[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Invoering van een bankenbelasting (Wet bankenbelasting)

Eindtekst

Nummer: 2012D24973, datum: 2012-05-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z26455:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

22 mei 2012



Invoering van een bankenbelasting (Wet bankenbelasting) 







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in
aanvulling op andere maatregelen ter versterking van de financiële
stabiliteit in Nederland te voorzien in een bankenbelasting; 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Onder de naam bankenbelasting wordt een belasting geheven van de in
paragraaf 2 vermelde belastingplichtigen.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt
verstaan onder:

a. balans: balans die is opgemaakt als onderdeel van de enkelvoudige
jaarrekening, bedoeld in titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,
of van een naar aard en strekking vergelijkbare enkelvoudige
jaarrekening volgens het recht van een andere staat;

b. bank: bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel
toezicht;

c. bijkantoor: bijkantoor als bedoeld in onderdeel a van de definitie
van bijkantoor in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

d. deposito: deposito als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het
financieel toezicht of een naar aard en strekking vergelijkbaar deposito
volgens het recht van een andere staat;

e. depositogarantiestelsel: stelsel als bedoeld in artikel 1:1 van de
Wet op het financieel toezicht;

f. geconsolideerde balans: balans die is opgemaakt als onderdeel van de
geconsolideerde jaarrekening, bedoeld in titel 9 van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek of in artikel 4 van de IAS-verordening, dan wel van
een naar aard en strekking vergelijkbare geconsolideerde jaarrekening
volgens het recht van een andere staat; 

g. IAS-verordening: Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 betreffende
de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PbEG
2002, L 243/1);

h. lidstaat: lidstaat als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het
financieel toezicht;

i. Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;

j. toetsingsvermogen: vermogen dat wordt berekend overeenkomstig de bij
algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels, bedoeld in artikel
3:57, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht, of naar aard en
strekking vergelijkbare regels volgens het recht van een andere staat;

k. variabele beloning: beloningsbestanddeel waarvan de toekenning
afhankelijk is gesteld van het bereiken van bepaalde doelen of van het
zich voordoen van bepaalde omstandigheden;

l. vaste beloning: beloningsbestanddeel dat niet kan worden aangemerkt
als variabele beloning;

m. verzekeraar: verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het
financieel toezicht;

n. zetel: zetel als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel
toezicht.

§ 2 Belastingplicht

Artikel 3

Belastingplichtig voor de bankenbelasting is:

a. een lichaam met zetel in Nederland dat een vergunning als bedoeld in
artikel 2:11, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht heeft
voor het uitoefenen van het bedrijf van bank;

b. een lichaam met zetel in een andere lidstaat dan Nederland dat vanuit
een in Nederland gelegen bijkantoor het bedrijf van bank uitoefent, een
door een toezichthoudende instantie als bedoeld in artikel 1:1 van de
Wet op het financieel toezicht van die lidstaat verleende vergunning
voor het uitoefenen van het bedrijf van bank heeft en een mededeling van
de Nederlandsche Bank als bedoeld in artikel 2:14, eerste of tweede lid,
van de Wet op het financieel toezicht heeft ontvangen;

c. een lichaam met zetel in een andere staat dan Nederland dat vanuit
een in Nederland gelegen bijkantoor het bedrijf van bank uitoefent en
een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning als bedoeld in de
artikelen 2:16, eerste lid, of 2:20, eerste lid, van de Wet op het
financieel toezicht heeft.

Artikel 4 

1. Indien de financiële gegevens van een lichaam als bedoeld in artikel
3 zijn opgenomen in een door een in Nederland gevestigd lichaam
opgestelde geconsolideerde jaarrekening:

a. overeenkomstig de in artikel 4 van de IAS-verordening bedoelde
internationale standaarden voor jaarrekeningen die volgens de procedure
van artikel 6, tweede lid, van die verordening zijn goedgekeurd, of

b. overeenkomstig titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, 

is, in afwijking van artikel 3, niet het eerstgenoemde lichaam
belastingplichtig, maar het in Nederland gevestigde lichaam dat die
geconsolideerde jaarrekening heeft opgesteld. Indien de financiële
gegevens van een lichaam als bedoeld in artikel 3 zijn opgenomen in een
door dat lichaam opgestelde geconsolideerde jaarrekening als bedoeld in
de eerste volzin, is dat lichaam niet op grond van artikel 3 maar op
grond van dit artikel belastingplichtig.

2. Indien de financiële gegevens van een lichaam dat ingevolge het
eerste lid belastingplichtig is, zijn opgenomen in de geconsolideerde
jaarrekening van een ander lichaam dat ingevolge het eerste lid
belastingplichtig is, is, in afwijking van het eerste lid, alleen het
laatstgenoemde lichaam belastingplichtig.

3. Het eerste lid vindt geen toepassing indien het balanstotaal van het
lichaam, bedoeld in artikel 3, van wie de financiële gegevens zijn
opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening, bedoeld in het eerste lid,
of, ingeval de financiële gegevens van meerdere lichamen als bedoeld in
artikel 3 zijn opgenomen in die geconsolideerde jaarrekening, het
gezamenlijke bedrag van de balanstotalen van die lichamen:

a. minder bedraagt dan het in artikel 9 genoemde bedrag van de
doelmatigheidsvrijstelling, of

b. minder bedraagt dan 10% van het geconsolideerde balanstotaal zoals
dat blijkt uit die geconsolideerde jaarrekening.

Artikel 5 

1. Indien de financiële gegevens van een lichaam als bedoeld in artikel
3 niet zijn opgenomen in een door een ander, in Nederland gevestigd,
lichaam opgestelde geconsolideerde jaarrekening omdat het laatstgenoemde
lichaam met toepassing van artikel 403 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek daarvan heeft mogen afzien, is, in afwijking van artikel 3, het
laatstgenoemde lichaam belastingplichtig indien de schriftelijke
verklaring, bedoeld in artikel 403, onderdeel f, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek, die is vereist voor het mogen afzien van een
geconsolideerde jaarrekening, is afgegeven door een niet in Nederland
gevestigd lichaam. Indien de financiële gegevens van een lichaam als
bedoeld in artikel 3 niet zijn opgenomen in een door dat lichaam
opgestelde geconsolideerde jaarrekening omdat dat lichaam met toepassing
van artikel 403 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek daarvan heeft
mogen afzien, is dat lichaam niet op grond van artikel 3 maar op grond
van dit artikel belastingplichtig indien de schriftelijke verklaring,
bedoeld in artikel 403, onderdeel f, van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek, die is vereist voor het mogen afzien van een geconsolideerde
jaarrekening, is afgegeven door een niet in Nederland gevestigd lichaam.


2. Artikel 4, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

§ 3 Belastbare grondslag

Artikel 6

1. De belasting wordt geheven naar het belastbare bedrag. 

2. Het belastbare bedrag is de belastbare som, bedoeld in artikel 7,
verminderd met de doelmatigheidsvrijstelling, bedoeld in artikel 9.

Artikel 7

1. Indien sprake is van een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3,
is de belastbare som het balanstotaal van de balans, verminderd met de
in artikel 8 genoemde passiva van die balans.

2. Indien sprake is van een belastingplichtige als bedoeld in artikel 4,
is de belastbare som het geconsolideerde balanstotaal van de
geconsolideerde balans, verminderd met de in artikel 8 genoemde passiva
van die geconsolideerde balans.

3. Indien sprake is van een belastingplichtige als bedoeld in artikel 5,
is de belastbare som het geconsolideerde balanstotaal van de
geconsolideerde balans van de geconsolideerde jaarrekening die zou
moeten zijn opgesteld als artikel 403 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek niet van toepassing zou zijn geweest, verminderd met de in
artikel 8 genoemde passiva van die geconsolideerde balans.

Artikel 8

De passiva, bedoeld in artikel 7, zijn:

a. ten aanzien van een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3,
onderdeel a, artikel 4 of artikel 5:

1o. het toetsingsvermogen;

2o. de deposito’s, voor zover die voor voldoening ingevolge een
depositogarantiestelsel in aanmerking komen;

3o. de passiva die betrekking hebben op de entiteit die het bedrijf van
verzekeraar uitoefent;

b. ten aanzien van een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3,
onderdelen b of c:

1o. de passiva die niet zijn toe te rekenen aan het in Nederland gelegen
bijkantoor;

2o. het aan het bijkantoor toe te rekenen toetsingsvermogen; 

3o. de aan het bijkantoor toe te rekenen deposito’s, voor zover die
voor voldoening ingevolge een depositogarantiestelsel in aanmerking
komen.

Artikel 9

1. De doelmatigheidsvrijstelling bedraagt € 20 000 000 000.

2. Indien het bedrag van de belastbare som, bedoeld in artikel 7, minder
is dan

 € 20 000 000 000, bedraagt de doelmatigheidsvrijstelling het bedrag
van de belastbare som.

§ 4 Tarief

Artikel 10

1. De belasting bedraagt de som van:

a. 0,044% over het deel van het belastbare bedrag dat wordt verkregen
door het belastbare bedrag te vermenigvuldigen met A/B, waarbij A is het
totaalbedrag van de schulden op de in aanmerking te nemen balans of
geconsolideerde balans die een looptijd hebben van minder dan één jaar
en B het totaalbedrag van alle schulden op die balans of geconsolideerde
balans, en 

b. 0,022% over het resterende deel van het belastbare bedrag.

