[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33241, bijgewerkt t/m nr. 8 (tweede NvW d.d. 2 juli 2012)

Wijziging van de Ziektewet en enige andere wetten om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van vangnetters te beperken (Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2012D28556, datum: 2012-07-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z08766:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 8 (tweede nota van wijziging d.d. 2 juli 2012)

TWEEDE  KAMER  DER STATEN-GENERAAL	2

Vergaderjaar 2011-2012







	33 241	Wijziging van de Ziektewet en enige andere wetten om
ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van vangnetters te beperken (Wet
beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Ziektewet
en enige andere wetten aan te passen teneinde ziekteverzuim en
arbeidsongeschiktheid van vangnetters te beperken;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE ZIEKTEWET

De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het
slot van dat lid door een puntkomma, een onderdeel, waarvan de
letteraanduiding alfabetisch aansluit op het laatste onderdeel,
toegevoegd, luidende:

#. minimumloon: het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid,
onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag of, indien
het een persoon jonger dan 23 jaar betreft, het voor zijn leeftijd
geldende minimumloon, bedoeld in artikel 7, derde lid, en artikel 8,
derde lid, van die wet.

B

Na artikel 19 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 19aa

1. In afwijking van artikel 19 heeft de verzekerde die geen werkgever
heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid
wegens ziekte, zwangerschap of bevalling, recht heeft op loon als
bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel
aanspraak heeft op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van
de Ziektewet, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken
een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken,
recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet
bepaalde, indien de verzekerde:

a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in
artikel 19; en

b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van
ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid
ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, heeft de verzekerde,
bedoeld in het eerste lid, recht op ziekengeld tot een maand na de dag
waarop hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te
verdienen. 

	3. Op de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, die op of na de dag
waarop het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, is
verstreken met arbeid meer verdient dan 65% van het maatmaninkomen per
uur, is het eerste lid, onderdeel b, niet van toepassing tot zes maanden
na de dag waarop hij met arbeid meer dan 65% van het maatmaninkomen per
uur ging verdienen.

4. Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste
lid, worden tijdvakken van ongeschiktheid tot werken samengeteld, indien
zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of
indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin
uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel
3:7, eerste lid, 3:8 of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg
wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan
worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak. 

5. Onder maatmaninkomen wordt verstaan hetgeen gezonde personen met
soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht
of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid
gewoonlijk verdienen.

Artikel 19ab

1. Het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan
verdienen, bedoeld in artikel 19aa, wordt vastgesteld op basis van een
verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Van een
arbeidskundig onderzoek kan onder bij algemene maatregel van bestuur te
stellen voorwaarden worden afgezien.

2. Bij het vaststellen van het percentage van het maatmaninkomen dat de
verzekerde kan verdienen wordt, zo mogelijk, rekening gehouden met
verkregen nieuwe bekwaamheden, maar wordt buiten beschouwing gelaten of
de verzekerde de arbeid feitelijk kan verkrijgen.

3. Onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa, eerste lid, wordt verstaan
alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn
krachten en bekwaamheden in staat is.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking
tot het eerste, tweede en derde lid, en artikel 19aa, eerste en vijfde
lid, nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld. 

5. De voordracht voor een krachtens het vierde lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur, dan wel de vaststelling van een
ministeriële regeling op basis van een dergelijke algemene maatregel
van bestuur, wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant
is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen
vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en
bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de
bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal
overgelegd.

6. Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, maakt de
verzekeringsarts zo veel mogelijk gebruik van de bij ministeriële
regeling vastgelegde wetenschappelijke inzichten die de beoordeling van
het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen
kunnen ondersteunen.

C

In de artikelen 19a, derde lid, onderdeel b, 19b, tweede lid, en 19c,
tweede lid, wordt “artikel 19” telkens vervangen door: de artikelen
19 en 19aa.

D

Artikel 29a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid vervalt: ter hoogte van haar dagloon.

2. In het zesde lid wordt “Artikel 30 blijft” vervangen door: De
artikelen 29g en 30 blijven.

E

Na artikel 29d worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 29e 

1. In afwijking van de artikelen 29, zevende en achtste lid, 29a,
eerste, tweede en vierde lid, 29b, vijfde lid, en 29d, tweede lid,
bedraagt het ziekengeld van de verzekerde, die geen werkgever heeft
jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens
ziekte, zwangerschap of bevalling, recht heeft op loon als bedoeld in
artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel aanspraak
heeft op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van de
Ziektewet:

a. gedurende een periode van drie maanden 70% van het dagloon;

b. na afloop van de periode, bedoeld in onderdeel a, 0,7 * (M - I),
waarbij M staat voor het minimumloon of het dagloon in het geval het
minimumloon per dag hoger is dan het dagloon en I voor het inkomen.

2. De periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt verlengd
met een maand voor ieder volledig kalenderjaar dat het arbeidsverleden
de duur van drie kalenderjaren overstijgt. 

3. De duur van de verlengde periode, bedoeld in het tweede lid, wordt
verminderd met:

a. de perioden waarin de verzekerde tijdens een eerder recht op
ziekengeld gedurende de verlengde periode ziekengeld ontving;

b. de duur van de ontvangen loongerelateerde uitkering op grond van de
Werkloosheidswet, indien de verzekerde die op grond van artikel 7 als
verzekerde werd beschouwd, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop
het recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet: 

1Âș. is geĂ«indigd wegens het gaan verrichten van arbeid in
dienstbetrekking, op de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken
recht op herleving van die uitkering zou hebben gehad, indien hij op die
dag geen recht had gekregen op ziekengeld;

2Âș. is geĂ«indigd wegens het ontvangen van een uitkering op grond van
hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg,
onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van de ongeschiktheid tot
werken deze laatste uitkering genoot.

