[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33295 Adv RvSt inzake Aanpassing van het Wetboek van Strafvordering

Aanpassing van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de uitvoeringswet Internationaal Strafhof in verband met de introductie van de mogelijkheid conservatoir beslag te leggen op het vermogen van de verdachte ten behoeve van het slachtoffer

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2012D24309, datum: 2012-06-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z11384:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W03.12.0005/II	's-Gravenhage, 2 maart 2012

Bij Kabinetsmissive van 6 januari 2012, no.12.000013, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en
Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter
overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassing
van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de
uitvoeringswet internationaal strafhof in verband met de introductie van
de mogelijkheid conservatoir beslag te leggen op het vermogen van de
verdachte ten behoeve van het slachtoffer, met memorie van toelichting. 

Het wetsvoorstel strekt er toe om strafvorderlijk conservatoir beslag op
voorwerpen van de verdachte mogelijk te maken om daarmee het recht van
verhaal van een strafrechtelijke schadevergoedingsmaatregel ten behoeve
van het slachtoffer van een misdrijf veilig te stellen.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over onder andere de
gevallen waarop de regeling zal zien, de werking in de praktijk, de
mondelinge machtiging van de rechter-commissaris en het beklag over het
niet toepassen door het openbaar ministerie van de inbewaringgeving van
het voorwerp aan de redelijkerwijs rechthebbende. Zij is van oordeel dat
in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

1. 	Reikwijdte; werking in de praktijk

Naar huidig recht is strafvorderlijk conservatoir beslag op voorwerpen
van de verdachte reeds mogelijk tot verhaal van een boete die ter zake
van het misdrijf wordt opgelegd en tot ontneming van wederrechtelijk
verkregen voordeel. Het is naar het oordeel van de Afdeling niet
onlogisch en ook wenselijk om deze vorm van beslag ook mogelijk te maken
tot bewaring van het recht van verhaal van een
schadevergoedingsmaatregel die in het kader van de veroordeling tot een
misdrijf wordt opgelegd. De Afdeling maakt daarbij wel de kanttekening
dat deze maatregel tot bewaring van het verhaalsrecht van het
slachtoffer naar redelijke verwachting ook toepassing moet krijgen. Aan
een nieuwe wettelijke maatregel die in de praktijk een vrijwel dode
letter blijkt te zijn, heeft een slachtoffer niet zoveel. In dit licht
merkt de Afdeling het volgende op.

Uit het advies van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak blijkt dat
van de reeds bestaande mogelijkheid om civielrechtelijk conservatoir
beslag tot zekerheid van verhaal van de vordering tot schadevergoeding,
niet dikwijls gebruik wordt gemaakt. Voorts blijkt uit de toelichting
– en ook uit het advies van het College van procureurs-generaal –
dat in de praktijk geen conservatoir beslag zal worden gelegd voor
schadevergoedingsmaatregelen tot € 5000. In deze gevallen levert de
inning van opgelegde schadevergoedingsmaatregelen weinig problemen op.
Voorts wijst de Afdeling op de voorschotregeling op grond waarvan het
slachtoffer van een gewelds- of zedenmisdrijf, indien de veroordeelde
niet of niet volledig heeft betaald, het resterende bedrag van de Staat
krijgt uitgekeerd. Die regeling wordt in 2016 uitgebreid naar
slachtoffers van andere misdrijven. Ten slotte beschikt het openbaar
ministerie reeds over allerlei mogelijkheden in de executiefase om de
schadevergoedingsmaatregel te verhalen in het geval de veroordeelde
weigert te betalen. Daarop wordt in de toelichting niet ingegaan. 

Verder dringt het openbaar ministerie erop aan dat niet allerlei
kleingoed, zoals scooters en telefoons in beslag worden genomen, omdat
dat een enorme werklastverzwaring zou opleveren. 

De vraag rijst voor welke gevallen de voorgestelde beslagmogelijkheid
precies bedoeld is en of in die gevallen de voorgestelde regeling
werkzaam zal kunnen zijn. Uit de toelichting blijkt niet of het veel
voorkomt dat een opgelegde schadevergoedingsmaatregel niet kan worden
ten uitvoer gelegd omdat het vermogen is weggesluisd. 

De Afdeling adviseert daarom nauwkeurig toe te lichten voor welke
gevallen het voorstel is bedoeld en of voor die gevallen de voorgestelde
beslagmaatregel werkzaam kan zijn.

2.	Mondelinge machtiging rechter-commissaris

Naar geldend recht kan conservatoir beslag slechts worden gelegd
krachtens schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris, op
vordering van de officier van justitie. Voorgesteld wordt dat in
spoedeisende gevallen conservatoir beslag (voor alle gevallen tot
bewaring van rechten) kan worden gelegd op vordering van de officier van
justitie krachtens een mondelinge machtiging van de rechter-commissaris.
Opschriftstelling achteraf van de mondelinge machtiging wordt niet
vereist. 

In de toelichting wordt gesteld dat in spoedeisende gevallen, zoals
ingeval van ontdekking op heterdaad, niet altijd tijd bestaat voor een
schriftelijke machtiging. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van één
voorbeeld van een schip in de haven dat dreigt uit te varen. Naar het
oordeel van de Afdeling is de noodzaak voor een mondelinge machtiging
daarmee niet aangetoond. 

De Afdeling acht de eis van een voorafgaande schriftelijke machtiging
voor conservatoir beslag van groot belang. De machtiging van de
rechter-commissaris geldt als pendant van het verlof van de
voorzieningenrechter van de rechtbank tot het leggen van conservatoir
beslag op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het
leggen van conservatoir verhaalsbeslag met het oog op een ontneming of
een geldboete is doorgaans een geplande actie die een gedegen
voorbereiding vergt. Voor conservatoir beslag op bepaalde voorwerpen,
zoals onroerende zaken, gelden bovendien bepaalde formaliteiten uit het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals de tussenkomst van een
gerechtsdeurwaarder. 

Bij de beslissing op de vordering tot machtiging zal een redelijke
verwachting dienen te bestaan dat de strafrechter, later oordelende, de
verdachte zal veroordelen en een schadevergoedingsmaatregel van een
bepaalde hoogte zal opleggen en dat de inbeslagneming tot bewaring van
het recht tot verhaal redelijkerwijs noodzakelijk is. Dit impliceert
tevens het bestaan van een redelijke verwachting dat de civiele
vordering van eenvoudige aard is. Verder kan voorafgaande
opschriftstelling van de machtiging misverstanden bij de uitvoering van
het beslag voorkomen (voor welk maximumbedrag?) en de toetsing van de
beslaglegging door de rechter bevorderen. Door het vooraf op schrift
stellen van de machtiging wordt de rechterlijke autoriteit gedwongen
zich weloverwogen rekenschap te geven van de verschillende belangen bij
de toepassing van dit dwangmiddel.

In het licht van het voorgaande adviseert de Afdeling de noodzaak voor
een mondelinge machtiging voor het leggen van conservatoir beslag
dragend te motiveren. Tevens adviseert de Afdeling om de uitzondering
van een mondelinge machtiging op het uitgangspunt van een voorafgaande
schriftelijke machtiging in de wet te reserveren tot gevallen van
ontdekking op heterdaad en daarvan bepaalde voorwerpen, zoals onroerende
zaken, als bedoeld in artikel 94b, onder 3, van het Wetboek van
Strafvordering (hierna: Sv), uit te sluiten. Voorts adviseert de
Afdeling om in elk geval achteraf opschriftstelling van de mondelinge
machtiging te vorderen. 

3. 	Beklag over niet toepassen bevoegdheid tot inbewaringgeving aan
redelijkerwijs rechthebbende

Hoofdregel bij de teruggave van een in beslag genomen voorwerp is dat
het voorwerp wordt teruggegeven aan degene bij wie het in beslag is
genomen (de beslagene) indien het belang van de strafvordering zich
tegen teruggave niet verzet. Het openbaar ministerie kan een in beslag
genomen voorwerp ook teruggeven aan een ander dan de beslagene (de
redelijkerwijs rechthebbende), indien de beslagene afstand heeft gedaan
van het voorwerp of, als hij dat niet heeft gedaan, indien het openbaar
ministerie de beslagene in de gelegenheid heeft gesteld om bij de
rechter beklag te doen over het voornemen tot teruggave aan de
redelijkerwijs rechthebbende en de beslagene geen beklag heeft ingesteld
of het beklag door de rechter ongegrond is verklaard. 

In afwachting van de teruggave kan het openbaar ministerie een voorwerp
dat kennelijk door de beslagene door een strafbaar feit is ontrokken aan
de rechthebbende (bijvoorbeeld in geval van diefstal) direct aan deze in
bewaring geven (art. 116, vierde lid, Sv). Voorgesteld wordt dat
belanghebbenden de mogelijkheid krijgen om bij de rechter te klagen over
het niet toepassen van de bevoegdheid van het openbaar ministerie om het
voorwerp aan hen in bewaring af te geven. Hiermee wordt beoogd dat
voorwerpen door het openbaar ministerie sneller aan de redelijkerwijs
rechthebbende in bewaring worden gegeven. 

Het valt de Afdeling op dat degene onder wie het voorwerp in beslag is
genomen niet uitdrukkelijk de bevoegdheid krijgt om bij de beklagrechter
te klagen over het (voornemen tot) toepassen van de bevoegdheid van
artikel 116, vierde lid, Sv. De beslagene heeft hierdoor nauwelijks iets
in te brengen tegen een onmiddellijke inbewaringgeving. Het College van
procureurs-generaal heeft er in zijn advies op gewezen dat de toepassing
van artikel 116, vierde lid, Sv in de praktijk tot veel problemen leidt,
met name in het geval de rechter later anders beslist. In veel gevallen
weigert de persoon aan wie het voorwerp in bewaring is gegeven het af te
staan. Dit heeft met enige regelmaat geleid tot vervolgingen ter zake
van het onttrekken van voorwerpen aan het beslag. Gelet op het
voorgaande adviseert de Afdeling om de beslagene – alsmede andere
belanghebbenden – de uitdrukkelijke bevoegdheid te verlenen een klacht
in te dienen over (het voornemen tot) inbewaringgeving aan de
redelijkerwijs rechthebbende.

4.	Inbeslagneming en jeugdige verdachten

a.	De toelichting gaat niet in op de toepassing van het conservatoir
beslag met het oog op de schadevergoedingsmaatregel jegens jeugdige
verdachten. Uitgangspunt is dat strafprocessuele bepalingen ook gelden
ten aanzien van jeugdigen, tenzij afwijkende bepalingen zijn opgenomen.
De Afdeling plaatst kanttekeningen bij de toepasselijkheid van dit
beslag op jeugdige verdachten. Artikel 77h, vierde lid, onder d, van het
Wetboek van Strafrecht voorziet in de schadevergoedingsmaatregel jegens
jeugdige verdachten. Daarbij verdient opmerking dat de regels over
civielrechtelijke aansprakelijkheid in geval van onrechtmatige daad de
toepassing van de schadevergoedingsmaatregel kunnen compliceren. In
geval de ouders civielrechtelijk aansprakelijk zijn voor de schade die
hun kind heeft veroorzaakt, is het strafvorderlijke conservatoir beslag
niet mogelijk, omdat dat beslag slechts op het vermogen van de jeugdige
betrekking kan hebben en niet op het vermogen van de ouders.

