33208 Adv RvSt Wijziging van de Geneesmiddelenwet ter implementatie van Richtlijn 2010/84/EU ter verbetering van de publieke gezondheid door het systeem van de geneesmiddelenbewaking van humane geneesmiddelen efficiënter te maken
Wijziging van de Geneesmiddelenwet ter implementatie van Richtlijn 2010/84/EU ter verbetering van de publieke gezondheid door het systeem van de geneesmiddelenbewaking van humane geneesmiddelen efficiënter te maken
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2012D12241, datum: 2012-03-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2012Z05628:
- Indiener: E.I. Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-03-21 13:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-03-27 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-03-28 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-04-19 14:00: Wijziging van de Geneesmiddelenwet ter implementatie van Richtlijn 2010/84/EU ter verbetering van de publieke gezondheid door het systeem van de geneesmiddelenbewaking van humane geneesmiddelen efficiënter te maken (33208) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-05-24 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-05-30 10:15: Procedurevergadering (o.a. controversieel verklaring) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-06-13 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-06-14 14:10: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-10-11 21:00: Wijziging van de Geneesmiddelenwet ter implementatie van Richtlijn 2010/84/EU ter verbetering van de publieke gezondheid door het systeem van de geneesmiddelenbewaking van humane geneesmiddelen efficiënter te maken (33208) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2012-10-23 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W13.11.0498/III 's-Gravenhage, 10 februari 2012 Bij Kabinetsmissive van 25 november 2011, no.11.002838, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende wijziging van de Geneesmiddelenwet ter implementatie van Richtlijn 2010/84/EU ter verbetering van de publieke gezondheid door het systeem van de geneesmiddelenbewaking van humane geneesmiddelen efficiënter te maken, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van Richtlijn 2010/84/EU (de richtlijn), die met name ziet op de verbetering van de geneesmiddelenbewaking, met als doel het versterken van de publieke gezondheid, de patiëntveiligheid en een vermindering van administratieve lasten. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen over de delegatie en de implementatie. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Delegatie Blijkens de toelichting is bij de implementatie van de richtlijn van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal delegatiebepalingen te stroomlijnen. Deze keuze heeft ertoe geleid dat in een aantal artikelen de bevoegdheid tot (nadere) regelgeving van een bepaald onderwerp aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) wordt gedelegeerd. De Afdeling merkt op dat als uitgangspunt bij de afweging op welk niveau van regeling implementatie dient plaats te vinden geldt dat de wet tenminste de hoofdelementen van de regeling dient te bevatten. Dit dient het belang van de democratische legitimatie, inzichtelijkheid van regelgeving en rechtszekerheid. Uit de toelichting blijkt dat, een enkele bepaling daargelaten, er in de richtlijn geen sprake is van beleidsruimte. In zoverre kan er, naar het oordeel van de Afdeling, reden zijn het stellen van nadere regels over te laten aan de minister. De voorgestelde subdelegatie geeft de Afdeling aanleiding tot de volgende opmerkingen. a. artikel 45a Artikel 45a voorziet in de mogelijkheid nadere regels te stellen omtrent voorschriften die aan een handelsvergunning worden verbonden. Eenzelfde bevoegdheid bestaat ten aanzien van de verplichting tot uitvoering van werkzaamheidstudies na toelating van een geneesmiddel. Deze nadere regels worden in het wetsvoorstel zelf onvoldoende inhoudelijk geduid. Verder mist de nadere uitwerking op het onderdeel van de werkzaamheidstudies enige grondslag, nu een verplichting tot het uitvoeren van deze