[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33127, bijgewerkt t/m nr. 63 (NvW d.d. 18 april 2012)

Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met de uitbreiding van gemeentelijke taken op het terrein van de begeleiding en een gewijzigde verdeling van de bestuurlijke verantwoordelijkheid

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2012D15114, datum: 2012-04-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z26990:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 63 (TweedeNvW dd. 18/04/2012)

33 127	Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband
met de uitbreiding van gemeentelijke taken op het terrein van de
begeleiding en een gewijzigde verdeling van de bestuurlijke
verantwoordelijkheid







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet
maatschappelijke ondersteuning te wijzigen in verband met de uitbreiding
van de gemeentelijke taken op het terrein van begeleiding  en een
verdeling van de bestuurlijke verantwoordelijkheid die recht doet aan
het uitgangspunt dat oplossingen voor problemen zoveel mogelijk moeten
worden gevonden op het bestuurlijke niveau dat het dichtst bij de burger
staat en daarbij ruimte moet bestaan voor oplossingen die het best
aansluiten bij de ondervonden problemen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen c en d wordt het woord “begeleiding” telkens
vervangen door ondersteuning en in onderdeel e wordt het woord
“begeleiden” vervangen door ondersteunen.

2. In onderdeel f wordt het woord “verslavingsbeleid” vervangen
door: verslavingszorg

3. Onderdeel h komt te luiden:

h. huishoudelijke hulp: het ondersteunen of overnemen van activiteiten
in het huishouden dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon
behoort; 

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een
puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

j. begeleiding: het geheel aan activiteiten waarmee een persoon wordt
ondersteund bij het uitvoeren van dagelijkse levensverrichtingen en bij
het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het
persoonlijk leven; 

k. cliënt: de natuurlijke persoon die maatschappelijke ondersteuning
vraagt of aan wie maatschappelijke ondersteuning wordt verleend;

l. beroepskracht: de natuurlijke persoon die in persoon beroepsmatig
maatschappelijke ondersteuning verleent;

m. aanbieder: 

1°. de natuurlijke persoon die, het verband van natuurlijke personen
dat of de rechtspersoon die bedrijfsmatig maatschappelijke ondersteuning
doet verlenen;

2°. de beroepskracht die maatschappelijke ondersteuning verleent,
anders dan in opdracht van een aanbieder of een opdrachtnemer van een
aanbieder;

n. calamiteit: een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die
betrekking heeft op de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning
en die tot de dood van een cliënt of een ernstig schadelijk gevolg voor
een cliënt heeft geleid;

o. geweld bij de verlening van maatschappelijke ondersteuning: seksueel
binnendringen van het lichaam van of ontucht met een cliënt, alsmede
geweld jegens een cliënt, door iemand die voor de aanbieder werkzaam
is, door iemand die werkzaam is voor een opdrachtnemer van de aanbieder,
dan wel door een andere cliënt met wie de cliënt  gedurende het etmaal
of een dagdeel in een accommodatie van de aanbieder verblijft.

B

Artikel 3, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d komt te luiden:

d. welke kwaliteitseisen aan maatschappelijke ondersteuning en de
beroepskrachten worden gesteld en hoe toezicht en handhaving terzake
worden geregeld; 

2. De onderdelen e en f worden geletterd h en i.

3. Na onderdeel d worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

e. op welke wijze wordt gewaarborgd dat aanbieders van maatschappelijke
opvang, vrouwenopvang, openbare geestelijke gezondheidszorg,
verslavingszorg, huishoudelijke hulp of begeleiding en de gemeente zorg
dragen voor een effectieve en laagdrempelige afhandeling van klachten
inzake  aanbieders; 

f. welke eisen gelden voor de medezeggenschap van cliënten van
aanbieders van maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, huishoudelijke
hulp of begeleiding en die een onderneming in stand houden in de zin van
artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de ondernemingsraden,
waarin in de regel meer dan tien personen werkzaam zijn;

g. welke eisen gelden inzake het melden van calamiteiten en geweld bij
de verlening van maatschappelijke ondersteuning bij een daartoe door de
gemeente aangewezen instantie;

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd: 

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

1. Ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5° en 6°, ondervindt in zijn
zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, treft het college
van burgemeester en wethouders, mede ter ondersteuning van mantelzorgers
als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g, onderdeel 4°,
voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die de
cliënt in staat stellen:

2. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren en het persoonlijk leven
te structureren en daarover regie te voeren.

3. Onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid worden twee
leden ingevoegd, luidende:

2. Voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, onder e, omvatten, voor
zover noodzakelijk in verband met de beperkingen in de zelfredzaamheid,
het vervoer naar en van de locatie waar begeleiding wordt aangeboden.

3. Indien een cliënt is aangewezen op permanent toezicht, treft het
college van burgemeester en wethouders voorzieningen die de
mantelzorger, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4°,
in staat stellen de mantelzorg voort te zetten.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:.

1. De gemeenteraad regelt met inachtneming van het bepaalde bij of
krachtens deze wet bij verordening in welke gevallen en onder welke
voorwaarden aanspraak bestaat op:

a. een individuele voorziening in natura,

b. een financiële tegemoetkoming of

c. een met de individuele voorziening in natura vergelijkbaar en
toereikend persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een
arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de
loonbelasting 1964.

2. Er wordt een derde en een vierde lid toegevoegd, luidende:

3. De gemeenteraad stelt bij verordening en met inachtneming van het
bepaalde bij of krachtens deze wet regels die noodzakelijk zijn om het
beleid, bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel d tot en met g, uit
te voeren, daarop toe te zien en te handhaven.

4. Een cliënt die aanspraak heeft op een individuele voorziening,
heeft, zo nodig in afwijking van de in het eerste lid bedoelde
verordening aanspraak op een met de individuele voorziening in natura
vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget, waaronder de
vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste
lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, indien een voorziening in
natura redelijkerwijs niet toereikend kan worden geacht.

E

De artikelen 6 en 6a komen te luiden:

Artikel 6

1. Indien een persoon op grond van de verordening, bedoeld in artikel 5,
aanspraak heeft op een individuele voorziening in natura, wordt deze
voorziening hem door of namens het college van burgemeester en
wethouders verstrekt. Het college van burgemeester en wethouders laat de
voorziening in natura zoveel mogelijk door derden leveren. Indien een
derde de voorziening in natura levert, mogen op de cliënt, die deze
voorziening ontvangt, geen werkgevers- of opdrachtgeversverplichtingen
komen te rusten.

2. Indien een persoon op grond van de verordening, bedoeld in artikel 5,
aanspraak heeft op een financiële tegemoetkoming of een
persoonsgebonden budget wordt het bedrag waarop hij aanspraak heeft, hem
door of namens het college van burgemeester en wethouders verstrekt.

Artikel 6a

1. Indien een persoon op grond van de verordening, bedoeld in artikel 5,
de keuze heeft tussen een individuele voorziening in natura, een
financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget, licht het
college van burgemeester en wethouders hem vooraf in duidelijke en
begrijpelijke bewoordingen in over de gevolgen van zijn keuze.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over de inhoud van de inlichtingen, bedoeld in het eerste lid,
en de wijze waarop deze worden gegeven.

F

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het college van burgemeester en wethouders onderzoekt hoe de burgers
de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning ervaren en publiceert
jaarlijks voor 1 juli de uitkomsten hiervan.

2. Er wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de inrichting
van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

G

In artikel 10a, eerste lid, wordt de zinsnede “huishoudelijke
verzorging” telkens vervangen door: huishoudelijke hulp of
begeleiding.

H 

In §12 vervallen de artikelen 27 tot en met 37 en in §13 vervallen de
artikelen 38 tot en met 41. 

I

	Paragraaf 12 komt te luiden:

§ 12. Tijdelijke regels ter waarborging van de kwaliteit van
maatschappelijke ondersteuning

Artikel 27

	1. Verantwoorde maatschappelijke ondersteuning is ondersteuning van
goed niveau waaronder wordt verstaan ondersteuning die:

	a. cliëntgericht wordt verleend,

	b. is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en op andere
vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt en 

	c. wordt verleend in overeenstemming met de op de aanbieder van de
ondersteuning rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor
hem geldende algemeen aanvaarde kwaliteitskaders.

	2. Onze Minister kan een beleidsregel vaststellen waarin nader wordt
omschreven wat onder verantwoorde ondersteuning wordt verstaan.

Artikel 28

	1. Met het toezicht op de naleving van artikel 27, eerste lid, zijn
belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.

	2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren rapporteren omtrent hun
bevindingen aan het college van burgemeester en wethouders van de
betrokken gemeente of gemeenten. Indien de bevindingen daartoe
aanleiding geven, doen de bedoelde ambtenaren hun bevindingen vergezeld
gaan van een zwaarwegend advies omtrent maatregelen die genomen zouden
moeten worden ter handhaving van artikel 27, eerste lid. 

	3. Het college van burgemeester en wethouders wijkt niet af van een
zwaarwegend advies als bedoeld in het tweede lid, tenzij daarvoor
zwaarwegende gronden bestaan welke schriftelijk aan de bedoelde
ambtenaren worden medegedeeld.

