[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van een aantal wetten, houdende regels betreffende zelfstandige bestuursorganen die onder de Minister van Infrastructuur en Milieu ressorteren en enige wijzigingen ter actualisatie, vereenvoudiging en verduidelijking (Aanpassingswet zbo’s IenM aan de Kaderwet zbo’s)

Eindtekst

Nummer: 2012D30751, datum: 2012-07-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z09314:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

5 juli 2012



	Wijziging van een aantal wetten, houdende regels betreffende
zelfstandige bestuursorganen die onder de Minister van Infrastructuur en
Milieu ressorteren en enige wijzigingen ter actualisatie,
vereenvoudiging en verduidelijking (Aanpassingswet zbo’s IenM aan de
Kaderwet zbo’s)



	VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels vast
te stellen betreffende zelfstandige bestuursorganen die onder de
Minister van Infrastructuur en Milieu ressorteren;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1, eerste lid, onderdeel r, komt te luiden:

	r. het CBR: het in artikel 4z bedoelde bureau;

B

	Artikel 4a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Op de Dienst Wegverkeer is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
van toepassing, met uitzondering van artikel 15 van die wet. 

C

	Artikel 4c komt te luiden:

Artikel 4c

	Beleidsregels omtrent de uitoefening van de bij of krachtens andere
wetten dan deze wet aan de Dienst Wegverkeer opgedragen taken worden
door Onze Minister vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister(s)
wie het aangaat.  

D

	Artikel 4e wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid vervalt.

	2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid en in dit lid wordt
“aangesteld” telkens vervangen door: benoemd.

E

In artikel 4h wordt “de raad van toezicht” vervangen door: Onze
Minister.

F

Artikel 4k wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De voorzitter en de overige leden van de raad van toezicht worden
benoemd voor een tijdvak van vier jaren en zijn aansluitend éénmalig
voor een tijdvak van vier jaren herbenoembaar. 

2. Het derde en vierde lid komen te luiden:

3. Zolang in een vacature van de raad van toezicht niet is voorzien,
vormen de overblijvende leden de raad van toezicht, met de bevoegdheid
van de volledige raad. Betreft het de vacature van de voorzitter dan
wijzen de overblijvende leden uit hun midden een lid aan dat tijdelijk
als voorzitter fungeert.

4. Indien een lid wordt benoemd ter vervanging van een tussentijds
opengevallen plaats, bepaalt Onze Minister het tijdvak van de benoeming.


3. Er wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

5. De raad van toezicht verschaft Onze Minister alle verlangde
inlichtingen, met inachtneming van het door Onze Minister vastgestelde
informatiestatuut.

G

Artikel 4l wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede en derde lid komen te luiden:

2. Goedkeuring door de raad van toezicht behoeven in ieder geval de
besluiten van de directie betreffende:

a. de reglementen, bedoeld in de artikelen 4o en 4r;

b. investeringen die een door de raad van toezicht vast te stellen
bedrag te boven gaan;

c. wijzigingen in de rechtspositie van het personeel;

d. de bij of krachtens deze wet aan Onze Minister uit te brengen
rapportages. 

3. Onze Minister kan bepalen dat de directie de voorafgaande instemming
behoeft van de raad van toezicht voor een beslissing als bedoeld in
artikel 32 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen of dat de
directie, ingeval Onze Minister een beslissing als bedoeld in dat
artikel aan zijn voorafgaande instemming heeft onderworpen, die
beslissing pas aan hem kan voorleggen nadat de raad van toezicht heeft
verklaard tegen die beslissing geen bedenkingen te hebben. 

2. Onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot zesde tot
en met achtste lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. De directie behoeft in elk geval de voorafgaande instemming van de
raad van toezicht voor de besluiten betreffende:

a. de begroting;

b. de vaststelling van de tarieven, bedoeld in artikel 4b, eerste lid,
onderdeel n, de tarieven die voortvloeien uit artikel 4b, tweede lid,
onderdeel a, alsmede van de wijze van betaling van deze tarieven; 

c. het jaarverslag en de jaarrekening;

d. het bestuursreglement, bedoeld in artikel 4n;

e. het financiële meerjarenbeleidsplan;

f. de uitbreiding van de keuringscapaciteit als bedoeld in artikel 78,
tweede lid;

g. het sluiten van overeenkomsten van zwaarwegend belang.

5. De in het vierde lid, onderdelen e tot en met g genoemde besluiten
behoeven de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden
onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

3. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

6. De raad van toezicht kan geen rechtsgeldige besluiten nemen indien
niet ten minste de meerderheid van de leden ter vergadering aanwezig is.

H

Artikel 4n komt te luiden: 

Artikel 4n

De directie stelt bij bestuursreglement haar werkwijze vast.

I

	Artikel 4p, onderdeel a, komt te luiden:

	a. de opbrengst van de tarieven en overige heffingen;.

J

Artikel 4s komt te luiden: 

Artikel 4s

	Het boekjaar van de Dienst Wegverkeer valt samen met het kalenderjaar.

K

Artikel 4t komt te luiden:

Artikel 4t

1. De directie dient het financiële meerjarenbeleidsplan, waarmee de
raad van toezicht heeft ingestemd, voor 1 oktober voorafgaand aan het
boekjaar, in bij Onze Minister.

2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over de
inrichting van het financiële meerjarenbeleidsplan en kunnen
aandachtspunten worden vastgesteld voor de accountantscontrole.

L

	Artikel 4u wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Onze Minister stelt regels over de uitoefening van het toezicht op
de Dienst Wegverkeer door Onze Minister en de raad van toezicht.

