[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Raad van State inzake Wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om wetstechnische gebreken te herstellen, om de mogelijkheid tot afwijking van de wet bij lagere regelgeving in bepaalde gevallen te beëindigen, om uitgewerkte overgangsbepalingen te schrappen en het nog geldend overgangsrecht over te brengen naar de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en om de naamgeving van de ministeries aan te passen.

Wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om wetstechnische gebreken te herstellen, om de mogelijkheid tot afwijking van de wet bij lagere regelgeving in bepaalde gevallen te beëindigen, om uitgewerkte overgangsbepalingen te schrappen en het nog geldend overgangsrecht over te brengen naar de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en om de naamgeving van de ministeries aan te passen.

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2012D30533, datum: 2012-07-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2012Z14455:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W05.11.0462/I	's-Gravenhage, 16 december 2011

Bij Kabinetsmissive van 3 november 2011, no.11.002657, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter
overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet wijziging van diverse
wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap om wetstechnische gebreken te herstellen, om de mogelijkheid
tot afwijking van de wet bij lagere regelgeving in bepaalde gevallen te
beëindigen, in verband met het schrappen van uitgewerkte
overgangsbepalingen en het overbrengen van nog geldend overgangsrecht
naar de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en
om de naamgeving van de ministeries aan te passen, met memorie van
toelichting.

Het voorstel bestaat uit een groot aantal redactionele aanpassingen van
onderwijswetten. In hoofdstuk 1 van het voorstel worden wetstechnische
gebreken verholpen. In hoofdstuk 2 van het voorstel worden bepalingen
aangepast aan de motie Jurgens c.s. met betrekking tot het bij lagere
regelgeving afwijken van wettelijke bepalingen. In hoofdstuk 3 worden
uitgewerkte overgangsbepalingen geschrapt en wordt nog geldend
overgangsrecht van voor augustus 1998 overgebracht naar de sectorale
onderwijswetten. In hoofdstuk 4 wordt de verwijzing naar een aantal
ministers aangepast aan de recente naamswijziging van ministeries.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over onder andere de wijze
van uitvoering van de motie-Jurgens. Zij is van oordeel dat in verband
daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.

1.	Uitvoering motie-Jurgens

Het wetsvoorstel geeft met hoofdstuk 2 gevolg aan de motie-Jurgens c.s.
In die motie is de onwenselijkheid uitgesproken van bepalingen waarbij
de lagere regelgever wordt gemachtigd om regels te stellen die van de
wet afwijken. Eén van de technieken waarmee in het voorstel gevolg
wordt gegeven aan deze motie is de introductie van een bevoegdheid om
bij algemene maatregel van bestuur bepalingen uit de wet geheel of
gedeeltelijk van toepassing te verklaren. Daarbij is evenwel verzuimd om
tevens in de wet de toepassing van de betrokken bepalingen in het
algemeen te beperken. Zo wordt uit de Wet op het voorgezet onderwijs
(WVO) de mogelijkheid geschrapt om, ter bevordering van doelmatig en
doeltreffend onderwijs, bij algemene maatregel van bestuur af te wijken
van een aantal specifiek genoemde bepalingen. Vervolgens voorziet het
wetsvoorstel in de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur
diezelfde specifiek genoemde bepalingen geheel of gedeeltelijk van
toepassing of overeenkomstige toepassing te verklaren wanneer aan
leerlingen de mogelijkheid wordt geboden om onderwijs te volgen aan
andere scholen ter bevordering van doelmatig en doeltreffend onderwijs.
Hierdoor voorziet het voorstel de facto in de mogelijkheid om bepalingen
die reeds van toepassing zijn, geheel of gedeeltelijk nogmaals van
toepassing te verklaren. Het voorstel zou, voor zover wordt vastgehouden
aan deze wijze van aanpassing aan de motie-Jurgens, moeten worden
aangevuld met de beperking van het toepassingsbereik van de wet voor die
categorieën leerlingen, scholen(gemeenschappen) en inrichtingen
waarvoor vervolgens de mogelijkheid wordt geopend om bepalingen (deels)
van toepassing of van overeenkomstige toepassing te verklaren. 

