33168 Adv RvSt inzake voorwaarden voor winstuitkering aanbieders medisch-specialistische zorg
Wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg en enkele andere wetten om het mogelijk te maken dat aanbieders van medisch-specialistische zorg, mits zij aan een aantal voorwaarden voldoen, winst uitkeren (voorwaarden voor winstuitkering aanbieders medisch-specialistische zorg)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2012D05309, datum: 2012-02-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2012Z02330:
- Indiener: E.I. Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-02-09 12:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-02-14 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-02-15 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-04-13 10:00: Winstuitkering in de ziekenhuiszorg (Rondetafelgesprek), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-04-19 14:00: Wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg en enkele andere wetten om het mogelijk te maken dat aanbieders van medisch-specialistische zorg, mits zij aan een aantal voorwaarden voldoen, winst uitkeren (voorwaarden voor winstuitkering aanbieders medisch-specialistische zorg) - 33168 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-05-24 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-05-30 10:15: Procedurevergadering (o.a. controversieel verklaring) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-06-05 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2012-12-19 14:00: Procedurevergadering !!! Let op: afwijkend tijdstip !!! (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2013-01-17 14:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-03-13 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2013-04-10 12:00: NADER verslag -Wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg en enkele andere wetten om het mogelijk te maken dat aanbieders van medisch-specialistische zorg, mits zij aan een aantal voorwaarden voldoen, winst uitkeren (voorwaarden voor winstuitkering aanbieders medisch-specialistische zorg) - 33168 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2013-07-03 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2014-06-26 16:00: Wijziging van de Wet toelating zorginstellingen en enkele andere wetten om het mogelijk te maken dat aanbieders van medisch-specialistische zorg, mits zij aan een aantal voorwaarden voldoen, winst uitkeren (voorwaarden voor winstuitkering aanbieders medisch-specialistische zorg) (33168) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2014-07-01 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W13.11.0281/III 's-Gravenhage, 24 oktober 2011 Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2011, no.11.001768, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over winstuitkering door zorgaanbieders (Wet voorwaarden voor winstuitkering aanbieders medisch-specialistische zorg), met memorie van toelichting. Het voorstel strekt ertoe om winstuitkering mogelijk te maken voor aanbieders van medisch-specialistische zorg. Daardoor zullen zij beter in staat zijn om financiering in de vorm van risicodragend vermogen aan te trekken, waarmee wordt beoogd de kwaliteit, dienstverlening en doelmatigheid van de medisch-specialistische zorg te verbeteren, aldus de toelichting. Om de beschikbaarheid en kwaliteit van zorg bij die aanbieders te borgen en omdat met die zorg veel publieke middelen gemoeid zijn, worden aan de organisatie van de zorgaanbieder en aan de winstuitkering randvoorwaarden gesteld. De reikwijdte van het voorstel is in zo verre beperkt, dat het in principe betrekking heeft op die instellingen die medisch specialistische zorg aanbieden waarvoor het thans bij en krachtens de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi) is verboden om winst uit te keren. De aanbieders die al winst mogen uitkeren, worden door het voorstel niet geraakt. Het verbod blijft echter gelden voor aanbieders van intramurale AWBZ-zorg en voor academische ziekenhuizen. Voorts strekt het voorstel ertoe regels te treffen voor overgang van goederen van zorgaanbieders zonder winstoogmerk naar zorgaanbieders met winstoogmerk. De beoogde inwerkingtredingdatum is 1 januari 2013. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen over de voorwaarden voor winstuitkering, over de overeenstemming met de bepalingen inzake het vrij verkeer van kapitaal en inzake de vrije vestiging en over de overgang van goederen. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Voorwaarden voor winstuitkering 1.1. De gestelde voorwaarden en het hoofddoel van het voorstel Het voorstel beoogt bij te dragen aan verbetering van kwaliteit, dienstverlening en doelmatigheid van en in de zorg. In de toelichting wordt uiteengezet dat het voorstel past binnen de stelselherziening in de zorg zoals deze met de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet (Zvw) is ingezet. In dit stelsel is sprake van een privaat zorgverzekeringsstelsel en zorgverleningsstelsel met (forse) publieke randvoorwaarden. Zorgverzekeraars en aanbieders van zorg zijn in dit stelsel private ondernemingen. Sinds de stelselherziening is een stapsgewijze omslag gemaakt, van een stelsel waarin gestuurd werd op en door het aanbod, naar een stelsel van vraagsturing. Het doel van die omslag is te komen tot meer doelmatigheid, meer vrijheid voor zorgaanbieders en goede toegankelijkheid van de zorg. Daarvan zou een stimulans uitgaan voor de zorgaanbieders om de wensen en zorgbehoeften van patiënten centraal te zetten en zorg te leveren van kwaliteit die zoveel mogelijk aan die wensen en behoeften voldoet, aldus de toelichting. In de komende periode worden enkele verdere stappen in de richting van zo een stelsel van vraagsturing gezet, waaronder de invoering van prestatiebekostiging en vrije prijsvorming enerzijds en vergroting van de risicodragendheid van zorgverzekeraars door afschaffing van de ex-post verevening anderzijds. Daardoor kan aan concurrentie door instellingen in de zorg meer inhoud worden gegeven. Winstuitkering past in een dergelijk stelsel, aldus de toelichting bij het voorstel. De toelichting vermeldt dat de regering erkent dat het ongeclausuleerd toestaan van winstuitkering ook kan leiden tot risico's voor de zorg, uit een oogpunt van kwaliteit, betaalbaarheid en doelmatigheid. In verband daarmee is in het voorstel voorzien in een aantal voorwaarden waaraan moet zijn voldaan voordat tot winstuitkering mag worden overgegaan. Aanbieders van medisch-specialistische zorg voor wie het op grond van het voorstel mogelijk wordt gemaakt om winst uit te keren, moeten aan deze voorwaarden voldoen. Zo moet aan de instelling waarbinnen de zorgaanbieder opereert, juridisch de vorm zijn gegeven van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een naamloze vennootschap of een coöperatie en moet hij aan de criteria van de artikelen 4, 5 en 6 voldoen. De belangrijkste voorwaarde voor de uitkering van winst is vervolgens dat de aanbieder een beschikking heeft van de minister waaruit blijkt dat de desbetreffende instelling voldoet aan eisen van kwaliteit en veiligheid. Deze beschikking kan pas worden aangevraagd in de tiende maand van het derde jaar volgend op de dag waarop de zorgaanbieder ten gevolge van investeringen eigen vermogen verwerft. Het bestuur van de instelling waarbinnen de zorgaanbieder opereert, moet toestemming geven voor de winstuitkering en het toezichthoudend orgaan van de zorgaanbieder moet worden gehoord. Door laatstgenoemde voorwaarden worden de zeggenschap en de beslissingsbevoegdheid van de private investeerder over de winstuitkering ingeperkt. Het voorstel heeft betrekking op en is van betekenis voor de bereidheid