[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33213 Adv RvSt inzake uitvoering Verdrag inzake de sluikhandel over zee (Trb. 2010, 165 en 239)

Uitvoering van het op 31 januari 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de sluikhandel over zee, ter uitvoering van artikel 17 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende en psychotrope stoffen (Trb. 2010, 165 en 239)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2012D13677, datum: 2012-03-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z06039:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


No.W03.11.0516/II	's-Gravenhage, 7 februari 2012

Bij Kabinetsmissive van 6 december 2011, no.11.002954, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij
de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig
gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van het op 31 januari 1995
te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de sluikhandel over zee,
ter uitvoering van artikel 17 van het Verdrag van de Verenigde Naties
tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Trb.
2010, 165 en 239), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt tot uitvoering van het Verdrag inzake de
sluikhandel over zee (hierna: het Verdrag). Het Verdrag is een
uitwerking van de in het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de
sluikhandel in verdovende middelen opgenomen grondslag voor regionale
operationele samenwerking op het gebied van maritieme drugsbestrijding.
Het Verdrag maakt het mogelijk dat door partijen bij het Verdrag
strafvorderlijk kan worden optreden tegen vaartuigen die zich buiten de
territoriale zee van een partij bevinden en ten aanzien waarvan het
vermoeden bestaat van betrokkenheid bij sluikhandel in verdovende
middelen.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen met betrekking tot de in de
voorgestelde rechtsmachtbepaling gebruikte terminologie, een
(strafvorderlijke) maatregel en het raadplegen van de bestuurscolleges
op de BES-eilanden. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing
van het voorstel wenselijk is.

1.	Terminologie rechtsmachtbepaling

Teneinde de in het Verdrag omschreven strafvorderlijke bevoegdheden te
kunnen uitoefenen, wordt de Nederlandse strafwet van toepassing
verklaard ten aanzien van de relevante drugsdelicten die zijn gepleegd
aan boord van een buitenlands vaartuig op open zee. 

De Afdeling merkt op dat het wenselijk is de term "buitenlands vaartuig"
in het wetsvoorstel nader te omschrijven. Het verdient aanbeveling
daarbij aan te sluiten bij de terminologie van de Rijkswet tot
goedkeuring en uitvoering van het Verdrag van San JosƩ inzake
samenwerking bij de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen
in het Caribisch gebied. 

Daarnaast is het naar het oordeel van de Afdeling niet geheel duidelijk
waarom voor de term "open zee" is gekozen, aangezien artikel 6 van het
Verdrag regelt dat tegen sluikhandel in verdovende middelen kan worden
opgetreden "buiten de territoriale zee" van enige partij.

De Afdeling adviseert het voorstel en de toelichting op deze punten aan
te passen. 

2.	Het aanhouden en aan boord gaan van het buitenlandse vaartuig

De memorie van toelichting vermeldt dat Titel VIA van het Vierde Boek
van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voldoende aanknopingspunten
biedt om effectief te kunnen optreden onder het Verdrag, waaronder het
aanhouden en aan boord gaan van het buitenlandse vaartuig. De Afdeling
merkt op dat in het bijzonder artikel 539s Sv in dit verband algemeen is
geformuleerd. De Afdeling wijst erop dat de Rijkswet Kustwacht een meer
uitgewerkte regeling voor die bevoegdheid bevat. De Afdeling geeft in
overweging met het oog op de rechtszekerheid en duidelijkheid voor de
uitvoeringspraktijk ook voor de uitvoering van het onderhavige Verdrag
een meer uitgewerkte regeling voor het aanhouden en aan boord gaan van
een vaartuig te creƫren. De Afdeling adviseert in de toelichting op het
bovenstaande in te gaan en het voorstel zo nodig aan te passen. 