	4. De duur van de periode waarin het ziekengeld op grond van het eerste
lid, onderdeel a, en tweede lid, 70% van het dagloon bedraagt, wordt
verminderd met de duur van de tot de eerste dag waarop ziekengeld wordt
uitgekeerd, ontvangen loongerelateerde uitkering op grond van de
Werkloosheidswet, indien de verzekerde voor de toepassing van deze wet
op grond van de artikel 7 als verzekerde werd beschouwd onmiddellijk
voorafgaande aan de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken.

5. In afwijking van het vierde lid is de duur van de periode waarin het
ziekengeld op grond van het eerste lid, onderdeel a, 70% van het dagloon
bedraagt ten minste drie maanden, indien de verzekerde ziekengeld
ontvangt op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, of artikel
29a. 

6. Artikel 31, tweede lid, is na afloop van de periode, bedoeld in
onderdeel a en het tweede lid, niet van toepassing.

7. Voor het bepalen van de periode van drie maanden, bedoeld in het
eerste lid,worden perioden van ongeschiktheid samengeteld, indien zij
elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien
zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin uitkering
in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7,
eerste lid, 3:8 of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt
genoten, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden
voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.

8. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen
als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt verstaan. Daarbij kan
tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk,
niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde
omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking
wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.

Artikel 29f

1. Het arbeidsverleden, bedoeld in artikel 29e, wordt berekend door
samentelling van:

a. het aantal kalenderjaren, gelegen in de periode vanaf en met inbegrip
van 1998 tot en met het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar
waarin de dag is gelegen waarop het recht op ziekengeld op grond van
deze wet is ontstaan, waarover de werknemer aantoont over 52 of meer
dagen per jaar loon te hebben ontvangen; en

b. het aantal kalenderjaren vanaf en met inbegrip van het jaar waarin de
werknemer zijn 18e verjaardag bereikte tot 1998.

2. Een kalenderjaar wordt in aanmerking genomen bij de berekening,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, indien volgens de informatie als
bedoeld in artikel 33d van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk
en inkomen, de werknemer in dat jaar over 52 of meer dagen loon heeft
ontvangen.

3. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, worden met dagen
waarover loon is ontvangen, gelijkgesteld:

a. dagen waarover recht bestond op een uitkering die naar aard en
strekking overeenkomt met een uitkering op grond van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering of met een uitkering op grond van de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen voor zover deze uitkering wordt
toegekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 80%
respectievelijk wordt toegekend over periodes waarin de verzekerde
slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het
maatmaninkomen per uur;

b. dagen waarover een persoon een uitkering ontvangt op grond van
hoofdstuk III van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen,
berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 80% of een
toelage op grond van dat hoofdstuk, die al dan niet vermeerderd met de
arbeidsongeschiktheidsuitkering 70% of meer bedraagt van het dagloon,
waarnaar de arbeidsongeschiktheidsuitkering is of zou zijn berekend.

4. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, worden niet reeds
in aanmerking genomen kalenderjaren waarin een persoon recht heeft op
kinderbijslag op grond van artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet of
een andere gezinsbijslag als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel
j, van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van
socialezekerheidsstelsels (PbEU L166) voor een tot zijn huishouden
behorend kind dat bij de aanvang van dat kalenderjaar de leeftijd van
vijf jaar niet heeft bereikt, voor de helft gelijkgesteld met
kalenderjaren waarin over 52 of meer dagen loon is ontvangen. De in de
eerste zin bedoelde persoon wordt aangemerkt als verzorgend persoon.

5. In afwijking van het vierde lid worden over de periode tot 1 januari
2005, waarin een persoon recht heeft op kinderbijslag op grond van
artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet of een andere gezinsbijslag
als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel j, van Verordening (EG)
nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van socialezekerheidsstelsels
(PbEU L166) voor een tot zijn huishouden behorend kind dat bij de
aanvang van dat kalenderjaar de leeftijd van vijf jaar niet heeft
bereikt, gelijkgesteld met, en worden dergelijke kalenderjaren over de
periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2007 voor drie kwart
gelijkgesteld met, kalenderjaren waarin over 52 of meer dagen loon is
ontvangen.

6. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, worden niet reeds
in aanmerking genomen kalenderjaren vanaf en met in begrip van een bij
ministeriële regeling nader te bepalen kalenderjaar, waarin een persoon
inkomsten ontvangt voor het verlenen van zorg op grond van een regeling
voor persoonsgebonden budget, die is gegrond op artikel 44, eerste lid,
onderdeel b, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of op artikel
5, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning, of die voldoet
aan artikel 14a van de Zorgverzekeringswet, voor de helft gelijkgesteld
met kalenderjaren waarin over 52 of meer dagen loon is ontvangen, tenzij
hij deze inkomsten ontvangt uit arbeid als bedoeld in artikel 6, eerste
lid, onderdeel e, van de Ziektewet. De eerste zin is uitsluitend van
toepassing indien de in de eerste zin bedoelde persoon aantoont dat deze
zorgverlening aan deze voorwaarden voldoet of heeft voldaan. Die persoon
wordt aangemerkt als verzorgend persoon. Bij ministeriële regeling
kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van
dit lid.

7. Het vierde, vijfde en zesde lid vinden geen toepassing indien de
verzorgende persoon in een kalenderjaar voor een periode langer dan een
half jaar als werknemer in de zin van een wettelijke regeling inzake
werkloosheid recht heeft op een uitkering ter zake van werkloosheid of
op de loongerelateerde uitkering op grond van hoofdstuk 7 van deze wet.

8. Voor de toepassing van het vierde en vijfde lid wordt onder:

a. een kind verstaan een eigen, aangehuwd of pleegkind;

b. een pleegkind verstaan een kind dat als een eigen kind wordt
onderhouden en opgevoed.

9. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, worden dagen, tot
een maximum van achttien maanden, waarover de werknemer onbetaald verlof
heeft genoten, gelijkgesteld met dagen, waarover loon is ontvangen.

10. Voor de toepassing van dit artikel wordt niet als loon beschouwd een
uitkering:

a. op grond van de Werkloosheidswet, met uitzondering van een uitkering
op grond van hoofdstuk IV van die wet;

b. op grond van hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen, met uitzondering van een uitkering aan de persoon die
slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het
maatmaninkomen per uur;

c. op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, berekend
naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80%; of

d. die naar aard en strekking overeenkomt met een uitkering als bedoeld
in onderdeel a, b of c.

11. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld:

a. ter vaststelling van het aantal dagen waarover loon is ontvangen,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en tweede lid;

b. op grond waarvan voor het bepalen van het aantal van 52 dagen,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, dagen waarover,
anders dan bedoeld in het negende lid, geen loon is ontvangen, worden
gelijkgesteld met dagen waarover loon is ontvangen.

Artikel 29g

1. De verzekerde die ziekengeld ontvangt is verplicht in voldoende mate
te trachten mogelijkheden tot het verrichten van passende arbeid te
behouden of te verkrijgen.

2. Ter naleving van de plicht, bedoeld in het eerste lid, is de
verzekerde die ziekengeld ontvangt in elk geval verplicht:

a. zich geneeskundig te laten behandelen of aanwijzingen van een arts op
te volgen indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het
re-integratiebedrijf in opdracht van het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, daartoe opdracht geeft en zijn genezing niet te
belemmeren;

b. mee te werken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op zijn
inschakeling in de arbeid, die het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen wenselijk acht voor verkrijging van
mogelijkheden tot verrichten van passende arbeid;

c. mee te werken aan aanpassing van de arbeidsplaats en aan
persoonsgebonden voorzieningen die het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen verstrekt voor verkrijging van mogelijkheden tot
het verrichten van passende arbeid en zo nodig trachten die aanpassing
en die voorzieningen te verkrijgen;

d. mee te werken aan het opstellen van het plan van aanpak, bedoeld in
artikel 26, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,
en het re-integratieplan, bedoeld in artikel 30a, zesde lid, van de Wet
structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

e. te voldoen aan verplichtingen die zijn opgenomen in het plan van
aanpak en het re-integratieplan, bedoeld in onderdeel d.

F

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De zieke werknemer is verplicht:

a. passende arbeid te verrichten indien hij daartoe in de gelegenheid
wordt gesteld;

b. in voldoende mate te trachten passende arbeid te verkrijgen; en

c. geen eisen te stellen in verband met door hem te verrichten arbeid
die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.

2. In het tweede lid wordt “artikel 31, eerste lid” vervangen door:
de artikelen 29e of 31.

G

Na artikel 30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 30aa

1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld met betrekking tot de artikelen 29g en 30, eerste en tweede lid.

2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld waarbij
bepaalde groepen werknemers worden vrijgesteld van verplichtingen, hun
op grond van de artikelen 29g en 30, eerste lid, opgelegd.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld op grond waarvan aan werknemers in individuele gevallen
tijdelijk ontheffing kan worden verleend van verplichtingen, hun op
grond van artikel 30, eerste lid, opgelegd.

H

Aan artikel 39 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt het percentage
van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in
artikel 19aa, vast, en controleert of de verzekerde, bedoeld in artikel
19aa, eerste lid, recht heeft op ziekengeld.

I

In artikel 45, eerste lid, onderdeel k, wordt “op grond van artikel
30” vervangen door: op grond van de artikelen 29g of 30.

J

In artikel 52e, eerste lid, wordt “drie maanden” vervangen door: zes
maanden.

K

	Artikel 63a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt na “28, eerste lid,” ingevoegd: 29g,
tweede lid,.

	2. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot zevende en
achtste lid wordt na het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

	6.  In afwijking van het eerste en vierde lid verricht het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de werkzaamheden in verband
met de uitvoering van de artikelen 19aa en 19ab en verstrekt het de
informatie over het arbeidsverleden, bedoeld in artikel 33d van de Wet
structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, in verband met de
uitvoering van artikel 29f kosteloos aan de eigenrisicodrager.

L

In artikel 63b, tweede lid, vervalt: en verhaalt het deze uitkering,
alsmede de op grond van enige wet over deze uitkering verschuldigde
premies die niet op deze uitkering in mindering kunnen worden gebracht
en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de
Zorgverzekeringswet, op de bank of verzekeraar, bedoeld in artikel 40,
tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen.

M

Artikel 63c komt te luiden:

Artikel 63c

1. De eigen risicodrager neemt ter zake van de begeleiding van zijn
zieke werknemers artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van de
Arbeidsomstandighedenwet in acht en legt bij de aanvraag, bedoeld in
artikel 40, eerste lid, onderdeel a, van de Wet financiering sociale
verzekeringen, een afschrift over van de schriftelijke vastlegging,
bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de eerstgenoemde wet.

2. Indien de werkgever zich met betrekking tot de begeleiding van zijn
zieke werknemers niet meer laat bijstaan door een persoon als bedoeld in
artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet die belast is
met de bijstand, bedoeld in onderdeel b van dat lid of een arbodienst
als bedoeld in die wet meldt hij dat zo spoedig mogelijk. Het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een bestuurlijke boete
op van ten hoogste € 455 indien de werkgever deze verplichting niet is
nagekomen. De artikelen 45a, derde, vierde en vijfde lid, 45c, en 45g,
vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

3. De toestemming, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, van
de Wet financiering sociale verzekeringen kan, onverminderd het tiende
lid van dat artikel, door de inspecteur, bedoeld in artikel 1 van de Wet
financiering sociale verzekeringen, zonder aanvraag van de werkgever met
onmiddellijke ingang bij voor bezwaar vatbare beschikking worden
beëindigd, indien de werkgever zich met betrekking tot de begeleiding
van zijn zieke werknemers niet meer laat bijstaan door een persoon als
bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet die
belast is met de bijstand, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel
b, of een arbodienst als bedoeld in die wet.