van private partijen om te investeren in zorgaanbieders. De Afdeling zal hierna het voorstel met name beoordelen uit een oogpunt van effectiviteit op dat punt. In dat kader zal zij ingaan op de betekenis van de in het voorstel gestelde voorwaarden aan een winstuitkering voor de investeringsbereid. Daaraan voorafgaand, merkt zij op dat het stelsel van de Wet marktordening gezondheidszorg al verschillende andere maatregelen kent die deze investeringsbereidheid eveneens zouden kunnen beïnvloeden, gelet op onzekerheden die uit deze maatregelen (kunnen) voortvloeien. De Afdeling signaleert een mogelijke spanning tussen het oogmerk van de voorgestelde ruimte voor winstuitkering en de gestelde voorwaarden voor zo'n winstuitkering. In feite gaat het om een spanning tussen de principes die ten grondslag liggen aan het voorziene stelsel van concurrentie door aanbieders op de zorgverleningsmarkt aan de ene kant en het publieke belang van handhaving van de toegankelijkheid en kwaliteit van de aangeboden zorg aan de andere kant. Immers, door de gestelde voorwaarden zou het voor private investeerders met risicodragend kapitaal minder aantrekkelijk kunnen blijken te zijn om te investeren in de zorg dan thans wordt voorzien. Weliswaar wordt in paragraaf 1.4 van de memorie van toelichting aangegeven dat uit een onderzoek van Boer & Croon uit 2010 is gebleken dat de investeringsbereidheid van private investeerders in de medisch-specialistische zorg groot is. Uit het onderzoek blijkt echter niet dat de thans in het voorstel opgenomen randvoorwaarden voor winstuitkering in dat onderzoek zijn betrokken. Indien door de voorgestelde voorwaarden de investeringsbereidheid met risicodragend kapitaal mocht afnemen, zou een dergelijke omstandigheid - ondanks het feit dat het voorstel past binnen het vraaggestuurde stelsel - in de weg kunnen staan aan het realiseren van het doel van het wetsvoorstel. De Afdeling adviseert in de toelichting het verbinden van voorwaarden aan het kunnen doen van een winstuitkering als zodanig nader te beargumenteren en zo nodig het voorstel aan te passen. 1.2. De gestelde voorwaarden en de EU-regels inzake het vrije kapitaalverkeer In de toelichting bij het voorstel wordt uitgebreid ingegaan op de Europeesrechtelijke aspecten van de in het wetsvoorstel opgenomen voorwaarden voor uitkering van winst door aanbieders van medisch-specialistische zorg. Daarbij wordt onderkend dat de voorgestelde voorwaarden worden gekwalificeerd als een belemmering van het vrije kapitaalverkeer en in principe verboden zijn. In de toelichting wordt tevens aangegeven dat dwingende redenen van algemeen belang zoals de bescherming van de volksgezondheid en het risico van ernstige aantasting van het financieel evenwicht van het stelsel van sociale zekerheid, een dergelijke belemmering kunnen rechtvaardigen. Zoals de toelichting ook aangeeft blijkt uit verschillende arresten dat het Hof van Justitie bereid is de beleidsvrijheid die de lidstaten in de zorg hebben, te respecteren. In dit verband merkt de Afdeling het volgende op. Voor de beoordeling van het voorstel geldt als uitgangspunt naar het recht van de Europese Unie de titel over volksgezondheid, zoals die luidt na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Volgens artikel 168, zevende lid, VWEU eerbiedigt de Unie de verantwoordelijkheden van de lidstaten met betrekking tot de bepaling van hun gezondheidsbeleid, alsmede de organisatie en de verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging. De Afdeling wijst erop dat bij de beoordeling van de noodzaak van de maatregel in verhouding tot het nagestreefde doel, zoals uit overweging 51 van het arrest Petersen blijkt, moet worden nagegaan of de uitzonderingen die aan de orde zijn, geen afbreuk doen aan de coherentie van de regelgeving doordat zij tot een met die doelstelling strijdig