studies in het algemeen ontbreekt. De Afdeling adviseert artikel 45a aan te vullen en inhoudelijk te normeren. b. artikel 45b Artikel 45b bevat de mogelijkheid van een voorwaardelijke vergunning. De voorwaarden waaraan moet worden voldaan, de gronden waarop deze wordt verleend, en de jaarlijkse herbeoordeling zijn in het wetsvoorstel (in tegenstelling tot het geldende artikel 45, vierde en vijfde lid) niet inhoudelijk benoemd, maar zullen in een ministeriële regeling worden opgenomen en nader uitgewerkt. Voorts ontbreekt de uitdrukkelijke mogelijkheid van verlenging van een vergunning, waarin artikel 22, slot, van de richtlijn voorziet. De Afdeling adviseert artikel 45b inhoudelijk te normeren en nauwkeuriger te laten aansluiten bij de richtlijn. c. artikel 46 Artikel 46 regelt het opstellen van een beoordelingsrapport ten aanzien van het geneesmiddel, het verlenen van een handelsvergunning en de openbaarmaking van de vergunning. Anders dan het geldende artikel 46, derde lid, bevat het voorgestelde artikel 46, eerste lid, geen indicatie van de inhoud van de ministeriële regeling op het punt van het beoordelingsrapport. Voorts merkt de Afdeling met betrekking tot de openbaarmaking op dat in artikel 46, derde lid, de, ingevolge de artikelen 45a en 45b, aan een vergunning te verbinden voorschriften ontbreken, alsmede de eventuele termijnen waarbinnen aan deze voorschriften moet worden voldaan, en het beoordelingsrapport, die ingevolge artikel 21, derde en vierde lid, van de richtlijn onverwijld moeten worden openbaargemaakt. Ten slotte regelt het vierde lid van artikel 46 het stellen van nadere regels bij ministeriële regeling van het ter zake inlichten van het Europees Geneesmiddelenbureau, terwijl het derde lid niet een verplichting bevat tot dergelijk inlichten. De Afdeling adviseert aan artikel 46, eerste lid, inhoudelijk duidelijker vorm te geven en het derde lid aan te vullen. d. artikel 76 Ingevolge artikel 76, eerste lid, is het College ter beoordeling van geneesmiddelen (het College) belast met de geneesmiddelenbewaking, zoals ook het geldende artikel 76, eerste lid, bepaalt. De taken en bevoegdheden van het College hiertoe worden nader uitgewerkt bij ministeriële regeling, dit ter uitvoering van artikel 102 van de richtlijn. Deze taken betreffen onder meer het bevorderen van het melden van vermoedelijke bijwerkingen, het toezien op de tijdige verstrekking van belangrijke informatie over een bepaald geneesmiddel aan het publiek en het treffen van maatregelen bij meldingen. In dat verband kan het College de vergunninghouder verplichten maatregelen te treffen. Nu deze taken verder reiken dan een administratieve uitwerking en mede gelet op artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de wet, acht de Afdeling het aangewezen de relevante taken expliciet in de wet te vermelden. De Afdeling adviseert naar aanleiding van het voorgaande het voorstel aan te passen. e. artikel 76a Op grond van artikel 76a, tweede lid, worden bij ministeriële regeling de taken van de vergunninghouder op het vlak van de geneesmiddelenbewaking nader geregeld. Het eerste lid van dat artikel draagt in algemene zin die taak aan de vergunninghouder op ter uitvoering aan artikel 104, eerste lid, van de richtlijn. Op dit moment zijn deze taken neergelegd in artikel 77, eerste tot en met derde lid, van de Geneesmiddelenwet. Gelet op het feit dat sprake is van taken en verplichtingen van een vergunninghouder, die bij overtreding kunnen leiden tot het opleggen van een bestuurlijke boete, is het naar het oordeel van de Afdeling aangewezen dat deze verantwoordelijkheden in de wet zelf worden opgenomen. f. artikel 80 Artikel 80, vierde lid, geeft de minister bevoegdheid nadere regels te stellen met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de vergunninghouder en van het College. Blijkens de artikelen 107 quaterdecies tot en met 107 octodecies van de richtlijn kan van vergunninghouders worden verlangd dat zij verslagen indienen, toezicht houden op de verkregen gegevens, ontwerpprotocollen indienen, en kan het College maatregelen nemen om vergunningen te wijzigen, schorsen of in te trekken. Deze taken worden niet op enigerwijze inhoudelijk geduid. Mede omdat het stellen van nadere regels een daaraan voorafgaand inhoudelijk kader vereist, adviseert de Afdeling de relevante taken en bevoegdheden in de wet op te nemen. 