[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van enkele onderwijswetten om te voorzien in en een brede en duurzame grondslag voor innovatieve experimenten (Innovatieve experimenteerruimte onderwijs)

Eindtekst

Nummer: 2012D21058, datum: 2012-04-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z25935:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

17 april 2012

Wijziging van enkele onderwijswetten om te voorzien in een brede en
duurzame grondslag voor innovatieve experimenten (Innovatieve
experimenteerruimte onderwijs)



GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in navolging
van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en het
beroepsonderwijs ook voor het primair onderwijs en het voortgezet
(speciaal) onderwijs een brede grondslag te creƫren voor innovatieve
experimenten ter bevordering van de kwaliteit, toegankelijkheid en
doelmatigheid van het onderwijs, zowel in Nederland als het Caribische
deel van Nederland;

dat in verband hiermee de desbetreffende onderwijswetten dienen te
worden gewijzigd; 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

Na Hoofdstuk I, titel IV, afdeling 11A, wordt een nieuwe afdeling
ingevoegd, luidende:

Afdeling 11B.	 Experimenten

Artikel 176k. 	Ruimte voor innovatie

1. Met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid of
doelmatigheid van het basisonderwijs kan bij wijze van experiment bij
algemene maatregel van bestuur worden afgeweken van hoofdstuk I, titel
I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1, afdeling 2, artikelen 47 en
48, en titel IV, afdeling 1, 2, 4 tot en met 7, afdeling 8, paragrafen
2, 3, 6 en 7 en afdeling 9 paragrafen 1 en 2, van de wet.

2. In geval van toepassing van het eerste lid wordt bij algemene
maatregel van bestuur in elk geval bepaald:

a. het doel van het experiment,

b. op welke wijze van welke in het eerste lid bedoelde voorschriften
wordt afgeweken, 

c. de duur van het experiment, en

d. op welke wijze en aan de hand van welke criteria de met het
experiment beoogde effecten worden geƫvalueerd.

3. Bij ministeriƫle regeling kunnen regels worden gesteld over de
uitvoering van een experiment.

4. Een experiment duurt ten hoogste zes jaar, tenzij een langere duur
gezien de bijzondere aard van het experiment noodzakelijk is. Alsdan
wordt de duur van het experiment op ten hoogste acht jaar bepaald.
Indien een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het
experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling, voordat
een experiment is afgelopen, kan Onze Minister het experiment verlengen
tot het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet is verheven en in
werking treedt.

5. Onze Minister zendt drie maanden voor het einde van de werkingsduur
van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan
de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten
van het experiment in de praktijk, evenals een standpunt over de
voortzetting van die algemene maatregel van bestuur, anders dan een
voortzetting als experiment. 

6. In verband met een experiment als bedoeld in het eerste lid, kan bij
algemene maatregel van bestuur eveneens bij wijze van experiment worden
afgeweken van artikel 1 van de Leerplichtwet 1969.

7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een
samenwerkingsverband van een school met een school als bedoeld in
artikel 1, een school of instelling als bedoeld in de Wet op de
expertisecentra, of een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet
onderwijs. Bij samenwerking met een school of instelling kan voor die
school of instelling respectievelijk worden afgeweken van titel I,
artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1 en titel IV, afdelingen 4 tot en
met 6 en afdeling 7, paragrafen 2, 3, 6 en 7 van de Wet op de
expertisecentra, en titel II, afdeling I, hoofdstuk I en titel III,
afdeling II van de Wet op het voortgezet onderwijs. Bij de algemene
maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke
bij of krachtens de wet, de Wet op de expertisecentra of de Wet op het
voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften van toepassing of van
overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.

8. De voordracht voor de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het
tweede lid, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp
aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

ARTIKEL II WIJZIGING WET PRIMAIR ONDERWIJS BES

De Wet primair onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

Na Hoofdstuk I, afdeling 10, wordt een nieuwe afdeling ingevoegd,
luidende:

Afdeling 10A. Experimenten

Artikel 145a. Ruimte voor innovatie

1. Met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid of
doelmatigheid van het basisonderwijs kan bij wijze van experiment bij
algemene maatregel van bestuur worden afgeweken van hoofdstuk I, titel
I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1 en afdeling 2, artikelen 53 en
54 en titel III, afdelingen 1, 2, 4 tot en met 6, afdeling 7, paragrafen
2, 3, 6 en 7, en afdeling 8, paragraaf 1, van de wet.

