33201 (R1977) Adv RvSt inzake Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter aanscherping van de voorwaarden voor verkrijging en verlening van het Nederlanderschap
Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter aanscherping van de voorwaarden voor verkrijging en verlening van het Nederlanderschap
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2012D10984, datum: 2012-03-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2012Z05107:
- Indiener: J.W.E. Spies, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2012-03-15 14:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-03-29 10:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2012-05-31 10:00: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2012-06-05 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2012-06-28 13:00: Rondetafelgesprek over de Rijkswet Nederlanderschap (Rondetafelgesprek), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2012-07-03 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2012-07-17 12:00: Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter aanscherping van de voorwaarden voor verkrijging en verlening van het Nederlanderschap (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
No.W04.11.0397/I/K 's-Gravenhage, 22 december 2011 Bij Kabinetsmissive van 29 september 2011, no.11.002297, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter aanscherping van de voorwaarden voor verkrijging en verlening van het Nederlanderschap, met memorie van toelichting. Het voorstel strekt tot aanscherping van de voorwaarden voor verkrijging en verlening van het Nederlanderschap. Uitgangspunt van het voorstel is dat de voorwaarden voor verkrijging (optie) of verlening van het Nederlanderschap de participatie en integratie van de naturalisandi bevorderen. Optanten moeten voor de verkrijging van het Nederlanderschap afstand doen van hun andere nationaliteit(en) wanneer dat mogelijk is (afstandseis). Meerderjarige optanten moeten voldoen aan een taaleis. Voor naturalisatie zal in meer gevallen dan voorheen vijf jaar toelating en hoofdverblijf zijn vereist. Voor naturalisatie moet worden voldaan aan een middelen- en kwalificatievereiste. De openbare orde-toetsing wordt uitgebreid in die zin, dat voor naturalisandi van twaalf tot en met vijftien jaar bezwaren van openbare orde kunnen worden tegengeworpen. De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk maakt naar aanleiding van het voorstel van rijkswet opmerkingen over de afstandseis, de taaleis, de uitbreiding van de openbare orde-toets tot jeugdigen van twaalf tot en met vijftien jaar en de verlenging van de termijn voor aanvragers van naturalisatie. Zij is van oordeel dat in verband daarmee het voorstel deels nader dient te worden overwogen. 1. De afstandseis Het voorstel gaat uit van het beginsel dat steeds sprake dient te zijn van één effectieve nationaliteit. Daartoe wordt in het voorstel de afstandseis voor optanten verbreed. Die verplichting zal niet gelden voor staatlozen (die immers geen nationaliteit hebben) en personen die zijn geboren uit een Nederlandse moeder voor januari 1985, terwijl de vader ten tijde van de geboorte niet-Nederlander was, en hun nakomelingen (de latente Nederlanders). Voor deze groep is de mogelijkheid gebleven om het Nederlanderschap te verkrijgen door middel van optie. Voor hen geldt geen afstandseis, omdat die eis een nieuwe ongelijkheid zou creëren tussen verkrijgers van het Nederlanderschap langs de vaderlijke en langs de moederlijke lijn. Uitgangspunt blijft evenwel dat in overige gevallen in beginsel steeds sprake moet zijn van één effectieve nationaliteit. a. enkelvoudige nationaliteit, meervoudige nationaliteit en de afstandseis In de toelichting wordt de band met het land van herkomst aangeduid als een emotionele, die niet noodzakelijk moet worden vertaald in een juridische band, omdat het belang om rechten uit te oefenen in het land van herkomst afneemt naarmate de betrokkene langer in Nederland heeft verbleven. De Afdeling plaatst kanttekeningen bij dit uitgangspunt. In het Tweede Protocol van 1993 bij het Verdrag van Straatsburg van 1963 werd vastgelegd dat het streven naar een enkelvoudige nationaliteit, zoals door het Verdrag werd voorgeschreven, zou worden losgelaten omdat een meervoudige nationaliteit de integratie in de samenleving van het ontvangende land bevordert, met name voor de tweede generatie migranten. Datzelfde integratieargument wordt nu in de toelichting op het ontwerpbesluit gehanteerd om één effectieve nationaliteit als uitgangspunt te nemen. In de toelichting wordt niet gemotiveerd waarom de regering thans tot een ander inzicht is gekomen dan ten tijde dat dit Tweede Protocol werd bekrachtigd en welke redenen of oorzaken aanleiding zijn om terug te keren tot het uitgangspunt van het Verdrag van Straatsburg van 1963. In de toelichting wordt vermeld dat de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit betekent dat de betrokkene daaraan rechten ontleent, zoals toegang tot het grondgebied van het Koninkrijk, benoembaarheid in openbare functies, actief en passief kiesrecht voor de Tweede en Eerste Kamer en Provinciale Staten en de mogelijkheid om diplomatieke bescherming in te roepen. De Afdeling merkt op dat deze rechten niet afhankelijk zijn gesteld van de vraag of de betrokkene heeft voldaan aan de afstandseis. Daarentegen wordt in de toelichting gesteld dat het opgeven van de nationaliteit van het land van herkomst slechts beperkte gevolgen 'lijkt' te hebben, omdat bij eventuele terugkeer naar dat land op betrekkelijk eenvoudige wijze de oorspronkelijke nationaliteit kan worden herkregen. Dit motief is naar het oordeel van de Afdeling evenmin redengevend om de afstandeis te verscherpen. De grondgedachte van het Tweede Protocol van 1993 is namelijk dat verwerving van de Nederlandse nationaliteit, ook met behoud van die van het land van herkomst, een positieve betrokkenheid oplevert bij de inburgering. De veronderstelling dat een positieve betrokkenheid van burgers van een moderne natiestaat uitsluitend tot uitdrukking komt in een enkelvoudige nationaliteit, de zogenoemde één-op-één verhouding tussen staat en burger, wordt in de toelichting niet nader onderbouwd. Evenmin betekent het feit dat een andere nationaliteit is verkregen bij geboorte (bijvoorbeeld in Canada, de Verenigde Staten, Marokko of Turkije) een disloyaliteit jegens het land, waarvan men de nationaliteit vrijwillig verwerft. Nationaliteit en loyaliteit vallen niet automatisch samen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de regering in de toelichting onvoldoende aangegeven of de uitbreiding van de afstandeis dan wel de afstandeis zelf een effectief middel is om het gestelde doel (betrokkenheid bij de natiestaat, participatie en inburgering in de samenleving) te bereiken. De Afdeling adviseert de verruiming van de afstandseis in het licht van bovenstaande te heroverwegen. b. de noodzaak tot verlies van het Nederlanderschap De verruiming van de afstandseis komt ook tot uitdrukking in het vervallen van de uitzonderingen op de verliesgronden, doordat artikel 15, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RwN) wordt geschrapt. Dat betekent dat meerderjarige Nederlanders die vrijwillig een andere nationaliteit hebben verkregen hun Nederlandse nationaliteit van rechtswege verliezen. De toelichting vermeldt niet welke aanleiding of gronden hiervoor bestaan. De Afdeling concludeert daaruit dat slechts het uitgangpunt van een enkelvoudige nationaliteit daarvoor leidend is. Uit de toelichting blijkt niet welk belang van andere staten ermee is gediend dat een enkelvoudige nationaliteit wordt nagestreefd noch dat daartoe een behoefte is geuit. In hoeverre de betrokkene zijn banden met Nederland wil verbreken is in het voorstel irrelevant. De Afdeling constateert dat in de toelichting niet wordt gemotiveerd waarom dit 'spiegelbeeldige' verlies van de Nederlandse nationaliteit noodzakelijk is. De aan de Nederlandse nationaliteit verbonden rechten – zoals de hiervoor weergegeven toegang tot het grondgebied, kiesrecht en diplomatieke bescherming – gaan daarmee verloren. De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande de voorgestelde schrapping van de uitzonderingen op de verliesgronden te heroverwegen. 2. De taaleis In het wetsvoorstel wordt een taaleis voorgesteld voor meerderjarige optanten. Het voorstel bepaalt wel dàt een taalexamen moet worden afgelegd, maar niet op welk niveau. De bepaling bevat slechts een grondslag tot (sub) delegatie, doordat 'bij of krachtens' algemene maatregel van rijksbestuur (AMvRB) de te bepalen mate van kennis wordt omschreven. De Afdeling adviseert een inhoudelijke omschrijving van de taaleis (het vereiste niveau) in de wet op te nemen en de technische uitwerking in de AMvRB op te nemen. 3. Uitbreiding openbare orde-toets De mogelijkheid om de aanvraag of de bevestiging van de optie te weigeren vanwege ernstige vermoedens dat de betrokkene een gevaar zal opleveren voor de openbare orde wordt uitgebreid tot de categorie jeugdigen van twaalf tot en met vijftien jaar. De regering wijst er in dit verband op dat deze categorie jeugdigen soms ernstige misdrijven pleegt, maar geeft daarbij niet aan waarom dit een reden zou moeten zijn om tot de voorgestelde uitbreiding te komen. Aldus wordt niet opgehelderd welke aard en ernst van de misdrijven, door deze groep twaalf- tot vijftienjarigen gepleegd, een zo groot maatschappelijk probleem vormen dat het onthouden van het Nederlanderschap om deze reden een proportionele maatregel is. Het is niet duidelijk of ook lichte vergrijpen en misdrijven (zogenoemde kleine jeugdzonden) reeds onder deze maatregelen vallen. De Afdeling adviseert de noodzaak tot uitbreiding van de openbare orde-toets alsnog te motiveren. 4. Verlenging van de termijn Door het vervallen van de voorheen geldende uitzonderingen in artikel 8 van de Rijkswet op het Nederlanderschap wordt de termijn waarna naturalisatie kan worden aangevraagd voor een aantal gevallen verlengd van drie naar vijf jaar. Volgens de toelichting is de belangrijkste groep die het betreft de ongehuwd samenwonende en gehuwde vreemdelingen. In de toelichting wordt dit gemotiveerd met het belang van de integratie van naturalisandi en hun eigen verantwoordelijkheid daarvoor. Uit de toelichting blijkt niet waarom de huidige periode van drie jaar te kort zou zijn om aan integratievoorwaarden te kunnen voldoen. De Afdeling adviseert het doel van de verlenging naar vijf jaar voor alle voorheen uitgezonderde groepen overtuigend te motiveren en het voorstel op dit punt zo nodig aan te passen. 5. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en aan de Staten van Aruba, aan die van Curaçao en van Sint Maarten dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk, Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk betreffende no.W04.11.0397/I/K met een redactionele kanttekening die de Afdeling in overweging geeft. In de toelichting een passage opnemen over de plaats van het wetsvoorstel in het Unierecht inzake personenverkeer, in het bijzonder gelet op het arrest Rottman (HvJ, C 315/08). Dit is gedaan om de verkrijging van de nationaliteit via de vaderlijke lijn en via de moederlijke lijn gelijk te trekken. Tweede Protocol (1993, ETS nr. 149) bij het Verdrag van Straatsburg van 1963. Nederland is nog de enige partij bij dit protocol. Het protocol zal worden opgezegd, aldus de toelichting, onder I. Verdrag van Straatsburg (1963, ETS nr. 43) 'on reduction of cases of multiple nationality and military obligations in cases of multiple nationality' Aldus het 'explanatory report' (toelichting) op het Tweede Protocol. Toelichting op het voorstel, onder Algemeen. Toelichting op het voorstel, onder I. Artikel I van het voorstel. Het huidige artikel 15, tweede lid, van de RwN bevat een drietal uitzonderingen op het verlies van het Nederlanderschap voor een meerderjarige bij vrijwillige verkrijging van een andere nationaliteit, zie artikel 15, eerste lid, onder a, van de RwN. Artikel I, onderdeel B, (het voorgestelde artikel 6, derde lid, van de RwN) van het wetsvoorstel. Aanwijzing 22 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Artikel I, onderdeel E, van het wetsvoorstel. Toelichting op het voorstel, onder III. PAGE 1 PAGE 2 PAGE I AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........