De Afdeling adviseert de hiervoor beschreven techniek tot aanpassing van
bepalingen aan de motie-Jurgens aan te vullen en daarbij in ieder geval
te vermijden dat reeds van toepassing zijnde bepalingen nogmaals van
toepassing worden verklaard.

2. 	Overgangsrecht

Met het wetsvoorstel worden uitgewerkte overgangsbepalingen in
onderwijswetten geschrapt en nog werkend overgangsrecht overgebracht
naar de Wet op het primair onderwijs (WPO) en de Wet op de
expertisecentra (WEC). De toelichting noemt als doel hiervan onder
andere de wens de kenbaarheid van nog werkend overgangsrecht te
verbeteren. 

De Afdeling onderschrijft dit doel, maar merkt op dat dit niet ten koste
zou moeten gaan van de algehele kenbaarheid van de regeling. De Afdeling
is van oordeel dat dit laatste zich voordoet bij onderdelen van het
wetsvoorstel. Dit komt deels doordat het overgangsrecht wordt verwerkt
in afzonderlijke inhoudelijke bepalingen van de WPO en de WEC, in plaats
van in een afzonderlijk hoofdstuk voor overgangsrecht. In de toelichting
wordt hiervoor als reden gegeven dat het gaat om overgangsrecht met een
onbeperkte geldigheidsduur. De Afdeling is evenwel van oordeel dat,
ongeacht de duur van de gelding van de betrokken bepalingen, in veel
gevallen wel degelijk sprake is van naar de aard tijdelijk werkende
regelingen (sterfhuisconstructies). Dit heeft tot gevolg dat een aantal
bepalingen wordt uitgebreid met zeer specifieke uitzonderingen die
slechts voor een beperkte groep van toepassing zijn, hetgeen de
duidelijkheid van de wet niet ten goede komt. 

De kenbaarheid wordt verder beperkt doordat niet in alle gevallen de
naar hun aard reeds uitgewerkte onderdelen uit de te behouden
overgangsbepalingen zijn geschrapt. Tevens ontbreekt in het voorstel een
aantal van de in de toelichting wel aangekondigde bepalingen. Doordat in
een aantal bepalingen wordt verwezen naar begrippen in een van deze niet
opgenomen artikelen, wordt het geheel van deze wijzigingen onduidelijk.

De Afdeling adviseert alsnog te voorzien in een afzonderlijk hoofdstuk
voor overgangsbepalingen in de WPO en WEC en daarnaast de opzet en
inhoud van de op te nemen overgangsbepalingen nader te bezien op hun
actualiteit en volledigheid. 

3. 	Samenwerkingsschool Earnewâld

In het voorgestelde artikel 153a WPO wordt de bepaling die een basis
vormt voor de bekostiging van de samenwerkingsschool in Earnewâld een
permanente plaats geboden in de WPO, zonder dat daarbij de onderdelen
die deze bepaling in haar opzet tijdelijk van aard maken, worden
verwijderd. De toelichting gaat niet in op het tijdelijke karakter van
deze bepaling, noch op de inmiddels 18 jaar dat deze tijdelijke bepaling
van kracht is. Evenmin wordt ingegaan op de samenhang tussen deze
bepaling en enkele inmiddels inwerking getreden wetten. 

De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op het
tijdelijke dan wel permanente karakter van de bepaling, en het voorstel
daar zo nodig op aan te passen.

4.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
betreffende no.W05.11.0462/I met redactionele kanttekeningen die de
Afdeling in overweging geeft.

In artikel 1.1, onderdeel D, "eerste tot en" vervangen door: eerste en.

In artikel 1.2, onderdeel A, eerste lid, na "wordt" invoegen: de tweede
"college voor examens" vervangen door "het college voor examens" en
wordt.

In artikel 1.2, onderdeel A, tweede lid, het tweede "basisregister
onderwijs" vervangen door: het basisregister onderwijs.