2. In geval van toepassing van het eerste lid wordt bij algemene
maatregel van bestuur in elk geval bepaald:

a. het doel van het experiment,

b. op welke wijze van welke in het eerste lid bedoelde voorschriften
wordt afgeweken, 

c. de duur van het experiment, en

d. op welke wijze en aan de hand van welke criteria de met het
experiment beoogde effecten worden geƫvalueerd.

3. Bij ministeriƫle regeling kunnen regels worden gesteld over de
uitvoering van een experiment.

4. Een experiment duurt ten hoogste zes jaar, tenzij een langere duur
gezien de bijzondere aard van het experiment noodzakelijk is. Alsdan
wordt de duur van het experiment op ten hoogste acht jaar bepaald.
Indien een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het
experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling, voordat
een experiment is afgelopen, kan Onze Minister het experiment verlengen
tot het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet is verheven en in
werking treedt.

5. Onze Minister zendt drie maanden voor het einde van de werkingsduur
van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan
de Staten-Generaal, een verslag over de doeltreffendheid en de effecten
van het experiment in de praktijk, evenals een standpunt over de
voortzetting van die algemene maatregel van bestuur, anders dan een
voortzetting als experiment. 

6. In verband met een experiment als bedoeld in het eerste lid, kan bij
algemene maatregel van bestuur eveneens bij wijze van experiment worden
afgeweken van artikel 1 van de Leerplichtwet BES.

7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een
samenwerkingsverband van een school met een school als bedoeld in
artikel 1, of een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs BES.
Bij samenwerking met een school als bedoeld in de Wet voortgezet
onderwijs BES kan worden afgeweken van titel II, afdeling I, hoofdstuk I
en titel III, afdeling III van de Wet voortgezet onderwijs BES. Bij de
algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt
geregeld welke bij of krachtens de wet, of de Wet voortgezet onderwijs
BES vastgestelde voorschriften van toepassing of van overeenkomstige
toepassing zijn op de samenwerking.

ARTIKEL III WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

Na titel IV wordt een nieuwe titel ingevoegd, luidende:

TITEL V. EXPERIMENTEN

Artikel 171. Ruimte voor innovatie

1. Met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid of
doelmatigheid van het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal
onderwijs kan bij wijze van experiment bij algemene maatregel van
bestuur worden afgeweken van titel I, artikelen 1 en 2, titel II,
afdeling 1, afdeling 2, artikelen 50 en 51, en titel IV, afdelingen 1,
2, 4 tot en met 6, afdeling 7, paragrafen 2, 3, 6 en 7, en afdeling 8,
artikelen 146 tot en met 149 en 151, van de wet.

2. In geval van toepassing van het eerste lid wordt bij algemene
maatregel van bestuur in elk geval bepaald:

a. het doel van het experiment,

b. op welke wijze van welke in het eerste lid bedoelde voorschriften
wordt afgeweken, 

c. de duur van het experiment, en

d. op welke wijze en aan de hand van welke criteria de met het
experiment beoogde effecten worden geƫvalueerd.

3. Bij ministeriƫle regeling kunnen regels worden gesteld over de
uitvoering van een experiment.

4. Een experiment duurt ten hoogste zes jaar, tenzij een langere duur
gezien de bijzondere aard van het experiment noodzakelijk is. Alsdan
wordt de duur van het experiment op ten hoogste acht jaar bepaald.
Indien een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het
experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling, voordat
een experiment is afgelopen, kan Onze Minister het experiment verlengen
tot het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet is verheven en in
werking treedt.

5. Onze Minister zendt drie maanden voor het einde van de werkingsduur
van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan
de Staten-Generaal, een verslag over de doeltreffendheid en de effecten
van het experiment in de praktijk, evenals een standpunt over de
voortzetting van die algemene maatregel van bestuur, anders dan een
voortzetting als experiment. 

6. In verband met een experiment als bedoeld in het eerste lid, kan bij
algemene maatregel van bestuur eveneens bij wijze van experiment worden
afgeweken van artikel 1 van de Leerplichtwet 1969.

7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een
samenwerkingsverband van een school met een school of instelling als
bedoeld in artikel 1, een school als bedoeld in de Wet op het primair
onderwijs, of een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet
onderwijs. Bij samenwerking met een school of instelling kan voor die
school of instelling respectievelijk worden afgeweken van hoofdstuk I,
titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1 en titel IV, afdeling 4
tot en met 7 en afdeling 8, paragrafen 2, 3, 6 en 7, van de Wet op het
primair onderwijs, en titel II, afdeling I, hoofdstuk I en titel III,
afdeling II van de Wet op het voortgezet onderwijs. Bij de algemene
maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke
bij of krachtens de wet, de Wet op het primair onderwijs, of de Wet op
het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften van toepassing of
van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.

