[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming

Eindtekst

Nummer: 2012D14510, datum: 2012-03-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z21066:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

22 maart 2012



	Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband
met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz. 

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: 

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op de
herziening van de maatregelen van kinderbescherming wenselijk is Boek 1
van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten daarmee in
overeenstemming te brengen, alsmede te voorzien in een regeling van
overgangsrecht; 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: 

ARTIKEL I

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 241 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. De raad voor de kinderbescherming kan een onderzoek instellen naar de
leefsituatie van een minderjarige die duurzaam wordt verzorgd en
opgevoed bij anderen dan degenen die het ouderlijke gezag of de voogdij
over hem uitoefenen, het gezin waarin hij wordt verzorgd en opgevoed of
de wijze waarop het gezag of de voogdij over hem wordt uitgeoefend,
indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de minderjarige in strijd
met een wettelijk voorschrift in dat gezin is opgenomen.

B

In artikel 252, tweede lid, onderdeel b, wordt â€œĂ©Ă©n van beide ouders
is ontheven of ontzet van het gezag” vervangen door: het gezag van
één van beide ouders is beëindigd.

C

In artikel 253, eerste lid, wordt “of daarvan is ontheven of ontzet”
vervangen door: of dat gezag is beëindigd.

D

In artikel 253i, vierde lid, onderdeel b, wordt “bij ontheffing of
ontzetting van het gezag” vervangen door: bij beĂ«indiging van het
gezag.

E

In artikel 253l, tweede lid, wordt “in geval de ouder van het gezag is
ontheven” vervangen door: in geval het gezag van de ouder is
beëindigd.

F

In artikel 253q, vierde lid, wordt “als bedoeld in artikel 256, eerste
lid” vervangen door: een daartoe door Onze Minister van Veiligheid en
Justitie aanvaarde rechtspersoon als bedoeld in artikel 256, eerste lid,
en artikel 302, tweede lid.

G

In artikel 253v, zesde lid, wordt “in geval van ontheffing of
ontzetting van de ouder” vervangen door: in geval van beĂ«indiging van
het gezag van de ouder.

H

Aan artikel 253z wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. De kinderrechter kan ook een daartoe door Onze Minister van
Veiligheid en Justitie aanvaarde rechtspersoon opdragen de met gezag
belaste ouders of ouder en de minderjarige ondersteuning te bieden bij
de uitvoering van de maatregel. De bepalingen van deze afdeling, alsmede
artikel 256, vierde lid, van dit boek, zijn ten aanzien van deze
rechtspersoon van overeenkomstige toepassing. 

Ha

In artikel 265d wordt in het tweede lid, onderdeel c, na “de
minderjarige” ingevoegd: , tenzij de toestemming reeds met toepassing
van artikel 265i is verleend.

Hb

Het eerste lid van artikel 265k komt te luiden:

	1. Verzoeken op grond van deze afdeling worden schriftelijk gedaan.
Voor zover zij aan de kinderrechter zijn gericht, kunnen zij worden
ingediend zonder advocaat met uitzondering van het verzoek bedoeld in
artikel 262b.

Hc

Aan artikel 305 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De artikelen 265b, vijfde lid, 265c, eerste en derde lid, 265j,
tweede lid, eerste zin, en 265d, vierde lid, eerste zin, en 265k, eerste
lid, zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 3, vierde lid, van de
Wet op de jeugdzorg is eveneens van overeenkomstige toepassing.

I

In artikel 281, eerste lid, onderdeel a, wordt “of ontzet” vervangen
door: of de voogdij is beëindigd.

J

In artikel 331a wordt “kan de rechtbank de minderjarige onder toezicht
stellen als bedoeld in artikel 254 van dit Boek” vervangen door: kan
de rechtbank een maatregel van opgroeiondersteuning opleggen of een
minderjarige onder toezicht stellen als bedoeld in artikel 253z
respectievelijk 255 van dit Boek.

K

In artikel 372, derde volzin, vervalt “,tenzij het bewind wegens
ontzetting van de voogd eindigt”.

ARTIKEL II

De Pleegkinderenwet wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

Aa

Artikel 799a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “de artikelen 253z, eerste lid, en 255,
eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek” vervangen door: de
artikelen 253z, eerste lid, 253zb, eerste lid, 255, eerste lid, en 260,
eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

2. In het tweede lid vervalt “260,”.

A

In artikel 807 komt onderdeel a als volgt te luiden:

a. de artikelen 253zc, 257 en 259, alsmede de artikelen 262a, derde lid,
262b, 263, derde lid, 264 en 265, met uitzondering van beschikkingen
ingevolge artikel 265f, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek;

B

In artikel 810, vierde lid, wordt “de artikelen 259 en 260, van Boek 1
van het Burgerlijk Wetboek daaronder niet begrepen, dan wel de
ontheffing of ontzetting van het ouderlijk gezag of van de voogdij”
vervangen door: de artikelen 253zc, 264 en 265 van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek daaronder niet begrepen, dan wel de beëindiging van
het ouderlijk gezag of van de voogdij.