Gelet hierop adviseert de Afdeling om in de toelichting in te gaan op de
complicaties en in het licht daarvan op de wenselijkheid van het
conservatoir beslag met betrekking tot jeugdige verdachten. 

b. 	Voor zover wordt beoogd het conservatoir beslag met het oog op het
veiligstellen van de schadevergoedingsmaatregel tevens te laten zien op
jeugdige verdachten, wijst de Afdeling op het volgende. In het geldende
artikel 488a Sv is bepaald dat artikel 94a Sv van overeenkomstige
toepassing is op personen die ten tijde van het begaan van het feit de
leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt, met dien verstande
dat inbeslagneming tot bewaring van het recht tot verhaal ten aanzien
van jeugdigen mogelijk is in geval van verdenking van onderscheidenlijk
verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een
geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd. De afwijking in
artikel 488a Sv ten opzichte van het commune strafprocesrecht bestaat
hierin dat in artikel 94a Sv een verdenking of veroordeling eist wegens
een feit waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden
opgelegd. Omdat het voorgestelde beslag tot bewaring van het recht tot
verhaal wegens een op te leggen schadevergoedingsmaatregel reeds ziet op
feiten waarvoor een geldboete van de vierde categorie kan worden
opgelegd, is de verwijzing in artikel 488a Sv ("inbeslagneming tot
bewaring van het recht tot verhaal") te ruim. 

Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling artikel 488a Sv te
preciseren.

5. 	Samenloop

Het wetsvoorstel introduceert de mogelijkheid van een strafvorderlijk
conservatoir verhaalsbeslag, naast de bestaande mogelijkheden van
conservatoir verhaalsbeslag op grond van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering. De vraag is hoe beide beslagen zich tot elkaar
verhouden. Daarop wordt in het voorstel of in de memorie van toelichting
niet ingegaan. 

De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de mogelijke
samenloop van beslagen. 

6.	Conservatoir beslag geen drukmiddel

Volgens de toelichting strekt het conservatoir beslag niet alleen tot
zekerheidstelling, maar kan het ook fungeren als drukmiddel om in te
stemmen met een snelle schaderegeling of te voldoen aan de voorwaarde:
schadevergoeding aan het slachtoffer, als onderdeel van een
strafbeschikking van het openbaar ministerie. Hoewel de toelichting
tevens erkent dat dit “natuurlijk nooit het enige doel op zich mag
zijn”, merkt de Afdeling naar aanleiding van deze passage op dat het
fungeren van het conservatoir beslag als drukmiddel om een
schaderegeling te treffen geen wettelijk doel is in de zin van artikel
94a Sv. Bovendien is het dienen van conservatoir beslag tot drukmiddel
geen legitiem doel in het algemeen belang in de zin van artikel 1,
Eerste Protocol, bij het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten
van de Mens.

Gelet hierop adviseert Afdeling de toelichting op dit punt aan te
passen.

7.	Nieuwe grond voor beslag: teruggave aan redelijkerwijs rechthebbende?


Met het wetsvoorstel wordt beoogd dat in beslag genomen voorwerpen,
bijvoorbeeld de buit van een vermoedelijke diefstal, sneller in bewaring
worden gegeven aan de redelijkerwijs rechthebbende. In het licht van dit
doel valt op dat niet is voorgesteld om de teruggave van een voorwerp
aan de redelijkerwijs rechthebbende – zoals het slachtoffer van een
diefstal – op te nemen als grond voor inbeslagneming. Op dit moment
kunnen voorwerpen die vermoedelijk afkomstig zijn van diefstal niet in
beslag worden genomen uitsluitend met het oog op teruggave aan de
redelijkerwijs rechthebbende.

Gesteld kan worden dat deze nieuwe grond voor inbeslagneming van
teruggave aan de rechthebbende zal kunnen leiden tot een forse toename
van het aantal in beslag genomen voorwerpen. Daar staat echter tegenover
dat conservatoir beslag, indien aan de voorwaarden is voldaan, een
bevoegdheid is en geen plicht. 

De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan
en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.

