[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wet bescherming Antarctica (implementatie van een viertal Maatregelen als bedoeld in artikel IX van het Verdrag inzake Antarctica, waarbij de bescherming van het Antartctisch gebied wordt uitgebreid)

Eindtekst

Nummer: 2012D15729, datum: 2012-04-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z16642:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

5 april 2012



	Wijziging van de Wet bescherming Antarctica (implementatie van een
viertal Maatregelen als bedoeld in artikel IX van het Verdrag inzake
Antarctica, waarbij de bescherming van het Antarctisch gebied wordt
uitgebreid)







VOORSTEL VAN WET



	

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op Maatregel
1(2005), Maatregel 4(2004), Maatregel 15(2009) en Maatregel 16(2009)
noodzakelijk is regels te stellen om de aansprakelijkheid voortvloeiende
uit milieubedreigende noodsituaties te borgen, regels te stellen met
betrekking tot verzekering en rampenplannen voor toerisme en
non-gouvernementele activiteiten in het Antarctisch gebied, regels te
stellen voor het aan land gaan van personen van passagiersschepen in het
Antarctisch gebied en regels te stellen betreffende bescherming van de
Antarctische flora en fauna;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet bescherming Antarctica wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De letteraanduidingen vervallen en de begripsbepalingen worden in
alfabetische volgorde geplaatst.

2. In de alfabetische rangschikking worden de volgende begripsbepalingen
ingevoegd:

bestrijdingsacties: redelijke maatregelen die genomen worden na het
ontstaan van een milieubedreigende noodsituatie met als doel het
voorkomen, tot een minimum beperken of beheersen van de gevolgen van die
milieubedreigende noodsituatie, met inbegrip van het vaststellen van de
omvang van de noodsituatie en de gevolgen ervan;

fonds: door het Secretariaat, bedoeld in Maatregel 1(2003), van het
Verdrag ingesteld en beheerd fonds, waarin het bedrag, bedoeld in
artikel 25c, tweede lid, wordt gestort;

milieubedreigende noodsituatie: elk door een ongeval veroorzaakt voorval
dat zich, na inwerkingtreding van bijlage VI bij het Protocol, heeft
voorgedaan en dat leidt tot, of onmiddellijk dreigt te leiden tot,
aanmerkelijke en schadelijke gevolgen voor het Antarctisch milieu;

redelijke: passend, praktisch uitvoerbaar en proportioneel en gebaseerd
op de beschikbaarheid van objectieve criteria en informatie;.

3. In de alfabetische rangschikking wordt de volgende begripsbepaling
ingevoegd:

	levende organismen: levende biologische entiteiten, niet zijnde mensen,
met het vermogen tot vermenigvuldiging of tot overbrenging van genetisch
materiaal, daaronder mede begrepen virussen, viroïden, en dierlijke en
plantencellen in cultuur;.

4. De omschrijving van het begrip ‘Onze Ministers’ komt te luiden:
Onze Ministers van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie.

B

In artikel 3 worden, onder vernummering van het derde tot vijfde lid,
twee leden ingevoegd, luidende:

3. Onder het voorkomen van nadelige gevolgen voor het Antarctisch milieu
als bedoeld in het tweede lid wordt voor wat betreft de organisator in
ieder geval verstaan het treffen van redelijke preventieve maatregelen,
die gericht zijn op het verminderen van het risico van milieubedreigende
noodsituaties en de mogelijke nadelige gevolgen daarvan.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot de maatregelen, bedoeld in het derde lid.

C

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

1. De organisator draagt voorafgaand aan de uitvoering van een
activiteit zorg voor het treffen van voldoende maatregelen om de
gezondheid en veiligheid van de mens te waarborgen. Onze Ministers
kunnen aan de organisator verzoeken daartoe schriftelijke bewijsstukken
te overleggen.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot het overleggen van de in het eerste lid
bedoelde bewijsstukken.

3. Voor de uitvoering van de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, is
de organisator niet afhankelijk van de ondersteuning door partijen of
andere organisatoren, tenzij hij aantoont dat deze zich daartoe in een
schriftelijke overeenkomst hebben verbonden.

4. De organisator houdt een voldoende verzekering of andere financiële
zekerheid aan ter dekking van de kosten die betrekking hebben op
opsporings- en reddingsacties, medische zorg en evacuatie.

5. Voor zover de activiteit plaatsvindt aan boord van een schip of een
luchtvaartuig, kan de organisator volstaan met het aantonen dat de
maatregelen, bedoeld in het eerste lid, en de verzekering of andere
financiële zekerheid, bedoeld in het vierde lid, door een ander dan de
organisator zijn getroffen respectievelijk in stand worden gehouden.

D

	Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De onderdelen f en g komen te luiden:

f. levende organismen, met uitzondering van gecultiveerde planten en hun
voortplantingscellen voor gecontroleerd gebruik, exemplaren van levende
organismen voor gecontroleerd experimenteel gebruik en planten bestemd
als voedsel, binnen te brengen;

g. dode dieren of delen daarvan, die niet bestemd zijn als voedsel,
binnen te brengen;.

b. Onder lettering van onderdeel h als j, worden twee onderdelen
ingevoegd, luidende: 

h. in afwijking van het bepaalde in onderdeel f, vogels en honden binnen
te brengen;

i. opzettelijk niet-steriele aarde binnen te brengen;.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel d komt te luiden:

d. gecultiveerde planten en hun voortplantingscellen voor gecontroleerd
gebruik en exemplaren van levende organismen voor gecontroleerd
experimenteel gebruik binnen te brengen;

b. In onderdeel f vervalt: niet-steriele aarde,.

E

Na paragraaf 3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a. Rampenplannen

Artikel 7a

1. De organisator stelt voorafgaand aan elke activiteit een rampenplan
op.

2. Bij het opstellen en tenuitvoerleggen van een rampenplan, bedoeld in
het eerste lid, werkt de organisator zoveel mogelijk samen met elke
partij of andere natuurlijke of rechtspersoon die in het desbetreffende
gebied een activiteit organiseert of uitvoert. Voor de uitvoering van
het rampenplan, bedoeld in het eerste lid, is de organisator niet
afhankelijk van de ondersteuning door partijen of andere organisatoren,
tenzij hij aantoont dat deze zich daartoe in een schriftelijke
overeenkomst hebben verbonden.

3. Voor zover de activiteit plaatsvindt aan boord van een schip of een
luchtvaartuig, kan de organisator volstaan met het aantonen dat het
rampenplan, bedoeld in het eerste lid, door een ander dan de organisator
is opgesteld.

F

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 12, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan
het slot van onderdeel e door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd,
luidende:

f. het rampenplan, bedoeld in artikel 7a, eerste lid;

g. de maatregelen en verzekering of andere financiële zekerheid,
bedoeld in artikel 3a.

2. Aan artikel 12, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan
het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

h. de verzekering of andere financiële zekerheid, bedoeld in artikel
25f.

G

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 13, derde lid, worden, onder vervanging van de punt door
een puntkomma aan het slot van onderdeel b, twee onderdelen toegevoegd,
luidende:

c. de maatregelen, bedoeld in artikel 3a, onvoldoende zijn om de
gezondheid en veiligheid van de mens te waarborgen;

d. het rampenplan, bedoeld in artikel 7a, onvoldoende is om gezondheid
en veiligheid, opsporing en redding, medische zorg en evacuatie te
waarborgen.

2. Aan artikel 13, derde lid, wordt, onder vervanging van de punt door
een puntkomma aan het slot van onderdeel d, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

e. het rampenplan, bedoeld in artikel 7a, onvoldoende is om ongevallen
met mogelijk nadelige gevolgen voor het Antarctisch milieu te
bestrijden.