	2. In het derde lid vervalt “in dit hoofdstuk bedoelde”.

M

	Artikel 4v wordt als volgt gewijzigd:

	In het eerste lid wordt na “deze wet” ingevoegd: dan wel de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

N

Artikel 4w komt te luiden: 

Artikel 4w

1. Waar ingevolge deze wet de goedkeuring dan wel instemming door de
raad van toezicht is vereist, verleent of onthoudt deze die goedkeuring
dan wel die instemming binnen zes weken na de datum van ontvangst van de
aan goedkeuring dan wel instemming onderhevige stukken.

2. Met goedkeuring dan wel instemming wordt gelijkgesteld het
verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn zonder dat de
goedkeuring dan wel de instemming is verleend of onthouden.

O

	Na artikel 4w wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4wa

Zolang de begroting niet is goedgekeurd, is de directie gerechtigd
gedurende ten hoogste de eerste zes maanden van het nieuwe boekjaar voor
iedere maand uitgaven te doen ter grootte van 115% van een twaalfde deel
van de begroting van het voorafgaande boekjaar.

P

	Artikel 4x komt te luiden: 

Artikel 4x

Indien de Dienst Wegverkeer een bij of krachtens een andere wet dan deze
wet opgedragen taak naar het oordeel van Onze Minister niet langer naar
behoren verricht, kan Onze Minister de noodzakelijke voorzieningen
treffen na overleg met Onze Minister(s) wie het aangaat.

Q

Artikel 4y vervalt.

R

	Hoofdstuk IB wordt vervangen door:

HOOFDSTUK IB. HET CBR

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 4z

1. Er is een Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, in het
maatschappelijk verkeer aangeduid als CBR. Het bureau bezit
rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Rijswijk. 

2. Op het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen is de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen van toepassing, met uitzondering van
artikel 15 van die wet. 

Paragraaf 2. Taken van het CBR

Artikel 4aa

	1. Het CBR is belast met de volgende taken:

	a. het beoordelen van de rijvaardigheid; 

b. het beoordelen van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot
het besturen van motorrijtuigen;

c. het opleggen van onderzoeken naar de rijvaardigheid en de
geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van houders van
rijbewijzen ten aanzien van wie een vermoeden van onvoldoende
rijvaardigheid of geschiktheid bestaat; 

d. het opleggen van educatieve maatregelen ter bevordering van de
rijvaardigheid of geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen; 

e. het opleggen en uitvoeren van het alcoholslotprogramma;

f. het schorsen van de geldigheid van rijbewijzen;

g. het ongeldig verklaren van rijbewijzen;

h. het verlenen van ontheffingen als bedoeld in artikel 149, tweede lid;


i. het afgeven van gehandicaptenparkeerkaarten aan aanvragers die niet
zijn ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van een
gemeente; 

j. het beoordelen van de vakbekwaamheid van bestuurders in het goederen-
en personenvervoer over de weg; 

k. het erkennen van opleidingscentra voor het verrichten van nascholing
en het certificeren van cursussen met betrekking tot vakbekwaamheid
bestuurders goederen- en personenvervoer over de weg en het registreren
van nascholing;

l. het houden van toezicht op de naleving van de verplichtingen die
voortvloeien uit de in onderdeel k bedoelde erkenningen; 

m. het uitreiken van Nederlandse omwisselingscertificaten en
deelcertificaten vakbekwaamheid bestuurders goederen- en personenvervoer
over de weg;

n. het ongeldig verklaren van getuigschriften van vakbekwaamheid,
getuigschriften van nascholing en Nederlandse omwisselingscertificaten; 

o. het verwerken van gegevens, waaronder mede begrepen gegevens
betreffende iemands gezondheid, voor zover dit noodzakelijk is voor de
uitvoering van de taken waarmee het CBR bij of krachtens deze wet is
belast, alsmede van de taken waarmee het CBR bij of krachtens andere
wetten is belast; 

p. het met inachtneming van artikel 4am vaststellen van de tarieven,
alsmede het vaststellen van de wijze van betaling van deze tarieven,
voor het verrichten van taken waarvoor het CBR bij of krachtens deze wet
bevoegd is, alsmede voor de bij of krachtens andere wetten opgedragen
taken;

q. het verstrekken van gegevens voor zover dit noodzakelijk is voor de
uitvoering van de taken waarmee het CBR dan wel andere organisaties bij
of krachtens deze wet zijn belast.

2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen c tot en met g,
wordt onder rijbewijzen mede verstaan rijbewijzen, afgegeven door het
daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland
woonachtig is. 

	3. Voorts is het CBR belast met:

	a. de bij of krachtens andere wetten opgedragen taken, en 

	b. andere bij regeling van Onze Minister opgedragen taken waarbij
regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de tarieven van deze
taken.

Artikel 4ab

	Beleidsregels omtrent de uitoefening van de bij of krachtens andere
wetten dan deze wet aan het CBR opgedragen taken worden door Onze
Minister vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister(s) wie het
aangaat.

Paragraaf 3. De organen

Artikel 4ac

	Het CBR heeft een directie en een raad van toezicht. 

Artikel 4ad

	1. De directie bestaat uit maximaal twee leden.

	2. Het lidmaatschap van de directie is onverenigbaar met het
lidmaatschap van de raad van toezicht.

	3. In geval van schorsing of ontstentenis van een lid van de directie
voorziet Onze Minister in de waarneming van diens functie.

4. De leden van de directie worden benoemd voor een periode van ten
hoogste 4 jaren en kunnen terstond éénmaal opnieuw worden benoemd. 

5. De directie stelt bij bestuursreglement haar werkwijze vast.

Artikel 4ae

	1. De directie is belast met de dagelijkse leiding van het CBR. 

	2. Alle bevoegdheden van het CBR die niet bij of krachtens deze wet aan
de raad van toezicht zijn opgedragen, komen toe aan de directie.

