[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wet veiligheidsregio’s in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en in verband met de volledige regionalisering van de brandweer

Eindtekst

Nummer: 2012D07469, datum: 2012-02-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z15199:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

14 februari 2012



	Wijziging van de Wet veiligheidsregio’s in verband met de oprichting
van het Instituut Fysieke Veiligheid en in verband met de volledige
regionalisering van de brandweer







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om ten
dienste van de veiligheidsregio’s een ondersteuningsorganisatie op te
richten, en om te komen tot een volledige regionalisering van de
brandweer;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet veiligheidsregio’s wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1 wordt “Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties” vervangen door: Onze Minister: Onze
Minister van Veiligheid en Justitie.

AA

Artikel 3, derde lid, komt te luiden:

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke plaatsen,
voor zover daarin niet bij of krachtens enige andere wet is voorzien, en
worden regels gesteld over de basishulpverlening op die plaatsen.

AB

	Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

	De gemeenteraad stelt ten minste eenmaal in de vier jaar de doelen vast
die de gemeente betreffende de brandveiligheid en de werkwijze en
kwaliteit van de brandweerzorg nastreeft.	

		

AC

	Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt in onderdeel f ”de voorzieningen”
vervangen door: de aanwezigheid van brandweerposten in de gemeenten
alsmede de overige voorzieningen.

		

	2. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	2a. Voorafgaand aan de vaststelling van het beleidsplan overlegt de
burgemeester van een gemeente in het gebied van de veiligheidsregio met
de gemeenteraad over het ontwerpbeleidsplan.

B

	Artikel 18, wordt als volgt gewijzigd:

	01. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na “en rangen” ingevoegd:
en tekens van bijzondere verdiensten in het operationele brandweerwerk

	1. In het tweede lid vervalt onderdeel b en worden de onderdelen c en d
geletterd b en c.

	2. In het derde lid wordt de zinsnede “opleiden, examineren,
bijscholen en oefenen” vervangen door: de bekwaamheid.

	3. In het vierde lid wordt “welke brandweeropleidingen worden”
vervangen door: “voor welke functies de opleiding wordt”, wordt
“rijksexamen” vervangen door “examen” en wordt “Onze
Minister” vervangen door: Het algemeen bestuur van het Instituut
Fysieke Veiligheid.

C

	In artikel 20, tweede lid, vervalt: , en door Onze Minister en Onze
Minister van Justitie gezamenlijk indien zij voorschriften bevat ten
behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de
vervulling van taken ten dienste van de justitie.

D

	In artikel 21, tweede lid, wordt “veiligheidsrisico’s” vervangen
door: veiligheidsregio’s.

E

	Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22

	De besturen van de veiligheidsregio’s dragen gemeenschappelijk zorg
voor de inrichting van een uniforme informatie- en
communicatievoorziening, daaronder begrepen het vaststellen van de
informatiebehoefte en het vaststellen van kaders, standaarden en
kwaliteitseisen met het oog op de informatie-uitwisseling binnen en
tussen de in artikel 10, onder i, bedoelde organisaties.

F

	In artikel 25, tweede en derde lid, wordt “De regionale brandweer” 
vervangen door: De brandweer.

G

	De artikelen 26 tot en met 29 vervallen.

H

	In artikel 55, vijfde lid, wordt “het eerste tot en met vijfde lid”
vervangen door: het eerste tot en met vierde lid.

I

	Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

	a. het toetsen van de wijze waarop een orgaan van een veiligheidsregio,
het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid, een gemeente of een
ander openbaar lichaam uitvoering geeft aan de taken, met betrekking tot
de brandweerzorg, de rampenbestrijding of crisisbeheersing;

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt “Onze Ministers van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Verkeer en Waterstaat”
vervangen door: Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van
Infrastructuur en Milieu. 

	3. In het tweede lid wordt “Onze Minister van Justitie” vervangen
door: Onze Minister.

	4. In het derde lid wordt “Onze Minister en Onze Minister van
Justitie gezamenlijk” vervangen door: Onze Minister.

	5. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Onze Minister wijst het hoofd en de overige ambtenaren van de
inspectie aan.

J

	Artikel 58, tweede lid, komt te luiden:

	2. De inspectie rapporteert, gevraagd of ongevraagd, rechtstreeks aan
Onze Minister.

K

	In artikel 62, eerste en tweede lid, wordt “bedoeld in artikel 57,
tweede en derde lid” vervangen door: bedoeld in artikel 57, vierde
lid.

L

	Het opschrift van paragraaf 17 komt te luiden Ҥ 17 Het Instituut
Fysieke Veiligheid” en het opschrift “§ 18 Nederlands bureau
brandweerexamens” vervalt.

M

	De artikelen 66 tot en met 75 komen te luiden:

Artikel 66

	1. Er is een Instituut Fysieke Veiligheid.

	2. Het Instituut Fysieke Veiligheid bezit rechtspersoonlijkheid.

Artikel 67

	1. Het bestuur van de rechtspersoon Instituut Fysieke Veiligheid
bestaat uit:

	a. een algemeen bestuur, bestaande uit de voorzitters van de
veiligheidsregio’s gezamenlijk;

	b. een dagelijks bestuur.

	2. Het algemeen bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter en een
dagelijks bestuur. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens
voorzitter van het dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur bepaalt welke
taken het overdraagt aan het dagelijks bestuur.

	3. De voorzitter vertegenwoordigt het Instituut Fysieke Veiligheid in
en buiten rechte.

	4. Het bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen
staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

Artikel 68

	1. Het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid heeft de volgende
taken op het gebied van de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de
crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening:

	a. het verzorgen van officiersopleidingen voor de brandweer en van
andere bij ministeriële regeling aan te wijzen opleidingen die met een
examen als bedoeld in artikel 18, vierde lid, worden afgesloten, en het
ontwikkelen van lesstof, oefenstof en leerstof voor beide soorten
opleidingen;

	b. het zorgen voor de ontwikkeling, de uitvoering, de organisatie en de
afneming van een examen als bedoeld in artikel 18, vierde lid;

	c. het geven van vrijstellingen en certificaten voor
brandweeropleidingen;

	d. het vaststellen van de uitslag van een examen voor
brandweeropleidingen;

	e. het ontwikkelen en in stand houden van expertise door middel van het
verzamelen en beheren van relevante kennis en zo nodig door het
verrichten van toegepast wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de
brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de
geneeskundige hulpverlening;

	f. het ter beschikking stellen van de verzamelde informatie en
expertise aan organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de
brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de
geneeskundige hulpverlening;

	g. het verwerven, beheren en aan de veiligheidsregio’s zo nodig ter
beschikking stellen van materieel, uitrusting en
telecommunicatievoorzieningen;

	h. het verwerven, beheren en zo nodig aan de politie ter beschikking
stellen van bijzonder materieel en bijzondere uitrusting ten behoeve van
de uitvoering van de politietaak.

	2. Bij de uitoefening van de taken genoemd in het eerste lid draagt het
bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid zorg voor betrokkenheid van
het in de brandweerzorg werkzame personeel bij de besluitvorming.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot het tweede lid.

Artikel 69

	Het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid kan in opdracht van
een of meer besturen van de veiligheidsregio’s werkzaamheden uitvoeren
ten behoeve van de veiligheidsregio’s, waaronder het ondersteunen bij
de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 22.

Artikel 70

	1. Het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid kan in opdracht van
derden andere werkzaamheden verrichten dan die welke uit artikel 68,
eerste lid, en 69 voortvloeien op het gebied van fysieke veiligheid.

	2. Voor de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden wordt een
vergoeding van ten minste de integrale kosten berekend en de
werkzaamheden mogen niet leiden tot concurrentievervalsing ten opzichte
van private aanbieders van vergelijkbare diensten.

Artikel 71

	1. Het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid verstrekt
desgevraagd aan Onze Minister alle inlichtingen die hij nodig heeft met
het oog op zijn bevoegdheid, bedoeld in artikel 72, eerste lid, en in
verband met de evaluatie, bedoeld in artikel 75a. Onze Minister kan
inzage vorderen van alle zakelijke gegevens en bescheiden, indien dat
voor de uitoefening van die bevoegdheid redelijkerwijs nodig is.

	2. Het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid geeft bij het
verstrekken van de in het eerste lid bedoelde inlichtingen waar nodig
aan welke gegevens een vertrouwelijk karakter dragen. Dit vertrouwelijke
karakter kan voortvloeien uit de aard van de gegevens, dan wel uit het
feit dat natuurlijke personen of rechtspersonen deze aan het Instituut
Fysieke Veiligheid hebben verstrekt onder het beding dat zij als
vertrouwelijk zullen gelden.

Artikel 72

	1. Indien naar het oordeel van Onze Minister het bestuur van het
Instituut Fysieke Veiligheid een taak ernstig verwaarloost, kan Onze
Minister de noodzakelijke voorzieningen treffen.

	2. De voorzieningen worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, niet
eerder getroffen dan nadat het bestuur van het Instituut Fysieke
Veiligheid in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze Minister
te stellen termijn alsnog zijn taak naar behoren uit te voeren.