H

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, onder 4°, wordt “zoveel mogelijk niet lethale
technieken worden gebruikt” vervangen door: uitsluitend letale
technieken worden gebruikt indien er geen geschikte alternatieve
techniek voor bestaat.

2. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ”dieren of planten die behoren tot een soort,
aangewezen in Aanhangsel B bij Bijlage II bij het Protocol,” vervangen
door: gecultiveerde planten en hun voortplantingscellen voor
gecontroleerd gebruik en exemplaren van levende organismen voor
gecontroleerd experimenteel gebruik.

b. Onderdeel b, onder 3°, vervalt.

3. Onderdeel c, onder 3°, vervalt.

4. Onder lettering van de onderdelen d tot en met g als f tot en met i
worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

d. dat het onbedoeld binnen het Antarctisch gebied brengen van
niet-steriele aarde wordt voorkomen door het treffen van
voorzorgsmaatregelen;

e. dat het onbedoeld binnen het Antarctisch gebied brengen van niet in
de inheemse flora en fauna aanwezig zijnde micro-organismen, zoals
virussen, bacteriën, gisten en schimmels, wordt voorkomen door het
treffen van voorzorgsmaatregelen;.

5. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een
puntkomma worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

j. dat, indien de organisator in het Antarctisch gebied gebruik maakt
van een schip met meer dan 500 passagiers aan boord, er niet aan land
mag worden gegaan in het Antarctisch gebied;

k. dat, indien de organisator in het Antarctisch gebied gebruik maakt
van een schip met 500 of minder passagiers aan boord:

1°. de organisator samenwerkt met de andere in het desbetreffende deel
van het Antarctisch gebied aanwezige organisatoren, ten einde te
voorkomen dat zich op enig moment meer dan één toeristenschip bevindt
bij een aanlandplaats;

2°. bij aanlandingen in het Antarctisch gebied, het aantal passagiers,
afkomstig van dat aangelande schip, dat tegelijkertijd aan wal is, op
ieder moment beperkt blijft tot ten hoogste 100 personen;

3°. bij aanlandingen in het Antarctisch gebied, de organisator zorgt
voor een verhouding van 1 gids per 20 passagiers;

l. dat, in afwijking van de onderdelen j en k, onder 2° en 3°, ten
minste de vastgestelde limieten gelden van een maatregel als bedoeld in
artikel IX, eerste lid, van het Verdrag. Een in de eerste volzin
bedoelde limiet geldt met ingang van een tijdstip dat in de
Staatscourant wordt bekendgemaakt.

I

Na artikel 24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 24a

Levende organismen, met inbegrip van daaruit voortgekomen nageslacht,
die zonder een vergunning binnen het Antarctisch gebied zijn gebracht,
worden, waar mogelijk, door de organisator van de activiteit verwijderd
uit het gebied of vernietigd, tenzij verwijdering of vernietiging
grotere schadelijke gevolgen zou hebben voor het milieu. De organisator
van de activiteit neemt alle redelijke maatregelen in acht om de
gevolgen van het binnenbrengen te beheersen en schade aan de inheemse
flora en fauna te voorkomen.

J

Na paragraaf 5 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5a. Milieubedreigende noodsituaties

Artikel 25a

In deze paragraaf en in de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:

partij: staat waarvoor bijlage VI bij het Protocol van kracht is,
overeenkomstig artikel 9 van het Protocol.

Artikel 25b

1. De organisator onderneemt onverwijld doeltreffende bestrijdingsacties
in een milieubedreigende noodsituatie die het gevolg is van zijn
activiteit.

2. Indien de organisator naar het oordeel van Onze Ministers niet
voldoet aan het bepaalde in het eerste lid of niet onverwijld gevolg
geeft aan de aanwijzingen, bedoeld in artikel 25, derde lid, kunnen Onze
Ministers dergelijke acties of andere maatregelen laten ondernemen.

Artikel 25c

1. De organisator die niet onverwijld bestrijdingsacties als bedoeld in
artikel 25b onderneemt, is aansprakelijk voor de kosten van de
bestrijdingsacties die een partij in de desbetreffende milieubedreigende
noodsituatie onderneemt.

2. Indien de in het eerste lid bedoelde organisator niet de Staat is en
geen bestrijdingsacties zijn ondernomen, is de organisator aansprakelijk
voor een bedrag dat een zo goed mogelijke afspiegeling is van de kosten
van de bestrijdingsacties die redelijkerwijs hadden moeten worden
ondernomen. De organisator betaalt het bedrag ten behoeve van het fonds
aan Onze Ministers. Onze Ministers maken het ontvangen bedrag over aan
het fonds.

3. Onze Ministers stellen de hoogte van het in het tweede lid bedoelde
bedrag vast, mede gelet op de aard en de omvang van de milieubedreigende
noodsituatie en alle omstandigheden van het geval. Bij ministeriële
regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor het vaststellen van de
hoogte van het bedrag.

4. Wanneer een milieubedreigende noodsituatie mede het gevolg is van een
andere activiteit, is elk van de organisatoren hoofdelijk aansprakelijk,
tenzij hij aantoont dat slechts een gedeelte van de milieubedreigende
noodsituatie het gevolg is van zijn activiteit, in welk geval hij
slechts voor dat gedeelte aansprakelijk is.

Artikel 25d

1. De organisator is niet aansprakelijk ingevolge artikel 25c, eerste en
tweede lid, indien de milieubedreigende noodsituatie veroorzaakt is
door:

a. een handelen of nalaten teneinde mensenlevens of de veiligheid te
beschermen;

b. een voorval dat gezien de omstandigheden op Antarctica een natuurramp
van uitzonderlijke aard vormt en dat niet redelijkerwijs had kunnen
worden voorzien, mits is voldaan aan artikel 3, derde lid;

c. een daad van terrorisme, of

d. een oorlogshandeling, gericht tegen zijn activiteit.

2. Onze Ministers zijn niet aansprakelijk voor een milieubedreigende
noodsituatie die het gevolg is van een door hen ondernomen
bestrijdingsactie.

Artikel 25e

1. In dit artikel wordt verstaan onder:

a. BTR: bijzondere trekkingsrechten zoals omschreven door het
Internationaal Monetair Fonds;

b. schip: vaartuig, ongeacht het type, dat in het mariene milieu wordt
ingezet, met inbegrip van draagvleugelboten, luchtkussenvaartuigen,
afzinkbare vaartuigen, drijvend materieel en vaste of drijvende
platforms;

c. tonnage: brutotonnage berekend overeenkomstig de voorschriften voor
de berekening van de tonnage vervat in Bijlage I van het op 23 juni 1969
te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de meting
van schepen, 1969 (Trb. 1970, 122).

2. Het maximumbedrag waarvoor de organisator ingevolge artikel 25c,
eerste en tweede lid, aansprakelijk is, bedraagt, behoudens wijziging
overeenkomstig de procedure, bedoeld in artikel 9, vierde lid, van
bijlage VI bij het Protocol:

a. indien bij het tot een milieubedreigende noodsituatie leidende
voorval een schip betrokken is: 

1°. voor een schip met een tonnage van ten hoogste 2000 ton, een
miljoen BTR;

2°. voor een schip met een tonnage boven 2000 ton, het volgende bedrag
in aanvulling op het in onderdeel 1° bedoelde bedrag:

-voor elke ton van 2001 tot en met 30.000 ton, 400 BTR;

-voor elke ton van 30.001 tot en met 70.000 ton, 300 BTR;

-voor elke ton boven 70.000 ton, 200 BTR.

b. indien bij het tot een milieubedreigende noodsituatie leidende
voorval geen schip betrokken is, drie miljoen BTR.

3. Indien bij het tot een milieubedreigende noodsituatie leidende
voorval een schip is betrokken, doen de artikelen 25c, 25d en 25e geen
afbreuk aan: 

a. de aansprakelijkheid of het recht tot beperking van de
aansprakelijkheid ingevolge elk toepasselijk internationaal verdrag
inzake beperking van aansprakelijkheid, of

b. de uitsluiting van de toepassing van de in een dergelijk verdrag
bedoelde beperkingen ten aanzien van bepaalde vorderingen, indien er,
overeenkomstig het betreffende verdrag, daartoe een voorbehoud is
gemaakt,

mits de van toepassing zijnde maximumbedragen ten minste even hoog zijn
als bepaald overeenkomstig het eerste lid, onder a.

4. De aansprakelijkheid is niet beperkt, indien de milieubedreigende
noodsituatie het gevolg is van:

a. het handelen of nalaten van de organisator met de opzet een
dergelijke noodsituatie te veroorzaken, of

b. roekeloosheid van de organisator in de wetenschap dat een dergelijke
noodsituatie daarvan het resultaat zou kunnen zijn.

5. Een wijziging als bedoeld in het tweede lid, geldt met ingang van een
tijdstip dat in de Staatscourant bekend wordt gemaakt.

Artikel 25f

1. Een organisator houdt een voldoende verzekering of andere financiële
zekerheid in stand, ter dekking van zijn aansprakelijkheid ingevolge
artikel 25c, eerste en tweede lid, tot een bedrag berekend
overeenkomstig artikel 25e, tweede en derde lid.

2. Indien de organisator niet aan de verplichting, bedoeld in artikel
25b, heeft voldaan, kunnen Onze Ministers bepalen tot welk bedrag zij
verhaal zullen nemen op de gestelde zekerheid, bedoeld in het eerste
lid. Onze Ministers kunnen de middelen aanwenden om andere partijen te
betalen, teneinde de kosten, bedoeld in artikel 25c, eerste lid, te
voldoen. Onze Ministers kunnen het te verhalen bedrag invorderen bij
dwangbevel.

Artikel 25g

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld inzake de in artikel 25f bedoelde te stellen financiële
zekerheid.

Artikel 25h

Indien een andere partij heeft vastgesteld dat een natuurlijke of
rechtspersoon, die in het Antarctisch gebied een activiteit uitvoert of
organiseert, aansprakelijk is voor een bedrag als bedoeld in artikel
25c, tweede lid, kunnen Onze Ministers op verzoek van die partij ten
behoeve van het fonds betaling daarvan vorderen, mits die natuurlijke of
rechtspersoon in Nederland is gevestigd of er zijn voornaamste plaats
van bedrijfsuitoefening of zijn gewone verblijfplaats heeft. Artikel 25c
is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25i

1. De bevoegdheid tot het instellen van kostenverhaal, bedoeld in
artikel 25c, eerste lid, verjaart door verloop van een periode van drie
jaar na de dag waarop de bestrijdingsacties zijn aangevangen of na de
dag waarop de partij die de vordering instelt op de hoogte was of
redelijkerwijze geacht kon worden op de hoogte te zijn van de identiteit
van organisator, naar gelang welke datum later valt. 

2. In geen geval wordt een vordering, bedoeld in het eerste lid, later
ingesteld dan vijftien jaar na aanvang van de bestrijdingsacties.

3. De bevoegdheid tot het instellen van een vordering, bedoeld in
artikel 25c, tweede lid, of artikel 25h verjaart door verloop van een
periode van vijftien jaar na de dag waarop de partij, bedoeld in artikel
25c, tweede lid, of artikel 25h op de hoogte was van de
milieubedreigende noodsituatie.

K

Artikel 34, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt “jaarlijks” vervangen door:
tweejaarlijks.