C

In artikel 810a, tweede lid, wordt “In zaken betreffende de
ondertoezichtstelling van minderjarigen, de ontheffing en ontzetting van
het ouderlijk gezag, of de ontzetting van de voogdij” vervangen door:
In zaken betreffende de maatregel van opgroeiondersteuning, de
ondertoezichtstelling van minderjarigen of de beëindiging van het
ouderlijk gezag of van de voogdij.

D

In artikel 813, eerste lid, onderdeel b, wordt “de artikelen 261, en
326 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek” vervangen door: de
artikelen 265b en 326 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL IV

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt als
volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, zesde lid, wordt “artikel 261 van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek” vervangen door: artikel 265b van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek.

B

In artikel 4, eerste lid, onderdeel b, wordt “voor zover zij niet van
het gezag zijn ontheven of ontzet” vervangen door: voor zover hun
gezag niet is beëindigd.

C

In artikel 14d, zesde lid, artikel 15, vierde lid, artikel 20, achtste
lid, artikel 29, zesde lid, artikel 32, zesde lid, en artikel 34a, derde
lid, wordt “artikel 261 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek”
telkens vervangen door: artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek.

D

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 juni 2010 ingediende voorstel
van wet houdende regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan
een persoon met een psychische stoornis (wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg) (Kamerstukken II 2010-2011, 32 399), tot wet is of
wordt verheven en artikel 17:2 van die wet eerder in werking is getreden
of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als
artikel IV, onderdelen A tot en met C van deze wet, dan vervalt artikel
IV, onderdelen A tot en met C van deze wet. 

ARTIKEL V

In de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie wordt in artikel
10, eerste lid, derde volzin: “Artikel 241, vierde, vijfde en zesde
lid” vervangen door: Artikel 241, vierde en vijfde lid.

ARTIKEL VI

In de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming wordt in artikel
11, eerste lid, vierde volzin, “Artikel 241, vierde, vijfde en zesde
lid” vervangen door: Artikel 241, vierde en vijfde lid”.

ARTIKEL VII

De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 7, zesde lid, onderdeel b, wordt “artikel 261 van Boek 1
van het Burgerlijk Wetboek” vervangen door: artikel 265b van Boek 1
van het Burgerlijk Wetboek.

B

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “artikel 241, zevende lid,
van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek” vervangen door: artikel 241,
zesde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt “artikel 254, tweede lid, van
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek” vervangen door “artikel 256,
eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek” en wordt “artikel
257 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek” vervangen door: artikel 262
van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. 

C

In artikel 29b, zevende lid, wordt “artikel 261 van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek” vervangen door: artikel 265b van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek.

D

In artikel 29d, tweede lid, wordt “artikel 265, eerste, derde en
vierde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek” vervangen door:
artikel 265k, eerste, derde en vierde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek.

E

In artikel 29q, derde lid, wordt “artikel 263a van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek” vervangen door: artikel 265f van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek.

F

In artikel 30, tweede lid, onderdeel d, wordt “de artikelen 261 of
305, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek” vervangen door:
artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

G

In artikel 38, vierde lid, wordt “een rechtspersoon als bedoeld in
artikel 254, tweede lid“ vervangen door “een rechtspersoon als
bedoeld in artikel 256, eerste lid” en wordt “artikel 241, zevende
lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek” vervangen door: artikel
241, zesde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

H

In artikel 47, eerste lid, onderdeel d, wordt “de rechtspersoon,
bedoeld in artikel 254, tweede lid” vervangen door: de rechtspersoon,
bedoeld in artikel 256, eerste lid. 

I

In artikel 69, eerste lid, wordt “artikel 261, vijfde lid, van Boek 1
van het Burgerlijk Wetboek” vervangen door: artikel 265b, vijfde lid,
van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

J

In artikel 71, eerste lid, komt onderdeel b als volgt te luiden:

b. het gezag van de ouders is beëindigd; 

ARTIKEL VIII

In artikel 21, eerste lid, onderdeel d, van de Wet bescherming
persoonsgegevens wordt “de rechtspersoon, bedoeld in artikel 254,
tweede lid” vervangen door: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 256,
eerste lid.

ARTIKEL IX

In het Wetboek van Strafvordering wordt in artikel 14a “een verzoek of
een vordering tot ontheffing of ontzetting van het ouderlijk gezag,
onderscheidenlijk ontzetting van de voogdij” vervangen door: een
verzoek tot beëindiging van het gezag, onderscheidenlijk beëindiging
van de voogdij.

ARTIKEL X

In het Wetboek van Strafrecht wordt in artikel 77aa, derde lid,
“artikel 254 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek” vervangen door:
artikel 255 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL XI

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt in artikel 2.15, derde lid,
“de ouder die van het gezag is ontheven volgens artikel 266 van Boek 1
van het Burgerlijk Wetboek” vervangen door: de ouder van wie het gezag
is beëindigd op grond van artikel 266 van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek.

ARTIKEL XII

De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid. 

B

Artikel 9 vervalt.

C

In artikel 67, eerste lid, onderdeel a, onder 2, vervalt: “anders dan
in verband met artikel 5, derde lid,”.

D

Artikel 72 komt te luiden:

Artikel 72

De artikelen 5, derde lid, en 9, zoals deze luidden, op de dag
voorafgaande aan de inwerkingtreding van artikel XII, onderdelen A en B,
van de Wet van 
.. tot aanpassing van wetgeving en vaststelling van
overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van
kinderbescherming, Stb. 
., blijven van toepassing op de personen op
wie deze artikelen werden toegepast op de dag voor inwerkingtreding van
die wet.

ARTIKEL XIII

In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt in
artikel 1.1, eerste lid, in de begripsomschrijving van gastouder,
“artikel 254, onderscheidenlijk artikel 255, van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek” vervangen door: artikel 255, onderscheidenlijk
artikel 257, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL XIV

A

In de Drank- en Horecawet in artikel 8, tweede lid, komt onderdeel a als
volgt te luiden:

a. zij mogen niet onder curatele staan; 

B

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 5 augustus 2009 ingediende
voorstel van wet tot Wijziging van de Drank- en Horecawet met het oog op
de terugdringing van het alcoholgebruik onder met name jongeren, de
voorkoming van alcoholgerelateerde verstoring van de openbare orde,
alsmede ter reductie van de administratieve lasten (Kamerstukken II
2008-09, 32 022) tot wet is of wordt verheven, en Artikel I, onderdeel
F, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan,
onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, artikel XIV,
onderdeel A van deze wet, komt artikel XIV, onderdeel A, van deze wet
als volgt te luiden: 

A

In de Drank- en Horecawet in artikel 8, eerste lid, komt onderdeel c als
volgt te luiden:

c. zij mogen niet onder curatele staan.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 5 augustus 2009 ingediende
voorstel van wet tot Wijziging van de Drank- en Horecawet met het oog op
de terugdringing van het alcoholgebruik onder met name jongeren, de
voorkoming van alcoholgerelateerde verstoring van de openbare orde,
alsmede ter reductie van de administratieve lasten (Kamerstukken II
2008-09, 32 022), tot wet is of wordt verheven, en Artikel I, onderdeel
F, later in werking treedt dan artikel XIV, onderdeel A, van deze wet,
vervalt in artikel I, onderdeel F, artikel 8, eerste lid, onderdeel c,
van die wet de zinsnede “en zijn evenmin uit het ouderlijk gezag of de
voogdij ontzet”.

ARTIKEL XV

In de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt een nieuw artikel 28
ingevoegd, luidende:

Artikel 28

1. Gedingen inzake de voorlopige ondertoezichtstelling of
ondertoezichtstelling van een minderjarige, de ontzetting uit en de
ontheffing van het gezag of de voogdij, met inbegrip van schorsingen,
waarin het inleidende verzoekschrift is ingediend vóór het tijdstip
van in werking treden van artikel I van de Wijziging van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet
op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de
maatregelen van kinderbescherming, worden geheel afgedaan met toepassing
van het recht dat voor dat tijdstip gold.

2. Na de inwerkingtreding van artikel I van de Wijziging van Boek 1 van
het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de
Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van
de maatregelen van kinderbescherming:

a. worden beschikkingen waarin de ontzetting uit of de ontheffing van
het gezag dan wel voogdij is uitgesproken aangemerkt als beschikkingen
waarin het gezag of de voogdij is beëindigd, als bedoeld in artikel 266
respectievelijk artikelen 327 en 328 van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek;

b. geldt, voor de uithuisplaatsing van een minderjarige die onder
toezicht is gesteld, het vereiste van artikel 265a van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek pas vanaf het moment dat de ondertoezichtstelling
voor het eerst verlengd wordt. 

ARTIKEL XVI

Na de inwerkingtreding van deze wet berust het besluit van de Minister
van Justitie van 12 januari 2005, nr. 5328242/04/DJJ, houdende
aanwijzing van categorieën andere minderjarigen als bedoeld in de
artikelen 241, zevende lid, en 302, tweede lid, van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek mede op artikel 241, zesde lid, van het Burgerlijk
Wetboek.

ARTIKEL XVII

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2009 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en
de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van
kinderbescherming (Kamerstukken II 2009/10, 32 015, nr. 2 ) tot wet is
of wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel M wordt: “met toepassing van het tweede lid van
artikel 267” vervangen door: op verzoek van de pleegouders.

2. In onderdeel X wordt “het voogdij” vervangen door: de voogdij.

3. In onderdeel Y wordt “het voogdij” vervangen door: de voogdij.

4. Onderdeel AA, subonderdeel 2, komt als volgt te luiden:

2. In het derde lid wordt “tot ontzetting van de voogd“ vervangen
door: tot beëindiging van de voogdij.

5. Onderdeel AB komt als volgt te luiden:

In artikel 367 wordt “of ontzetting van de voogd op grond van artikel
327, eerste lid onder b, van dit boek moet volgen” vervangen door: of
beëindiging van de voogdij op grond van artikel 327 van dit boek moet
volgen.

AB

In artikel III vervalt onderdeel Ab.

B

In artikel VI wordt na “op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip” ingevoegd: ,dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XVIII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

 

 

 PAGE    

 PAGE   11