resultaat leiden. Er dient immers aan te worden herinnerd dat met een regeling slechts de verwezenlijking van het ingeroepen doel kan worden gewaarborgd, wanneer deze regeling daadwerkelijk ertoe strekt dat doel coherent en stelselmatig te bereiken. In deze overweging uit het arrest Petersen wordt door het Hof van Justitie verwezen naar het arrest Hartlauer. Dit arrest Hartlauer is ook in de toelichting aangehaald, maar aan het coherentievereiste dat in dat arrest Hartlauer een belangrijke plaats inneemt, is in de toelichting niet getoetst. De Afdeling adviseert naar aanleiding van het voorgaande de toelichting aan te vullen. 1.3. De gestelde voorwaarden nader bezien Het voorstel voorziet in de artikelen 2 tot en met 6 in een aantal voorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat tot winstuitkering mag worden overgegaan. De Afdeling merkt over de verschillende voorwaarden het volgende op. a. Voorschriften over de gang van zaken bij de zorgaanbieder Het voorstel bevat enkele voorschriften die de regeling raken van bevoegdheden binnen de betreffende zorgaanbieder. Het gaat daarbij met name om artikel 4, eerste lid, onder b, en derde tot en met vijfde lid, en artikel 5. Deze voorschriften sluiten aan bij het voorstel Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht, in het bijzonder het in dat voorstel voorgestelde artikel 216 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Dat voorstel is echter beperkt tot de bv, terwijl het onderhavige voorstel ook geldt voor de nv en voor de coöperatie. In de memorie van toelichting bij het voorstel Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht is opgemerkt dat de voorgestelde flexibilisering niet is doorgetrokken naar de rechtsvorm van de naamloze vennootschap, dit omdat de regeling van de naamloze vennootschap op meer punten afhankelijk is van Europese richtlijnen. Nu het onderhavige voorstel elementen bevat die in genoemd wetsvoorstel zijn beperkt tot de bv, mist de Afdeling in de toelichting behandeling van de vraag waarom de regering er voor heeft gekozen deze elementen ook toe te passen op naamloze vennootschappen, en met name of daarmee geen spanning ontstaat met de toepasselijke Europese richtlijnen. In de toelichting wordt niet naar specifieke richtlijnen verwezen. De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te gaan. b. Voorschriften over de rechtsvorm van de zorgaanbieder Ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a, van het voorstel mag een aanbieder van zorg die valt binnen het bereik van het wetsvoorstel, alleen winst uitkeren indien deze aanbieder de rechtsvorm heeft van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap of coöperatie. Het voorstel voorziet niet in de mogelijkheid van winstuitkering door verenigingen en stichtingen. Dit is naar het oordeel van de Afdeling begrijpelijk nu, zoals de toelichting (paragraaf 3.2.5) vermeldt, deze rechtsvormen niet zijn bedoeld voor winstuitkering. De Afdeling merkt echter op dat uit het voorgestelde artikel 3, eerste lid, onderdeel a, gelezen in samenhang met de toelichting, moet worden afgeleid, dat buitenlandse rechtspersonen zijn uitgesloten van de mogelijkheid van winstuitkering. Die uitsluiting is – aldus de toelichting – ingegeven door het feit dat deze buitenlandse rechtspersonen ingevolge de EU-regels over de vrijheid van vestiging (artikel 49 van het VWEU) niet onderworpen mogen worden aan het Nederlandse vennootschapsrecht. Volgens de toelichting leidt de uitsluiting van buitenlandse rechtspersonen, die een beroep kunnen doen op de EU-regels inzake de vrije vestiging, evenwel tot een belemmering van het recht van vestiging voor vennootschappen die naar het recht van een andere lidstaat (of EER lidstaat) zijn opgericht. Een dergelijke belemmering kan alleen dan gerechtvaardigd worden onder het EU-recht, wanneer met