Advies Raad van State inzake Regels met betrekking tot het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer (Wet gebruik Friese taal)
Regels met betrekking tot het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer (Wet gebruik Friese taal)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2012D30530, datum: 2012-07-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.W.E. Spies, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: I.W. Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie
Onderdeel van zaak 2012Z14454:
- Indiener: J.W.E. Spies, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Medeindiener: I.W. Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2012-09-19 10:29: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-10-04 10:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2012-11-01 14:00: Regels met betrekking tot het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer (Wet gebruik Friese taal) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-03-21 11:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-04-04 13:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-05-29 20:15: Wet gebruik Friese taal (33 335) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2013-06-04 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W04.11.0416/I 's-Gravenhage, 19 december 2011 Bij Kabinetsmissive van 30 september 2011, no.11.002319, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houden regels met betrekking tot het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer (Wet gebruik Friese taal), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel voegt de relevante bepalingen uit afdeling 2.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer samen in een nieuwe wet, waarmee de desbetreffende bepalingen in de Awb en de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer komen te vervallen. Verder wordt de naam van het Consultatief Orgaan Fries gewijzigd in het Orgaan voor de Friese taal, wordt dit orgaan van een wettelijke grondslag voorzien en worden de taken van dit orgaan uitgebreid. Ook worden met dit voorstel de bestaande mogelijkheden voor het gebruik van het Fries in het bestuurlijk verkeer en het rechtsverkeer in beperkte mate uitgebreid. Het doel is om in de provincie Fryslân het recht van een ieder te garanderen om gebruik te maken van zijn eigen taal, in de rechtszaal en in het contact met bestuursorganen en daarmee de gelijke positie van het Fries en het Nederlands in de provincie Fryslân te waarborgen. De Afdeling advisering van de Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel opmerkingen over de nut en noodzaak van het voorstel, de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en de Friese taal als officiële taal. Zij is van oordeel dat in verband daarmee het voorstel nader dient te worden overwogen. 1. Nut en noodzaak De beleidsinzet gericht op het versterken van de positie van de Friese taal kent een lange historie. In 1953 leidde het rapport van de Commissie Kingma-Boltjes tot een kabinetsstandpunt over het Fries in het officiële verkeer. In 1955 werd het gebruik van het Fries als voertaal in het lager onderwijs mogelijk gemaakt (de wet-Cals) en in 1956 werden regels voor het Fries in het officiële verkeer vastgelegd, de Wet over het gebruik van de Friese taal, in het bijzonder in het rechtsverkeer. De commissie-Ommen (1970) drong aan op een ruimere plaats van het Fries; tot concrete beleidsinitiatieven leidde dit rapport echter niet. Ruim tien jaar later werd een nieuwe commissie ingesteld met als taak een advies uit te brengen over de plaats van de Friese taal in het bestuurlijke verkeer. Op basis van dit advies kwam in 1989 de bestuursafspraak Friese taal en cultuur tot stand. Daarna werd in 1995 de positie van de Friese taal als tweede bestuurstaal in de provincie Fryslân verankerd in de Awb. Ook werden in 1995 de regels over het gebruik van de Friese taal in het rechtsverkeer verruimd. In internationaal verband zijn het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden en het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden van belang. Met de ratificatie van het Handvest heeft de regering de positie van de Friezen in Nederland als nationale minderheid erkend en met het Kaderverdrag heeft zij zich verplicht om het Fries als tweede officiële taal in de provincie Fryslân te bevorderen en in stand te houden. Het wetsvoorstel regelt het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer. Het voorstel strekt ertoe de ruimte voor het gebruik van het Fries in het formele verkeer tussen overheid en burgers te versterken. Volgens de toelichting is het doel van het voorstel tweeledig: enerzijds het garanderen van het recht dat een ieder in de rechtszaal en in het contact met bestuursorganen in de provincie Fryslân gebruik kan maken van zijn eigen taal, anderzijds het waarborgen van een gelijke positie van het Fries en het Nederlands in de provincie. Het wetsvoorstel geeft uitvoering aan een afspraak uit het regeerakkoord. In het regeerakkoord is een Taalwet aangekondigd waarin de gelijke rechten van de Friese en de Nederlandse taal binnen de provincie Fryslân worden gewaarborgd. Uit de toelichting bij dit voorstel blijkt dat ervoor gekozen is om de wet te beperken tot het gebruik van het Fries in het formele verkeer tussen overheid en burgers bij gerechtelijke instanties en bestuursorganen in Fryslân. In het wetsvoorstel is gekozen voor een nieuwe afzonderlijke wet waarin de bepalingen uit de bestaande wetgeving – de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer - worden samengebracht en waaraan een beperkt aantal nieuwe bepalingen wordt toegevoegd. De Afdeling erkent dat Nederland met de ratificatie van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden verplicht is om het Fries als tweede officiële taal in de provincie Fryslân te bevorderen en in stand te houden. Gegeven deze doelstelling merkt de Afdeling echter op dat uit de toelichting niet blijkt wat het probleem is dat met het voorstel moet worden opgelost. Zoals vermeld betreft het wetsvoorstel hoofdzakelijk een samenvoeging van de bestaande wetgeving. De toegevoegde waarde hiervan acht de Afdeling gering. Voorts constateert de Afdeling dat de nieuwe elementen van het voorstel slechts beperkt van omvang zijn en, zoals ook uit het vervolg van het advies zal blijken, met name maatregelen betreffen die een lastenverzwaring voor bestuursorganen en burgers betekenen. In de toelichting wordt niet ingegaan op eventuele knelpunten in de huidige praktijk en in hoeverre de voorgestelde nieuwe bepalingen daarvoor een oplossing kunnen bieden. De Afdeling is van oordeel dat pas tot wetgeving dient te worden overgegaan, als nut en noodzaak van de regeling zijn aangetoond. De Afdeling adviseert op grond van bovenstaande het voorstel alsnog van een dragende motivering te voorzien en zo nodig het voorstel te heroverwegen. 2. De Friese taal in het bestuurlijk verkeer Volgens de toelichting ligt aan de keuze voor een afzonderlijke wet ten grondslag dat de wet als zodanig herkenbaar en leesbaar is, hetgeen de toegankelijkheid ten goede komt. Ook heeft de vormgeving als voordeel dat de bepalingen inzake het gebruik van de Friese taal overzichtelijk bij elkaar staan, aldus de toelichting. Met de keuze voor een afzonderlijke wet komen de relevante bepalingen in de Awb te vervallen. De Grondwet bepaalt in artikel 107, tweede lid, dat de wet algemene regels van het bestuursrecht vaststelt. De Awb geeft uitvoering aan deze bepaling. De Awb is in de loop van tijd uitgegroeid tot de belangrijkste wet op het gebied van het bestuursrecht. In 1995 is het Fries als bestuurstaal in de Awb opgenomen. Blijkens de memorie van toelichting bij dat wetsvoorstel bestond aanvankelijk het voornemen om een afzonderlijke Wet op de Friese taal in het bestuurlijk verkeer tot stand te brengen. Omdat echter in de tussentijd de eerste tranche van de Awb in werking was getreden, lag het voor de hand om dit algemeen bestuursrechtelijk onderwerp in de Awb neer te leggen. De regering achtte het ongewenst dat naast de Awb nog andere algemene wetten op bestuursrechtelijk terrein ontstonden. 'Daardoor zou immers de met de codificatie van het algemeen bestuursrecht nagestreefde overzichtelijkheid weer gedeeltelijk verloren gaan', aldus de memorie van toelichting. De Afdeling constateert dat in de toelichting bij het onderhavig voorstel niet wordt ingegaan op de motieven die destijds ten grondslag lagen aan de keuze om de wetgeving ter zake het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer in de Awb neer te leggen, in plaats van in een afzonderlijke wet. Door in een aparte wet algemene regels van het bestuursrecht vast te leggen, worden de doelstellingen van de Awb doorkruist. De Afdeling is, gelet op het belang van de Awb in het bestuurlijk verkeer, van oordeel dat er zwaarwegende argumenten moeten zijn om de in 1995 gemaakte keuze te heroverwegen en thans te kiezen voor het overhevelen van de bestuursrechtelijke bepalingen inzake de Friese taal naar een afzonderlijke wet. De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen. 3. Officiële taal Het voorgestelde artikel 1 bepaalt dat de officiële talen in de provincie Fryslân het Nederlands en het Fries zijn. Verder voegt het voorstel