	3.Onze Minister stelt beide kamers der Staten-Generaal onverwijld in
kennis van door hem getroffen voorzieningen als bedoeld in het eerste
lid.

Artikel 73

	1. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks de begroting, de jaarrekening
en het jaarverslag voor het Instituut vast.

	2. Het algemeen bestuur stelt ten minste eenmaal in de vier jaar het
beleidsplan, de organisatie, de formatie en de producten- en
dienstencatalogus vast.

	3. Het algemeen bestuur stelt de functionele eisen en standaarden van
de producten en diensten vast.

	4. Het algemeen bestuur stelt bij reglement regels vast over de
uitvoering, de organisatie en de afneming van een examen, als bedoeld in
artikel 18, vierde lid.

	5. Het dagelijks bestuur zendt een ontwerp van de begroting, van het
beleidsplan en van de eisen en standaarden als bedoeld in het derde lid
zes weken voordat zij worden vastgesteld, toe aan de besturen van de
veiligheidsregio’s.

	6. De besturen van de veiligheidsregio’s kunnen bij het algemeen
bestuur hun zienswijze over de ontwerpen, bedoeld in het vijfde lid,
naar voren brengen.

Artikel 74

	1. De inkomsten van het Instituut Fysieke Veiligheid bestaan uit:

	a. een bijdrage van Onze Minister voor de taken, bedoeld in artikel 68,
eerste lid, onderdeel a en de onderdelen e tot en met h, en, voor zover
Onze Minister daartoe besluit, een incidentele bijdrage voor een
bijzonder doel;

	b. een bijdrage van de veiligheidsregio’s voor de in artikel 68,
eerste lid, en 69 bedoelde taken en werkzaamheden, voor zover de
besturen van de veiligheidsregio’s hiertoe besluiten;

	c. betalingen van de kosten die het Instituut Fysieke Veiligheid bij de
uitvoering van de taken of werkzaamheden bij de veiligheidsregio’s of
derden in rekening brengt.

	2. Het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid trekt geen gelden
aan die dagelijks of op termijn opvorderbaar zijn. In afwijking van de
eerste volzin is het het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid
toegestaan ter overbrugging van tijdelijke kastekorten bij een bank als
bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht tijdelijke
kredieten in rekening-courant op te nemen.

	3. Het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid houdt een zodanige
administratie bij dat:

	a. de registratie van lasten en baten van de taken, bedoeld in artikel
68, eerste lid, van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 69 en van de
werkzaamheden, bedoeld in artikel 70, onderling gescheiden zijn.

	b. alle lasten en baten, op grond van consequent toegepaste en
objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijzenadministratie,
correct worden toegerekend;

	c. de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de
administratie wordt gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd.

	4. Het bestuur van het Instituut houdt een zodanige administratie bij
dat informatie kan worden verschaft over de integrale kosten en over de
baten van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 70.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld over de bijdrageverlening, bedoeld in het eerste lid onder a.

Artikel 75

	1. Het personeel van het Instituut Fysieke Veiligheid is ambtenaar in
de zin van de Ambtenarenwet.

	2. De regels die op grond van artikel 125, eerste lid, van de
Ambtenarenwet zijn gegeven voor de ambtenaren die bij een ministerie
anders dan het Ministerie van Defensie zijn aangesteld, zijn van
overeenkomstige toepassing op de ambtenaren die in dienst van het
Instituut Fysieke Veiligheid zijn.

	3. Het dagelijks bestuur benoemt, bevordert en ontslaat het personeel
van het Instituut Fysieke Veiligheid.

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gegeven over het personeel van het Instituut Fysieke Veiligheid.

	5. De regels, bedoeld in artikel 18, tweede en derde lid, zijn van
toepassing op het personeel van het Instituut, niet zijnde personeel van
de brandweer, dat een functie uitoefent als bedoeld in artikel 18,
tweede lid.

N

	Na artikel 75 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 18 Evaluatie

Artikel 75a

	Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de
artikelen 66 tot en met 75 aan de Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van deze artikelen in de praktijk.

O

	In artikel 80 wordt “55, zesde lid” vervangen door: 55, vijfde lid.

ARTIKEL II

	De Veiligheidswet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 33, vijfde lid, wordt “Caribisch rijksexamen” vervangen
door “Caribisch examen” en “Onze Minister” door: Het algemeen
bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid.