succes een beroep kan worden gedaan op de exceptie van volksgezondheid van artikel 52 van het VWEU. De Afdeling vindt in de toelichting geen met het EU-recht sporende argumenten die tot de conclusie kunnen leiden dat de uitsluiting van buitenlandse rechtspersonen in verhouding tot het algemeen belang noodzakelijk en proportioneel is en in overeenstemming is met het discriminatieverbod, opgenomen in artikel 49 VWEU. De Afdeling adviseert daarom het voorstel op dit punt van een dragende overweging te voorzien. c. Wachttijd voor winstuitkering Het voorstel voorziet in het vereiste van toestemming van de minister om winst te mogen uitkeren. Hiertoe dient een aanvraag te worden ingediend. Ingevolge het voorgestelde artikel 4, eerste lid, onderdeel a, gelezen in samenhang met het tweede lid, mag deze aanvraag pas worden gedaan tegen het einde van het derde jaar na de ingangsdatum van de investering door de geldverstrekker. Zo moeten continuïteit en de lange termijnbelangen van de onderneming worden geborgd. De Afdeling merkt hierover het volgende op: 1°. De wachttijd wordt als voorwaarde gesteld om te voorkomen dat private investeerders die gericht zijn op een korte termijn belang, dit ten koste laten gaan van de stabiliteit van de onderneming en de kwaliteit van de zorg. Indien hier daadwerkelijk voor moet worden gevreesd, is het volgens de Afdeling echter de vraag of de voorgestelde wachttijd hiertegen een effectieve remedie is. Het wetsvoorstel bepaalt dat de winst pas na een bepaalde termijn mag worden uitgekeerd. Het bepaalt daarentegen niet dat winst die is gemaakt in de daaraan voorafgaande jaren, niet mag worden gereserveerd en daarna gecumuleerd mag worden uitgekeerd. Zo bezien, is de betekenis van de wachttijd voor het beoogde doel betrekkelijk. Daarbij is het overigens onduidelijk of er na ommekomst van de wachttijd van drie jaar nog beperkingen zijn, andere dan de in het vennootschapsrecht gebruikelijke, om de aldus gereserveerde winstuitkeringen die in de loop van die drie jaar zijn opgebouwd en niet zijn uitgekeerd, vervolgens in één keer uit te keren. Daar komt bij dat een investeerder die nadien het aandelenpakket overneemt, niet of nauwelijks met deze voorwaarde lijkt te worden geconfronteerd. De Afdeling merkt op dat het effect dat de minister beoogt te bewerkstelligen met de te stellen voorwaarden aan de winstuitkering aan de eerste investeerder, alsnog teniet wordt gedaan, als artikel 4, tweede lid, zo moet worden uitgelegd dat voor een nieuwe investeerder die wel is gericht op korte termijn belang, slechts de resterende wachttijd dan wel geen wachttijd geldt, indien hij de rechtspersoon overneemt tijdens de wachttijd dan wel kort na afloop ervan. Dit alles roept vragen op over de effectiviteit van de voorgestelde wachttijd. Het leidt er naar het oordeel van de Afdeling voorts toe dat er, gelet op het eerder genoemde coherentievereiste, aan moet worden getwijfeld of de beperking van het kapitaalverkeer die het gevolg is van deze wachtperiode (artikel 63 van het VWEU) voldoende kan worden gerechtvaardigd. 2°. De wachtperiode is zo opgezet dat de investeerder eerst aandeelhouder moet worden en de onderneming vervolgens, na bijna drie jaar, een beschikking kan aanvragen om tot winstuitkering te kunnen overgaan. Dat levert de investeerder drie jaar lang onzekerheid op over de vraag of de investering wel tot een resultaat zal kunnen leiden. Dit roept de vraag op of investeerders wel bereid zullen zijn deze onzekerheid te accepteren. Zij zullen hun beleid immers ook weer moeten verantwoorden. De Afdeling adviseert nader op het vorenstaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen. d. Topinkomens Volgens par. 3.2.8 van de toelichting geldt in het geval van winstuitkering als voorwaarde dat wordt voldaan aan de criteria voor de topinkomens. De Afdeling wijst er op