een nieuw lid toe aan artikel 2:6 Awb dat regelt dat bestuursorganen en onder hun verantwoordelijkheid werkzame personen de Friese taal kunnen gebruiken, voor zover dat bij wettelijk voorschrift is bepaald. De Afdeling merkt op dat de toelichting niet ingaat op het feit dat voor de overige provincies en voor Nederland niet wettelijk is vastgelegd wat de officiële taal is. Evenmin wordt aandacht besteed aan het Papiaments en het Engels als officiële talen in Nederland naast het Nederlands. De Afdeling wijst erop dat met deze bepalingen het Fries een bijzondere positie krijgt ten opzichte van andere minderheidstalen in Nederland. Hiervoor bevat de toelichting geen rechtvaardiging. De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen dan wel de desbetreffende bepalingen niet in het voorstel op te nemen. 4. Proces-verbaal in het Fries Het voorgestelde artikel 14, eerste lid, is overgenomen uit artikel 6, eerste lid, van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer en regelt dat wat in het Fries is gezegd ook in het Fries wordt opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting. In het huidige artikel 6, tweede lid, is een uitzondering op deze hoofdregel geformuleerd: indien naar het oordeel van de rechter opneming van het gesprokene in het Fries in redelijkheid niet kan worden gevergd, dan wordt de passage in het Nederlands opgenomen en wordt daarbij aangetekend dat oorspronkelijk het Fries is gebezigd. Deze laatste mogelijkheid voor de rechter komt met dit voorstel te vervallen; alleen zal deze wijziging op een later moment in werking treden. De reden voor deze latere inwerkingtreding is dat de voorgestelde wijziging pas effectief kan worden als er op de rechtbank en het gerechtshof in Fryslân medewerkers zijn die het Fries schriftelijk machtig zijn, aldus de toelichting. De rechtbank en het gerechtshof kunnen de komende jaren gebruiken om zich voor te bereiden op de regeling en maatregelen te treffen om het proces-verbaal in het Fries op te kunnen stellen. De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn advies aangegeven dat dit voorstel naar zijn oordeel een stap te ver is. Het eist namelijk dat rechters en griffiers het Fries voldoende beheersen om het gesprokene in geschrift te kunnen weergeven. Aan die eis kunnen het hof en de rechtbank in Leeuwarden niet voldoen omdat het merendeel van het personeel niet Friestalig is. Passieve beheersing van het Fries wordt aangemoedigd, maar actieve beheersing kan niet worden gevergd. Daarbij komt dat de processen-verbaal mede de basis zijn voor hoger beroep en cassatie bij instanties buiten Fryslân. Een proces-verbaal in het Fries is bijvoorbeeld voor de Hoge Raad, waar niet of nauwelijks Friestaligen werkzaam zijn, niet begrijpelijk, tenzij voor een vertaling wordt gezorgd, aldus de Raad voor de rechtspraak. De Afdeling onderschrijft het advies van de Raad voor de Rechtspraak: het schrappen van de mogelijkheid voor de rechter om het proces-verbaal in het Nederlands op te stellen, betekent een te zware belasting voor de gerechten die in Fryslân zijn gevestigd en voor de hoger beroepinstanties in heel Nederland, alsmede voor bepaalde rechterlijke instanties in de rest van Nederland. De Afdeling adviseert het huidige artikel 6, tweede lid, Wet Friese taal in het rechtsverkeer te handhaven. 5. Administratieve verplichtingen Het voorstel bepaalt dat in de provincie Fryslân gevestigde bestuursorganen die niet tot de centrale overheid behoren, regels opstellen voor het gebruik van de Friese taal in schriftelijke stukken en in het mondeling verkeer. De regels bevatten in ieder geval bepalingen gericht op het versterken van de positie van de Friese taal binnen het werkgebied van het betreffende bestuursorgaan. Tevens bepaalt het voorstel dat deze bestuursorganen een beleidsplan opstellen inzake het gebruik van de Friese taal. Thans is de bevoegdheid om regels te stellen facultatief geformuleerd. Artikel 2:9, eerste lid, Awb bepaalt dat in de provincie Fryslân gevestigde bestuursorganen regels kunnen opstellen over het gebruik van de Friese taal. Over het opstellen van een beleidsplan is nu niets in de wet geregeld. Volgens de toelichting sluiten de voorgestelde bepalingen aan bij de praktijk: de meeste Friese gemeenten hebben al een verordening inzake het gebruik van de Friese taal. Het beleidsplan bevat de uitwerking van de verordening en wordt in zijn algemeenheid in Fryslân gezien als een waardevolle resultante van de discussie hoe op lokaal niveau de Friese taal moet worden gebruikt, aldus de toelichting. Uit de toelichting blijkt echter niet hoe de regering aan deze informatie is