Artikel 4af

1. De directie vertegenwoordigt het CBR in en buiten rechte. 

2. De directie kan onder haar verantwoordelijkheid de
vertegenwoordiging, bedoeld in het eerste lid, opdragen aan een of meer
directieleden of andere personen. Zij kan bepalen dat deze
vertegenwoordiging uitsluitend betrekking heeft op bepaalde onderdelen
van de taak van het CBR dan wel op bepaalde aangelegenheden.

Artikel 4ag

1. De directie verstrekt de raad van toezicht tijdig de voor de
uitoefening van diens taak benodigde inlichtingen en andere gegevens.

2. De directe legt jaarlijks, en voorts tussentijds indien hiertoe naar
het oordeel van de raad van toezicht aanleiding bestaat, aan de raad van
toezicht verantwoording af over het door haar gevoerde beleid. 

Artikel 4ah

1. De raad van toezicht bestaat uit vijf leden, waaronder de voorzitter.

2. Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de leden van de raad van
toezicht. 

	3. Onze Minister benoemt de voorzitter, gehoord de raad van toezicht. 

4. De leden van de raad van toezicht hebben op persoonlijke titel
zitting in de raad en oefenen hun functie uit zonder last of
ruggespraak.

5. De raad van toezicht verschaft Onze Minister alle verlangde
inlichtingen, met inachtneming van het door Onze Minister vastgestelde
informatiestatuut.

Artikel 4ai

1. De voorzitter en de overige leden van de raad van toezicht worden
benoemd voor een tijdvak van vier jaren en zijn aansluitend éénmalig
voor een tijdvak van vier jaren herbenoembaar.

	2. De leden van de raad van toezicht kan tussentijds op eigen verzoek,
dan wel om zwaarwichtige redenen ontslag worden verleend.

	3. Zolang in een vacature van de raad van toezicht niet is voorzien,
vormen de overblijvende leden de raad van toezicht, met de bevoegdheid
van de volledige raad. Betreft het de vacature van de voorzitter dan
wijzen de overblijvende leden uit hun midden een lid aan dat tijdelijk
als voorzitter fungeert.

4. Indien een lid wordt benoemd ter vervanging van een tussentijds
opengevallen plaats, bepaalt Onze Minister het tijdvak van de benoeming.


Artikel 4aj

1. De raad van toezicht ziet toe op de werkzaamheden van de directie en
staat die met raad terzijde.

2. Goedkeuring door de raad van toezicht behoeven in ieder geval de
besluiten van de directie betreffende:

a. het reglement, bedoeld in artikel 4an; 

b. investeringen die een door de raad van toezicht vast te stellen
bedrag te boven gaan;

c. wijzigingen in de rechtspositie van het personeel;

d. de bij of krachtens deze wet aan Onze Minister uit te brengen
rapportages. 

3. Onze Minister kan bepalen dat de directie de voorafgaande instemming
behoeft van de raad van toezicht voor een beslissing als bedoeld in
artikel 32 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen of dat de
directie, ingeval Onze Minister een beslissing als bedoeld in dat
artikel aan zijn voorafgaande instemming heeft onderworpen, die
beslissing pas aan hem kan voorleggen nadat de raad van toezicht heeft
verklaard tegen die beslissing geen bedenkingen te hebben. 

4. De directie behoeft in elk geval de voorafgaande instemming van de
raad van toezicht voor de besluiten betreffende:

a. de begroting;

b. de vaststelling van de tarieven, bedoeld in artikel 4aa, eerste lid,
onderdeel p, de tarieven die voortvloeien uit artikel 4aa, derde lid,
onderdeel b, alsmede de wijze van betaling van deze tarieven; 

c. het jaarverslag en de jaarrekening;

d. het bestuursreglement, bedoeld in artikel 4ad, vijfde lid;

e. het financiële meerjarenbeleidsplan;

f. het sluiten van overeenkomsten van zwaarwegend belang.

5. De in het vierde lid, onderdelen e en f genoemde besluiten behoeven
de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden
wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

6. De raad van toezicht kan geen rechtsgeldige besluiten nemen indien
niet ten minste de meerderheid van de leden ter vergadering aanwezig is.

7. De raad van toezicht stelt bij reglement zijn werkwijze vast. Het
reglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

8. De vergaderingen van de raad van toezicht zijn niet openbaar.

Artikel 4ak

	1. Onze Minister kan aan de leden van de raad van toezicht, ten laste
van het CBR, een vergoeding toekennen voor hun werkzaamheden.

	2. De leden van de raad van toezicht hebben aanspraak op vergoeding van
de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte reis- en
verblijfkosten.

3. De raad van toezicht heeft een eigen secretariaat; de kosten daarvan
komen ten laste van het CBR. 

Paragraaf 4. Financiële bepalingen

Artikel 4al

De inkomsten van het CBR bestaan uit:

a. de opbrengsten van de tarieven en overige heffingen;

b. vergoedingen voor verrichte diensten;

c. andere baten hoe ook genoemd. 

Artikel 4am

De hoogte van de tarieven, bedoeld in artikel 4aa, eerste lid, onderdeel
p wordt gerelateerd aan de met de uitvoering van de taak redelijkerwijs
gemoeide kosten.

Artikel 4an

De directie stelt bij reglement richtlijnen vast voor het voeren van een
ordelijk financieel beheer van het CBR.

Artikel 4ao

Het boekjaar van het CBR valt samen met het kalenderjaar. 

Artikel 4ap

1. De directie dient het financiële meerjarenbeleidsplan, waarmee de
raad van toezicht heeft ingestemd, voor 1 oktober voorafgaande aan het
boekjaar, in bij Onze Minister.

2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over de
inrichting van het financiële meerjarenbeleidsplan en kunnen
aandachtspunten worden vastgesteld voor de accountantscontrole.