dat in het voorstel van Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wet normering bezoldiging) grenzen aan de topinkomens in de publieke en semipublieke sector worden gesteld (zie in dit verband in het bijzonder artikel 1.4, eerste lid, gelezen in samenhang met bijlage 3 van dat voorstel). Of er daarbij sprake is van winstuitkering door de rechtspersoon, is niet relevant. In paragraaf 5 van de Wet normering bezoldiging wordt de handhaving van die wet geregeld. Het voorgestelde artikel 16 bepaalt dat winstuitkering niet mag plaatsvinden, zolang niet is voldaan aan een last onder dwangsom die is opgelegd ingevolge paragraaf 3 van de Wet normering bezoldiging, dan wel een op grond van artikel 5.5 van die wet opgeëist bedrag niet is voldaan. Begrijpt de Afdeling het goed, dan moet het voorgestelde artikel 16 worden gezien als een “bijzondere incasso-methode” van de dwangsom of het bovenmatig uitgekeerde bedrag zijnde een onverschuldigde betaling als bedoeld in de Wet normering bezoldiging. Zoals hiervoor opgemerkt bevat de Wet normering bezoldiging zelf instrumenten voor die gevallen waarin de wet wordt overtreden. Verder kent de Algemene wet bestuursrecht bepalingen omtrent de last onder dwangsom. Door daaraan uitvoering te geven, kan de Wet normering bezoldiging worden gehandhaafd. De Afdeling merkt in dit verband voorts op dat degene die een te hoog topinkomen in de zin van de wet heeft ontvangen en moet terugbetalen, niet dezelfde persoon hoeft te zijn als de private investeerder in de zorgonderneming. In genoemde gevallen kan het gebruik van de voorgestelde bepaling die winstuitkering aan die investeerder in dat geval onmogelijk maakt, worden gezien als een oneigenlijk middel om het doel van de Wet normering bezoldiging te bereiken. De Afdeling adviseert om artikel 16 te schrappen. 2. Overgang van goederen In artikel 9 en verder zijn voorschriften opgenomen betreffende de overgang van goederen en vermogensrechten vanuit de sfeer van aanbieders zonder winstoogmerk naar een (op winst gerichte) sfeer buiten de zorg. Doel van deze regeling is om de desbetreffende waarde voor de zorg te behouden. Bij sfeerovergang dient daarom het (positieve) saldo van opbrengsten en kosten in het voor de sector relevante fonds te worden gestort (claimrealisatie). Deze bepalingen gelden niet alleen voor vermogens die zijn opgebouwd in de tijd van gereguleerde bouw van zorginstellingen en budgetfinanciering voor het functioneren van zorginstelling tot 1 januari 2008, maar ook voor vermogens die nadien zijn of worden opgebouwd. De Afdeling maakt hierover de volgende opmerkingen. a. Claimrealisatie Voor goederen die in het verleden zijn gefinancierd met overheidsmiddelen of waarvan de overheid via de budgetfinanciering "budgetgaranties" heeft geleverd, was sprake van overheidsfinanciering en liepen de instellingen zelf geen enkel risico. Daarom valt goed te begrijpen dat de regering wil dat de waarde van de desbetreffende goederen en rechten behouden blijft voor de zorg. Echter, vanaf 1 januari 2008 maken kapitaallasten onderdeel uit van de tarieven in de zorg. Sedertdien lopen alle instellingen - waaronder de instellingen die intramurale zorg verlenen - met betrekking tot de kapitaallasten een gelijk risico, omdat deze uit de zorgomzet moeten worden gedekt. Aldus behoren de waarden van de desbetreffende goederen en rechten, voor zover deze na 1 januari 2008 zijn opgebouwd, tot het vermogen van de zorgaanbieder als ware het een private onderneming. Daarom valt niet in te zien waarom, in het geval van vervreemding als bedoeld in artikel 9 van het voorstel, deze waarden zouden moeten worden gestort in het hiervoor genoemde fonds. Een overeenkomstige redenering geldt voor de waardering tegen marktwaarde van deze goederen en rechten. Tot 1 januari 2008 liepen de instellingen geen risico’s over de