N

In artikel 72c, tweede lid, wordt na “ongeschiktheid tot werken”
ingevoegd: , waarvoor geen beoordeling als bedoeld in artikel 19ab,
eerste lid, nodig is,.

O

Artikel 73a komt te luiden:

Artikel 73a

1. Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een beschikking waaraan een
verzekeringsgeneeskundige of arbeidskundige beoordeling als bedoeld in
artikel 19ab, eerste lid, ten grondslag ligt, beslist het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, in afwijking van artikel
7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, binnen zeventien
weken of, indien het advies vraagt aan een deskundige die niet onder
zijn verantwoordelijkheid werkzaam is, binnen eenentwintig weken,
gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het
bezwaarschrift is verstreken.

2. Indien in verband met het geven van een beslissing op bezwaar een in
het buitenland wonende persoon is opgeroepen en om die reden de
beslissing op bezwaar niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn
gegeven kan worden, wordt de beslissing, in afwijking van artikel 7:10,
derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verdaagd met ten hoogste
zes maanden en wordt de aanvrager van deze verdaging schriftelijk in
kennis gesteld.

Oa

	Artikel 73b komt te luiden:

Artikel 73b

	Het bezwaar of beroep van een werkgever tegen de in artikel 63a, derde
lid, bedoelde betaling dan wel tegen een in artikel 38, derde of vierde
lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, bedoelde opslag of
korting kan niet zijn gegrond op de grief, dat een uitkering op grond
van deze wet ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.

P

Aan artikel 75k wordt na “twee weken” toegevoegd: , tenzij het
geschil betrekking heeft op een beoordeling als bedoeld in artikel 19ab.

Q

Aan hoofdstuk II van afdeling 5 worden twee artikelen waarvan de
nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd,
luidende:

Artikel #

1. Artikel 19aa is niet van toepassing op de verzekerde wiens eerste dag
van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid is gelegen voor het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van de Wet
beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters. De
artikelen 19a, derde lid, onderdeel b, 19b, tweede lid, en 19c, tweede
lid, zoals deze artikelen luidden op de dag voor inwerkingtreding van
die wet blijven van toepassing op de verzekerde, bedoeld in de eerste
zin.

2. Op de verzekerde, wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het
verrichten van arbeid is gelegen voor de dag van inwerkingtreding van
artikel I, onderdeel E, van de Wet beperking ziekteverzuim en
arbeidsongeschiktheid vangnetters is artikel 29g niet van toepassing en
blijft artikel 30, eerste lid, zoals dat luidde op de dag voor
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van die wet, van
toepassing.

3. Artikel 29e is niet van toepassing op de verzekerde wiens eerste dag
van ongeschiktheid tot werken is gelegen voor de dag van
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van de Wet beperking
ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters.

Artikel ##

1. Artikel 19aa is niet van toepassing op de verzekerde die:

a. verzekerd is op grond van artikel 16 van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering; of

b. recht heeft op toekenning of heropening van een
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de artikelen 19a, 20, 43a
onderscheidenlijk 47, 47a of 47b van die wet.

2. In afwijking van artikel 29e, eerste lid, onderdeel b, houdt de
verzekerde, bedoeld in artikel 29e, eerste lid, die tevens recht heeft
op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of hoofdstuk 3 van de
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten na afloop van de
periode, bedoeld in artikel 29e, eerste lid, onderdeel a, ziekengeld ter
hoogte van 70% van zijn dagloon. Artikel 31, tweede lid, is van
toepassing. 

ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE WET FINANCIERING SOCIALE VERZEKERINGEN

De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervallen de tweede en derde zin.

2. Het zesde lid vervalt.

B

Artikel 31, tweede zin, vervalt.

Ba

	Artikel 34, tweede lid, komt te luiden:

	2. In afwijking van artikel 20 kan de werkgever de met betrekking tot
een werknemer door hem verschuldigde gedifferentieerde premie ten
behoeve van de Werkhervattingskas, bedoeld in artikel 38, verhalen op de
werknemer onder bij ministeriële regeling te bepalen voorwaarden tot
een bij die regeling nader te bepalen bedrag, dat ten hoogste de helft
van de door de werkgever verschuldigde premie kan bedragen. 

C

Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38. Gedifferentieerde premie Werkhervattingskas

1. In dit artikel wordt verstaan onder:

categorie werkgevers: werkgevers ten laste van wie, in het tweede
kalenderjaar dat aan het kalenderjaar waarvoor de premie wordt
vastgesteld vooraf is gegaan, loon waarover de premies op grond van dit
hoofdstuk worden geheven, is gekomen dat gelijk is aan, meer of minder
bedraagt dan een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen omvang
van het gemiddelde van dit loon, bedoeld in paragraaf 1 van afdeling 1
van dit hoofdstuk, per werknemer in dat kalenderjaar.

2. Het UWV stelt vast:

a. voor de berekening van de gedifferentieerde premie ten behoeve van de
Werkhervattingskas, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk
rekenpercentage;

b. voor de berekening van het rekenpercentage, bedoeld in onderdeel a,
een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk gemiddeld percentage.