De aanpassing voorgesteld in artikel 1.2, onderdeel D, nader op zijn
noodzaak bezien. Voor zover nodig, volstaan met de wijzigingsopdracht:

	Artikel 10d, vierde lid, onderdeel c, komt te luiden:

	c. een vrij deel, dat bestaat uit een door de leerling te kiezen
afdelingsvak, 	intrasectorale programma's of intersectorale programma's.

In de toelichting op artikel 1.2, onderdeel G, zesde lid, ingaan op de
omstandigheid dat de te wijzigen bepaling nog niet in werking is
getreden en de vraag waarom niet kan worden volstaan met een aanpassing
van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen, artikel 5,
onderdeel F.

In artikel 1.2, onderdeel J, na "derde lid," invoegen: onderdeel d,.

In artikel 1.2, onderdeel L, "eerste tot en met derde lid" vervangen
door: eerste en tweede lid.

In artikel 1.3, onderdeel C, "tot en met" vervangen door: en.

In artikel 1.4, onderdeel A, "onder 4" vervangen door "onder 4," en
"onder 2" vervangen door: onder 2,.

In artikel 1.5, onderdeel B, "eerste lid," schrappen.

Artikel 1.5, onderdeel B, onder 3, formuleren als volgt:

	3. De punt aan het slot van onderdeel c wordt vervangen door: , en.

In artikel 1.6, "eerste tot en met derde lid" vervangen door: eerste en
tweede lid.

In artikel 1.7, onderdeel P, onder 1 en 2, na "artikel 13" telkens
invoegen: , eerste lid,.

In artikel 1.7, onderdeel P, het voorgestelde nieuwe onderdeel f, de ";"
vervangen door: ,.

In artikel 1.7, onderdeel P, onder 2, sub e, "waarbij aan het slot wordt
toegevoegd: of" vervangen door: waarbij de punt aan het slot wordt
vervangen door ", of".

Artikel 1.7, onderdeel Q, formuleren als volgt: 

Q

In artikel 7.25, eerste lid, onderdeel b, wordt "artikel 7 van de Wet
voortgezet onderwijs BES" vervangen door "artikel 13, eerste lid, van de
Wet voortgezet onderwijs BES" en wordt in onderdeel d "artikel 8 van de
Wet voortgezet onderwijs BES" vervangen door "artikel 14 van de Wet
voortgezet onderwijs BES".

In de toelichting op artikel 1.7, onderdelen S en T, ingaan op de
omstandigheid dat de bepalingen waarnaar zal worden verwezen nog niet in
werking zijn getreden.

In artikel 1.7, onderdeel AA, "vervalt "om"" vervangen door: wordt "is
de duur van het besluit om accreditatie of toets nieuwe opleiding 3
jaar" vervangen door: vervallen de besluiten tot het verlenen van
accreditatie en tot het verlenen van een toets nieuwe opleiding na 3
jaar.

In artikel 1.9, "WVO" vervangen door: Wet op het voortgezet onderwijs. 

In de toelichting op artikel 1.9 ingaan op de omstandigheid dat de
bepalingen waarnaar zal worden verwezen nog niet in werking zijn
getreden.

In artikel 1.10, "het tweede onderdeel J" vervangen door een meer
specifieke omschrijving van het te verletteren onderdeel. In verband
daarmee tevens de verhouding van deze wijziging bezien tot artikel II,
onderdeel B, van het wetsvoorstel onder Kamerstuknummer 31 412 en
Artikel II van het wetsvoorstel onder Kamerstuknummer 32 588.

In artikel 1.12, onderdeel A, na "ingevoegd" invoegen: en de komma aan
het slot van de begripsbepaling van "scholengemeenschap" vervangen door
een puntkomma.

In artikel 1.13, onderdeel B, "de vijfde volzin" gelet op de toelichting
vervangen door: het tweede lid.

In artikel 1.13, onderdeel C, onder 2, ""artikel 9.1.7" wordt telkens
vervangen door" vervangen door: In artikel 8.3.2, eerste en tweede lid,
wordt "artikel 9.1.7" telkens vervangen door.

In artikel 3.31, onderdeel A, en artikel 3.32, onderdeel A, waarin
artikel V van de wet van 28 maart 1987 (Stb. 157) worden opgenomen,
nader motiveren waarom deze onderdelen, gelet op de inhoud en opzet van
het huidige artikelen 3 WPO en 3 WEC, nog relevant zijn. Voor zover deze
onderdelen nog relevant zijn, die delen van de bepalingen schrappen die
uit hun aard een eenmalige werking hebben gehad.

In artikel 3.31, onderdeel D, en artikel 3.32, onderdeel H, waarin de
artikelen VI en VII van de wet van 21 mei 1992 (Stb. 245) en artikel
XXII van de wet van 15 december 1993 (Stb. 716) worden opgenomen, die
onderdelen schrappen die uit hun aard een eenmalige werking hebben
gehad.

In artikel 3.32, onderdeel F, de dubbele punt schrappen.

In artikel 5.1, eerste lid, "tweede lid," schrappen.

In artikel 5.3 "onderdeel Ab" vervangen door: onderdeel Aa.

	

	Kamerstukken I 2006/07, 21 109, nr. D.

 	Deze techniek is toegepast in artikel 2.3, onderdelen A, C, E en F en
artikel 2.4, onderdelen A, D en E.

 	Ingevolge artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, WVO is afwijking
mogelijk van de artikelen 10,   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0002399/TitelII/AfdelingI/HoofdstukI/1/Ar
tikel10b/geldigheidsdatum_23-11-2011"  10b ,   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0002399/TitelII/AfdelingI/HoofdstukI/1/Ar
tikel10d/geldigheidsdatum_23-11-2011"  10d ,   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0002399/TitelII/AfdelingI/HoofdstukI/1/Ar
tikel13/geldigheidsdatum_23-11-2011"  13 tot en met 15 ,   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0002399/TitelII/AfdelingI/HoofdstukI/1/Ar
tikel22/geldigheidsdatum_23-11-2011"  22 ,   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0002399/TitelII/AfdelingI/HoofdstukI/2/Ar
tikel29/geldigheidsdatum_23-11-2011"  29 ,   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0002399/TitelII/AfdelingI/HoofdstukI/3/Ar
tikel33/geldigheidsdatum_23-11-2011"  33 tot en met 36  en   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0002399/TitelII/AfdelingIII/Artikel60/gel
digheidsdatum_23-11-2011"  60  WVO.

 	Door in artikel 25a WVO een nieuw vijfde lid in te voegen, luidende:
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de artikelen 10, 10b, 10d, 13
tot en met 15, 22, 29, 33 tot en met 36 en 60 geheel of gedeeltelijk van
toepassing of overeenkomstige toepassing worden verklaard ter bereiking
van de doelen, genoemd in het eerste lid, juncto tweede lid, onder a en
b.

	Vergelijk Hoofdstuk 12 van de Wet Studiefinanciering 2000.

	Gewezen kan worden op de voorgestelde artikelen 3.31, onderdelen A, C &
D en 3.32, onderdelen A, B, G, H. 

 	Voor een overzicht van deze bepalingen wordt hier verwezen naar de
redactionele bijlage bij dit advies.

 	Een aanvulling van artikel 89a, tweede lid, WEC (genoemd in de
toelichting op artikel 3.18, artikel X) en de invoeging van een nieuwe
artikel 92a, tweede lid, WEC (genoemd in de toelichting op artikel 3.19,
artikel X).

 	De Wet van 26 mei 2011 tot wijziging van enige onderwijswetten inzake
samenwerkingsscholen (Stb. 287) en de Wet van 28 oktober 2010 tot
wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met onder meer
een discretionaire bevoegdheid van de minister ten aanzien van
kwalitatief goede scholen met minder dan 23 leerlingen met perspectief
op hoger aantal leerlingen (Stb. 755).

 PAGE    

  PAGE  2 

 PAGE   II 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........