[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33246 Adv RvSt inzake Wijziging van de Wet op de internationale bijstandverlening bij de heffing van belastingen

Wijziging van de Wet op de internationale bijstandverlening bij de heffing van belastingen

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2012D19208, datum: 2012-04-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z08947:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W06.12.0064/III	's-Gravenhage, 19 april 2012

Bij Kabinetsmissive van 8 maart 2012, no.12.000554, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling
advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het
voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de internationale
bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, met memorie van
toelichting.

Het voorstel strekt tot implementatie van Richtlijn 2011/16/EU (hierna:
de richtlijn) in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de
heffing van belastingen (hierna: WIB). De richtlijn versterkt en
verruimt de administratieve samenwerking op belastinggebied op een
aantal punten ten opzichte van de eerdere Richtlijn 77/799/EEG, die komt
te vervallen. Zo is onder andere de werking van de automatische
gegevensuitwisseling versterkt. Ook zijn procedures vereenvoudigd en
zijn de lokale heffingen onder het bereik van de richtlijn gebracht. 

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking
tot verschillen tussen het voorstel en de richtlijn, alsmede met
betrekking tot de inwerkintreding. Zij is van oordeel dat in verband
daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

1.	Verschillen tussen het voorstel en de richtlijn

De Afdeling plaatst kanttekeningen bij enkele verschillen tussen het
voorstel en de richtlijn.

a.	Begrip belastingen

Artikel 2, eerste lid, van de richtlijn geeft met betrekking tot het
toepassingsgebied van de richtlijn aan dat de richtlijn van toepassing
is "op elke vorm van belastingen die door of namens een lidstaat of de
territoriale of bestuurlijke onderdelen van een lidstaat, met inbegrip
van de lokale overheden, worden geheven". Artikel 2, derde lid, van de
richtlijn werkt het begrip "belastingen" vervolgens nader uit door daar
in geen geval onder te rekenen (kort gezegd) leges en retributies.

Het voorstel implementeert genoemd eerste lid in artikel 1, tweede lid
(nieuw), van de WIB. Volgens de transponeringstabel behoeft genoemd
derde lid echter geen implementatie. 

De Afdeling merkt hier het volgende over op. Voor het door Nederland
verlenen van bijstand aan andere lidstaten die daar om verzoeken,
verwijst het voorgestelde artikel 5, eerste lid (nieuw), van de WIB naar
"belastingen die vallen onder de reikwijdte van de wederzijdse bijstand,
bedoeld in artikel 1 in de verzoekende staat". Vanuit Nederlands
perspectief is het duidelijk dat leges en retributies niet als
belastingen zijn aan te merken. Vanuit het perspectief van een andere
lidstaat kan dit anders liggen. Artikel 2, derde lid, van de richtlijn
biedt hier duidelijkheid over. Met een nadere uitwerking van artikel 2,
derde lid, van de richtlijn in artikel 1 van de WIB zou expliciet worden
aangegeven dat Nederland met betrekking tot leges en retributies geen
bijstand verleent aan lidstaten die daar om verzoeken, en zou
duidelijkheid worden geboden in het internationale verkeer tussen de
lidstaten. De Afdeling adviseert hier in de toelichting op in te gaan en
zo nodig het voorstel aan te passen.

b.	Terugmelding 

Ingevolge artikel 14, eerste lid, eerste volzin, van de richtlijn kan de
bevoegde autoriteit van een andere lidstaat om een terugmelding vragen
met betrekking tot inlichtingen die door die bevoegde autoriteit van een
andere lidstaat spontaan of op verzoek (op verzoek van de voor Nederland
bevoegde autoriteit, namelijk de Minister van Financiën) zijn verstrekt
aan de Minister van Financiën. De Minister van Financiën dient deze
terugmelding volgens de tweede volzin van genoemd eerste lid zo spoedig
mogelijk, doch uiterlijk drie maanden nadat het resultaat van het
gebruik van de inlichtingen bekend is, te doen.

Indien het gaat om automatisch verkregen inlichtingen kent artikel 14,
tweede lid, van de richtlijn een andere regeling. De terugmelding door
de Minister van Financiën is verplicht (er hoeft geen verzoek van de
bevoegde autoriteit van een andere lidstaat aan ten grondslag te
liggen). Bovendien moet de terugmelding eenmaal per jaar worden gedaan
(overeenkomstig bilateraal overeen te komen praktische afspraken).

Het voorgestelde artikel 29 (nieuw) van de WIB vormt de implementatie
van het vorenstaande. 

