bestuurd' van de Commissie Toekomst en
transitie sociale werkvoorziening (Commissie Westerlaken) (15 september
2011).

 Hierna, onder b., zal de Afdeling ingaan op de vraag naar aanpassing
van CAO-lonen.

	Naast hen die op grond van de eerbiedigende werking nog onder de 'oude'
voorwaarden in het WSW-bedrijf werkzaam zijn.

 	Dit nog daargelaten het feit dat de reductie van de instroom ook
gevolgen zal hebben voor het aantal bedrijven dat op verantwoorde wijze
in stand kan worden gelaten.

	Zie memorie van toelichting, paragraaf 8.1.

	Zie memorie van toelichting, paragraaf 8.5.

	Het gaat hier om een gemiddelde: de beloning van sommigen loopt op  tot
140% van het WML.

	Zie memorie van toelichting, paragraaf 7.1, onder 2.

	Zie ook aanwijzing 25 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

 PAGE    

  PAGE  11 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........