8. De voordracht voor de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het
tweede lid, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp
aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

ARTIKEL IV WIJZIGING WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10b6, eerste lid, onder e, wordt ā€œassistenopleidingā€
vervangen door: assistentopleiding.

B

Na titel IVC wordt een nieuwe titel ingevoegd, luidende:

TITEL IVD. EXPERIMENTEN

Artikel 118t. Ruimte voor innovatie

1. Met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid of
doelmatigheid van het voortgezet onderwijs kan bij wijze van experiment
bij algemene maatregel van bestuur worden afgeweken van titel II,
afdeling I, hoofdstuk I en van titel III, afdeling II, van de wet.

2. In geval van toepassing van het eerste lid wordt bij algemene
maatregel van bestuur in elk geval bepaald:

a. het doel van het experiment,

b. op welke wijze van welke artikelen van het in het eerste lid genoemde
hoofdstuk en de daar genoemde afdeling wordt afgeweken, 

c. de duur van het experiment, en

d. op welke wijze en aan de hand van welke criteria de met het
experiment beoogde effecten worden geƫvalueerd.

3. Bij ministeriƫle regeling kunnen regels worden gesteld over de
uitvoering van een experiment.

4. Een experiment duurt ten hoogste zes jaar, tenzij een langere duur
gezien de bijzondere aard van het experiment noodzakelijk is. Alsdan
wordt de duur van het experiment op ten hoogste acht jaar bepaald.
Indien een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het
experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling voordat
een experiment is afgelopen, kan Onze Minister het experiment verlengen
tot het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet is verheven en in
werking treedt.

5. Onze Minister zendt drie maanden voor het einde van de werkingsduur
van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan
de Staten-Generaal, een verslag over de doeltreffendheid en de effecten
van het experiment in de praktijk, evenals een standpunt over de
voortzetting van die algemene maatregel van bestuur, anders dan een
voortzetting als experiment. 

6. In verband met een experiment als bedoeld in het eerste lid, kan bij
algemene maatregel van bestuur eveneens bij wijze van experiment worden
afgeweken van:

a. artikel 1 van de Leerplichtwet 1969,

b. artikel 1 van de Les- en cursusgeldwet, 

c. artikel 1.1 van de Wet studiefinanciering 2000,

d. artikel 1.1 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten.

7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een
samenwerkingsverband van een school met een school als bedoeld in
artikel 1, een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs,
een school of instelling als bedoeld in de Wet op de expertisecentra,
een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs of een
instelling als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek. Bij samenwerking met een school of
instelling kan voor die school of instelling respectievelijk worden
afgeweken van hoofdstuk I, titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling
1, afdeling 2, artikelen 47 en 48, en titel IV, afdeling 1, 2, 4 tot en
met 7 en afdeling 8, paragrafen 2, 3, 6 en 7 en afdeling 9, paragrafen 1
en 2, van de Wet op het primair onderwijs, dan wel titel I, artikelen 1
en 2, titel II, afdeling 1, afdeling 2, artikelen 50 en 51, en titel IV,
afdelingen 1, 2, 4 tot en met 6 en afdeling 7, paragrafen 2, 3, 6 en 7,
en afdeling 8, artikelen 146 tot en met 149 en 151, van de Wet op de
expertisecentra, hoofdstuk 2, titel 2, en hoofdstukken 6 en 7 van de Wet
educatie en beroepsonderwijs en hoofdstuk 2, titel 2, hoofdstuk 5a,
hoofdstuk 6 en 7, hoofdstuk 9, titel 2, hoofdstuk 10, titel 3 en
hoofdstuk 11, paragraaf 4 van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek. Bij de algemene maatregel van bestuur,
bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke bij of krachtens de wet,
de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet
educatie en beroepsonderwijs of de Wet hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek vastgestelde voorschriften van toepassing of
van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.

8. De voordracht voor de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het
tweede lid, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp
aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

ARTIKEL V WIJZIGING WET VOORTGEZET ONDERWIJS BES

De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

Na titel V wordt een nieuwe titel ingevoegd, luidende:

TITEL VA. EXPERIMENTEN

Artikel 205a. Ruimte voor innovatie

1. Met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid of
doelmatigheid van het voortgezet onderwijs kan bij wijze van experiment
bij algemene maatregel van bestuur worden afgeweken van titel II,
afdeling I, hoofdstuk I en van titel III, afdeling III, van de wet.