waarde van deze goederen, maar na die datum wel. Zoals de Raad van State eerder heeft geadviseerd, dient de waardering tegen marktwaarde van de desbetreffende vermogensbestanddelen plaats te vinden naar de stand van 1 januari 2008. Daarbij heeft de Raad ook gewezen op de noodzakelijke toetsing aan het artikel 1 van het eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. In de toelichting wordt weliswaar ingegaan op die toets, maar daarbij wordt alleen ingegaan op de omzetting van een stichting in een rechtspersoon binnen het bereik van het voorstel en niet op vervreemding van goederen buiten het circuit van de zorg door overgang van een op winst gerichte zorgondernemer naar een ondernemer buiten de zorg. De Afdeling is van oordeel dat het behoud van de waarde en de wijze van waardering van de goederen en rechten dient te worden gekoppeld aan en te worden beperkt tot de peildatum van 1 januari 2008, het moment waarop de gewijzigde systematiek voor de bekostiging van zorgaanbieders is ingegaan. De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen. b. Uitwerking De uitwerking van de regeling roept bij de Afdeling eveneens vragen op. In de opzet van artikel 9 vindt realisatie van de claim plaats bij overdracht of overgang van goederen van de niet-winstsfeer naar de winstsfeer, indien de desbetreffende verkrijger in de winstsfeer niet actief is in en voor de zorg. Wanneer de goederen behouden blijven voor de zorg, vindt claimrealisatie niet plaats. Claimrealisatie vindt ook niet plaats in de volgende situaties: overdracht of overgang van goederen naar een niet-winstbeogende rechtspersoon buiten de zorg. Dit geldt echter ook wanneer die rechtspersoon de goederen vervolgens overdraagt aan een wel winstbeogende rechtspersoon buiten de zorg; overdracht of overgang van goederen van een winstbeogende rechtspersoon in de zorg naar een rechtspersoon buiten de zorg. Aldus is geen sprake van een sluitend stelsel. Indien het argument is dat de overheid vanwege haar budgettaire betrokkenheid een gerechtvaardigde claim op goederen moet hebben en het bedrag dat daarmee gemoeid is, behouden moet blijven voor de zorg, stelt de Afdeling vast dat daaraan met dit voorstel niet consequent uitvoering wordt gegeven. De Afdeling adviseert in de toelichting dragend te motiveren waarom dit onderscheid wordt gemaakt en zo nodig het voorstel aan te passen. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Memorie van toelichting, paragraaf 1.1. Voor aanbieders van extramurale AWBZ-zorg, huisartsen en fysiotherapeuten geldt het verbod van winstuitkering op grond van de vigerende wettelijke bepalingen niet. Voor aanbieders van intramurale AWBZ-zorg en voor academische ziekenhuizen blijft na de inwerkingtreding van voorliggend voorstel, het verbod gelden. Om te voorkomen dat een deel van de academische component bedoeld of onbedoeld wordt uitgekeerd aan aandeelhouders, kiest de regering er voor de academische ziekenhuizen uit te sluiten van de mogelijkheid om winst uit te keren (memorie van toelichting, paragraaf 2.3). Zaak C-341/08, Petersen, 12 januari 2010. Zaak C-169/07, Hartlauer,10 maart 2009. Kamerstukken I 2009/10, 31 058, A. Kamerstukken II 2006/07, 31 058, nr. 3, blz. 7. Zie met name de Tweede richtlijn van de Raad van 13 december 1976 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 58, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken. Pb. 1977, L 26/1. Zie de memorie van toelichting, paragraaf 7.1 (Interne markt: regels van vrij verkeer van kapitaal), derde tekstblok. Memorie van toelichting, paragraaf 3.2.3. Kamerstukken II 2010/11, 32 600. Advies van 2 oktober 2009 inzake de Ontwerp-Spoedwet vermogensbehoud zorginstellingen (W13.09.0234/I) (Stcrt. 2011, 4030). Algemeen deel, paragraaf 7.2, van de toelichting. PAGE 2 AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........