2. Implementatie a. artikel 77a Artikel 77a, tweede lid, van het wetsvoorstel regelt de bevoegdheid van de minister tot het stellen van regels over de openbaarmaking van mededelingen door de houder van de handelsvergunning, maar niet de openbaarmaking door het College, zoals artikel 106bis, tweede lid, van de richtlijn voorschrijft. De Afdeling adviseert tot aanpassing van het artikel. b. artikel 78 Ingevolge artikel 78, derde lid, worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld over de registratie en de melding van vermoedelijke bijwerkingen door zowel het College als de vergunninghouder. Het artikel voorziet niet in een registratieplicht door het College, zoals artikel 107bis, vierde en vijfde lid, van de richtlijn voorschrijft. De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W13.11.0498/III met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft. In artikel 44, negende lid (nieuw), aanwijzing 82 van de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht nemen. In artikel 80, derde lid, "artikel 107 quindecies tot en met 107 septdecies" wijzigen in: de artikelen 107 quindecies tot en met 107 octodecies. In artikel 81b, eerste lid, eerste volzin, de zinsnede "aan een andere lidstaat delegeren" wijzigen in "aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat delegeren", en ook voorts het gehele eerste lid in overeenstemming brengen met deze aanpassing. In artikel 99, vierde lid, (nieuw) ook de verwijzing naar het derde en vierde lid aanpassen. Voorts voorzien in afstemming tussen de EudraGMP-databank en de Eudravigilance-databank in de omschrijving van artikel 1, eerste lid. In artikel 101 rekening houden met de wijziging van de Geneesmiddelenwet (Stb. 2011, 572). Voorts ook voorzien in strafbaarstelling van overtreding van de artikelen 78, derde lid (als uitwerking van artikel 78, eerste lid) en artikel 78, vijfde lid (zie Stb. 2011, 572). Artikel I, onderdeel Q, als volgt formuleren: Het eerste, tweede, vijfde en zesde lid van artikel 118 vervallen. Artikel 122, vierde lid, onderverdelen met de letters a, b en c. In artikel 122, vijfde lid, "ingevolge artikel 78a" wijzigen in: bij of krachtens artikel 78a (gelet op artikel 78a, tweede lid). In de Transponeringstabel bij artikel 107 bis, eerste, tweede en derde lid, ook verwijzen naar artikel 78, derde lid. Voorts de vermelding van de artikelen 107 sexdecies, 107 septdecies en 107 octodecies met de daarbij behorende verwijzing naar artikel 87 Geneesmiddelenwet achterwege laten (onjuiste vermelding en tevens reeds eerder genoemd). Richtlijn 2010/84/EU Van het Europees parlement en de Raad van 15 december 2010 tot wijziging, wat de geneesmiddelenbewaking betreft, van richtlijn 2011/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PbEU L348). Memorie van toelichting bij artikel I, algemeen, en onderdeel E. Zie ook aanwijzingen 22 en 334 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar). De toelichting aan het einde van de transponeringstabel. Zie ook aanwijzing 32 Ar. Zie ook toelichting op artikel 46, derde lid. Artikel 102, onderdelen a, d, en e, in combinatie met artikel 104bis, tweede lid, Richtlijn 2001/83. Artikel 9, eerste lid, onderdeel c, maakt reeds melding van de geneesmiddelenbewakingstaak en verwijst daarvoor naar hoofdstuk 8. Deze verwijzing brengt met zich dat hoofdstuk 8 deze taak inhoudelijk zal moeten vormgeven. Zie ook aanwijzing 124b Ar. Blijkens dat artikel bestaat deze taak uit onder meer: het beschikken over een gekwalificeerd persoon die verantwoordelijk is voor de geneesmiddelenbewaking het bijhouden van een basisdossier; het uitvoeren van een risicomanagementsysteem en het bijwerken daarvan; het toezien op het effect van risicobeperkende maatregen. Artikel 101. Zie ook aanwijzing 24 Ar. PAGE PAGE 4 PAGE I AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........