[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32845, bijgewerkt t/m nr. 11 (NvW d.d. 13 juni 2012)

Voorstel van wet van de leden Monasch, Bashir, Van Gent en Verhoeven tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 teneinde inbesteding van openbaar vervoer mogelijk te maken in een plusregio die de gemeente Amsterdam, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat (Wet Aanbestedingsvrijheid OV grote steden)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2012D20811, datum: 2012-06-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z15329:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 11 (NvW d.d. 13 juni 2012)			



	32 845	Voorstel van wet van de leden Monasch, Bashir, Van Gent en
Verhoeven tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 teneinde
inbesteding van openbaar vervoer mogelijk te maken in een plusregio die
de gemeente Amsterdam, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat (Wet
Aanbestedingsvrijheid OV grote steden)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET 



	

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet
personenvervoer 2000  aan te passen opdat het mogelijk wordt voor een
plusregio die de gemeente Amsterdam, ’s-Gravenhage, Rotterdam of
Utrecht omvat, een concessie voor het openbaar vervoer te verlenen
zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel p door een puntkomma, een onderdeel ingevoegd, luidende:

	q. verordening (EG) 1370/2007: verordening nr. 1370/2007 van het
Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007
betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot
intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening
(EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PbEU 2007, L 315).

B

	In artikel 2 wordt onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid
een lid ingevoegd, luidende:

	4. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat
verordening (EG) 1370/2007 of artikelen daarvan van toepassing zijn op
vervoer dat overeenkomst vertoont met het in het eerste lid bedoelde
vervoer. 

Ba	

	Na artikel 14 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 14a

	1. Het jaarlijks te publiceren overzichtsverslag, bedoeld in artikel 7,
eerste lid, van verordening (EG) 1370/2007 is voor eenieder elektronisch
toegankelijk. 

	2. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot het in het eerste lid bedoelde overzichtsverslag. 

Artikel 14b

	De concessieverleners, bedoeld in artikel 20, tweede en derde lid,
verstrekken desgevraagd aan Onze Minister gegevens voor zover hij die
nodig heeft om te kunnen voldoen aan een verzoek van de Commissie van de
Europese Gemeenschappen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van
verordening (EG) 1370/2007.

Bb

	In artikel 19 komt het tweede lid als volgt te luiden:

	2. In afwijking van het eerste lid kan, indien het openbaar vervoer
uitvalt of dreigt uit te vallen, voor die situatie openbaar vervoer
worden verricht zonder concessie overeenkomstig het bepaalde in artikel
5, vijfde lid, van verordening (EG) 1370/2007.

Bc

	Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst. 

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Een concessiehouder verstrekt desgevraagd binnen een door de
concessieverlener te bepalen termijn aan hem de gegevens voor zover die
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de artikelen 6 en 7 van
verordening (EG) 1370/2007.

C

	In artikel 23, derde lid, wordt “een vervoerder als bedoeld in
artikel 69, eerste of zevende lid” vervangen door: een vervoerder aan
wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend.

Ca

	Artikel 24 komt als volgt te luiden: 

Artikel 24

	De concessieverlener verleent overeenkomstig de artikelen 4, derde en
vierde lid, en 5, zesde lid, van verordening (EG) 1370/2007, een
concessie voor beperkte duur. 

Cb

	In artikel 25 komt het eerste lid als volgt te luiden:

	1. Een concessie bevat, onverminderd artikel 4 van verordening (EG)
1370/2007, een omschrijving van het openbaar vervoer, van het gebied en
de duur waarvoor de concessie is verleend, en, indien van toepassing, de
prijs die de concessiehouder betaalt voor de concessie.

Cc

	Na artikel 36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36a

	1. Bij een overgang van openbaar vervoer met een concessie naar een
situatie als bedoeld in artikel 19, tweede lid, in samenhang met artikel
5, vijfde lid, van verordening(EG) 1370/2007, is geen sprake van een
overgang van een concessie. 

	2. Bij een overgang van openbaar vervoer zonder concessie als bedoeld
in artikel 19, tweede lid, naar de situatie dat openbaar vervoer wordt
verricht met een daartoe verleende concessie, zijn de artikelen 36 en 37
tot en met 40 van overeenkomstige toepassing.

