[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op het schrijven van mevrouw R. van G. van het Cardiovascular Research Institute Maastricht (CARIM) van de Universiteit van Maastricht inzake een onderzoek naar de methode Medisynx

Brief regering

Nummer: 2012D28963, datum: 2012-07-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2012Z13634:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2012

U heeft mij gevraagd om een reactie op het schrijven van mevrouw R. van
G. van het Cardiovascular Research Institute Maastricht (CARIM) van de
Universiteit van Maastricht inzake een onderzoek naar de methode
Medisynx.

Hoewel de brief ondertekend is door het Cardiovascular Research
Institute Maastricht (CARIM) van de Universiteit van Maastricht, is uit
contact met het CARIM gebleken dat deze brief niet namens dat instituut
verstuurd is.

Het onderwerp dat in deze brief wordt aangeroerd, komt geheel overeen
met de brief van het Verenigde patiënten platform voor Immunologische
Disorders Alimentair geïnduceerd (VIDA), waar ik op verzoek van de
vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 18 maart 2011,
kenmerk 2011D28291, gereageerd heb. Ook in die brief wordt ingegaan op
de methode Medisynx. Volledigheidshalve citeer ik de slotconclusie uit
die brief : “Het RIVM concludeert op basis van bovenstaande dat de
methode Medisynx onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een effectieve
behandelingsmethode. Onderzoek tot nu toe bewijst dat het gebruik van
IgG bloedtesten niet effectief is. Het RIVM acht het daarom niet
opportuun om nader onderzoek naar deze behandelmethode op te nemen in
het onderzoeksprogramma.”

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers