[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over de eventuele ratificatie van een aantal ILO-verdragen op het gebied van arbeidsomstandigheden

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2012D28417, datum: 2012-06-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2012Z09621:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal

2



	Vergaderjaar 2011-2012



	29 427	ILO-Verdragen









	Nr. 	VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

	Vastgesteld … 2012





Naar aanleiding van de brief van 9 mei 2012 (29 427, nr. 84), van de
staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de eventuele
ratificatie van een aantal ILO-verdragen op het gebied van
arbeidsomstandigheden hebben de leden van de fractie van de PvdA binnen
de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid de behoefte om
de regering enkele vragen en opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen zijn op 29 juni 2012 aan de regering
voorgelegd. Bij brief van ... zijn deze vragen beantwoord.





De voorzitter van de commissie,

Van Gent





De griffier van de commissie,

Post



I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie 

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben kennisgenomen
van het standpunt van de regering ten opzichte van de eventuele
ratificatie van een zeven ILO-verdragen op het gebied van
arbeidsomstandigheden. De regering geeft aan dat in haar ogen slechts
twee verdragen voor ratificatie in aanmerking komen, aangezien Nederland
op basis van bestaande wetgeving al voldoet aan deze standaarden en de
regeldruk en administratieve lasten zo niet hoeven te stijgen. Deze
leden hebben over dit standpunt meerdere vragen en opmerkingen. 

De leden vragen zich af waarom de doelstelling ‘verbetering van
arbeidsomstandigheden van Nederlandse werknemers’ niet in het
afwegingskader voor de besluitvorming is opgenomen. Dit zou uitermate
logisch zijn, aangezien het ILO-verdragen over minimumnormen van
arbeidsomstandigheden betreft. Met het huidige afwegingskader zou de
regering geen enkel ILO-verdrag kunnen ratificeren dat nog niet in de
Nederlandse wetgeving is opgenomen. Dit betekent dat de Nederlandse
regering door ILO-verdagen nooit een tandje harder gaat lopen als het
arbeidsvoorwaarden betreft. De leden van de fractie van de Partij van de
Arbeid hebben grote moeite met het gehanteerde afwegingskader.

Het kabinetsstandpunt ten aanzien van het verdrag nr. 119 steunen de
leden, meer moeite hebben zij met het niet ratificeren van de Verdragen
167, 170 en 184. Met betrekking tot verdrag nr. 167 vragen deze leden
waarom de regering zoveel moeite heeft met een sectorverdrag voor de
bouw, aangezien de bouw te kampen heeft met grotere onveiligheid en meer
bedrijfsongevallen dan andere sectoren. Naar schatting kosten de
arbeidsongevallen in de bouw jaarlijks 65 miljoen euro, exclusief de
kosten voor procesverstoring en materiële schade. Normen die deze
schade beperken lijken de leden van de fractie van de Partij van de
Arbeid van harte welkom. Echter, de regering wil het verdrag niet
ondertekenen omdat dan misschien ook minder zware bedrijfsongevallen
moeten worden gemeld dan met onze huidige afspraken. Waarom zou dit geen
verbetering zijn, aangezien op deze minder zware ongelukken dan
waarschijnlijk meer of effectiever veiligheidsbeleid wordt gevoerd?

Als het gaat om Verdrag 170, bescherming van werknemers tegen
schadelijke effecten van het werken met gevaarlijke stoffen, voldoet
Nederland al aan alle eisen. Alleen vraagt het ILO-verdrag de aanvulling
dat derde landen door de Nederlandse overheid actief moeten worden
geïnformeerd over de risico’s. De regering wil dit niet doorvoeren,
aangezien dit tientallen euro’s per order zou kosten. De leden van de
PvdA-fractie vragen of dit een reden is om werknemers in derde landen
langdurige bloot te stellen aan gevaarlijke chemische stoffen. Hoe valt
het standpunt van de regering te rijmen met de Verordening van het
Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van
chemische stoffen (COM(2006)075 – C-6-0439/2006 – 2006/-0246(COD)?
Zijn werkgevers in de ogen van de regering niet verplicht om in het
kader van een risico-inventarisatie te weten welke stoffen men vervoert
om zodoende de eigen werknemers te informeren wat er mis kan gaan bij
laden, lossen of lekkage? Als dit toch verplicht is, waarom zou
doorgeven van de informatie naar derde landen dan zo een probleem
opleveren? Hoeveel verdienen de Nederlandse exporteurs die chemische
stoffen naar derde landen toe vervoeren in totaal, en wat zijn hun
winstmarges?

Betreffende verdrag 184, vragen de leden van de fractie van de Partij
van de Arbeid opnieuw waarom de regering zoveel moeite heeft met een
sectorverdrag. Veiligheid- en gezondheidsrisico’s verschillen toch per
sector? De landbouwsector heeft andere risico’s dan de dienstensector.
Jaarlijks zijn er ruim 4.000 ongevallen met lichamelijk letsel en
verzuim tot gevolg. De risico’s zijn het grootst voor akkerbouwers,
veehouders en pluimveehouders en liggen vooral in het snijden aan of
geraakt worden door een object of daaronder bekneld raken. Deze
ongevallen zijn meestal het gevolg van het ontbreken van de juist
voorzieningen of het ontbreken van goede afspraken, gecombineerd met
onachtzaamheid. Preventiemaatregelen, regels ten aanzien van
bestrijdingsmaatregelen, machines en dergelijke, lijken deze leden weer
van harte welkom. Het standpunt van de regering om het verdrag
Veiligheid en gezondheid Landbouw niet te tekenen is vooral gebaseerd op
de precedentwerking die er vanuit zou kunnen gaan, dus een
procesargument, in plaats van inhoudelijke argumenten die ingaan op
arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid. Dit bevreemdt deze
leden. Waarom doet geeft dit argument voor de regering de doorslag?

II Reactie van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid