Inbreng verslag schriftelijk overleg inzake toepassing instrument beschikbaarheidbijdrage WMG
Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met de aanvulling met instrumenten voor bekostiging (Wet aanvulling instrumenten bekostiging WMG)
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2012D25892, datum: 2012-06-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.E. Smeets, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.M. Sjerp, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2012Z10548:
- Indiener: E.I. Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-05-30 10:15: Procedurevergadering (o.a. controversieel verklaring) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-06-05 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-06-14 14:00: Toepassing instrument beschikbaarheidbijdrage WMG - 32393-15 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2012-10-09 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
32 393 Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met de aanvulling met instrumenten voor bekostiging (Wet aanvulling instrumenten bekostiging WMG) Nr. XXXXX VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld …………. 2012 In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 25 mei 2012 inzake Toepassing instrument beschikbaarheidbijdrage WMG (32 393, nr. 15). De op 15 juni 2012 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van …….. 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Smeets Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp Inhoudsopgave blz. I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties II. Reactie van de minister I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgenomen wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) en enkele andere wetten in verband met de aanvulling met instrumenten voor bekostiging. Deze leden hebben hierover enkele vragen. Kan de minister toelichten hoe vaak de noodzaak van beschikbaarheid opnieuw wordt bezien? Wat zijn hiervoor de criteria en wie initieert deze herziening? Met betrekking tot de onderliggende kostenberekening vragen deze leden of alleen wordt uitgegaan van geraamde kosten? Is overwogen om de beschikbaarheidbijdrage in de vorm van een voorschot te verstrekken waarna een afrekening volgt? Kan de minister toelichten waarom hier niet voor is gekozen? Kan zij tevens aangeven hoe vaak en naar aanleiding waarvan de onderliggende kostenberekening zal worden herzien? De leden van de PvdA-fractie vragen zich met betrekking tot de bevoegdheidsverdeling af wat wordt bedoeld met de formulering dat “tussenkomst van de minister is onderworpen aan die gevallen waarin zwaardere beleidsmatige en juridische afwegingen worden gemaakt”(p.7)? Kan worden toegelicht wanneer sprake is van dergelijke gevallen? Zijn hiertoe criteria opgesteld door het ministerie dan wel de zorgautoriteit of besluit de minster hierover van geval tot geval? Tevens vragen deze leden waarom er voor is gekozen om de minister niet de bevoegdheid te geven om de zorgautoriteit te verplichten om een beschikbaarheidbijdrage toe te kennen? Waarom is er niet voor gekozen om, indien de minister dan wel de Kamer de mening is toegedaan dat een bepaalde vorm van zorg die voldoet aan de criteria voor een beschikbaarheidbijdrage noodzakelijk is, de minister en de Kamer ook moeten kunnen besluiten deze via een beschikbaarheidbijdrage wordt aangeboden? Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de diverse Besluiten voor beschikbaarheidbijdrage voor het jaar 2013. In de meeste gevallen is het mogelijk via de interactie tussen zorgverzekeraars, verzekerden en aanbieders tot een goede toedeling van zorg te komen. Echter, er zijn vormen van zorg waarvan de kwaliteit, de toegankelijkheid en betaalbaarheid niet op die manier geborgd is. Zo heeft de overheid bijvoorbeeld nadrukkelijk de taak om de continuïteit van zorg te waarborgen of de toegang binnen 45 minuten tot een Spoedeisende Eerste Hulp. Hiervoor is de beschikbaarheidbijdrage. De leden van de CDA-fractie steunen dit uitgangspunt en hebben bij de verschillende besluiten reeds enkele vragen gesteld. Vragen en opmerkingen van de SP-fractie De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de minister waarin zij een toelichting geeft op de toepassing van het instrument beschikbaarheidbijdrage. In deze brief worden drie situaties genoemd waarin beschikbaarheidbijdragen kunnen worden toegepast. De eerste situatie betreft vormen van zorg waarvan de kosten voor de afzonderlijke prestaties niet of niet geheel zijn toe te rekenen naar of in rekening te brengen zijn aan individuele zorgverzekeraars of verzekerden. Genoemde leden verzoeken de minister om ter verduidelijking een aantal concrete voorbeelden van dergelijke situaties te noemen en hierbij toe te lichten waarom de kosten niet in rekening zijn te brengen. Een tweede genoemde situatie waarin beschikbaarheidbijdragen van toepassing zijn, treedt op wanneer toerekening van de kosten naar tarieven marktverstorend zou werken. Deze leden vragen de minister toe te lichten hoe de markt in de zorg idealiter zou moeten werken en op welke wijze deze marktwerking verstoord zou worden. Zij verzoeken de minister hierbij ter verduidelijking enkele concrete voorbeelden te noemen en uit te leggen hoe in deze voorbeelden marktverstoring zou optreden indien toerekening naar tarieven zou plaatsvinden. De minister noemt het voorbeeld van een helikopter die eens per jaar vliegt. De zorgverzekeraar die de desbetreffende patiënt heeft verzekerd, zou dan opdraaien voor alle kosten. Deze leden vragen of hieruit niet de les geleerd kan worden dat zorgverzekeraars beter onder publieke verantwoordelijkheid kunnen vallen en of de zorgkosten niet beter collectief kunnen worden gedragen. Ten derde komen volgens de minister vormen van zorg die niet op andere wijze kunnen worden bekostigd in aanmerking voor beschikbaarheidbijdragen. De leden van de SP-fractie vragen wederom om concrete voorbeelden van zorgvormen die aan dit criterium voldoen. Daarnaast vragen genoemde leden om de verschillende mogelijke vormen van financiering op een rij te zetten en bij elk van deze mogelijkheden te beargumenteren waarom in het geval van de eerder genoemde voorbeelden van zorgvormen deze financiering niet van toepassing kan zijn. Genoemde leden vragen de minister of de inzet van beschikbaarheidbijdragen als uitzondering op zorgvormen die aan de markt worden overgelaten geen omslachtige werkwijze is, gelet op het steeds opnieuw moeten beoordelen welke zorg in aanmerking komt en in welke vorm en omvang deze bijdrage geleverd wordt. Kan dit hele circus niet worden vereenvoudigd indien de overheid de hele zorg als publieke verantwoordelijkheid ziet en de hele zorg vrijwaart van marktwerking? De minister schrijft dat de overheid eindverantwoordelijk blijft voor een aantal vormen van zorg waarvan de kwaliteit, toegankelijkheid c.q. bereikbaarheid en betaalbaarheid mogelijk niet zonder meer voldoende zijn gewaarborgd. De leden van de SP-fractie vragen of het niet zo is dat de overheid, los van de gekozen ordening van het zorgstelsel, voor de hele gezondheidszorg eindverantwoordelijk is en blijft. Zij verwijzen hierbij onder meer naar de plicht die voortvloeit uit artikel 22 van de Grondwet. Ook op grond hiervan vragen zij of het niet omslachtig is om datgene waar de overheid te allen tijde eindverantwoordelijkheid voor draagt, op afstand te zetten en hierop vervolgens weer ingewikkelde uitzonderingen te creëren zoals het systeem van beschikbaarheidbijdragen. De minister schrijft dat staatssteun voor diensten van algemeen economisch belang verenigbaar is met de interne Europese markt. Genoemde leden verzoeken de minister nog eens toe te lichten op basis waarvan wordt bepaald welke zorgvormen als dienst van algemeen economisch belang (DAEB) of dienst van algemeen belang (DAB) worden aangemerkt. Zou niet de hele gezondheidszorg een DAEB dan wel DAB kunnen zijn? De minister en de zorgautoriteit hebben immers de bevoegdheid om zorgaanbieders te belasten met een DAEB of DAB. Zij vragen de minister tevens toe te lichten hoe een en ander zich verhoudt tot de rol van de Nederlandse Mededingingsautoriteit in de gezondheidszorg. Voorts vragen de leden van de SP-fractie waarom de minister de zorgautoriteit niet kan verplichten om een beschikbaarheidbijdrage toe te kennen of deze een bepaalde omvang te geven. Is hier geen sprake van een democratisch tekort, aangezien de minister in tegenstelling tot een zorgautoriteit verantwoording schuldig is aan de gekozen volksvertegenwoordiging? Indien een Kamermeerderheid een bepaalde zorgvoorziening waarvan het voortbestaan in het geding is, wil behouden, hoe kan de democratie dan haar werk doen? II. Reactie van de minister PAGE PAGE 4