	4. De gemeenteraad stelt in de verordening, bedoeld in artikel 5, derde
lid, regels die noodzakelijk zijn om uitvoering te geven aan een
zwaarwegend advies als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 29 

	1. Het Staatstoezicht op de volksgezondheid rapporteert op basis van
het toezicht, bedoeld in artikel 28, eerste lid, aan Onze Minister over
het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de
maatschappelijke ondersteuning in de gemeenten.

	2. In de rapportage, bedoeld in het eerste lid wordt aandacht besteed
aan specifieke groepen van kwetsbare cliënten.

	3. De rapportage, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgebracht
uiterlijk drie jaar na het tijdstip waarop de artikelen 27 en 28 in
werking zijn getreden.

	4. Onze Minister zendt de rapportage, bedoeld in het eerste lid, aan
beide kamers der Staten-Generaal.

ARTIKEL II

Artikel 1 van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen wordt
als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder b, onderdeel 2°, aanhef, vervalt de
zinsnede: maatschappelijke zorg of.

2. In het eerste lid, onder b, onderdeel 2°, onder b, vervalt de
zinsnede: of een gemeente op grond van de Wet maatschappelijke
ondersteuning.

ARTIKEL III

Artikel 1 van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector wordt als volgt
gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, komt te luiden:

1°. elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend
organisatorisch verband waarin zorg wordt verleend als omschreven bij of
krachtens de Zorgverzekeringswet of de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten;.

2. In het eerste lid, onder d, en het tweede lid en derde lid vervalt
telkens de zinsnede: maatschappelijke ondersteuning of,

ARTIKEL IV

Aan artikel 1, tweede lid, van de Kwaliteitswet zorginstellingen wordt,
onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, een zinsdeel
toegevoegd, luidende: , met uitzondering van voorzieningen waarop de Wet
maatschappelijke ondersteuning van toepassing is.

ARTIKEL V

	1. De artikelen 27, 28 en 29 van de Wet maatschappelijke ondersteuning,
zoals deze artikelen zijn komen te luiden na de inwerkingtreding van
deze wet, vervallen met ingang van een bij koninklijk besluit vast te
stellen tijdstip.

	2. Het in het eerste lid bedoelde tijdstip is 1 juli van het
kalenderjaar na dat waarin de in artikel 29 bedoelde rapportage is
uitgebracht, dan wel, indien de rapportage daartoe aanleiding geeft, 1
juli van het eerste, tweede of derde kalenderjaar daarna.

	3. Indien als tijdstip als bedoeld in het tweede lid wordt vastgesteld
1 juli van een daarbedoeld later kalenderjaar, rapporteert het
Staatstoezicht op de volksgezondheid opnieuw aan Onze Minister. Artikel
29, eerste, tweede en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL VI

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel
van wet houdende Wet cliëntenrechten zorg (Wet cliëntenrechten zorg,
32 402), tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking is
getreden of treedt dan deze wet, vervallen de artikelen 80, 94 en 95 van
die wet en worden de artikelen 77 en 90 van die wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel 77, derde lid, komt te luiden: 

3. Met betrekking tot klachten als bedoeld in het tweede lid, is artikel
29, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

B

Artikel 90 komt te luiden:

Artikel 90

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt in artikel 29,
tweede lid, onderdeel c, in plaats van “€ 25.000,-“ gelezen: €
10.000,-. 

ARTIKEL VII

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel
van wet houdende Wet cliëntenrechten zorg (Wet cliëntenrechten zorg,
32 402), tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is
getreden of treedt dan deze wet, vervallen de artikelen 94 en 95 van die
wet en worden de artikelen 77 en 90 van die wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel 77, derde lid, komt te luiden: 

3. Met betrekking tot klachten als bedoeld in het tweede lid, is artikel
29, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

B

Artikel 90 komt te luiden:

Artikel 90

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt in artikel 29,
tweede lid, onderdeel c, in plaats van “€ 25.000,-“ gelezen: €
10.000,-. 

ARTIKEL VIII

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel
van wet houdende Wet cliëntenrechten zorg (Wet cliëntenrechten zorg,
32 402), tot wet is verheven en die wet eerder in werking is getreden
dan deze wet, vervallen de artikelen II tot en met IV van deze wet en
wordt de Wet maatschappelijke ondersteuning als volgt gewijzigd:

A

Hoofdstuk 2a vervalt.

B

Artikel 26a vervalt.

ARTIKEL IX

1. In dit artikel wordt verstaan onder:

a. begeleiding: het ondersteunen bij of oefenen met vaardigheden of
handelingen en het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, of
het overnemen van toezicht, gericht op bevordering, behoud of
compensatie van de zelfredzaamheid en strekkende tot voorkoming van
opname in een instelling of verwaarlozing van een persoon met een
somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of
beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap
die matige of zware beperkingen heeft op het terrein van de sociale
redzaamheid, het bewegen en verplaatsen, het psychisch functioneren, het
geheugen en de oriëntatie, of die matig of zwaar probleemgedrag
vertoont;

b. kortdurend verblijf: verblijf in een instelling gedurende maximaal
drie etmalen per week, gepaard gaande met persoonlijke verzorging,
verpleging of begeleiding voor een persoon met een somatische,
psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een
verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, die aangewezen is
op permanent toezicht, indien dat noodzakelijk is ter ontlasting van de
persoon die hem gebruikelijke zorg of mantelzorg levert.

2. De aanspraken op zorg, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten omvatten niet begeleiding en
kortdurend verblijf.

3. Indien op een voor het tijdstip van inwerkingtreding van het tweede
lid ingediende aanvraag een indicatiebesluit is afgegeven waarin is
vastgesteld dat een verzekerde in de zin van de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten is aangewezen op begeleiding, gelden de rechten en
verplichtingen die daaraan voor die persoon zijn verbonden, dan wel
verbonden zouden zijn geweest indien het besluit voor dat tijdstip was
genomen, met inbegrip in voorkomend geval van kortdurend verblijf,
gedurende de looptijd van het indicatiebesluit, doch uiterlijk tot 1
januari 2014.

4. Indien een in het buitenland wonende persoon op het tijdstip van
inwerkingtreding van het tweede lid op grond van artikel 3.1.2 van de
Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet aanspraak heeft op een
vergoeding dan wel op grond van artikel 1.22 van het Aanpassingsbesluit
Zorgverzekeringswet aanspraak heeft op een uitkering ter zake van de
kosten van begeleiding of  kortdurend verblijf, behoudt die persoon die
aanspraak gedurende de looptijd van het indicatiebesluit, doch uiterlijk
tot 1 januari 2014.

ARTIKEL IXA

1. Met betrekking tot een verzekerde in de zin van de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten die ten gevolge van de inwerkingtreding van
artikel IX, tweede lid, van deze wet vanaf enig tijdstip niet langer
aanspraak zal hebben op begeleiding en kortdurend verblijf op grond van
die wet, zendt het bevoegde indicatieorgaan dan wel de stichting,
bedoeld in artikel 9b, eerste respectievelijk vierde lid, van de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, aan de gemeente waarin de
betrokkene woont, zo spoedig mogelijk het besluit, met inbegrip van het
daarin opgenomen burgerservicenummer dan wel het sociaal-fiscaalnummer,
waarin ten aanzien van die verzekerde is vastgesteld dat deze is
aangewezen op extramurale begeleiding of kortdurende verblijf. Het in de
eerste volzin bedoelde besluit gaat vergezeld van een document waarin is
weergegeven op welke grondslag het besluit berust.

2. Een gemeente is bevoegd tot het verwerken van de persoonsgegevens die
het indicatieorgaan en de stichting, bedoeld in het eerste lid, haar
heeft verstrekt, voor zover dat noodzakelijk is om voor betrokkene
tijdig de voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning
te treffen die voor betrokkene aangewezen zijn te achten.

ARTIKEL X

1. Artikel IXA treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van
het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. De overige artikelen treden
in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor
de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden
vastgesteld. De artikelen van deze wet, met uitzondering van artikel
IXA, zijn voor het eerst van toepassing op kalenderjaren na 2012. 

2. Op klachten, voor inwerkingtreding van artikel 3, vierde lid,
onderdeel e, van de Wet maatschappelijke ondersteuning, zoals dat
artikel door inwerkingtreding van deze wet is komen te luiden, ingediend
bij een klachtencommissie als bedoeld in artikel 2 van de Wet
Klachtrecht cliënten zorgsector, blijft die wet van toepassing tot het
tijdstip waarop aan artikel 3, vierde lid, onderdeel e, is voldaan.

3. Met betrekking tot procedures inzake de naleving van de Wet
medezeggenschap cliënten zorginstellingen, aangevangen voor
inwerkingtreding van artikel 3, vierde lid, onderdeel f van de Wet
maatschappelijke ondersteuning, zoals dat artikel door inwerkintreding
van deze wet komt te luiden, aangevangen, blijft die wet van toepassing
tot het tijdstip waarop aan artikel 3 vierde lid, onderdeel f, is
voldaan.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1