2. In geval van toepassing van het eerste lid wordt bij algemene
maatregel van bestuur in elk geval bepaald:

a. het doel van het experiment,

b. op welke wijze van welke artikelen van het in het eerste lid genoemde
hoofdstuk en de daar genoemde afdeling wordt afgeweken, 

c. de duur van het experiment, en

d. op welke wijze en aan de hand van welke criteria de met het
experiment beoogde effecten worden geƫvalueerd.

3. Bij ministeriƫle regeling kunnen regels worden gesteld over de
uitvoering van een experiment.

4. Een experiment duurt ten hoogste zes jaar, tenzij een langere duur
gezien de bijzondere aard van het experiment noodzakelijk is. Alsdan
wordt de duur van het experiment op ten hoogste acht jaar bepaald.
Indien een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het
experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling voordat
een experiment is afgelopen, kan Onze Minister het experiment verlengen
tot het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet is verheven en in
werking treedt.

5. Onze Minister zendt drie maanden voor het einde van de werkingsduur
van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan
de Staten-Generaal, een verslag over de doeltreffendheid en de effecten
van het experiment in de praktijk, evenals een standpunt over de
voortzetting van die algemene maatregel van bestuur, anders dan een
voortzetting als experiment. 

6. In verband met een experiment als bedoeld in het eerste lid, kan bij
algemene maatregel van bestuur eveneens bij wijze van experiment worden
afgeweken van:

a. artikel 1 van de Leerplichtwet BES,

b. artikel 1.1 van de Wet studiefinanciering BES.

7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een
samenwerkingsverband van een school met een school als bedoeld in
artikel 1, een school als bedoeld in de Wet primair onderwijs BES, of
een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES.
Bij samenwerking met een school of instelling kan voor die school,
instelling of uitvoeringsinstantie respectievelijk worden afgeweken van
hoofdstuk I, titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1 en afdeling
2, artikelen 53 en 54 en titel III, afdeling 1, 2, 4 tot en met 6,
afdeling 7, paragrafen 2, 3, 6 en 7, en afdeling 8, paragraaf 1, van de
Wet primair onderwijs BES, dan wel hoofdstuk 2, titel 2, en de
hoofdstukken 6 en 7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES. Bij de
algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt
geregeld welke bij of krachtens de wet, de Wet primair onderwijs BES of
de Wet educatie en beroepsonderwijs BES vastgestelde voorschriften van
toepassing of van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.

ARTIKEL VI WIJZIGING VAN DE WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 11.a.1, vierde lid, wordt in de eerste volzin, na ā€œten
hoogste zes jaarā€ ingevoegd:, tenzij een langere duur gezien de
bijzondere aard van het experiment noodzakelijk is. Alsdan wordt de duur
van het experiment op ten hoogste acht jaar bepaald.

2. Titel 1 van hoofdstuk 12 komt te luiden:

TITEL 1. OVERGANGSBEPALINGEN EXPERIMENT LEERGANG VM2

Artikel 12.1.1. Duur van experiment leergang vm2

1. Het experiment leergang vm2, dat is onderverdeeld in zes leergangen
van vier jaar die per opvolgend leerjaar zijn of worden gestart, wordt
voor de toepassing van artikel 11a.1, vierde lid, geacht te zijn gestart
op 1 augustus 2008. 

2. Artikel 11a.1, vierde lid, wordt ten aanzien van de duur van het
experiment leergang vm2 zodanig toegepast dat een leerling die deelneemt
aan een leergang die binnen de termijn van zes jaar is gestart, de
leergang van vier jaar kan doorlopen.

ARTIKEL VII WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN
WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK 

Artikel 1.7a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt aan de eerste volzin, na ā€œten hoogste zes
jaarā€ ingevoegd:, tenzij een langere duur gezien de bijzondere aard
van het experiment noodzakelijk is. Alsdan wordt de duur van het
experiment op ten hoogste acht jaar bepaald.

2. Het zesde lid komt te luiden:

6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een
samenwerkingsverband tussen een instelling voor hoger onderwijs en een
school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel een
instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, of artikel 1.4.1
van de Wet educatie en beroepsonderwijs. In geval van een
samenwerkingsverband met een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1,
onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs kan voor die
instelling worden afgeweken van artikel 8.1.1 van die wet, indien
hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 1, van deze wet van toepassing wordt
verklaard.

ARTIKEL VIII INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld, met dien verstande dat artikel VII
terugwerkt tot en met 1 augustus 2011.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   3