D

	Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt de zinsnede “als bedoeld in artikel 69,
eerste of zevende lid” vervangen door: aan wie op grond van artikel
63a een concessie is verleend. 

	1a. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “eerste, tweede en vierde
lid” vervangen door: eerste en tweede lid. 

	2. In het tweede lid wordt de zinsnede “een vervoerder is als bedoeld
in artikel 69, eerste of zevende lid” vervangen door: een vervoerder
is aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend.

Da

	In artikel 42 wordt “Onverminderd artikel 61, vijfde lid vervalt een
concessie van rechtswege:” vervangen door: Een concessie vervalt van
rechtswege:.

E 

	In het opschrift van paragraaf 1 van hoofdstuk III wordt
“aanbesteding” vervangen door: verlening.

F

	Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “aanbesteding van een concessie”
vervangen door: de verlening van een concessie, met uitzondering van een
concessie als bedoeld in artikel 64, eerste lid,.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 

	4. Een concessieverlener publiceert het programma van eisen dat is
opgesteld voor een concessie voor openbaar vervoer die wordt verleend
zonder dat daarvoor een aanbesteding wordt gehouden voorafgaand aan de
verlening van die concessie.

G

	In artikel 45 vervalt “in geval van aanbesteding”. 

H 

	In artikel 46, eerste en vierde lid, wordt “aanbesteding” vervangen
door: de verlening.

Ha

	Artikel 47 vervalt.

I 

	Artikel 48 vervalt.

J 

	Het opschrift van hoofdstuk III, paragraaf 4, komt te luiden:

	§ 4. Bepalingen inzake de aanbesteding van concessies 

K

	Artikel 61 komt als volgt te luiden:

Artikel 61

	1. Concessies voor openbaar vervoer worden slechts verleend nadat
daartoe een aanbesteding is gehouden, tenzij artikel 63a of artikel 64,
eerste lid, van toepassing is. 

	2. In bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen
kan het eerste lid buiten toepassing worden gelaten voor de verlening
van een concessie voor regionaal openbaar vervoer per trein als bedoeld
in artikel 20, derde lid. 

	3. Indien het openbaar vervoer uitvalt of dreigt uit te vallen kan, in
afwijking van het eerste lid, een aanbesteding van dat openbaar vervoer
achterwege blijven. Artikel 5, vijfde lid, van verordening (EG)
1370/2007 is van toepassing. 

	4. In afwijking van het eerste lid kan een concessie voor openbaar
vervoer, anders dan per trein, worden verleend zonder dat daartoe een
aanbesteding is gehouden, indien die concessie voldoet aan een van de
kenmerken, bedoeld in artikel 5, vierde lid, van verordening (EG)
1370/2007.

L

	Artikel 62 komt als volgt te luiden: 

Artikel 62

	1. Een concessieverlener sluit een vervoerder aan wie op grond van
artikel 63a een concessie is verleend, of een vervoerder waarop die
vervoerder invloed heeft uit van de aanbesteding van een concessie voor
openbaar vervoer buiten het grondgebied van de plusregio waar de
concessie op grond van artikel 63a verleend is, ook indien die invloed
slechts minimaal is. 

	2. Een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 20, sluit een vervoerder
aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend, of een
vervoerder waarop die vervoerder invloed heeft uit van de aanbesteding
van vervoer buiten het grondgebied van de plusregio waar de concessie op
grond van artikel 63a verleend is, waarop artikel 2, tweede of vierde
lid, bij algemene maatregel van bestuur van toepassing is verklaard, ook
indien die invloed slechts minimaal is. 

	3. Een concessieverlener of een bestuursorgaan kan een vervoerder aan
wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend, of een
vervoerder waarop die vervoerder invloed heeft, uitsluiten van de
aanbesteding van vervoer binnen het grondgebied van de plusregio waar de
concessie op grond van artikel 63a verleend is, ook indien die invloed
slechts minimaal is. 

	4. Een concessieverlener als bedoeld in artikel 20, tweede lid, sluit
een vervoerder uit van een aanbesteding als bedoeld in het eerste of
tweede lid, indien die vervoerder is gevestigd in een andere staat, niet
zijnde een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij
is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, voor
zover de wederkerigheid van de toegang tot de desbetreffende markt voor
personenvervoer voor vervoerders die in Nederland zijn gevestigd niet
gewaarborgd is. 

	5. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien
wordt voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 5, tweede lid,
onderdeel c, van verordening (EG) 1370/2007.

	6. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op een gemeentelijk
vervoerbedrijf in de zin van artikel 69, eerste of zevende lid, zoals
dat luidde voor de inwerkingtreding van de Wet aanbestedingsvrijheid OV
grote steden.

M

	Na artikel 63 worden twee paragrafen ingevoegd, luidende:

	§ 4a. Uitzonderingen op de aanbesteding van concessies

Artikel 63a 

	In afwijking van artikel 61, eerste lid, kan een concessieverlener voor
openbaar vervoer, anders dan per trein, in een plusregio als bedoeld in
artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente
Amsterdam, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat, een concessie
verlenen zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden indien deze
concessie wordt verleend aan een vervoerder waarop de desbetreffende
plusregio net als over haar eigen diensten zeggenschap uitoefent.
Artikel 5, tweede lid, van verordening (EG) 1370/2007 is van toepassing.


	 

	§ 4b. Bepalingen inzake reciprociteit en gescheiden boekhouding 

Artikel 63b 

	1. Een vervoerder aan wie op grond van artikel 63a een concessie is
verleend, doet niet mee aan de aanbesteding van:

	a. concessies voor openbaar vervoer buiten de plusregio waar de
concessie, bedoeld in de aanhef, verleend is;

	b. concessies voor openbaar vervoer binnen de plusregio waar de
concessie, bedoeld in de aanhef, verleend is indien de concessieverlener
dit heeft uitgesloten als bedoeld in artikel 62, derde lid. 

	c. vervoer buiten het grondgebied van de plusregio waar de concessie
verleend is waarop bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in
artikel 2, tweede of vierde lid, dit artikel van toepassing is
verklaard. 

	2. In afwijking van het eerste lid mag een vervoerder aan wie op grond
van artikel 63a een concessie is verleend, meedoen aan een aanbesteding
indien wordt voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 5, tweede
lid, onderdeel c, van verordening (EG) 1370/2007.

Artikel 63c

	1. Een vervoerder aan wie op grond van artikel 63a een concessie is
verleend, waarbij voor die concessie een subsidie als bedoeld in artikel
22 is verstrekt, en die in een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek
2 van het Burgerlijk Wetboek verbonden is met aanbieders van andere
activiteiten dan dat openbaar vervoer, voert een gescheiden boekhouding
voor het verrichten van het openbaar vervoer waarvoor die concessie is
verleend ten opzichte van andere activiteiten die binnen die groep
worden verricht. 

	2. Een vervoerder aan wie op grond van artikel 63a een concessie is
verleend, waarbij voor die concessie een subsidie als bedoeld in artikel
22 is verstrekt, en die niet in een groep als bedoeld in het eerste lid
is verbonden, en wel tevens andere activiteiten verricht binnen een
organisatie, voert voor het verrichten van openbaar vervoer waarvoor die
concessie is verleend, een gescheiden administratie binnen de
boekhouding, waarbinnen de kosten en opbrengsten van het verrichten van
dat openbaar vervoer afzonderlijk worden geadministreerd.

	3. Een vervoerder aan wie anders dan op grond van artikel 63a een
concessie voor openbaar vervoer is verleend zonder dat daartoe een
aanbesteding is gehouden en waarbij voor die concessie een subsidie als
bedoeld in artikel 22 is verstrekt, voert voor het verrichten van
openbaar vervoer waarvoor die concessie is verleend, een gescheiden
administratie binnen de boekhouding, waarbinnen de kosten en opbrengsten
van het verrichten van het openbaar vervoer waarvoor subsidie is
verstrekt afzonderlijk worden geadministreerd. 

	4. De boekhouding en de administratie, bedoeld in het eerste tot en met
het derde lid, zijn zodanig vorm gegeven dat:

	a. de registratie van de lasten en baten van de verschillende
activiteiten gescheiden zijn;

	b. alle lasten en baten, op grond van consequent toegepaste en
objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie,
correct worden toegerekend;

	c. de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de
administratie wordt gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd. 

	5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot de boekhouding, de gescheiden administratie en de
kostprijsadministratie, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid. 

	6. Een vervoerder als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid,
bewaart de in het vierde lid bedoelde gegevens gedurende vijf jaar, te
rekenen vanaf het einde van het boekjaar waarop de gegevens betrekking
hebben. 

	7. Indien een vervoerder als bedoeld in het eerste of tweede lid, niet
uit hoofde van een andere wettelijke verplichting een jaarrekening
opstelt, stelt hij een daarmee overeenkomend financieel overzicht op en
legt hij dat overzicht voor eenieder ter inzage op al zijn kantoren op
een bij regeling van Onze Minister te bepalen tijdstip. 

	8. Indien een vervoerder als bedoeld in het eerste of tweede lid, niet
reeds uit hoofde van een andere wettelijke verplichting zijn
jaarrekening openbaar maakt, legt hij zijn jaarrekening voor eenieder
ter inzage op al zijn kantoren op een bij regeling van Onze Minister te
bepalen tijdstip. 

	9. Een vervoerder als bedoeld in het eerste en tweede lid laat
jaarlijks over het voorgaande boekjaar een verklaring van een accountant
als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek opstellen waaruit blijkt dat de financiële verhouding:

	a. voldoet aan de in het eerste, tweede, vierde en vijfde lid gestelde
eisen, en

	b. tussen hem en de aanbieders van andere activiteiten voldoet aan in
de in onderdeel 5 van de bijlage bij verordening (EG) 1370/2007 gestelde
voorwaarden. 

	Deze verklaring ligt tegelijkertijd met de jaarrekening of het
financieel overzicht voor eenieder ter inzage op alle kantoren van de
vervoerder. 

	10. Een vervoerder als bedoeld in het derde lid laat jaarlijks over het
voorgaande boekjaar een verklaring van een accountant als bedoeld in
artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opstellen
waaruit blijkt dat de financiële verhouding ten opzichte van een
concessie als bedoeld in dat lid:

	a. voldoet aan de in het derde, vierde en vijfde lid gestelde eisen, en

	b. voldoet aan de in onderdeel 5 van de bijlage bij verordening (EG)
1370/2007 gestelde voorwaarden. 

	Deze verklaring ligt voor eenieder ter inzage op alle kantoren van de
vervoerder. 

	11. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een vervoerder

	a. die op grond van de artikelen 3 of 19, tweede lid, openbaar vervoer
verricht op een andere grondslag dan op grond van een concessie;	

	b. die vervoerder verricht waarop bij algemene maatregel van bestuur
als bedoeld in artikel 2, tweede of vierde lid, dit artikel of leden
daarvan, van toepassing is verklaard, zonder dat voor het in de
onderdelen a of b bedoelde vervoer een aanbesteding is gehouden en
waarbij voor dat vervoer een subsidie als bedoeld in artikel 22, eerste
lid, is verstrekt. 

N

	Paragraaf 6 van hoofdstuk III vervalt. 

O

	Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd: 

	1. In het eerste lid wordt «de artikelen 19 en 30 tot en met 40,»
vervangen door: de artikelen 19, 29, 30 tot en met 40, 46 en 63c,
eerste, tweede en derde lid, met uitzondering van openbaar vervoer per
trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister het bevoegde
bestuursorgaan is, en elfde lid voor zover niet de raad van bestuur van
de mededingingsautoriteit is belast met dat toezicht. 

	2. In het vijfde lid, wordt «het bepaalde in artikel 69, eerste,
vijfde en zevende lid,« vervangen door: het bepaalde bij of krachtens
artikel 63c, vierde, zesde tot en met tiende lid en elfde lid, onderdeel
c, voor zover artikel 87, vierde lid, op dat vervoer bij algemene
maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, tweede of vierde lid,
van toepassing is verklaard.

P 

	Na artikel 93 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 93a 

	Het dagelijks bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 20,
tweede en derde lid, is bevoegd tot oplegging van een last onder
bestuursdwang ter handhaving van de verplichtingen gesteld bij of
krachtens de artikelen 19, eerste en tweede lid, 29, 32, 34, 39, 46 en
63c, eerste, tweede en derde lid, met uitzondering van openbaar vervoer
per trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister het bevoegde
bestuursorgaan is, en elfde lid, voor zover de bevoegdheid tot
handhaving niet op grond van artikel 94, eerste lid, aan de raad van
bestuur van de mededingingsautoriteit is toegekend.

Q

	Artikel 94, eerste lid, komt te luiden:

	1. In geval van overtreding van artikel 63c, vierde, zesde tot en met
tiende en elfde lid, onderdeel b, voor zover artikel 94 op dat vervoer
bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, tweede of
vierde lid, van toepassing is verklaard, en met uitzondering van
openbaar vervoer per trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister
het bevoegde bestuursorgaan is, kan de raad van bestuur van de
mededingingsautoriteit aan de overtreder een last onder dwangsom
opleggen.

R

	Na artikel 96 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 96a 

	1. In geval van overtreding van artikel 63c, eerste, tweede, vierde,
zesde tot en met tiende en elfde lid, onderdeel b, voor zover artikel
96a op dat vervoer bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in
artikel 2, tweede of vierde lid, van toepassing is verklaard, en met
uitzondering van openbaar vervoer per trein waarvoor op grond van deze
wet Onze Minister het bevoegde bestuursorgaan is, kan de raad van
bestuur van de mededingingsautoriteit een bestuurlijke boete opleggen
van ten hoogste € 450.000,– of indien dat meer is, 1% van de
netto-omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de
beschikking. 

	2. De berekening van de netto-omzet, bedoeld in het eerste lid,
geschiedt op de voet van artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek.

S

	In artikel 105, tweede lid, wordt na “en 96, eerste lid,”
ingevoegd: en 96a, eerste lid,.

Sa

	Artikel 109 vervalt.

T

	Na artikel 124 worden zes artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 124a

	In de artikelen 124b tot en met 124e wordt verstaan onder:

	een gemeentelijk vervoerbedrijf: een vervoerbedrijf in de zin van
artikel 69, eerste of zevende lid, zoals dat artikel luidde voor de
inwerkingtreding van de Wet aanbestedingsvrijheid OV grote steden.

Artikel 124ab

	Een ontheffing die voor de datum van inwerkingtreding van de Wet
aanbestedingsvrijheid OV grote steden is verleend, op grond van artikel
24, tweede lid, of artikel 61, tweede lid, zoals die artikelen luidden
voor de inwerkingtreding van genoemde wet, blijft van kracht voor de
duur waarvoor deze ontheffing is verleend, onverminderd mogelijke
wijziging, intrekking of het van rechtswege vervallen.

Artikel 124b

	Een concessie die voor de inwerkingtreding van de Wet
aanbestedingsvrijheid OV grote steden aan een gemeentelijk
vervoerbedrijf is verleend, blijft na de inwerkingtreding van die wet
van kracht tot uiterlijk 31 december 2019, tenzij er reeds sprake is van
een vervoerder aan wie op grond van artikel 63a een concessie is
verleend.  

Artikel 124c

	Nadat een concessieverlener als bedoeld in artikel 63a besluit dat een
aan het desbetreffende gemeentelijk vervoerbedrijf verleende concessie
voor het openbaar vervoer per bus wordt verleend nadat daarvoor een
aanbesteding is gehouden, mag dat vervoerbedrijf meedingen naar een
concessie voor openbaar vervoer die wordt verleend door middel van een
aanbesteding en wordt dat vervoerbedrijf om reden van dat besluit niet
uitgesloten van deelname aan aanbestedingen. 

Artikel 124d 

	1. Op een gemeentelijk vervoerbedrijf is artikel 69, eerste, tweede,
derde, en vijfde lid, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de
Wet aanbestedingsvrijheid OV grote steden van toepassing. 

	2. Met het toezicht op de naleving van het eerste lid, zijn belast de
bij besluit van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit
aangewezen ambtenaren van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. 

	3. De artikelen 94 tot en met 96a zijn van overeenkomstige toepassing
in geval van niet naleving van de in het eerste lid bedoelde eisen. 

Artikel 124e

	 Artikel 38, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing
indien een concessie is verleend aan een gemeentelijk vervoerbedrijf en
deze concessie geheel of gedeeltelijk eindigt als gevolg van verlening
van die concessie aan een andere vervoerder.

Artikel 124f

	De artikelen 124a tot en met 124f vervallen met ingang van 31 december
2019.

ARTIKEL IA

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanbestedingsvrijheid OV grote
steden.

ARTIKEL II

	Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede
kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij
wordt geplaatst.  

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

 

 

 PAGE    

 PAGE   12