8.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

(get.) Donner

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
betreffende no.W03.12.0005/II met redactionele kanttekeningen die de
Afdeling in overweging geeft.

- 	Artikel I, onderdeel A, onder 3, "geldboete van de vierde categorie
of 	hoger" wijzigen in: geldboete van de vierde categorie. (Conform de 
systematiek in het Wetboek van Strafvordering in bijvoorbeeld de 
bestaande bepalingen in artikel 94a Sv).

- 	Aan artikel I, onderdeel D, toevoegen: of dat het beslag wordt
gehandhaafd 	op grond van artikel 94a, tweede 	lid. (In artikel 103 Sv
wordt onderscheid 	gemaakt tussen het leggen en handhaven, dat wil
zeggen, omzetten van 	beslag, hetgeen ook voor artikel 126b Sv dient te
gelden).

-	Het wetsvoorstel aanvullen met een wijziging van artikel 257a, derde
lid, Sv, in verband met de overdracht van voorwerpen die zijn
inbeslaggenomen ter voldoening van de schadevergoedingsmaatregel in het
kader van een strafbeschikking.

	Memorie van toelichting, Algemeen, Plaats van voorgestelde wijzigingen
ten opzichter van de bestaande mogelijkheden tot schadevergoeding aan
het slachtoffer, voorlaatste alinea.  

	Dat wil zeggen: het Centraal Justitieel Incassobureau. 

	Artikel 103, eerste lid, Sv. De Hoge Raad heeft bepaald dat het leggen
van conservatoir beslag op een mondelinge machtiging met schriftelijke
machtiging achteraf onrechtmatig is, maar dat het slechts leidt tot
opheffing van het beslag indien de verdachte door de gang van zaken in
zijn belangen is geschaad (HR 18 december 2001, NJ 2002, 326).

	Artikel 103, derde lid, Sv als voorgesteld. 

	Kamerstukken II 1989/90, 21 504, nr. 3, blz. 24. 

	Artikel 94b, onder 3, Sv. 

	De schadevergoedingsmaatregel kan door de strafrechter worden opgelegd,
mits de vordering van eenvoudige aard is (Vgl. artikel 361 Sv). 

	Vergelijk het advies van de Afdeling over het wetsvoorstel tot
verruiming van de fouilleerbevoegdheden (Kamerstukken II 2001/12, 33
112, nr. 4, blz. 4.). 

	Artikel 116, eerste lid, Sv. 

	Artikel 116, tweede en derde lid, Sv. 

	De voorgestelde wijziging van artikel 552a Sv. 

	Het is thans onduidelijk of de inbewaringgeving aan de redelijkerwijs
rechthebbende op grond van artikel 116, vierde lid, Sv kan worden
aangemerkt als een beklag tegen het gebruik van een inbeslaggenomen
voorwerp in de zin van artikel 552a Sv, waarover belanghebbenden kunnen
klagen. De toenmalige minister heeft de toepassing van artikel 116,
vierde lid, alsmede de vervreemding van een inbeslaggenomen voorwerp
aangemerkt als gebruik (Handelingen II, 8 februari 1995, 45-2947), maar
de Hoge Raad heeft bepaald dat tegen een machtiging tot vervreemding
geen beklag open staat (HR 2 maart 1999, NJ 1999, 416).   

	Artikel 488 Sv. 

	Memorie van toelichting, Algemeen, Doel van het wetsvoorstel.

	Toelichting op artikel I, onderdeel E, tweede alinea. 

 	Vgl. R.M. Vennix, Boef en beslag, Ars Aequi, Nijmegen 1998, blz. 113.
e.v. 

	Wel voorziet artikel 116, tweede lid, onderdeel b, Sv in de bewaring
ten behoeve van de rechthebbende om te voorkomen dat een inbeslaggenomen
voorwerp (bijvoorbeeld de buit) aan de beslagene (bijvoorbeeld de dief)
moet worden teruggegeven. 

 PAGE    

  PAGE  6 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........