B

	Artikel 35 komt te luiden:

Artikel 35

	1. De artikelen 68, eerste lid, onder a, b, c, d, e en f, en 70 van de
Wet veiligheidsregio’s zijn van toepassing in de openbare lichamen,
met dien verstande dat in artikel 68, eerste lid,  onder a en b, van die
wet voor “een examen als bedoeld in artikel 18, vierde lid” wordt
gelezen: een Caribisch examen als bedoeld in artikel 33, vierde lid, van
de Veiligheidswet BES.

	2. De vaststelling van de producten- en dienstencatalogus, bedoeld in
artikel 73, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, geschiedt in
overeenstemming met de korpsbeheerder brandweer, voor zover daarbij ten
aanzien van de in artikel 68, eerste lid, onder a, van die wet bedoelde
opleidingen die worden afgesloten met een Caribisch examen, prijzen
worden vastgesteld die afwijken van de prijzen in het Europese deel van
Nederland.

	3. Artikel 73, vijfde tot en met zevende lid, van de Wet
veiligheidsregio’s is van toepassing, met dien verstande dat in die
bepalingen in plaats van “besturen van de veiligheidsregio’s”
wordt gelezen: bestuurscolleges van de openbare lichamen en de
korpsbeheerder brandweer.

C

	Artikel 36 vervalt.

D

	Artikel 71, eerste lid, onder a, komt te luiden:

	a. het toetsen van de wijze waarop het brandweerkorps, een
bestuurscollege van een openbaar lichaam of een samenwerkingslichaam als
bedoeld in artikel 125 van de Wet gemeenschappelijke regelingen of het
bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid, uitvoering geeft aan de
taken, met betrekking tot de brandweerzorg, de rampenbestrijding of
crisisbeheersing;.

ARTIKEL III

	1. Op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I zijn de
personeelsleden in dienst van het Nederlands instituut fysieke
veiligheid en het Nederlands bureau brandweerexamens van wie naam en
functie zijn vermeld op een door Onze Minister vastgestelde lijst, van
rechtswege ontslagen en aangesteld als ambtenaar in dienst van het
Instituut Fysieke Veiligheid.

	2. De overgang van de in het eerste lid bedoelde personen vindt plaats
met dezelfde rechtspositie als die welke voor elk van hen gold bij het
Nederlands instituut fysieke veiligheid en het Nederlands bureau
brandweerexamens.

ARTIKEL IV

	De administratie en het archief van het Nederlands instituut fysieke
veiligheid en het Nederlands bureau brandweerexamens worden van
rechtswege overgedragen aan het Instituut Fysieke Veiligheid.

ARTIKEL V

	1. In wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij het bestuur van
het Nederlands instituut fysieke veiligheid of van het Nederlands bureau
brandweerexamens is betrokken, treedt met ingang van de datum van
inwerkingtreding van artikel I de voorzitter van het Instituut Fysieke
Veiligheid in de plaats van het bestuur van het Nederlands instituut
fysieke veiligheid dan wel het bestuur van het Nederlands bureau
brandweerexamens.

	2. Bij verplichtingen die het bestuur van het Nederlands instituut
fysieke veiligheid of van het Nederlands bureau brandweerexamens zijn
aangegaan, treedt met ingang van de datum van inwerkingtreding van
artikel I het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid in de plaats
van het bestuur van het Nederlands instituut fysieke veiligheid of van
het Nederlands bureau brandweerexamens.

	3. In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I
aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de
Nationale ombudsman een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die
kan worden toe gekend aan het bestuur van het Nederlands instituut
fysieke veiligheid dan wel aan het bestuur van het Nederlands bureau
brandweerexamens, treedt het bestuur van het Instituut Fysieke
Veiligheid op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de Wet
Nationale ombudsman in plaats van het bestuur van het Nederlands
instituut fysieke veiligheid dan wel het bestuur van het Nederlands
bureau brandweerexamens.

ARTIKEL VI

	1. Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente met een
gemeentelijke brandweer als bedoeld in artikel 26 van de Wet
veiligheidsregio’s besluit de gemeentelijke brandweer op te heffen op
een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat is gelegen binnen een jaar
na de inwerkingtreding van dit artikel.

	2. Vanaf het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, voert de door het
bestuur van de veiligheidsregio ingestelde brandweer ook in die gemeente
de taken, genoemd in artikel 25, eerste lid, onder a en b, van de Wet
veiligheidsregio’s uit.

	3. Uiterlijk met ingang van 1 januari 2014 wijzigen de deelnemers de
regeling, bedoeld in artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s, en
treffen het college en het bestuur van de veiligheidsregio overigens de
nodige voorzieningen.

ARTIKEL VII

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   9