gekomen; waarom de Friese gemeenten die nog geen regels hebben opgesteld nu alsnog verplicht worden om een verordening op te stellen; wat nut en noodzaak zijn van de verplichting tot het opstellen van een beleidsplan; en waarom deze bepaling niet wordt beperkt tot de gemeenten, maar geldt voor alle in de provincie Fryslân gevestigde bestuursorganen die niet tot de centrale overheid behoren. Wel is duidelijk dat deze verplichtingen zullen leiden tot een verhoging van de administratieve lasten voor de desbetreffende bestuursorganen. De Afdeling adviseert het opstellen van regels en beleidsplannen in het voorstel te regelen als een facultatieve bevoegdheid en het artikel te beperken tot de gemeenten in de provincie Fryslân. 6. Bestuursafspraken Het voorgestelde artikel 2 regelt dat het Rijk en de provincie Fryslân periodiek bestuursafspraken maken over de uitwerking van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de Friese taal en cultuur en over de bekostiging daarvan. De Afdeling merkt op dat niet duidelijk is wat noodzaak en toegevoegde waarde zijn van deze bepaling. Samenwerking tussen het Rijk en medeoverheden komt op tal van terreinen voor zonder dat dit is vastgelegd in wettelijke bepalingen. De Afdeling is van oordeel dat het wettelijk formaliseren van interbestuurlijke samenwerking op uitsluitend dit onderwerp niet noodzakelijk is en adviseert artikel 2 te schrappen. 7. Orgaan voor de Friese taal Het Orgaan voor de Friese taal krijgt ingevolge het voorstel de bevoegdheid om kaders te stellen inzake de vorm en inhoud van de regels en beleidsplannen, die de bestuursorganen in Fryslân dienen op te stellen. Deze kaders worden gepubliceerd in de Staatscourant. a. Uit de toelichting blijkt niet op welke wijze de bestuursorganen in de praktijk uitvoering dienen te geven aan de vastgestelde kaders. Wel betekent deze bepaling meer administratieve lasten voor zowel het Orgaan, dat verplicht wordt de kaders te stellen en te publiceren, als voor de bestuursorganen die hieraan uitvoering dienen te geven. De Afdeling is van oordeel dat nut en noodzaak van deze verplichtingen niet zijn aangetoond. De Afdeling adviseert nut en noodzaak alsnog aan te tonen en zo nodig deze bepaling te schrappen. b. Blijkens de toelichting zijn de kaders niet aan te merken als regels en zijn zij ook niet bindend. Het gaan om richtsnoeren die behulpzaam kunnen zijn bij het vormgeven van de inhoud van regels en beleidsplannen. In de praktijk kunnen zij daarmee een belangrijk hulpmiddel zijn bij en een stimulans zijn voor het opstellen van die regels en beleidsplannen door bestuursorganen, zo stelt de toelichting. De Afdeling stelt vast dat hetgeen in de toelichting is vermeld niet uit de wettekst zelf blijkt. De Afdeling adviseert het voorstel te verduidelijken. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Kamerstukken II 1953/54, 3321, nr. 1. Regeerakkoord VVD en CDA, 'Vrijheid en verantwoordelijkheid' , Kamerstukken II 2010/11, 32 417, nr. 15. Toelichting, Hoofdstuk 1. Algemeen en Hoofdstuk 9. Keuze voor afzonderlijke wet. Toelichting, Hoofdstuk 9. Keuze voor afzonderlijke wet. Kamerstukken II 1993/94, 23 543, nr. 3, Hoofdstuk 1. Algemeen. Het voorgestelde artikel 32, tweede lid. Zie hiervoor de memorie van toelichting bij het voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling over de Nederlandse taal en doen vervallen van additionele artikelen die zijn uitgewerkt, Kamerstukken II 2010/11, 32 522, nr. 3. Het voorgestelde artikel 34. Artikelsgewijze toelichting, Artikel 14. Advies van de Raad voor de rechtspraak, kenmerknummer UIT 3336 ONTWP / RMD, 3 mei 2011. Het College van Procureurs-Generaal schaart zich volledig achter het advies van de Raad voor de Rechtspraak, kenmerknummer PaG/B&S/15714, 3 mei 2011. De Afdeling constateert dat indien het wetsvoorstel herziening gerechtelijke kaart, dat thans ter behandeling in de Eerste Kamer der Staten-Generaal ligt (Kamerstukken II 2011/12, 32 891, nr. A), in werking treedt het arrondissement Leeuwarden verdwijnt en opgaat in het arrondissement Noord-Nederland (de provincies Drenthe, Fryslân, Groningen). Het nieuwe ressort wordt Arnhem-Leeuwarden, dat de nieuwe arrondissementen Midden-Nederland, Noord-Nederland en Oost-Nederland omvat. In het nieuwe stelsel blijven in Leeuwarden de rechtbank en het gerechtshof gevestigd. Het voorgestelde artikel 5, eerste en tweede lid. Artikelsgewijze toelichting, artikel 5. Het voorgestelde artikel 19, tweede lid, onderdeel c. Het voorgestelde artikel 19, vijfde lid. Artikelsgewijze toelichting, Artikelen 18 tot en met 23. PAGE 6 AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........