3. Elk jaar wordt met ingang van 1 januari een opslag of korting
vastgesteld waarmee het in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde
percentage wordt verhoogd respectievelijk verlaagd. Bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de opslag of
korting naar categorie werkgevers voor de werkgever afzonderlijk of per
sector als bedoeld in artikel 95, wordt vastgesteld, waarbij de korting
of opslag voor werkgevers per sector of sectoronderdelen kan verschillen
of op nihil kan worden vastgesteld. Indien een werkgever met toepassing
van de artikelen 96 of 97 is aangesloten bij verschillende sectoren,
wordt voor elk bedrijfsonderdeel van de werkgever waar werkzaamheden
worden verricht die behoren tot een afzonderlijke sector, de opslag of
korting toegepast als was dat bedrijfsonderdeel een afzonderlijke
werkgever. Voor de werkgever voor wie de korting of opslag afzonderlijk
wordt vastgesteld, stelt de inspecteur de korting of opslag vast bij
voor bezwaar vatbare beschikking.

4. De inspecteur stelt in geval van overgang van een onderneming in de
zin van artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede in
geval van een dergelijke overgang bij faillissement, de vastgestelde
opslag of korting, bedoeld in het derde lid, opnieuw bij voor bezwaar
vatbare beschikking vast voor de werkgever die een onderneming of een
deel daarvan verkrijgt en voor de werkgever die een deel van zijn
onderneming overdraagt. 

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
omtrent:

a. de wijze waarop het rekenpercentage, bedoeld in het tweede lid,
onderdeel a, en het gemiddelde percentage, bedoeld in het tweede lid,
onderdeel b, worden vastgesteld, rekening houdend met de verschillende
lasten voor de Werkhervattingskas;

b. de wijze waarop de in het derde en het vierde lid, bedoelde opslag en
korting worden berekend;

c. de percentages die op grond van dit artikel ten hoogste voor
categorieën van werkgevers, sector of sectoronderdeel mogen gelden en
omtrent de percentages die op grond van dit artikel ten minste voor
categorieën van werkgevers, sector of sectoronderdeel gelden. 

6. Beschikkingen van de inspecteur op grond van dit artikel worden
genomen gehoord het UWV en in overeenstemming met het UWV.

D

	Artikel 38a wordt als volgt gewijzigd: 

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. In afwijking van artikel 38 is over een uitkering op grond van de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Ziektewet, hoofdstuk 3, afdeling
2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg, de Werkloosheidswet, over een
toeslag op grond van de Toeslagenwet, over het loon uit een
dienstbetrekking op grond van de Wet sociale werkvoorziening en over het
loon van de werknemer van de eigenrisicodrager, op wie artikel 56 van
toepassing is, als gedifferentieerde premie ten behoeve van de
Werkhervattingskas een vervangende premie verschuldigd. Met een
uitkering op grond van de Werkloosheidswet wordt gelijkgesteld een
wachtgeld als bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van de Wet
overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen.

	2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld voor de wijze waarop de vervangende premie, bedoeld in het
eerste lid, wordt vastgesteld.

E

Artikel 40, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in onderdeel a na “stonden” ingevoegd: en
de overlijdensuitkeringen op grond van die wet aan nabestaanden van deze
personen. 

2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. de WGA-uitkeringen en de overlijdensuitkeringen overeenkomstig
hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. 

3. In tweede lid wordt na “het eerste lid” ingevoegd: , onderdeel b,


4. In het zevende lid, tweede zin, vervalt: artikel 63b, derde lid, van
de Ziektewet, respectievelijk. 

5. In het achtste lid wordt “strekt zich niet uit tot: a. ziekengeld
dan wel WGA-uitkering” vervangen door “strekt zich niet uit tot een
WGA-uitkering” en vervalt, onder vervanging van de puntkomma na
“kernongevallen” door een punt: onderdeel b. 

6. In het twaalfde lid wordt “WGA-uitkering” vervangen door: van de
WGA-uitkering en de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste
lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

7. In het dertiende lid wordt “eerste lid, onderdeel c” vervangen
door: eerste lid, onderdeel b.

8. Het zeventiende lid wordt vernummerd tot zestiende lid.

F

	In afdeling 5 vervallen de opschriften § 1. Algemeen, § 2.
Eigenrisicodragen Ziektewet en § 3 Eigenrisicodragen Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen.

G

	Artikel 42 komt te luiden:

Artikel 42 Nadere regelgeving eigenrisicodragen

	1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld voor de vaststelling van de gedifferentieerde premie, bedoeld in
artikel 38, ingeval van eigenrisicodragen op grond van artikel 40,
eerste lid, en ingeval artikel 40, negende lid, voor de startende
werkgever van toepassing is. 

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld met betrekking tot deze afdeling. 

H

	De artikelen 43, 44, en 46a vervallen en artikel 45 wordt vernummerd
tot artikel 43.

I

In artikel 76a, tweede lid, wordt “artikel 38, eerste lid, onderdeel
a” vervangen door: artikel 38, tweede lid, onderdeel a.

J

In artikel 99, onderdeel d, wordt “de Ziektewet,  anders dan op grond
van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c van die wet” vervangen
door: artikel 29, tweede lid, onderdeel d, van de Ziektewet.

K

Artikel 100 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden: a. de op grond van de Werkloosheidswet te
betalen uitkeringen, met uitzondering van de uitkeringen, bedoeld in
artikel 104, eerste lid.

2. Onderdeel b komt te luiden: b. de op grond van artikel 29, tweede
lid, onderdeel d, van de Ziektewet te betalen uitkeringen;

3. De onderdelen f en j vervallen. 

L

Artikel 103 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.

2. In het eerste lid  vervallen de onderdelen d, e, f en g. 

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Bij ministeriële regeling wordt een jaarlijkse bijdrage vastgesteld
die in een kalenderjaar ten gunste komt van het sectorfonds waarin
werkgevers op grond van artikel 95 zijn ingedeeld, die zich in het kader
van de uitoefening van hun bedrijf of beroep bezighouden met het ter
beschikking stellen van arbeidskrachten aan een derde om krachtens een
door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten
onder leiding en toezicht van de derde, waarbij die werknemers werkzaam
zijn op basis van een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarin tevens een beding als bedoeld
in artikel 691, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is
opgenomen.

M

Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervallen de onderdelen c, d, g, h, j, en k.

2. In het eerste lid, onderdeel e, wordt “onderdelen a tot en met d”
vervangen door: onderdelen a en b.

3. In het eerste lid, onderdeel f, wordt “onderdelen a tot en met d”
vervangen door: onderdelen a en b.

4. In het vierde lid wordt “105, eerste en derde lid” vervangen door
“105, eerste lid” en vervalt “, met dien verstande, dat het UWV
ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds brengt, voor zoveel dit
uitkeringen, bedoeld in artikel 104, eerste lid, onderdeel d, betreft
die meer bedragen dan dit maximum”.

	5. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. Ten laste van het sectorfonds kunnen voorts komen, indien dit bij
algemene maatregel van bestuur is bepaald:

	a.  de door het UWV te betalen WGA-uitkeringen, bedoeld in artikel
117b, derde lid, onderdeel h;

	b. uitkeringen op grond van de Ziektewet als bedoeld in artikel 117b,
derde lid, onderdeel g;

	c. uitkeringen als bedoeld in artikel 122f;

	d. de uitvoeringskosten, die betrekking hebben op deze uitkeringen op
grond van de Ziektewet en op deze WGA-uitkeringen.

	6. Het zesde lid komt te luiden:

	6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld voor
de uitkeringen, die op grond van het vijfde lid, ten laste van het
sectorfonds komen. 

N

Artikel 105 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Bij de vaststelling van het maximum, bedoeld in het eerste lid,
blijven buiten beschouwing de bedragen die ten laste van een sectorfonds
komen op grond van artikel 104, eerste lid, onderdeel i.

2. Onder vernummering van het vijfde lid tot derde lid, vervallen het
derde en vierde lid.

3. In het derde lid (nieuw) wordt “maximum, bedoeld in het eerste en
derde lid” vervangen door: maximum, bedoeld in het eerste lid. 

O

In artikel 107 vervallen de onderdelen f, g, h, i en j.

P

Artikel 108 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden: 

b. de op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel d, van de Ziektewet
te betalen uitkeringen aan de personen, bedoeld in artikel 24; 

2. Het eerste lid, onderdelen c, d, g, h en l, vervalt.

3. In het eerste lid, onderdeel e, wordt “onderdelen a tot en met d”
vervangen door: onderdeel a en b.

4. In het eerste lid, onderdeel f, wordt “onderdelen a tot en met d”
vervangen door: onderdeel a en b.

5. Het tweede lid komt te luiden:

2. Ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid komen voorts de
kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van artikel 30a
van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien
van een betrokkene, indien deze ten tijde van het aanvangen van de
werkzaamheden van het re-integratiebedrijf, bedoeld in het achtste lid
van dat artikel een uitkering ontvangt als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel a, en het UWV deze uitkering met toepassing van artikel 79 van
de Werkloosheidswet niet kan verhalen op de overheidswerkgever.

	6. Het derde lid komt te luiden:

	3. Ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid kunnen tevens
komen, indien dit bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald:

	a.  de door het UWV te betalen WGA-uitkeringen, bedoeld in artikel
117b, derde lid, onderdeel h, aan de personen, bedoeld in artikel 24;

	b. uitkeringen op grond van de Ziektewet als bedoeld in artikel 117b,
derde lid, onderdeel g, te betalen aan de personen, bedoeld in artikel
24;

	c. uitkeringen als bedoeld in artikel 122f, te betalen aan de personen,
bedoeld in artikel 24;

	d. de uitvoeringskosten, die betrekking hebben op deze uitkeringen op
grond van de Ziektewet en op deze WGA-uitkeringen.

Q

Artikel 114 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel h vervalt: in verband met uitkeringen als bedoeld in
artikel 115, eerste lid, onderdeel d.

2. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van
onderdeel h worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

i. de bijdragen van de werkgever of de eigenrisicodrager of de werknemer
in de kosten van het onderzoek, bedoeld in artikel 32, eerste, tweede,
derde en vierde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen;

j. de bedragen die het UWV ontvangt door toepassing van de artikelen 38,
vierde lid, 39a, 45a, 63a, derde tot en met vijfde lid, 63b, tweede lid,
en 63c, tweede lid, van de Ziektewet.

R

	Artikel 115 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de aanhef van het eerste lid wordt na “56,” ingevoegd:100,.

	2. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt: paragraaf 2, en de op grond
van artikel 3:30.

	3. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden: 

	e. de op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f en g, en
artikel 70 van de Ziektewet te betalen uitkeringen en de uitkeringen op
grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, toegekend aan een
werknemer direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op een
uitkering op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g,
bestond;

	4. Het eerste lid, onderdeel r, komt te luiden:

	r. de uitvoeringskosten, voor zover die betrekking hebben op de in de
onderdelen a tot en met e bedoelde uitkeringen;

	5. Aan het eerste lid worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:

	s. de kosten van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 63a, vierde,
vijfde en zesde lid, van de Ziektewet alsmede de schade, bedoeld in het
zevende lid van dat artikel, die wordt vergoed aan een eigenrisicodrager
als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, en de daaraan
verbonden uitvoeringskosten; 

	t. de kosten van onderzoek, bedoeld in artikel 32, eerste, tweede,
derde en vierde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen;  

	u. de uitkeringen op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b,
en c, van de Ziektewet, die op grond van artikel 63a, derde lid, van die
wet door het UWV worden betaald en niet kunnen worden verhaald op de
eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, en de
daaraan verbonden uitvoeringskosten;

	v. de bijdrage, bedoeld in artikel 103, tweede lid.

	6. Aan het artikel worden twee leden toegevoegd, luidende:

	3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat tevens
ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds komen:

	a. de uitkeringen op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b
en c, van de Ziektewet toegekend aan werknemers, die op de eerste dag
van ongeschiktheid tot werken in dienstbetrekking stonden van
eigenrisicodragers als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a,
voor zover de eigenrisicodrager op grond van artikel 63b, eerste lid,
van de Ziektewet niet het risico draagt voor de betaling van die
uitkering;

	b. uitkeringen als bedoeld in artikel 122f.

	4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld voor
de uitkeringen, die op grond van het derde lid, ten laste van het
Arbeidsongeschiktheidsfond komen.

S

Artikel 117a komt te luiden:

Artikel 117a Middelen Werkhervattingskas

Ten gunste van de Werkhervattingskas komen:

a. de gedifferentieerde premie op grond van de artikelen 38, tweede lid,
en 38a, eerste lid, en de premie op grond van artikel 76a voor zover
deze de gedifferentieerde premie op grond van artikel 38, tweede lid,
niet overschrijdt;

b. de gelden die het UWV ontvangt met toepassing van de artikelen 76,
83, derde lid, 84, tweede en vierde lid, en 99 van de Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen in verband met uitkeringen als bedoeld in
artikel 117b, eerste lid;  

c. de gelden die door toepassing van artikel 118 worden overgeheveld uit
het Arbeidsongeschiktheidsfonds. 

T

Artikel 117b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Ten laste van de Werkhervattingskas komen de door het UWV te betalen:

a. WGA-uitkeringen en de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74,
eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen gedurende de
periode die op grond van artikel 82, eerste lid, van de Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen, geldt op de dag waarop het recht van
uitkering op grond van die wet is ontstaan te rekenen vanaf die dag; 

b. ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b of
c, en de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 35 van de Ziektewet;

c. de op grond van enige wet over de uitkeringen, bedoeld in de
onderdelen a en b, door het UWV verschuldigde premies en de
inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de
Zorgverzekeringswet.

	2. Het derde lid, onderdeel c, komt te luiden:

	c. het een WGA-uitkering betreft, toegekend aan een werknemer, die uit
de dienstbetrekking waaruit de WGA uitkering is ontstaan recht had op
ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, e, f, of
g, van de Ziektewet of het ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede
lid, onderdeel a, b en c, betreft dat aan een werknemer is toegekend
direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op ziekengeld
als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g bestond;

3. Aan het derde lid worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

g. het uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, betreft
toegekend aan werknemers, die op de eerste dag van ongeschiktheid tot
werken in dienstbetrekking stonden van eigenrisicodragers als bedoeld in
artikel 40, eerste lid, onderdeel a, voor de betaling van die uitkering
de eigenrisicodrager op grond van artikel 63b, eerste lid, van de
Ziektewet niet het risico draagt;

	h. het uitkeringen betreft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a,
die op grond van artikel 84, achtste lid, van de Wet werk en inkomen
naar arbeidsvermogen niet ten laste komen van de eigenrisicodragers;

i. het ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a,b
of c, betreft dat op grond van artikel 63a, derde lid, van de Ziektewet
door het UWV wordt betaald en niet kan worden verhaald op de
eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a.

4. Aan het vijfde lid worden onder vervanging van de punt door een
puntkomma aan het slot van onderdeel b, twee onderdelen toegevoegd,
luidende:

c. de kosten die verband houden met de uitvoering van artikel 30a, van
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien van
een uitkeringsgerechtigde, indien deze ten tijde van het aanvangen van
de werkzaamheden van het re-integratiebedrijf, bedoeld in het achtste
lid van dat artikel, recht heeft op een uitkering die ten laste komt van
de Werkhervattingskas;

d. de uitvoeringskosten, voor zover deze betrekking hebben op de in het
eerste lid bedoelde uitkeringen, met uitzondering van de kosten van
uitvoering van de artikelen 19aa en 19ab van de Ziektewet. 

5. Het zesde en zevende lid vervallen en het achtste lid wordt
vernummerd tot zesde lid.

U

	Artikel 122e komt te luiden:

Artikel 122e Overgangsbepaling eigenrisicodragen

	1. De werkgever, die op de dag voorafgaande aan de datum van
inwerkingtreding van artikel III, onderdeel C, onderdeel 2, van de Wet
beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters het risico
draagt voor de betaling van de WGA uitkering, bedoeld in artikel 40,
eerste lid, onderdeel b, zoals dat artikel luidde voor die datum wordt
na die datum geacht het risico te dragen voor betalingen als bedoeld in
artikel 40, eerste lid, onderdeel b, met ingang van die datum, indien
hij een garantie overlegt als bedoeld in artikel 40, tweede lid, die
betrekking heeft op het dragen van dit risico.

	2. De werkgever overlegt de garantie, bedoeld in het eerste lid, ten
minste dertien weken voor de datum van inwerkingtreding, bedoeld in het
eerste lid.

	3. Het door de werkgever zelf dragen van het risico, bedoeld in artikel
40, eerste lid, onderdeel a, wordt, onverminderd artikel 40, tiende lid,
onderdeel b, door de inspecteur met ingang van de datum van
inwerkingtreding, bedoeld in het eerste lid, beëindigd bij voor bezwaar
vatbare beschikking, indien de garantie, bedoeld in het eerste lid, niet
ten minste dertien weken voor die datum door de werkgever is overlegd. 

V

	Artikel 122f komt te luiden:

Artikel 122f Overgangsregeling lopende uitkeringen

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
voor uitkeringen op grond van de Ziektewet aan werknemers die zijn
toegekend voor de datum van inwerkingtreding van artikel II van de Wet
beperking langdurig ziekteverzuim vangnetters en WGA- uitkeringen, die
voor die datum zijn toegekend aan werknemers, die uit de
dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan, recht hadden op
een uitkering op grond van de Ziektewet, en uitvoeringskosten en andere
kosten in verband met deze uitkeringen, die ten laste komen van bij die
maatregel aan te wijzen fondsen. 

ARTIKEL III WIJZIGING VAN DE WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN

De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. Voor het bepalen van de wachttijd worden niet in aanmerking genomen
perioden gedurende welke:

	a. een uitkering wordt genoten als bedoeld in het derde lid, onderdeel
a, onder 2Âș;

	b. geen recht op ziekengeld bestond op grond van artikel 19aa, eerste
lid, van de Ziektewet.

	2. In het zesde lid vervalt de laatste zin.

B

In artikel 37, eerste lid, wordt “drie maanden” vervangen door: zes
maanden.

Ba

	Aan artikel 66 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	7. Het derde, vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing op de
verzekerde aan wie ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van
de Ziektewet wordt uitgekeerd en die geen recht heeft op loon op grond
van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of op bezoldiging
of hetgeen daarmee overeenkomt als bedoeld in artikel 76a van de
Ziektewet.

C

Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van het eerste lid wordt toegevoegd: alsmede het risico
van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste
lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid.

2. In het vierde lid wordt “indien de uitkering wordt toegekend aan de
verzekerde die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is
ontstaan, recht had op een uitkering op grond van de Ziektewet”
vervangen door: indien de uitkering wordt toegekend aan de verzekerde
die in de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan, recht
had op een uitkering op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e,
29a, 29b of 29d van de Ziektewet.

D

Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De eigenrisicodrager is bevoegd, met inachtneming van artikel 72 de
door het UWV toegekende WGA-uitkering en de overlijdensuitkering,
bedoeld in artikel 74, eerste lid, namens het UWV te betalen aan de
verzekerde, bedoeld in artikel 82, eerste lid, onderscheidenlijk de
rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in artikel 74, eerste lid.

2. In het derde lid wordt na “de uitkering” telkens in gevoegd “en
de overlijdensuitkering” en wordt na “deze uitkering” telkens
ingevoegd: en deze overlijdensuitkering.

E

Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na “dienstbetrekking” ingevoegd: alsmede
het risico van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel
74, eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat
lid. 

2. In het derde lid wordt na “overgedragen,” ingevoegd: alsmede het
risico van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74,
eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid,.


	3. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

	8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald,
dat voor bepaalde categorieën van eigenrisicodragers de toepassing van
het eerste lid beperkt wordt tot een deel van de WGA-uitkeringen.

F

	In artikel 115 wordt “de in artikel 38, tweede of derde lid,”
vervangen door: een in artikel 38, derde of vierde lid,.

ARTIKEL IV WIJZIGING VAN DE WERKLOOSHEIDSWET

In artikel 76a, eerste lid, van de Werkloosheidswet wordt “drie
maanden” vervangen door: zes maanden.

ARTIKEL V WIJZIGING WET WERK EN ARBEIDSONDERSTEUNING JONGGEHANDICAPTEN

De Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten wordt als volgt
gewijzigd:

A

In artikel 2:24, eerste lid, wordt “drie maanden” vervangen door:
zes maanden.

B

In artikel 3:69, eerste lid, wordt “drie maanden” vervangen door:
zes maanden.

ARTIKEL VI WIJZIGING VAN DE WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

In artikel 65g, eerste lid, van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt “drie maanden” vervangen
door: zes maanden.

ARTIKEL VII WIJZIGING VAN DE WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
ZELFSTANDIGEN

In artikel 67e, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen wordt “drie maanden” vervangen door: zes maanden.

ARTIKEL VIII WIJZIGING WET STRUCTUUR UITVOERINGSORGANISATIE WERK EN
INKOMEN

Artikel 30a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid,  tweede zin, wordt  na “aan personen, die”
ingevoegd: aanspraak maken op ziekengeld op grond van de Ziektewet of
die.

2. In het derde lid, onderdeel c, wordt “84, tweede lid” vervangen
door “84, tweede of achtste lid,” en aan het derde lid, onderdeel c,
wordt na “van toepassing zijn” ingevoegd: en ten aanzien van de
personen, bedoeld in artikel 63a van de Ziektewet, voor de betaling van
het ziekengeld aan wie de eigenrisicodrager in de zin van de Ziektewet
het risico draagt.

ARTIKEL IX WIJZIGING VAN DE WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN
PEUTERSPEELZALEN

Indien het bij koninklijke boodschap van 23 maart 2012 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en
kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het aanbrengen van
grondslagen die hervorming van en bezuiniging op de kinderopvangtoeslag
mogelijk maken en in verband met het incorporeren van de tegemoetkoming
in de kosten van kinderopvang van de gemeente en het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kinderopvangtoeslag
(Kamerstukken 33212) tot wet is verheven en in werking is getreden wordt
artikel 1.10 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De financiële middelen tot dekking van de uitgaven voor de
kinderopvangtoeslag kunnen mede worden verkregen door het heffen van een
opslag op de premie, bedoeld in artikel 36 van de Wet financiering
sociale verzekeringen. 

2. In het tweede lid vervalt: onderscheidenlijk de overheidswerkgever.

3. In het derde lid worden in de tweede zin “De artikelen 26
onderscheidenlijk 31” vervangen door: “Artikel 35” en “zijn”
door: is.

ARTIKEL X INWERKINGTREDING

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XI CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Wet beperking ziekteverzuim en
arbeidsongeschiktheid vangnetters.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1