De Afdeling merkt hier het volgende over op. Ook met betrekking tot
automatisch verkregen inlichtingen voorziet het voorgestelde artikel 29
(nieuw) van de WIB erin dat aan de terugmelding een verzoek ten
grondslag moet liggen en dat de terugmelding zo spoedig mogelijk, doch
uiterlijk drie maanden nadat het resultaat van het gebruik van de
inlichtingen bekend is, moet worden gedaan. Artikel 29 (nieuw) van de
WIB kent daarmee een regeling voor de terugmelding bij automatisch
verkregen inlichtingen die in zoverre afwijkt van artikel 14, tweede
lid, van de richtlijn. 

De Afdeling adviseert het voorgestelde artikel 29 (nieuw) van de WIB in
overeenstemming te brengen met artikel 14, tweede lid, van de richtlijn.


2.	Inwerkingtreding

Ingevolge artikel 29, eerste lid, eerste volzin, van de richtlijn dient
de WIB zodanig te worden aangepast dat met ingang van 1 januari 2013 aan
de richtlijn wordt voldaan. Voor de automatische uitwisseling van
inlichtingen voorziet artikel 29, eerste lid, tweede volzin, van de
richtlijn er evenwel in dat de WIB met ingang van 1 januari 2015 aan de
richtlijn moet voldoen. Voor deze automatische uitwisseling van
inlichtingen voorziet artikel 8, eerste lid, aanhef, van de richtlijn er
daarnaast in dat met betrekking tot belastingtijdvakken vanaf 1 januari
2014 automatisch inlichtingen worden verstrekt. 

De Afdeling merkt het volgende op over de implementatie van deze
richtlijnartikelen.

a.	Datum

Artikel II van het voorstel kent voor de in artikel I, onderdeel F, van
het voorstel opgenomen automatische uitwisseling van inlichtingen een
inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2014, terwijl de richtlijn –
zoals hiervoor is aangegeven – als datum 1 januari 2015 noemt.

De Afdeling adviseert in de toelichting op dit verschil van datum van
inwerkingtreding in te gaan en zo nodig artikel II van het voorstel aan
te passen.

b.	Feiten/belastingtijdvakken

Ingevolge artikel II van het voorstel vindt de in artikel I, onderdeel
F, van het voorstel opgenomen automatische uitwisseling van inlichtingen
voor het eerst toepassing "op gegevens en inlichtingen die betrekking
hebben op feiten die zich op of na 1 januari 2014 voordoen". De Afdeling
merkt op dat onder deze aangehaalde formulering ook vallen gegevens en
inlichtingen die betrekking hebben op feiten die zich weliswaar op of na
1 januari 2014 voordoen maar vallen in een belastingtijdvak dat al was
aangevangen voor 1 januari 2014. In zoverre zou sprake zijn van een te
ruime uitleg van artikel 8, eerste lid, aanhef, van de richtlijn, dat
immers – zoals hiervoor is aangegeven – uitgaat van
belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2014.

De Afdeling adviseert hier in de toelichting op in te gaan en zo nodig
artikel II van het voorstel aan te passen.

3.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het
advies behorende bijlage. 

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend vice-president van de Raad van State,

(get.) Van Dijk

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
betreffende no.W06.12.0064/III met redactionele kanttekeningen die de
Afdeling in overweging geeft.

Artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van de WIB te schrappen, aangezien
de facultatieve mogelijkheid voor de Minister van Financiën om spontaan
inlichtingen uit te wisselen (artikel 9, tweede lid, van de richtlijn)
al wordt geïmplementeerd in het in artikel I, onderdeel G, tweede lid,
opgenomen artikel 7, tweede lid (nieuw), van de WIB.

In het in artikel I, onderdeel M, opgenomen artikel 12, eerste lid
(nieuw), van de WIB de zinsnede "kan Onze Minister overgaan tot
betekening van stukken" vervangen door "gaat Onze Minister over tot
betekening van stukken", gelet op artikel 13, eerste lid, van de
richtlijn, die ter zake een verplichting tot betekening van stukken
kent. 

	Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de
administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot
intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PbEU 2011, L 64).

 	Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de
wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten op
het gebied van de directe belastingen (PbEG 1977, L 336).

 	Het gaat om leges, bijvoorbeeld voor certificaten en andere door de
autoriteiten uitgereikte stukken, alsmede contractueel verschuldigde
bedragen, zoals retributies voor openbare nutsvoorzieningen.

 	Zie artikel I, onderdeel A, eerste lid, van het voorstel.

 	Zie artikel I, onderdeel D, van het voorstel.

 	Zie de verwijzing in de eerste volzin naar artikel 9 van de richtlijn.

 	Zie de verwijzing in de eerste volzin naar artikel 5 van de richtlijn.

 	Artikel I, onderdeel V, van het voorstel.

 	Artikel 8 van de richtlijn.

 PAGE    

  PAGE  2 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........