3.	Raadplegen bestuurscolleges van de BES-eilanden

Artikel III van het wetsvoorstel wijzigt de Opiumwet 1960 BES. De
Afdeling vestigt er de aandacht op dat de regering de bestuurscolleges
van de BES-eilanden dient te informeren over haar "standpunten en
voornemens met betrekking tot aangelegenheden die voor het openbaar
lichaam van belang zijn, tenzij het openbaar belang zich daartegen
verzet", en dat zij de bestuurscolleges de gelegenheid moet bieden
daarover overleg te voeren. Uit de toelichting blijkt niet dat ten
aanzien van de voorgestelde wijziging van de Opiumwet 1960 BES deze
verplichting is nageleefd. De Afdeling adviseert dit alsnog te doen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

	Het op 20 december 1988 te Wenen tot stand gekomen Verdrag van de
Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en
psychotrope stoffen (Trb. 1989, 97),

	Het voorgestelde artikel 13, vierde lid van de Opiumwet en artikel 14,
vierde lid van de Opiumwet 1960 BES.

	Zie artikel 2, onderdeel b en c van de Rijkswet van 20 februari 2010
tot goedkeuring en uitvoering van het op 10 april 2003 te San JosƩ
totstandgekomen Verdrag inzake samenwerking bij de bestrijding van
sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen over zee en
door de lucht in het Caribisch gebied (Stb. 2010, 167). 

	Artikel 6 van het Verdrag luidt als volgt: "Wanneer de tussenkomende
staat redelijke gronden heeft om te vermoeden dat een vaartuig dat de
vlag voert of de nationaliteitskentekens toont van een andere partij dan
wel een andere nationaliteitsaanduiding voert, betrokken is bij of wordt
gebruikt voor het begaan van een relevant strafbaar feit, kan de
tussenkomende staat de vlaggestaat verzoeken te worden gemachtigd om het
vaartuig aan te houden en om aan boord te gaan buiten de territoriale
wateren van enige partij en enkele of alle van de andere in dit Verdrag
genoemde maatregelen te nemen. Dergelijke maatregelen kunnen op grond
van dit Verdrag niet worden genomen zonder de machtiging van de
vlaggestaat."

	Gelet op de terminologie van het Verdrag van de Verenigde Naties van 10
december 1982 inzake het recht van de zee (Verdrag van Montego Bay), is
territoriale zee de gebruikelijke term. 

	De Afdeling verwijst daarbij naar het Explanatory Report bij het
Verdrag, overweging 13., over het territoriale bereik van het Verdrag:
"It was agreed that the text should only contemplate action being taken
beyond the territorial sea of any State. This would include the high
seas, the contiguous zone and the exclusive economic zone within the
meaning of the Montego Bay Convention and customary international law. A
non-derogation provision was inserted in Article 2, paragraph 3, in
order to fully protect the relevant rights of coastal States. 

	Memorie van toelichting, paragraaf 3. Uitoefening strafvorderlijke
bevoegdheden op volle zee.

	Artikel 9, eerste lid, onder i.a. van het Verdrag. 

	Artikel 539s, eerste lid, luidt als volgt: 1.De opsporingsambtenaren
hebben toegang tot alle plaatsen voor zover dat redelijkerwijs voor de
vervulling van hun taak nodig is. De commandant en de schipper kunnen
ter aanhouding van de verdachte of ter inbeslagneming alle plaatsen
betreden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak
nodig is. 

	Artikel 4 van de Rijkswet Kustwacht voor Aruba, CuraƧao en Sint
Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba bepaalt: "1. Ter uitvoering van de toezichthoudende en
opsporingstaken is de door Onze Minister aangewezen commandant bevoegd
van een gezagvoerder te vorderen: a. dat deze op eerste aanroep of
praaiing het door hem gevoerde vaartuig doet bijdraaien en stilleggen
dan wel zodanig manoeuvreert dat toegang tot het vaartuig mogelijk wordt
gemaakt, b. dat deze de noodzakelijke maatregelen neemt om aan de
commandant of de door deze aangewezen opvarenden de toegang te
verschaffen tot het vaartuig, of c. dat het aangeroepen of gepraaide
vaartuig koers neemt in een door de commandant opgegeven of op te geven
richting en dat het op een aangegeven plaats ligplaats doet kiezen,
ankert of landt; 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden
vastgesteld omtrent de wijze waarop de vorderingen, bedoeld in het
eerste lid, worden gedaan." Zie ook artikel 13 van het
Uitvoeringsbesluit Rijkswet Kustwacht voor Aruba, CuraƧao en Sint
Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba.

	Artikel 207 en 208 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius
en Saba (WolBES).

  PAGE  3 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........