Paragraaf 5. Overige bepalingen

Artikel 4aq

	1. Onze Minister stelt regels over de uitoefening van het toezicht op
het CBR door Onze Minister en de raad van toezicht.

2. Onze Minister verstrekt het CBR de inlichtingen die het CBR voor zijn
taakuitoefening redelijkerwijs nodig heeft.

	3. Onze Minister stelt een informatiestatuut vast. Het
informatiestatuut bevat inhoudelijke en procedurele voorschriften met
betrekking tot de informatie-uitwisseling tussen Onze Minister en het
CBR. 

Artikel 4ar

1. Waar in deze wet dan wel de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen de
goedkeuring van Onze Minister is vereist, verleent dan wel onthoudt deze
die goedkeuring binnen zes weken na de datum van ontvangst van de aan
goedkeuring onderhevige stukken.

2. Met goedkeuring wordt gelijkgesteld het verstrijken van de in het
eerste lid bedoelde termijn zonder dat de goedkeuring is verleend of
onthouden.

Artikel 4as

1. Waar ingevolge deze wet de goedkeuring dan wel de instemming door de
raad van toezicht is vereist, verleent of onthoudt deze die goedkeuring
dan wel die instemming binnen zes weken na de datum van ontvangst van de
aan goedkeuring dan wel instemming onderhevige stukken.

2. Met goedkeuring dan wel instemming wordt gelijkgesteld het
verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn zonder dat de
goedkeuring dan wel de instemming is verleend of onthouden.

Artikel 4at

Zolang de begroting niet is goedgekeurd, is de directie gerechtigd
gedurende ten hoogste zes maanden van het nieuwe boekjaar voor iedere
maand uitgaven te doen ter grootte van 115% van een twaalfde deel van de
begroting van het voorafgaande boekjaar.

Artikel 4au

Indien het CBR een bij of krachtens een andere wet dan deze wet
opgedragen taak naar het oordeel van Onze Minister niet langer naar
behoren verricht, kan Onze Minister de nodige voorzieningen treffen na
overleg met Onze Minister wie het aangaat.  

S

	Artikel 4aa (oud) wordt vernummerd tot artikel 4av.

T

	In artikel 149, tweede lid, wordt “Onze Minister” vervangen door:
het CBR.

U

In artikel 151b vervalt onderdeel g en worden de onderdelen h en i
verletterd tot g en h.

V

	Artikel 151f wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Een examen gericht op het behalen van de basiskwalificatie wordt
afgelegd bij het CBR, dat onder zijn verantwoordelijkheid voor
onderdelen van dat examen anderen kan inschakelen.

	2. In het tweede, derde en vierde lid wordt “de aangewezen
exameninstantie” telkens vervangen door: het CBR.

W

In de artikelen 151g en 151h wordt “de aangewezen exameninstantie”
telkens vervangen door: het CBR.

ARTIKEL II

	De Wet van 29 maart 1996 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994,
houdende regeling van de verzelfstandiging van de Rijksdienst voor het
Wegverkeer (Stb. 257) wordt als volgt gewijzigd:

	Artikel VI vervalt.

ARTIKEL III

	De Wet luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5.22 komt te luiden:

Artikel 5.22

1. Er is een organisatie voor het verlenen van luchtverkeersdiensten.
Hij heeft rechtspersoonlijkheid.

2. Op de in het eerste lid bedoelde organisatie is de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen van toepassing, met uitzondering van de
artikelen 15 en 18 van die wet.

B

Artikel 5.25 komt te luiden:

Artikel 5.25

1. Het bestuur bestaat uit ten hoogste drie leden, waaronder de
voorzitter.  

2. De hoedanigheid van lid van het bestuur is onverenigbaar met het
lidmaatschap van de raad van toezicht.

3. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van ten
hoogste vijf jaren. Bij afloop van deze termijn kunnen zij worden
herbenoemd. 

C

In artikel 5.28 wordt “de raad van toezicht” vervangen door: Onze
Minister van Infrastructuur en Milieu.

D

Artikel 5.31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en derde lid van artikel 5.31 komen te luiden:

2. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu benoemt een waarnemer in
de raad van toezicht. Het waarnemerschap kan tussentijds op eigen
verzoek, dan wel om zwaarwichtige redenen worden beëindigd. 

3. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu benoemt, schorst en
ontslaat de leden van de raad van toezicht, met dien verstande dat:

a. een lid wordt benoemd op voordracht van Onze Minister van Defensie;

b. vier leden worden benoemd op voordracht van de raad van toezicht. 

c. een lid, tevens voorzitter, wordt benoemd op voordracht van de raad
van toezicht. Omtrent de voordracht besluiten de leden van de raad van
toezicht met gewone meerderheid, met dien verstande dat de voorzitter
niet deelneemt aan de vaststelling van de voordracht.

2. Er wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende: 

5. De raad van toezicht verschaft Onze Minister alle verlangde
inlichtingen, met inachtneming van het door Onze Minister vastgestelde
informatiestatuut.

E

Artikel 5.32 wordt als volgt gewijzigd: 

1. Onder vernummering van het derde tot vierde lid, wordt een nieuw lid
toegevoegd, luidende:

3. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan bepalen dat het
bestuur de voorafgaande instemming behoeft van de raad van toezicht voor
een beslissing als bedoeld in artikel 32 van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen of dat het bestuur, ingeval Onze Minister van
Infrastructuur en Milieu een beslissing als bedoeld in dat artikel aan
zijn voorafgaande instemming heeft onderworpen, die beslissing pas aan
hem kan voorleggen nadat de raad van toezicht heeft verklaard tegen die
beslissing geen bedenkingen te hebben.

2. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

4. Besluiten van het bestuur betreffende de volgende onderwerpen
behoeven voorafgaande instemming van de raad van toezicht:

a. de reglementen bedoeld in de artikelen 5.34, 5.36, 5.37 en 5.39;

	b. voorstellen aan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu met
betrekking tot de hoogte van het eenheidstarief, bedoeld in artikel
5.20, derde lid, en de hoogte van de vergoeding, bedoeld in artikel
5.21, tweede lid;

c. de financiële begroting, en het financiële meerjarenbeleidsplan;

d. het jaarverslag en de jaarrekening;

e. de bij of krachtens de wet aan Onze Minister van Infrastructuur en
Milieu uit te brengen rapportages;

f. de aanwijzing van de externe registeraccountant.

3. Onder vernummering van het vierde lid (oud) en het vijfde lid tot
zesde en zevende lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Besluiten betreffende het in het vierde lid, onderdeel c, genoemde
financiële meerjarenbeleidsplan behoeven bovendien de goedkeuring van
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

4. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

7. De raad van toezicht stelt bij reglement zijn werkwijze vast. Het
reglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Infrastructuur en
Milieu.

F

Artikel 5.33, tweede lid, komt te luiden:

2. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan aan de leden van de
raad van toezicht, ten laste van de LVNL, een vergoeding toekennen voor
hun werkzaamheden. 

G

In artikel 5.37, tweede lid, en derde lid, onderdeel o, wordt
“rechtstoestand” vervangen door: rechtspositie.

H

Artikel 5.40 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt.

2. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot eerste en tweede lid.

I

Artikel 5.41 komt te luiden:

Artikel 5.41 

1. Het jaarverslag van de LVNL gaat vergezeld van:

a. een opgave over de toepassing van de arbeidsvoorwaarden;

b. een document, houdende de instemming bedoeld in artikel 5.32, vierde
lid, onder d.

2. Het boekjaar van de LVNL valt samen met het kalenderjaar.

3. Het bestuur zendt jaarlijks voor 1 mei van het jaar volgende op het
jaar waarop het betrekking heeft het jaarverslag aan Onze Minister van
Infrastructuur en Milieu en aan beide Kamers der Staten-Generaal.

J

Artikel 5.42 komt te luiden:

Artikel 5.42

1. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu stelt regels over de
uitoefening van het toezicht op de LVNL door Onze Minister van
Infrastructuur en Milieu en de raad van toezicht.

2. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu stelt een
informatiestatuut vast.

3. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan het bestuur opdragen
periodiek rapportage uit te brengen op een door hem, na overleg met het
bestuur, te bepalen wijze.

K

Artikel 5.43 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid van artikel 5.43 komen te luiden:

1. De volgende stukken worden door het bestuur vastgesteld:

a. de financiële begroting;

b. het financiële meerjarenbeleidsplan.

2. Het bestuur zendt het financiële meerjarenbeleidsplan aan Onze
Minister van Infrastructuur en Milieu toe vóór 1 november van het jaar
voorafgaand aan het begrotingsjaar.

2. In het derde lid wordt “a, b en c” vervangen door: a en b.

3. Het vierde en vijfde lid vervallen.

L

Artikel 5.45 vervalt.

M

Artikel 5.46 vervalt.  

N

Artikel 7.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Op de luchthavencoördinator is de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen van toepassing, met uitzondering van de artikelen 18, 21
en 22 van die wet.

ARTIKEL IV

De Organisatiewet Kadaster wordt als volgt gewijzigd: 

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: 

bestuur: bestuur als bedoeld in artikel 3;

Dienst: Dienst voor het kadaster en de openbare registers als bedoeld in
artikel 2;

kamer: rechtszekerheidskamer of geoinformatiekamer als bedoeld in
artikel 16, tweede lid; 

Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu; 

raad van toezicht: raad van toezicht als bedoeld in artikel 3.

B

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a 

De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van toepassing op de Dienst,
met uitzondering van artikel 15 van die wet. 

C

Artikelen 4 tot en met 6 vervallen. 

D

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Het bestuur is belast met het besturen van de Dienst.

E

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

Het bestuur vertegenwoordigt de Dienst in en buiten rechte. De
bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan ieder bestuurslid. 

F

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

Het bestuur stelt een bestuursreglement vast. 

G

Artikel 10, tweede lid, komt te luiden: 

2. De leden van de raad van toezicht hebben op persoonlijke titel
zitting in de raad en oefenen hun functie uit zonder last of
ruggespraak.

H

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Onze Minister stelt de raad van toezicht in de gelegenheid voor
iedere te vervullen plaats in de raad een voordracht te doen van één
persoon. Onze Minister wijkt niet af van de voordracht dan na overleg
met de raad.

2. In het derde lid wordt “Het medezeggenschapsorgaan, bedoeld in
artikel 18, derde lid,” vervangen door: De ondernemingsraad.

3. In het vierde lid wordt “het medezeggenschapsorgaan” telkens
vervangen door “de ondernemingsraad” en “acht weken” door: vier
weken.

4. In het vijfde lid wordt “het medezeggenschapsorgaan” telkens
vervangen door “de ondernemingsraad” en “vierde lid” door:
vijfde lid.

5. Het zesde lid komt te luiden: 

6. De voorzitter en de overige leden van de raad van toezicht worden
benoemd voor een tijdvak van vier jaren en zijn aansluitend éénmalig
voor een tijdvak van vier jaren herbenoembaar. 

I

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid. 

J

Artikel 13 komt te luiden: 

Artikel 13

1. Onze Minister kan bepalen dat het bestuur de voorafgaande instemming
behoeft van de raad van toezicht voor een beslissing als bedoeld in
artikel 32 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen of dat het
bestuur, ingeval hij een beslissing als bedoeld in dat artikel aan zijn
voorafgaande instemming heeft onderworpen, die beslissing pas aan hem
kan voorleggen nadat de raad van toezicht heeft verklaard tegen die
beslissing geen bedenkingen te hebben.  

2. Het bestuur heeft in ieder geval de voorafgaande instemming nodig van
de raad van toezicht met betrekking tot:

a. de reglementen, bedoeld in de artikelen 16 en 17;

b. belangrijke reorganisaties.

3. Het bestuur heeft de voorafgaande instemming nodig van Onze Minister
voor het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 2, derde
lid. Het bestuur legt die beslissing voor aan Onze Minister nadat de
raad van toezicht heeft verklaard tegen die beslissing geen bedenkingen
te hebben.

K

Artikel 14, tweede lid, komt te luiden:

2. De raad van toezicht regelt bij reglement zijn werkwijze, waaronder
in ieder geval de openbaarheid van zijn vergaderingen. Het reglement
behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

L

Artikel 15, derde lid, komt te luiden:

3. Het bestuur stelt aan de raad van toezicht een secretaris ter
beschikking. De secretaris is wat betreft de werkzaamheden ten behoeve
van de raad van toezicht uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de
voorzitter van de raad. 

M

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en derde lid komen te luiden:

2. Het bestuur kan bij reglement bepalen dat de gebruikersraad bestaat
uit een rechtszekerheidskamer voor de taken van de Dienst op het gebied
van rechtszekerheid en een geoinformatiekamer voor de taken van de
Dienst op het gebied van geoinformatie. 

3. Ingeval bij wettelijk voorschrift aan de Dienst een andere taak wordt
opgedragen, dan bedoeld in het tweede lid, kan het bestuur bij reglement
de werkzaamheden van een kamer uitbreiden met die andere taak.

2. Het vierde lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. Onze Ministers van Infrastructuur en Milieu en van Defensie;. 

3. In het vierde lid, onderdeel g, wordt “en” vervangen door een
puntkomma.

4. Aan het vierde lid wordt, onder vervanging van de punt in onderdeel h
door “, en”, een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. eigenaren van registergoederen.

5. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Het bestuur stelt aan de gebruikersraad een secretaris ter
beschikking. De secretaris is wat betreft de werkzaamheden ten behoeve
van de gebruikersraad uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de
voorzitter van de gebruikersraad. 

6. In het zesde lid, onderdeel b, wordt “in een of beide kamers van de
gebruikersraad aan te wijzen en” vervangen door: aan te wijzen in de
gebruikersraad of, indien het bestuur gebruik maakt van de mogelijkheid,
bedoeld in het tweede lid, in één of beide kamers, en. 

7. In het zesde lid, onderdeel c, wordt “een kamer van de
gebruikersraad voor een of meer taken” vervangen door: de
gebruikersraad of, indien het bestuur gebruik maakt van de mogelijkheid,
bedoeld in het tweede lid, een kamer. 

N

Artikel 16a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “overleg met elke kamer van de
gebruikersraad” vervangen door: met de gebruikersraad of, indien het
bestuur gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid, bedoeld in artikel
16, tweede lid, met de kamers overleg. 

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

4. In het tweede lid (nieuw) wordt “De kamers van de gebruikersraad
kunnen” vervangen door “De gebruikersraad of een kamer kan”, “de
betrokken kamer” door “de gebruikersraad of de kamer” en “de
onderwerpen, bedoeld” door: een onderwerp als bedoeld. 

5. Het derde lid (nieuw) komt te luiden: 

3. Een commissie als bedoeld in artikel 16, zesde lid, onderdeel c, kan
het bestuur op diens verzoek of uit eigen beweging in kennis stellen van
de binnen die commissie levende standpunten over een onderwerp, waarvoor
zij is ingesteld. 

6. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Onder de dienstverlening, bedoeld in het eerste lid, wordt niet
verstaan het beheer van een landelijke voorziening. 

O

In artikel 17 vervalt: , met inachtneming van het bepaalde krachtens
artikel 4 van de Kadasterwet. 

P

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het bestuur stelt voor de door de Dienst aangestelde ambtenaren
voorschriften vast betreffende de onderwerpen, genoemd in de artikelen
125 en 125quinquies van de Ambtenarenwet, voor zover die onderwerpen
niet reeds bij of krachtens de wet zijn geregeld.

2. Het derde en vierde lid vervallen.

Q

Na artikel 18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18a

Het bestuur voert overeenkomstig artikel 125quater van de Ambtenarenwet
een integriteitsbeleid dat is gericht op het bevorderen van goed
ambtelijk handelen en draagt zorg voor de totstandkoming van een
gedragscode voor goed ambtelijk handelen. 

R

Hoofdstuk 5 komt te luiden:

HOOFDSTUK 5. BEGROTING EN JAARREKENING 

Artikel 19

1. Het bestuur stelt de begroting vast als onderdeel van het door hem
vast te stellen meerjarenbeleidsplan.

2. Het besluit tot vaststelling van het meerjarenbeleidsplan behoeft de
voorafgaande instemming van de raad van toezicht.

3. Het meerjarenbeleidsplan geeft een overzicht van de door de Dienst te
verrichten werkzaamheden en een zo getrouw mogelijke doorkijk van het
geschetste beeld in de begroting over de volgende vier jaren na het
begrotingsjaar. 

Artikel 20

Artikel 29 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van
toepassing op het meerjarenbeleidsplan.

Artikel 21

Het bestuur stelt de jaarrekening vast nadat de raad van toezicht
daarmee heeft ingestemd. 

S

Hoofdstuk 6 komt te luiden: 

HOOFDSTUK 6. STURING EN TOEZICHT

Artikel 31

De raad van toezicht verschaft Onze Minister alle verlangde
inlichtingen, met inachtneming van het door Onze Minister vastgestelde
informatiestatuut.

Artikel 31a

Onze Minister stelt regels over de uitoefening van het toezicht op de
Dienst door Onze Minister en de raad van toezicht. 

T

Hoofdstuk 7 vervalt.

U

Artikel 53 vervalt.

V

Artikel 56 vervalt.

ARTIKEL V

	

De Wet wegvervoer goederen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 4.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Op de NIWO is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van
toepassing. 

B

Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde en vijfde lid vervallen.

2. Het zesde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

C

Artikel 4.5, derde tot en met vijfde lid, vervalt.

D

Artikel 4.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde en het zevende lid vervallen.

2. Het achtste lid wordt vernummerd tot zesde lid.

ARTIKEL VI

	De Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot derde
tot en met achtste lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Op het instituut is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van
toepassing.

	2. Het achtste lid (nieuw) komt te luiden:

8. Het voor het uitvoeren door het instituut van de taken, genoemd in
het eerste lid, onderdelen a tot en met d, en h tot en met j te betalen
tarief bestaat mede uit een vergoeding van de kosten van de in het
vijfde lid bedoelde rijksgecommitteerden. Het instituut draagt het in de
eerste volzin bedoelde, vast te stellen deel van het tarief dat de
vergoeding van de kosten van de rijksgecommitteerden betreft aan hen af
overeenkomstig bij regeling van Onze Minister vast te stellen regels.

3. Na het achtste lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. De in het eerste lid, onderdeel m bedoelde tarieven dienen mede ter
dekking van de kosten van het behandelen van klachten, bezwaar- en
beroepschriften als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht gericht op
het handelen van het instituut ter uitvoering van de in dat onderdeel en
onderdeel l bedoelde taken.

B

	Artikel 3 vervalt.

ARTIKEL VII 

	De Binnenvaartwet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 29, eerste lid, wordt na de eerste volzin een volzin
ingevoegd, luidende:

Op de aangewezen instellingen of personen is de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen van toepassing.

ARTIKEL VIII 

De Scheepvaartverkeerswet wordt als volgt gewijzigd:

A

De laatste twee volzinnen van artikel 10, tweede lid, onderdeel b,
worden vervangen door: Een verklaring van vrijstelling wordt afgegeven
aan degene die voldoet aan daartoe bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur te stellen eisen met betrekking tot opleiding, kundigheid,
ervaring en geschiktheid. Bij deze maatregel worden tevens regels
gesteld met betrekking tot aan de verklaring van vrijstelling te
verbinden voorschriften en met betrekking tot degene die bevoegd is tot
afgifte van deze verklaring.

B

Artikel 14a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “De kosten verbonden aan de aanvraag”
vervangen door: De kosten verbonden aan en de kosten die samenhangen met
de behandeling van de aanvraag.

2. In het tweede lid vervalt “en de examens,”.

ARTIKEL IX 

De Loodsenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 2º, komt te luiden:

2º. degene die voldoet aan de eisen met betrekking tot opleiding,
kundigheid, ervaring en geschiktheid, bedoeld in artikel 5, eerste lid;.

B

In artikel 4, eerste lid, wordt na “categorieën van schepen”
toegevoegd: en met betrekking tot het op peil houden van de in verband
met het uitoefenen van het beroep van registerloods benodigde kennis en
vaardigheden.  

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste tot en met derde lid komen te luiden:

1. Onverminderd artikel 4, worden bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur eisen gesteld met betrekking tot de opleiding, kundigheid,
ervaring en geschiktheid voor het loodsen van schepen op bij algemene
maatregel van bestuur aan te wijzen wateren en ten aanzien van het in
verband met de beroepsuitoefening af te geven document.

2. De kosten verbonden aan en de kosten die samenhangen met de bij of
krachtens het eerste lid, gestelde eisen, kunnen ten laste worden
gebracht van de aanvrager van het in die maatregel genoemde examen of
document.  

3. De bedragen ter vergoeding van de kosten, bedoeld in het tweede lid,
worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

2. De derde volzin in het vierde lid komt te luiden: Onze Minister is
verantwoordelijk voor deze verwerking.

D

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, komt als volgt te
luiden:

1°. het verzorgen van de opleiding tot registerloods en het afnemen van
de examens;

	2°. het verzorgen van de opleiding tot registerloods van degene die
daartoe op grond van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties
in aanmerking komt, voor zover dit betreft het gedeelte van de opleiding
dat betrokkene dient te volgen nadat hij heeft aangetoond te voldoen aan
de eisen van geschiktheid, zoals vastgesteld krachtens het tweede lid;

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot vierde en vijfde
lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
met betrekking tot de opleiding, kundigheid, ervaring en geschiktheid
die worden gevorderd bij de toelating tot de opleiding en bij de
examens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, en worden
regels gesteld omtrent de wijze van examinering.

	3. Ten behoeve van de uitvoering van het eerste lid, onderdeel a, onder
1° en 2°, en tweede lid, worden persoonsgegevens verwerkt betreffende
de gezondheid. De verwerking van deze gegevens vindt plaats teneinde te
kunnen beoordelen of de geschiktheid voor het uitoefenen van het beroep
van registerloods aanwezig is. 

	3. In het vierde lid (nieuw) wordt “eerste lid, onderdeel a, onder
2° en 4°” vervangen door: eerste lid, onderdeel a, onder 3° en 5°.

E

Artikel 13, komt te luiden:

Artikel 13

1. Het bestuur van de regionale corporatie heeft in het bijzonder tot
taak: 

a. met betrekking tot het beroep van registerloods: 

1°. er voor zorg te dragen dat er steeds voldoende personen worden
opgeleid; 

2°.	het bevorderen van een behoorlijke beroepsuitoefening; 

3°.	het geven van voorlichting over onderwerpen die voor de
registerloods van belang zijn;  

b. het verzorgen van een opleiding en het leveren van een aandeel bij
het afnemen van examens ter uitvoering van de krachtens artikel 10,
tweede lid, onderdeel b, van de Scheepvaartverkeerswet gestelde regels;
en 

c. het voorbereiden van ledenvergaderingen. 

2. De taken, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, onder 2° en 3°,
worden uitsluitend verricht voor zover daarin niet is voorzien krachtens
artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder 3° of 5°. 

F

Artikel 15, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

In de aanhef wordt “de verordeningen, bedoeld in de artikelen 4,
eerste lid, 19, tweede lid, en 26, eerste lid” vervangen door: de
verordeningen, bedoeld in deze wet en de daarop berustende
bepalingen”. 

G

In artikel 17, eerste lid, wordt na “en hun besturen” toegevoegd:
alsmede, voor zover zij betrekking hebben op personen die worden
opgeleid voor het beroep van registerloods, voor deze personen.

H

Hoofdstuk IV vervalt. 

I

In artikel 21, tweede lid, wordt “Bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur” vervangen door: Bij verordening.

J

In artikel 22, eerste lid, wordt “de examens, bedoeld in artikel 20,
eerste lid” vervangen door: de examens, bedoeld in artikel 9.

K

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:

	f. indien de ingeschrevene gedurende een bij verordening te bepalen
termijn niet ten minste een bij in die verordening te bepalen aantal
malen zijn beroep feitelijk aantoonbaar heeft uitgeoefend.

	2. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot
vierde lid. 

L

In artikel 27h, eerste lid, wordt “15, eerste lid, 19, tweede lid, 20,
tweede lid” vervangen door: 9, tweede lid, 15, eerste lid.

M

In artikel 46, eerste lid, wordt “artikel 9, eerste lid, onder a,
onder 1°, artikel 13, eerste lid, onder a, 1° en 2°, en onder b,
artikel 15, eerste lid, onder b, 2°, 21, vijfde lid, en artikel 26”
vervangen door: artikel 9, eerste lid, onder a, onder 1° en 2°, en
tweede lid, artikel 13, eerste lid, onder a, onder 1°, en onder b,
artikel 15, eerste lid, onder b, 2°, 21, zesde lid, en artikel 26.

N

In artikel 56, eerste lid, wordt “19, eerste lid, onderdeel a, en 20,
tweede lid” vervangen door: en 9, tweede lid.

ARTIKEL X

Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I,
onderdelen

R tot en met W, gaan de vermogensbestanddelen van de Stichting Centraal
Bureau Rijvaardigheidsbewijzen onder algemene titel over op het Centraal
Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. 

ARTIKEL XI

Archiefbescheiden van de Stichting Centraal Bureau
Rijvaardigheidsbewijzen betreffende zaken die op het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I, onderdelen R tot en met W, nog niet zijn
afgedaan, worden overgedragen aan het Centraal Bureau
Rijvaardigheidsbewijzen voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet
1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

ARTIKEL XII

1. In wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij de Stichting
Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen is betrokken, treedt met ingang
van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen R tot en
met W, het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen in de plaats van de
Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.

2. In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I,
onderdelen R tot en met W, op grond van artikel 12 van de Wet Nationale
ombudsman aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen
of de Nationale ombudsman op grond van artikel 15 van die wet een
onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden toegerekend
aan de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, treedt het
Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen op dat tijdstip in de plaats van
de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.

ARTIKEL XIII

Bij de eerste samenstelling van de directie van het Centraal Bureau
Rijvaardigheidsbewijzen wordt bij de benoeming rekening gehouden met de
periode van benoeming in de directie van de Stichting Centraal Bureau
Rijvaardigheidsbewijzen.    

ARTIKEL XIV

1. Bij de eerste samenstelling van de raad van toezicht van het Centraal
Bureau Rijvaardigheidsbewijzen wordt bij de benoeming rekening gehouden
met de periode van benoeming in de raad van toezicht van de Stichting
Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.

2. Bij de eerste samenstelling van de raad van toezicht van het Centraal
Bureau Rijvaardigheidsbewijzen benoemt Onze Minister van Infrastructuur
en Milieu, in tegenstelling tot het bepaalde in artikel 4ah, derde lid,
Wegenverkeerswet 1994, de voorzitter van de raad van toezicht, zonder
dat hij de raad hoort. 

ARTIKEL XV

	Indien artikel I, onderdeel C, van de wet van 26 januari 2012 tot
wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht
motorrijtuigen 1993 in verband met de implementatie van de derde
rijbewijsrichtlijn (Stb. 2012, 39) eerder in werking is getreden of
treedt dan artikel I, onderdeel R, artikel 4aa, van deze wet, dan wordt
artikel I, onderdeel R, artikel 4aa, van deze wet als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

	2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

	3. Bij de toepassing van de taken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
a, neemt het CBR de bij ministeriële regeling aangewezen richtlijn of
de aangewezen onderdelen daarvan, in acht.

ARTIKEL XVI

	Indien artikel I, onderdeel R, van deze wet eerder tot wet wordt
verheven en in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel C,
van de wet van 26 januari 2012 tot wijziging van de Wegenverkeerswet
1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in verband met de
implementatie van de derde rijbewijsrichtlijn (Stb. 2012, 39), dan wordt
artikel 4aa van de Wegenverkeerswet 1994 als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

	2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

	3. Bij de toepassing van de taken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
a, neemt het CBR de bij ministeriële regeling aangewezen richtlijn of
de aangewezen onderdelen daarvan, in acht.

ARTIKEL XVII

	Na de inwerkingtreding van deze wet berust de Regeling eisen
examinatoren (Stcrt. 2012, 6444) mede op artikel 4aa, derde lid, van de
Wegenverkeerswet 1994.

ARTIKEL XVIII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XIX

Deze wet wordt aangehaald als: Aanpassingswet zbo’s IenM aan de
Kaderwet zbo’s.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1