2. De tweede volzin vervalt.

L

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De Staat of een andere partij kan, behoudens matiging door de
rechter, de te zijnen laste komende kosten van het ongedaan maken van
door de activiteit veroorzaakte nadelige gevolgen voor het Antarctisch
milieu, de kosten van het voorkomen van dergelijke gevolgen, dan wel de
kosten, bedoeld in artikel 25c, tweede lid, en artikel 25h verhalen op
degene door wiens onrechtmatige daad die kosten zijn veroorzaakt, of op
degene die anderszins krachtens burgerlijk recht buiten overeenkomst
aansprakelijk is voor de gevolgen daarvan.

2. In het tweede lid wordt na “de overheid” ingevoegd: of een andere
partij.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 

3. In dit artikel wordt verstaan onder:

partij: staat waarvoor bijlage VI bij het Protocol van kracht is,
overeenkomstig artikel 9 van het Protocol.

ARTIKEL II

1. Ten aanzien van vergunningen, bedoeld in artikel 8 van de Wet
bescherming Antarctica, die van kracht zijn onmiddellijk voor het
tijdstip van inwerkingtreding van:

a. de artikelen I, onderdeel A, onder 3, onderdeel D, onder 2, onderdeel
I en onderdeel H, onder 1, 2, 3 en 4 van deze wet, blijft het recht
zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van die artikelen
van toepassing.

b. de artikelen I, onderdeel C, onderdeel E, onderdeel F, onder 1,
onderdeel G, onder 1 en onderdeel H, onder 5 en III, onder 2 van deze
wet, blijft het recht zoals dat gold voor het tijdstip van
inwerkingtreding van die artikelen van toepassing.

c. de artikelen I, onderdeel B, onderdeel F, onder 2, onderdeel G, onder
2 en onderdeel J en III, onder 3 van deze wet, blijft het recht zoals
dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van die artikelen van
toepassing.

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, stelt de organisator,
tenzij de activiteit reeds is aangevangen, alsnog financiële zekerheid
als bedoeld in artikel 3a, vierde lid van de Wet bescherming Antarctica.

3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, stelt de organisator,
tenzij de activiteit reeds is aangevangen:

a. alsnog financiële zekerheid als bedoeld in artikel 25f, eerste lid
van de Wet bescherming Antarctica;

b. een rampenplan op als bedoeld in artikel 7a van de Wet bescherming
Antarctica.

ARTIKEL III

Artikel 1a, onderdeel 2°, van de Wet op de economische delicten wordt
als volgt gewijzigd:

1. In de zinsnede met betrekking tot de Wet bescherming Antarctica wordt
voor “25” ingevoegd: 24a,.

2. In de zinsnede met betrekking tot de Wet bescherming Antarctica
worden “de artikelen 3, eerste lid, 5, 6, eerste en tweede lid, 8”
vervangen door: de artikelen 3, eerste lid, 3a, eerste en vierde lid, 5,
6, eerste en tweede lid, 7a, eerste en tweede lid, 8.

3. In de zinsnede met betrekking tot de Wet bescherming Antarctica wordt
voor “29 en 30” ingevoegd: 25b, eerste lid, 25c, tweede lid, 25f,
eerste lid,.

ARTIKEL IV

Indien het bij koninklijke boodschap van 3 september 2010 ingediende
voorstel van wet, houdende regels inzake de volkshuisvesting, de
ruimtelijke ordening en het milieubeheer in de openbare lichamen
Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Kamerstukken 32 473), tot wet is of
wordt verheven, en artikel 11.14 van die wet later in werking treedt
dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel
I, onderdeel A, onder 1, van deze wet, wordt artikel 11.14 van die wet
als volgt gewijzigd:

Onderdeel B komt te luiden:

B

In de alfabetische rangschikking wordt de volgende begripsbepaling
toegevoegd:

openbare lichamen: openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba;.

ARTIKEL V

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld met dien
verstande dat de artikelen I, onderdeel A, onder 1, 3 en 4, onderdeel D,
onderdeel I, onderdeel H, onder 1, 2, 3 en 4, onderdeel K, II, III,
onder 1, en IV in werking treden met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst. 

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1