2. Indien de variabele beloning van ten minste één bestuurder van de
belastingplichtige over het boekjaar waarover de balans of de
geconsolideerde balans wordt opgemaakt meer bedraagt dan 100% van diens
vaste beloning, worden de belastingpercentages, genoemd in het eerste
lid, vermenigvuldigd met een factor 1,1.

§ 5 Wijze van heffing

Artikel 11

1. De belasting moet op aangifte worden voldaan.

2. De belasting wordt verschuldigd op de eerste dag van de tiende
kalendermaand na de datum naar welke de balans of de geconsolideerde
balans is opgemaakt.

3. Indien de voor de belastingheffing in aanmerking te nemen
jaarrekening nog niet is vastgesteld op het tijdstip waarop de belasting
op grond van het tweede lid zou zijn verschuldigd, wordt de belasting
niet op dat tijdstip verschuldigd, maar op de eerste dag van de
kalendermaand na het tijdstip waarop die jaarrekening is vastgesteld.

4. In afwijking van het tweede en derde lid wordt bij een
belastingplichtige als bedoeld in artikel 5 de belasting verschuldigd op
de eerste dag van de tiende kalendermaand na de datum naar welke de
geconsolideerde balans zou moeten zijn opgemaakt als bedoeld in artikel
7, derde lid.

§ 6 Indexatie

Artikel 12

De in artikel 9 vermelde bedragen worden elke vijf jaar met ingang van 1
januari van een jaar bij ministeriële regeling gewijzigd. Deze
wijziging vindt voor het eerst plaats op 1 januari 2018. De artikelen
10.1 en 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn van overeenkomstige
toepassing, met dien verstande dat als correctiefactor wordt genomen het
product van de tabelcorrectiefactoren van de laatste vijf kalenderjaren.
Bij de berekening wordt het bedrag van de doelmatigheidsvrijstelling
naar boven afgerond op een veelvoud van € 100 000 000.

§ 7 Overige bepalingen

Artikel 13

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld volgens welke de
inspecteur onder door hem te stellen voorwaarden de belastingplichtige
op zijn verzoek kan toestaan het belastbare bedrag te berekenen in een
andere geldeenheid dan de euro. Daarbij wordt onder meer aangegeven
tegen welke koers het bedrag van de doelmatigheidsvrijstelling wordt
omgerekend in de andere geldeenheid en tegen welke koers het in de
andere geldeenheid berekende belastbare bedrag wordt omgerekend in
euro’s. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare
beschikking.

Artikel 14

In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 komt artikel 10, eerste lid,
onderdeel f, te luiden:

f. de wegens genoten winst geheven dividendbelasting, naar de prijzen
van kansspelen geheven kansspelbelasting en naar een balanstotaal
geheven bankenbelasting;.

Artikel 14bis

Het in artikel 10, tweede lid, genoemde percentage van 100% wordt twee
jaar na de inwerkingtreding van deze wet vervangen door 25%.

Artikel 14a

	In de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992
komt artikel 9c, tweede lid, te luiden: 

	2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, bedraagt de belasting: 

	a. voor een personenauto die niet wordt aangedreven door een motor met
compressie-ontsteking en met een CO2-uitstoot van niet meer dan
102 gram per kilometer: nihil; 

	b. voor een personenauto die wordt aangedreven door een motor met een
compressie-ontsteking en met een CO2-uitstoot van niet meer dan 91 gram
per kilometer: € 40,68 per gram CO2-uitstoot per kilometer boven de
70 gram CO2-uitstoot per kilometer.

Artikel 15

	Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te
bepalen tijdstip en vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot
belasting waarvan de verschuldigdheid is ontstaan op of na dat tijdstip,
met dien verstande dat artikel 14a:

	a. met ingang van 1 juli 2012 in werking treedt ingeval het Staatsblad
waarin deze wet wordt geplaatst wordt uitgegeven vóór 1 juli 2012;

	b. met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de
uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst heeft
plaatsgevonden, ingeval de uitgifte van dat Staatsblad plaatsvindt na 30
juni 2012 maar vóór 1 oktober 2012;

	c. niet in werking treedt ingeval het Staatsblad waarin deze wet wordt
geplaatst wordt uitgegeven na 30 september 2012.

 

Artikel 16

Deze wet wordt aangehaald als: Wet bankenbelasting.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven 

De Minister van Financiën,

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Financiën,

De Staatssecretaris van Financiën,

 

 

 PAGE    

 PAGE   7